7

'De bus rijdt,' zei de stem in Cinta's oor, haar iets toevertrouwend wat ze met eigen ogen kon zien. Ze zag de bus door de bocht komen en naar het plein rijden, terwijl hij langzaam vaart meerderde.

De meeste passagiers in de bus waren slechts zeer realistische poppen, waarvan sommige waren geprogrammeerd om te kreunen, te gillen en wat te kronkelen of zelfs bloed te spuwen. De vier of vijf echte mensen die aan boord waren, zaten in zo goed mogelijk beschermde stoelen, en waren voorzien van blazen vol met namaakbloed, die op bevel zouden openscheuren en vreselijk uitziende verwondingen zouden tonen die een compliment voor het kunnen van de make-up-kunstenaars waard waren. Nu zaten de namaakverwondingen nog verborgen onder pruiken en kleding, die kon worden weggetrokken. Zodra de bus verongelukte, zou dit alles worden onthuld.

Goed werk, alles bij elkaar, en vooral gezien de haast waarmee alles had moeten gebeuren. Het was nooit gelukt wanneer het Bureau Inlichtingen van de BBD niet de meeste spullen klaar had liggen en mensen beschikbaar had. Er lagen heel interessante dingen in de opslagloodsen van het hoofdkwartier.

Cinta zette de magnikijker voor haar ogen om te zien of ze Lentrall kon vinden. Nog steeds niet. Ze zag alleen een menigte mensen die naar het dak stond te kijken en wachtte tot de luchtwagens naar beneden zouden worden gebracht.

Het deed er niet toe, want de teams in de hal en op het plein volgden hem. Plotseling zag ze beweging op het plein. Ze zoomde in en vloekte, terwijl tegelijk haar hoofdtelefoon tot leven kwam en haar opnieuw dingen vertelde die ze al wist.

'Lentralls robot heeft hem opgepakt en schermt hem af!'

Cinta zag hoe de robot Lentrall onder een bank duwde en de opening met zijn lichaam afsloot. Hij was gewaarschuwd. Iemand bij de CIP was heel slim geweest en heel, heel snel. En als ze een waarschuwing hadden kunnen sturen, was het vrijwel zeker dat er ook hulp onderweg was. Het was al moeilijk genoeg om Lentrall te ontvoeren zonder dat het er wemelde van de CIP-agenten. Ze keek naar de CIP-luchtwagen die rond de toren cirkelde. Ze had gehoopt dat de situatie daar boven afleiding genoeg zou vormen, maar kennelijk deden ze alleen maar alsof ze zich erdoor lieten misleiden.

'Geef bevel de actie te staken!' zei ze. 'Stop ermee! Houdt de bus tegen en stuur iedereen naar huis. Nu meteen!'

'Het is te laat, mevrouw,' zei de wacht. 'Alle teams zijn al gestart. De arrestatiewagen is al onderweg.'

Cinta keek naar de lucht, maar ze zag de wagen nog niet. Ze keek weer naar de bus en zag dat die al te hard reed om nog tegen te kunnen worden gehouden. Nog enkele seconden, en het was zover.

Dan zou de hel losbreken, zelfs al had het geen enkele zin meer.

 

'Wat is er aan de hand?' vroeg Davlo Lentrall op eisende toon. 'Ik zie hier verdomme niets.'

'Goed,' antwoordde de robot Kaelor. 'Dan kan iemand anders u ook niet zien. Er gebeurt niets bijzonders.'

Plotseling hoorde Kaelor een claxon, gevolgd door het gillende geluid van de remmen van een grote grondwagen. Hij keek in de richting van het geluid, naar de kant van het plein waar de Auroraboulevard lag, en zag een grote grondbus die veel te hard reed. Hij zou de bocht nooit halen. Elk mens aan boord, evenals een heleboel mensen op het plein, verkeerde in gevaar. Kaelor voelde de dwingende Eerste Wet aan hem trekken en wilde naar de bus rennen om hulp te bieden, maar de eis van de Tweede Wet, dat hij zijn meester tegen gevaar moest beschermen, was sterker. Al scheelde het weinig.

De andere robots op het plein hadden geen last van dergelijke conflicten. Sommige maakten een sprong om mensen voor de bus vandaan te trekken, terwijl andere zich naar de plek haastten waar de bus vermoedelijk tot stilstand zou komen, klaar om de slachtoffers zo snel mogelijk te redden. Drie robots stormden de straat op en wierpen zich pal voor de bus, ongetwijfeld in de hoop dat de klap tegen hun lichaam groot genoeg zou zijn om hem af te remmen. De bus vermorzelde ze een voor een en reed met onverminderde snelheid door. Hij raakte met een enorme vaart de stoep, maakte een sprong de lucht in en slipte wild alle kanten op, voordat hij met een enorme klap op zijn kant rolde en met een vreselijk kabaal van verwrongen ijzer een meter of twintig op zijn kant doorschoof, voordat hij tot stilstand kwam.

De eerste robot was al bij de bus vóór die helemaal tot stilstand was gekomen, en binnen enkele seconden verdween de bus geheel uit het zicht door de zwerm robots die was toegesneld om de mensen aan boord te redden. Twee robots trokken de resten van de voorruit weg en konden op die manier naar binnen komen. Vijf andere sloegen de zijruiten kapot en kropen de bus in.

Binnen enkele seconden was de chaos veranderd in een georganiseerde reddingsoperatie.

'Kaelor! Wat is dat in duivelsnaam voor kabaal? Wat is er aan de hand?'

Kaelor, een robot die was ontworpen, gebouwd en opgeleid om te assisteren bij de analyse van hypothetische rampen, gaf niet direct antwoord. Als bevroren lag hij stil, vastgenageld door een ingewikkeld conflict tussen de kracht van de Eerste Wet en de opgelegde dwang van de Tweede. Hij moest zijn meester natuurlijk tegen gevaar beschermen, maar het gevaar voor Davlo Lentrall was onbepaald en onzichtbaar, en wellicht hypothetisch, terwijl het gevaar voor de mensen recht voor hem echt, tastbaar en direct was. Maar het Tweede Wet-potentiaal van de situatie werd enorm versterkt door de dwingende kracht en de autoriteit van het bevel van commissaris Devray. Het feit dat er zo veel robots naar het busongeluk snelden, verzachte de aandrang van de Eerste Wet om de slachtoffers te hulp te komen, maar schakelde die niet geheel uit. De drang om te gaan helpen was groot.

'Kaelor, wat is er in duivelsnaam aan de hand?' vroeg Lentrall weer.

'Ik weet het niet precies,' zei hij. 'Er schijnt een ernstig en dramatisch busongeluk te zijn gebeurd.'

'Wat bedoel je met "schijnt"?' vroeg Lentrall.

'Er klopt iets niet,' antwoordde Kaelor. Hij dacht na. Het onbepaalde veiligheidsrisico op het dak, de waarschuwing voor het gevaar waarin zijn meester verkeerde en dit busongeluk - op zich allemaal zeer onwaarschijnlijke gebeurtenissen - hadden binnen enkele minuten plaatsgevonden, en met de snelheid van een kettingreactie. Jarenlang was er niemand geëvacueerd wegens een veiligheidsrisico, niemand had ooit in de stad de controle over een grondwagen verloren. En dat terwijl het cijfer van misdrijven waarbij geweld was gebruikt de afgelopen jaren was gestegen. Maar ook dat was op zich nog vrij laag en had meestal te maken met daden die als bende-activiteit of passiemoord werden beschouwd. Hier was duidelijk iets anders gaande. De kans dat drie van zulke onwaarschijnlijke gebeurtenissen zo dicht bij elkaar plaatsvonden, was bijna microscopisch klein.

Stel dat één daarvan niet was gebeurd? Stel dat hij, Kaelor, de waarschuwing niet had ontvangen? Dan zou hij ongetwijfeld daar bij de bus hebben gestaan om bij de redding te helpen, terwijl zijn meester alleen in de open lucht zou zijn achtergebleven, zonder zijn luchtwagen en de bescherming van het bewakingsteam op het dak, een omgeving waaruit de robots waren weggegaan. Precies de juiste situatie voor een poging tot ontvoering of gevangenname.

Robots zwermden uit over het wrak van de bus en bewogen zich met de vastberaden snelheid van driewetrobots met een krachtig Eerste Wet-potentiaal. In zo'n situatie stelden robots geen vragen en hielden ze zich alleen bezig met het reddingswerk. Inconsequenties en tegenspraken waren gewoon dingen die het reddingswerk zouden kunnen belemmeren, dingen die daarom moesten worden genegeerd en terzijde geschoven bij hun bezigheid om te voorkomen dat mensen iets overkwam. Het enige waaraan een robot kon denken, was aan het reddingswerk zelf.

Daarom zagen ze niet dat veel van de wrakstukken die ze uit de bus trokken de resten van levensechte poppen waren, en ook niet dat het kleine aantal echte mensen in leven en bij bewustzijn leek te zijn, zelfs kon lopen en praten, ondanks de kennelijk opgelopen verwondingen, die dodelijk hadden moeten zijn. Kaelor was niet zo verbaasd als hij had moeten zijn, toen de ernstige hoofdwond van een slachtoffer eraf viel en eronder een compleet, intact hoofd zichtbaar werd.

Een truc. Het was allemaal in scène gezet. Ze zaten achter zijn meester aan, achter Davlo Lentrall.

Op dat moment hoorde hij het geluid: het geluid van een luchtwagen die snel van grote hoogte omlaagdook. Hij keek op en zag de wagen, en begreep dat het nog niet voorbij was. Hij bereidde zich voor om zijn meester te verdedigen.

Al zou het misschien weinig nut hebben.

 

Justen Devray maakte met een ruk zijn blik los van de chaos van het busongeluk en zag de snel omlaag duikende arrestatiewagen. Hij zag hem op hetzelfde moment als Kaelor, maar hij kon niets doen. De robotpiloot van zijn luchtwagen zou hem natuurlijk tegenhouden als hij zou proberen de luchtwagen neer te schieten, maar Justen zou het er toch niet op hebben gewaagd, niet met een plein vol met onschuldige mensen eronder en zo dicht bij de Regeringstoren dat een onbestuurbaar geraakte wagen ertegenaan zou kunnen botsen.

Maar hij kon hem achtervolgen, of in elk geval zijn piloot opdragen dat te doen. 'Ga naar die luchtwagen en blijf er in de buurt,' droeg hij hem op.

Gervad gehoorzaamde meteen en liet Justens luchtwagen met een scherpe duik uit zijn omloopbaan kantelen. Plotseling vielen ze als een baksteen omlaag. Justens maag probeerde zich binnenstebuiten te keren en hij moest vechten om het gevoel te onderdrukken.

Ze zouden waarschijnlijk proberen om met die wagen Davlo Lentrall en hun mensen weg te halen. Als Justen kon voorkomen dat hij landde, of dat hij na de landing opsteeg, zou het spel zijn afgelopen. Maar waar bleef in duivelsnaam het noodteam?

Hij drukte op een statusdisplay en kreeg het antwoord: het team zou over negentig seconden ter plekke zijn. Maar over negentig seconden zou het waarschijnlijk te laat zijn.

Justen dacht snel na. Eén ding was duidelijk. Dit was geen moordaanslag. Het plan was met te veel zorg uitgewerkt, te ingewikkeld. Ze hadden Lentrall met gemak kunnen doden, als dat hun bedoeling was geweest. Als zijn tegenstanders - wie het ook mochten zijn - in staat waren om ervoor te zorgen dat er als afleidingsmanoeuvre op de Regeringstoren met chemicaliën werd geknoeid en ze bussen konden laten verongelukken, zouden ze ook een schutter met een telescoopploffer of een kogelgeweer kunnen laten aanrukken. Op die manier hadden ze Lentrall kunnen ombrengen. Zelfs nu, nu Lentrall gebarricadeerd lag onder een stenen bank, beschermd door zijn robot, zou een goed gericht schot met een mortier hem om het leven kunnen brengen. Tref Lentralls robot pal in de borst, en de kracht van de explosie zou zo groot zijn dat het lichaam naar achteren zou worden gesmeten en Lentrall zou worden vermorzeld.

Het was dus een poging tot ontvoering. Maar misschien hadden ze de opdracht Lentrall te vermoorden als ze hem niet in handen konden krijgen.

Justen Devray had er nog geen idee van waarmee Lentrall zich bezighield en waarom hij zo belangrijk was. Op dit moment deed dat er allemaal niet toe. Lentrall was gewoon belangrijk. Belangrijk genoeg voor de gouverneur om hem te ontvangen, voor de Blijvers en IJzerkoppen om hem te bespioneren, voor Kresh om een volledige bewakingseenheid met hem mee te sturen en zo belangrijk dat deze chaos speciaal voor hem was bedacht. Hij wist genoeg. Hij moest Lentrall beschermen.

'Noodlanding!' zei hij tegen Gervad. 'Zet ons zo dicht mogelijk bij de achterkant van de stenen bank neer waaronder Lentrall ligt.'

Zijn luchtwagen schokte weer, maar nu minder hard, omdat hun nieuwe koers vrij dicht bij de oude lag. Maar hij lag ook heel dicht bij de koers van de arrestatiewagen. Justens luchtwagen passeerde hem rakelings, dicht genoeg om naar binnen te kunnen kijken.

En hij zag dat de arrestatiewagen een klein voordeel had: er zat een menselijke piloot in, die risico's kon en zou nemen, iets wat een robotpiloot nooit zou kunnen doen.

En dat was nu precies wat er gebeurde: de menselijke piloot meerderde nog meer vaart, terwijl ze vielen, en dook onder Justens luchtwagen door. De menselijke piloot wist duidelijk dat de Eerste Wet de robotpiloot ervan zou weerhouden die duik na te doen en hij dus zou moeten inhouden, om te voorkomen dat ze in de lucht zouden botsen.

En dat gebeurde natuurlijk. Gervad schakelde de luchtremmen in hun hoogste vermogen in, waarna de arrestatiewagen onder de neus van Justens luchtwagen uit het zicht verdween. Die zou er als eerste zijn.

En dat was net wat Justen nodig had. 'Ik neem de besturing over!' riep hij, waarna hij zijn stoelriem losmaakte en in de stoel van de copiloot stapte.

'Meneer, de gevaren daarvan...'

'Zijn minimaal vergeleken bij het gevaar dat die luchtwagen voor mensen vormt,' zei Justen terwijl hij zich insnoerde. 'De tijd tussen het moment dat ik een bevel geef en jij het uitvoert, is te lang. Ik beveel je mij dit toestel te laten vliegen.' Hopelijk was dat genoeg om Gervads verzet, dat door de Eerste Wet werd veroorzaakt, te breken. Justen zette de knop om die de besturing naar zijn console overzette en schakelde de luchtremmen uit. Gervad deed geen poging hem tegen te houden. Nou, dat was tenminste één overwinning. De luchtwagen begon weer sneller te vallen.

Justen keek gespannen door het kijkscherm naar buiten of de arrestatiewagen onder hen weer in het zicht kwam. Toen hij hem in beeld kreeg, stond de wagen op het punt te landen, maar met nog zoveel vaart, dat de landing meer weghad van beheerst neerstorten.

En op dat moment kreeg Justen een voorbeeld van het nadeel van een menselijke piloot. Mensen konden risico's nemen, ja, maar soms liep het dan ook mis. De arrestatiewagen remde duidelijk zo hard hij kon, maar het was net zo duidelijk, dat dat niet genoeg was. De grond onder hem kwam snel omhoog, te snel.

De arrestatiewagen landde tien meter bij Lentralls bank vandaan, met een klap die zelfs in Justens luchtwagen te horen was. De wagen maakte een enorme smak, zakte helemaal door de schokbrekers in zijn landingspoten heen, om daarna weer ruim vijftien meter schuin de lucht in te schieten, met zijn rechterzijkant zo ver omhoog, dat het onvermijdelijk leek dat het voertuig zou kantelen en op zijn kant terug op de grond zou vallen.

Op de een of andere manier lukte het de piloot om het toestel weer onder controle te krijgen en het recht in de lucht te houden. De arrestatiewagen bleef enkele tellen stilhangen, net lang genoeg voor Justen om langs de arrestatiewagen te schieten en zelf een harde, maar aanvaardbare landing te maken, zo dicht bij Lentralls bank, dat hij hem bijna met zijn achterste landingspoot raakte.

Justen klapte de klep voor een zelden gebruikt onderdeel van het besturingspaneel weg en trok een rode hendel omhoog, waarmee hij een draaibare ploffer boven op de luchtwagen naar buiten bracht. Justen activeerde het richtsysteem, dat zich, net op het moment dat de piloot van de arrestatiewagen veilig, zij het niet al te netjes landde, op de arrestatiewagen koppelde. De achterste rechterlandingspoot leek iets verbogen te zijn.

'Meneer, ik kan niet toestaan dat u op een voertuig schiet waarin zich mensen bevinden.'

'Ik schiet niet!' zei Justen. Tenzij ik niet anders kan, dacht hij bij zichzelf. 'En als je goed kijkt, zie je dat ik op hun aandrijving richt, niet op de cabine. Ik wil hen alleen intimideren, hen laten weten dat we het menen. Ik beloof je dat ik niet zal schieten.' Een belofte aan een robot breken maakte weinig uit, als het erop aankwam.

'Maar meneer...'

'Stil!' Soms wogen de voordelen van robotarbeid niet op tegen de inspanningen die het kostte om een robot zover te krijgen dat hij meewerkte.

Niet dat er op het moment tijd was om je over zulke dingen druk te maken. De arrestatiewagen had het nog niet helemaal opgegeven. Justen zag de piloot - een vrouw met een hard gezicht - en de verbazing in haar ogen, toen ze de draaibare ploffer zag die op haar voertuig was gericht. Maar de verrassing weerhield haar er niet van snel te reageren. Ze liet haar eigen dakgeschut naar buiten komen en richtte die op de voorruit van Justens luchtwagen, pal op zijn hoofd. Hij keek recht in de loop van een uiterst krachtig uitziende ploffer.

Plotseling was het afgelopen. Plotseling gebeurde er niets meer en werd het stil. Hij durfde geen vin meer te verroeren, bang dat het hem het leven zou kosten. Justen dacht niet dat hij ooit iets groters dan die ploffer had gezien en ooit iets had gehoord dat harder klonk dan het kloppen van zijn eigen hart. Maar angst kon dodelijk zijn. Hij moest rustig blijven, helder, zijn gedachten erbij houden. Hij liet zijn blik van de loop van het wapen naar het gezicht van de piloot gaan, en kon de bereidheid daadwerkelijk te schieten uit haar ogen aflezen.

Justen hoorde beweging links van hem. 'Beweeg je niet!' zei hij tegen Gervad, zonder zijn hoofd te draaien of een andere kant op te kijken. De robot stond natuurlijk op het punt om zijn lichaam tussen dat van Justen en het wapen in te schuiven. 'Dat ding brandt binnen een halve milliseconde door jou en mij heen, en als je mijn uitzicht blokkeert, waagt ze misschien een poging om te schieten, omdat ze denkt dat ik niet genoeg kan zien om terug te schieten.'

'Maar meneer!'

Justen klemde woedend zijn kaken op elkaar. 'Stil!' zei hij. 'Alles wat je doet kan het gevaar voor mij vergroten.' Dat was precies het soort opmerking dat je niet tegen een robot moest maken, omdat de kans dan aanzienlijk was dat je grote schade aanrichtte, doordat je een ernstig conflict tussen de Eerste en Tweede Wet teweegbracht. Maar op dat moment maakte Justen zich net iets meer zorgen over zijn eigen welzijn dan over dat van zijn robot.

'Maar... als... Ik moet...'

'Stil!' zei Justen, die nog steeds oogcontact had met de piloot van de arrestatiewagen. De volgende stap was aan haar. Daar bestond geen twijfel over. Ze kon die ploffer afvuren en Justen doden, of iemand met een handploffer naar buiten sturen om Lentrall te doden. Ze zouden misschien zelfs kunnen proberen het ontvoeringsplan verder uit te voeren. Schiet Lentralls robot gewoon kapot, trek hem opzij en sleep Lentrall naar buiten. Ze kon een heleboel doen, zolang ze dat wapen op Justen gericht hield. En het enige wat hij kon doen, was oogcontact met haar houden, haar in de gaten houden om te bepalen wat ze nu zou doen.

Maar op dat moment was zij het die het oogcontact met Justen verbrak en naar haar eigen bedieningspaneel keek. Justen zag haar lippen bewegen en hij las de woorden 'komen eraan'. Mooi zo. Heel mooi. Dat moest het noodteam van de CIP zijn, dat eindelijk kwam.

Justen zag dat de piloot naar het wrak van de bus keek en hij waagde zelf ook een blik die kant op. Zelfs al had hij vermoed dat het busongeluk geënsceneerd was, het was toch vreemd te zien dat de meeste van de zogenaamde slachtoffers levensechte poppen waren, en dat de anderen hun verwondingen los stonden te trekken en naar de arrestatiewagen renden. Natuurlijk. Ze moesten hun mensen uit deze wanorde halen. Niet alleen uit loyaliteit, maar ook om te voorkomen dat ze werden gearresteerd en ondervraagd.

Maar zo verbaasd als Justen was, de robots die hadden geprobeerd de slachtoffers van het ongeluk te verzorgen, waren nog verbaasder. Het was of het hun allemaal tegelijk duidelijk werd dat er geen slachtoffers waren. En het was meteen duidelijk dat ze geen van alle wisten wat ze nu moesten doen.

De mensen op het plein waren slechts licht geschrokken, maar toen de robots die hen bij de denkbeeldige gevaren hadden weggetrokken hen loslieten, begon een aantal achter de menselijke 'slachtoffers' van het busongeluk aan te rennen, waarbij ze naar de robots riepen hetzelfde te doen.

Justen Devray kon niets doen om de achtervolgers te helpen, niet zolang er een plofferkanon op zijn hoofd stond gericht.

 

Cinta Melloy zag haar operatie volkomen mislukken. Alle kans op succes was verkeken. Dankzij Lentralls robot en die commandowagen van de CIP was hun plan geheel in duigen gevallen. Er was nu niets meer aan te doen. De CIP kon elk moment versterking krijgen. Het enige wat ze nog kon doen, was ervoor zorgen dat ze haar mensen hier weg kreeg, voordat de Infernalen iemand in handen kregen en de psychosonde op hem kon gebruiken. Dat mocht niet gebeuren.

Cinta had nog maar één troefkaart. Een die ze liever helemaal niet wilde uitspelen. De pyrotechnici konden haar verzekeren wat ze wilden, dat er niets mis kon gaan, maar nadat al het andere vandaag was misgelopen, was ze niet in de stemming om nog iemand te geloven.

Ze had weinig keus. Het enige waarover ze nog kon beslissen was het moment waarop. Wanneer zou haar laatste afleidingsmanoeuvre haar tegenstanders het meest in verwarring brengen?

Cinta bekeek de chaos op het plein en zag dat de robots en de Infernalen zich begonnen te herstellen. Toen nam ze een besluit.

Dit was het moment.

Ze drukte de knop in die ze eigenlijk niet had willen indrukken.

 

De hemel lichtte met een donderklap op, toen het vat met schoonmaakvloeistof werd opgeblazen. Er steeg een vuurbol op, boven het dak van de Regeringstoren uit, die de robots omhulde die de luchttruck hadden omsingeld om de mensen op afstand te houden. Scherven en splinters van de explosie vlogen alle kanten op en ketsten overal op af.

De schokgolf spreidde zich van de bovenkant van de toren uit en deed de luchtwagens van het noodteam van de CIP stuurloos rondtollen alsof een reuzenhand naar de wagens had uitgehaald en ze alle kanten op had gesmeten, terwijl de piloten vochten om ze weer onder controle te krijgen.

Beneden op het plein vergaten de robots meteen hun achtervolging van de zogenaamde gewonden. Er vielen brokstukken naar beneden waardoor nu onmiddellijk gevaar voor de mensen dreigde.

Elke robot dook naar de dichtstbijzijnde mens en wikkelde zichzelf helemaal om hem heen. Maar nu de robots zichzelf als schild opwierpen en de mensen door die schilden werden beschermd, of ze het wilden of niet, er was niemand meer om de vluchtende leden van het ontvoeringsteam te achtervolgen. De deur van de arrestatiewagen zwaaide open en het team uit de verongelukte bus kroop snel aan boord.

De piloot controleerde haar instrumenten en keek toen Justen weer aan. Dit was het moment. Als ze hem zou doden om hun aftocht te dekken en te voorkomen dat hij hen zou achtervolgen, was dit het moment om het te doen.

Justens ogen sperden zich open en hij slikte moeizaam. Hij vroeg zich af waarom Lentrall zo belangrijk was. Het zou leuk zijn om te weten waarvoor je stierf.

Het was duidelijk dat de piloot het allemaal uit zijn ogen kon aflezen. Justen zette zich schrap in afwachting van het einde, maar dat kwam niet. De piloot van de arrestatiewagen schudde van nee. Eén keer, luid en duidelijk. Ik ga je niet doodschieten, zei ze tegen hem, net zo duidelijk als wanneer ze het hardop zou hebben gezegd.

Haar plofferkanon draaide van zijn hoofd weg, omlaag naar de onderkant van Justens luchtwagen. Het vuurde twee keer, blies een landingspoot weg en sneed dwars door het koppelstuk van de energiekern. Zijn wagen kantelde en viel op zijn zij, terwijl de arrestatiewagen opsteeg en in volle vaart naar de rand van de stad vloog. Niemand kon hen achtervolgen.

Gervad werkte Justen al uit de kapotte luchtwagen, bijna voordat die geheel op zijn kant lag. Het Eerste Wet-potentiaal van de robot werd door de calamiteiten die hij gedwongen had moeten aanzien, tot nieuwe hoogten opgezweept. Justen spartelde niet tegen. Hij wilde niet langer in een wagen met een onstabiel aandrijfsysteem blijven dan beslist noodzakelijk was.

Wankelend liep Justen het plein op. Hij keek achter zijn luchtwagen en zag een jong uitziende man - zijn keurige, zakelijke kleding volkomen aan flarden - onder de stenen bank vandaan kruipen. Zijn robot hielp hem overeind. Lentrall. Davlo Lentrall. De man die het middelpunt van deze waanzin was. De man voor wie ze waren gekomen. Wie 'zij' ook waren. Al wat Justen met zekerheid over hen wist, was dat ze een enorme rotzooi hadden achtergelaten.

Justen draaide zich om en zag de arrestatiewagen in de verte wegvliegen. Ze waren ontsnapt. Maar ze hadden niet gekregen waarvoor ze voor gekomen waren.

Dat was tenminste een schrale troost.

Geen echte troost.