12

Davlo Lentrall deed zijn ogen met een ruk open. Hij ging rechtop in bed zitten. Binnen een fractie van een seconde was hij van diep in slaap klaarwakker en alert. Hij wist het. Hij wist het! Maar hij zou voorzichtig te werk moeten gaan. Heel voorzichtig want anders zou het misgaan en zou alles verloren zijn. Hij dwong zichzelf erover na te denken en alle logische consequenties in zijn hoofd uit te werken. Hij zou maar één kans krijgen om het te doen, en het was duidelijk dat die zeer klein was. Hij zou voorzichtig moeten handelen en zo normaal mogelijk doen. Davlo wist dat hij zijn slachtoffer op geen enkele manier achterdochtig mocht maken

Nou, als hij normaal moest doen, kon hij maar beter meteen beginnen. Hij drukte op de knop naast zijn bed en binnen enkele tellen kwam Kaelor binnen. 'Goedemorgen,' zei de robot. 'Ik hoop dat u goed hebt geslapen.'

'Heel goed, ja,' zei Davlo op een naar hij hoopte luchtige, ontspannen toon. 'Dat had ik na gisteren wel nodig.'

'Het was me het dagje wel,' zei Kaelor met de voor hem bekende, cynische toon in zijn stem.

'Het was voor jou ook geen gemakkelijke dag,' zei Davlo. 'En ik heb je nog niet kunnen bedanken voor wat je hebt gedaan.'

'Het was mijn taak, meneer, zoals u heel goed weet.'

'Ja,' zei Davlo, 'maar toch wil ik je zeggen dat ik het waardeer.' Hij stapte uit bed, terwijl Kaelor zijn ochtendjas en sloffen uit de kast haalde. Davlo liet de ochtendjas over zijn schouders glijden en knoopte de band losjes om zijn lichaam, waarna hij zijn sloffen aantrok. Hij gaapte uitgebreid en liep de slaapkamer uit, gevolgd door Kaelor, die de deur achter hen dichtdeed.

Davlo had lang geleden besloten dat het ontbijt een maaltijd was die je het beste in de meest ontspannen omgeving en op de meest ontspannen manier kon nuttigen. Daarom baadde hij zich niet eerst en kleedde hij zich niet voor het ontbijt aan, zoals de gewoonte was in de meeste huishoudens op Inferno, maar hij at in pyjama en ochtendjas. Volgens diezelfde regels was zijn ontbijtkamer groot, koel en schaduwrijk, en stond de tafel voor een groot raam dat uitkeek op een keurig onderhouden tuin. Er waren twee robots bezig struiken te snoeien en een derde zat op zijn knieën bij een van de bloembedden, waar hij iets onbepaalds deed. Meestal genoot Davlo er 's ochtends van de tuinrobots bezig te zien en keek hij wat er verder nog moest gebeuren, maar vandaag sloeg hij nauwelijks acht op de bezigheden buiten.

Toen schoot het hem te binnen dat het van het grootste belang was zich normaal te gedragen en te doen wat hij anders ook zou doen. Hij nam plaats op zijn vaste stoel voor het raam en keek aandachtig naar de robots die de heg aan het knippen waren. 'Zorg ervoor dat de tuinrobots goed op stormschade letten en de rommel opruimen,' zei Davlo. 'Het heeft vannacht gegoten van de regen.'

'Inderdaad,' zei Kaelor, terwijl hij het blad op tafel zette en het ontbijt voor zijn meester opdiende. 'Ik heb de buitenstaf al opgedragen erop te letten.'

'Mooi zo,' zei Davlo, en hij gaapte. 'Hmmm. Ik ben nog steeds slaperig. Ik lust wel een extra kop thee om vandaag wakker te worden,' zei hij. Zou hij het echt klaarspelen om in actie te komen tegen de robot die gisteren zijn leven had gered? Hij dacht aan de vorige dag en de manier waarop hij in het aangezicht van gevaar was ingestort. Hij schudde zijn hoofd. Nee. Niet vandaag. Hij zou de wereld laten zien dat hij wel degelijk tot resoluut handelen in staat was. Hij stond op het punt zichzelf te feliciteren met zijn hervonden moed, toen hij besefte dat het weinig risico met zich meebracht om een driewetrobot aan te vallen.

'Ik zal uw thee meteen halen, meneer,' zei Kaelor. 'Als u dat tenminste echt wilt.'

'Wacht nog maar even,' zei Davlo. Verbeeldde hij het zich, of was Kaelor alerter dan anders, overdreven bezorgd? Voor de gemiddelde robot zou zijn gedrag vandaag op het randje van het brutale zijn, maar voor Kaelor was het gewoon vriendelijk en luchtig doen.

'Goed,' zei Kaelor op een toon die duidelijk maakte hoe hij over Davlo's besluiteloosheid dacht. Hoe vreemd het ook was, Davlo voelde zich er beter door. Kaelor was tenslotte altijd tamelijk bot. Of deed Kaelor alleen maar alsof hij zich normaal gedroeg, net als Davlo? Hij durfde het niet te vragen. Hij kon beter zijn ontbijt opeten en het juiste moment afwachten. Hij begon aan zijn maaltijd en deed zijn best op te letten wat hij at. Davlo Lentrall was tenslotte een man die altijd van zijn eten genoot.

Zijn kans kwam toen Kaelor de laatste ontbijtborden opruimde en Davlo zijn stoel achteruit schoof. Weifelend tussen de noodzaak op zijn hoede te blijven en toch kalm over te komen, miste Davlo bijna zijn kans. Maar toen Kaelor zich over de tafel heen boog om het laatste glas te pakken, net toen Davlo opstond, moest de robot zijn meester zijn rug toedraaien.

Het gulden ogenblik lag open voor Davlo en hij kwam soepel en doelgericht in actie. Hij klapte het deurtje op Kaelors rug open, waaronder de hoofdschakelaar van de robot zat. Kaelor reageerde meteen door zich om te draaien toen Davlo de schakelaar omzette.

Nu zijn stroom was uitgeschakeld, viel Kaelor als een blok, omdat hij scheef over de tafel geleund stond. Hij liet de borden die hij in zijn hand had vallen en kwam met een klap op de houten tafel neer, zo hard dat die in tweeën brak. Davlo deed snel een paar stappen achteruit en haatte wat hij zojuist met de robot had gedaan, een denkend wezen dat de vorige dag zijn leven had gered. Maar het was nodig. Absoluut noodzakelijk. Hij voelde zich allesbehalve heldhaftig.

Hij liep bij de in elkaar gezakte robot en de resten van de kapotte tafel vandaan en ging naar het commcentrum. Er was een kans, een kleine kans, dat hij de kennis die hij nodig had naar boven zou kunnen halen. De kennis die Inferno misschien zou redden. Heel misschien had hij de wereld gered door een robot uit te schakelen. Maar daar kon hij nu niet bij stilstaan. Hij moest Fredda Leving bellen.

Als iemand de informatie uit Kaelor kon krijgen, was zij het wel.

 

Fredda Leving keek toe hoe haar vier onderhoudsrobots het draagbare robot-onderhoudsframe uitpakten en midden in Davlo Lentralls woonkamer in elkaar zetten. Toen dat was gebeurd, hingen ze Kaelors nog steeds onbeweeglijke lichaam in het frame op en bonden het stevig met riemen vast.

Het onderhoudsframe stond zelf op een ingewikkeld systeem van drie roterende beugels, die haaks op elkaar stonden, zodat het frame alle kanten op kon worden gemanoeuvreerd, zoals je het maar hebben wilde. Een robot die in het frame hing, kon in elke positie worden gedraaid, zodat de robottechnicus zijn werk kon doen. Toen de onderhoudsrobots Kaelor in het frame hadden gehangen, deed Fredda een stap naar voren en ging aan de slag. Niet dat ze veel hoop op succes had, maar er stond veel op het spel, en ze moest het in elk geval proberen.

Ze draaide Kaelors lichaam om tot hij met zijn gezicht omlaag lag en met zijn levenloze ogen naar de vloer staarde. Onder aan zijn nek bevond zich Kaelors standaarddiagnose-aansluiting, die ze met haar controlemeter verbond. Ze schakelde van de ene instelling naar de andere, terwijl ze het display van de meter in de gaten hield. 'Alles klopt,' zei ze. 'De standaarddiagnoses geven aan dat zijn basiscircuits allemaal normaal functioneren, maar dat wisten we al.'

'Kunt u zijn geheugensysteem via die aansluiting uitlezen?' vroeg Davlo, die iets dichterbij kwam dan Fredda prettig vond. Hij was zenuwachtig, gejaagd, en zijn gezicht was mager en bleek. Voortdurend wreef hij zijn handen over elkaar.

'Ik ben bang van niet,' zei Fredda, die een koele, professionele toon in haar stem probeerde te houden. 'Zo eenvoudig is dat niet. Hiermee kan ik alleen de toestand van de basissystemen aflezen. Zelfs als hij is uitgeschakeld, er zijn nog allerlei circuits waardoorheen druppelladingen energie stromen, circuits die energie nodig hebben om de samenhang van het systeem te behouden. Hiermee kan ik alleen aflezen of er een zekering is doorgebrand en of zijn basissysteem stabiel is. Nu weet ik dat ik hem niet per ongeluk schade zal berokkenen als we verdergaan.' Of we al dan niet zullen besluiten hem opzettelijk schade toe te brengen, is een ander verhaal, dacht ze. Maar het had geen zin zoiets hardop te zeggen. Lentrall was er al erg genoeg aan toe.

Fredda liet de meter aangesloten en hing hem aan de zijkant van het onderhoudsframe. Ze ging iets dichterbij staan, stelde de positie van het frame iets bij en maakte de vier verzonken klemmen los die de achterkant van Kaelors hoofd vasthielden, en ze tilde vervolgens de dekplaat voorzichtig op. Ze bestudeerde de circuits en kabels die ze had blootgelegd en schudde haar hoofd. 'Nee,' zei ze. 'Daar was ik al bang voor. Ik heb deze opbouw eerder gezien.' Ze wees naar een zwarte bol zonder uitsteeksels, ongeveer twaalf centimeter in doorsnede. 'Zijn positronische brein zit in die verzegelde unit. De enige verbinding tussen het brein en de buitenwereld gaat via die gepantserde kabel, die aan de onderkant eruit komt, op de plaats waar bij een mens het ruggenmerg zou beginnen. En voordat u het vraagt: ik kan die kabel op geen enkele manier openmaken en aftappen. Binnenin zitten ongeveer vijfduizend microkabels, die elk ongeveer de doorsnede van een menselijke haar hebben. Ik zou meteen goed moeten raden welke twee ik moet hebben, omdat ik anders letterlijk zijn hersenen zou opblazen. Zijn hele brein is opzettelijk zodanig ontworpen dat niemand erbij kan.'

'Waarom?' vroeg Davlo Lentrall.

Fredda glimlachte bedroefd. 'Om de vertrouwelijke informatie in zijn hoofd te beschermen. Om te voorkomen dat mensen juist datgene doen wat wij nu proberen: informatie uit hem krijgen die hij anders niet zou prijsgeven.'

'Verdomme! Ik dacht dat we zo zijn geheugen zouden kunnen aftappen.'

'Bij sommige robots is dat mogelijk, al kost het vreselijk veel tijd,' zei Fredda terwijl ze de achterkant van Kaelors hoofd weer in orde bracht. 'Maar niet bij dit model.'

'We kunnen dus niets doen,' zei Lentrall. 'Ik bedoel, op het gebied van elektronica en geheugenuitlezing.' Hij sprak met een vertrokken en uitdrukkingsloos gezicht, en hij leek Fredda niet strak aan te willen kijken of een blik op Kaelor te willen werpen. Hij was het schoolvoorbeeld van iemand die al had besloten dat hij iets moest doen waarop hij niet trots zou zijn. En het schoolvoorbeeld van iemand die binnen niet al te lange tijd zou instorten.

'Weinig,' zei Fredda.

'We zullen dus met hem moeten praten, en we weten dat hij dat niet wil.'

Fredda wenste dat ze het met hem oneens kon zijn, maar ze wist wel beter. Kaelor zou al iets hebben gezegd, als hij had willen praten. 'Nee, hij wil niet,' zei ze. Ze dacht even na en pakte toen haar controlemeter. 'Er zijn twee dingen die ik kan doen: zijn hoofd-motoraandrijving uitschakelen, zodat hij alleen zijn hoofd en ogen kan bewegen en kan praten. Of zijn pseudo-kloksnelheid lager afstellen.'

'Waarom zijn aandrijving uitschakelen?' vroeg Davlo.

Zodat hij niet zijn eigen hoofd eraf rukt of zijn eigen brein kapotslaat om te voorkomen dat we te weten komen wat hij geheim wil houden, dacht Fredda, maar dat zei ze maar niet tegen Davlo. Gelukkig had ze snel een ander antwoord klaar. 'Om te voorkomen dat hij losbreekt en ontsnapt,' zei ze. 'Hij zal misschien liever proberen weg te komen in plaats van met ons te praten.'

Davlo knikte, iets te heftig, alsof hij wel beter wist. 'En die kloksnelheid?'vroeg hij.

'Daardoor zal hij trager gaan denken, waardoor zijn reactietijd trager wordt. Maar zelfs in de traagste stand werkt zijn brein nog sneller dan het onze. Hij blijft ten opzichte van ons in het voordeel; hij wordt er maar een klein beetje door vertraagd.'

Davlo knikte. 'Doe het,' zei hij. 'En laten we dan eens met hem gaan praten.'

'Goed,' zei Fredda, die probeerde opgewekt en efficiënt te klinken. Ze gebruikte de controlemeter om de juiste commando's naar Kaelors diagnosesysteem te sturen en hing de meter daarna terug aan het frame. Ze draaide het frame om tot Kaelor rechtop hing, zijn ogen recht naar voren gericht, zijn voeten een halve meter boven de grond bungelend. Hij staarde recht voor zich uit, zijn lichaam was onbeweeglijk en zijn ogen zagen niets. De kabel van de meter hing nog aan zijn nek en op het display van de meter waren getallen te zien die, de een na de ander, felrood oplichtten.

Toen ze Kaelor zo zag hangen, moest Fredda onvermijdelijk denken aan een oude afbeelding die ze ergens had gezien, van een gemarteld slachtoffer dat was vastgemaakt aan een soort frame of rek, dat wel iets leek op dat waarin Kaelor nu hing. Zo gaat dat, dacht ze. Bind ze vast, mishandel ze en probeer de informatie uit hen te persen voordat ze doodgaan. Een beknopte omschrijving van het beroep van beul. Ze had er nooit eerder bij stilgestaan dat dat ook voor een roboticus zou kunnen gelden. 'Jij zult dit net zo onplezierig vinden als ik,' zei ze, terwijl ze naar de robot keek. Ze wist niet zeker of ze het tegen Kaelor of tegen Davlo had.

Davlo keek Kaelor nu aan, en hij kon zijn ogen niet van hem afhouden. 'Gisteren pakte hij me op en duwde me onder een bank, waarna hij me met zijn lichaam beschermde. Hij waagde zijn leven voor mij. Hij herinnerde me er zelf aan dat hij daartoe werd gedwongen door de Drie Wetten, maar dat doet er niet toe. Hij waagde zijn leven voor mij. En nu zetten wij gewoon zijn leven op het spel.' Hij zweeg even, toen: 'Waarschijnlijk vermoorden we hem,' zei hij met een vlakke, kwade stem. 'We vermoorden hem omdat hij ons wil beschermen, ons allemaal, tegen mij.'

Fredda keek Davlo aan en richtte haar blik toen weer op Kaelor. 'Ik denk dat u het praten beter aan mij kunt overlaten,' zei ze.

Even dacht ze dat hij zou protesteren, erop zou aandringen dat een man dit soort werk zelf zou moeten doen. Maar hij haalde zijn schouders op en zuchtte gelaten. 'U bent de robotexpert,' zei hij, nog steeds recht in Kaelors levenloze ogen kijkend. 'U bent de robotpsycholoog.'

En soms wilde ik dat ik meer over de menselijke psychologie wist, dacht Fredda, terwijl ze Davlo Lentrall van opzij opnam. 'Voordat we beginnen,' zei ze, 'moet u iets weten. Het is me bekend dat u Kaelor naar uw eigen specificaties hebt laten bouwen. U wilde een Beperkte Eerste Wet-robot hebben, niet?'

'Inderdaad,' zei Lentrall, die met zijn gedachten overduidelijk ergens anders was.

'Nou, die hebt u niet gekregen,' zei Fredda. 'Althans niet zoals u die voor ogen had. En daardoor zit u nu in de val. Kaelor is gebouwd om onderscheid te kunnen maken tussen hypothetisch en theoretisch gevaar en de werkelijke wereld. Hoewel de meeste hoog-functionerende robots die op Inferno zijn gebouwd, in staat zijn onderscheid te maken tussen werkelijk en hypothetisch gevaar voor mensen, doen de meeste dat toch niet. In bepaald opzicht laten ze hun verbeelding de vrije loop en maken ze zich ongerust dat hypothetisch gevaar werkelijkheid zal worden, en het knaagt aan hen wat er in zo'n geval zou kunnen gebeuren, zodat ze de kwestie behandelen alsof die echt is, gewoon uit voorzorg om aan de Eerste Wet te kunnen voldoen. Kaelor is eigenlijk zonder veel verbeelding gebouwd, of wat bij een robot voor verbeelding doorgaat. Hij kan die sprong niet maken, hij kan zichzelf de vraag "wat als het hypothetische werkelijkheid wordt?" niet stellen.'

'Dat begrijp ik,' zei Davlo geërgerd.

'Maar ik denk niet dat u het volgende zult begrijpen,' zei Fredda op een koelere toon dan ze zelf voelde. 'Als bij een robot als Kaelor het hypothetische, het denkbeeldige, plotseling werkelijkheid wordt, als het bij zo'n robot begint te dagen dat hij aan een echt project heeft gewerkt, dat echte mensen in echt gevaar brengt... nou, dan zijn de gevolgen niet te overzien. Ik zou het vergelijken met het gevoel dat u zou krijgen wanneer u plotseling beseft dat, lang nadat het is gebeurd, zonder dat u het wist, iets eenvoudigs, iets onbelangrijks dat u hebt gedaan, de reden blijkt te zijn voor de dood van een nabij familielid. Stelt u zich eens voor hoe hard dat zal aankomen, en dan begrijpt u hoe Kaelor zich zal voelen.'

Davlo fronste zijn voorhoofd en knikte. 'Ik begrijp wat u bedoelt,' zei hij. 'En ik neem aan dat dat een verhoogde Eerste Wet-verplichting zou veroorzaken?'

'Precies,' zei Fredda. 'Ik denk dat Kaelor op het moment dat u hem uitschakelde, al in een geestestoestand verkeerde die een staat van overgevoeligheid voor de Eerste Wet veroorzaakte, wat hem uiterst alert maakt voor elk gevaar dat mensen zou kunnen worden aangedaan. Als hij zich nu plotseling realiseert dat hij, zonder het te weten, de Eerste Wet al heeft geschonden, zou dat het alleen maar erger maken. Wanneer we Kaelor weer aanzetten, zal hij meteen in die toestand terugvallen.'

'Bedoelt u dat hij paranoïde zal worden?' vroeg Davlo.

'Zo extreem zal het niet zijn,' zei Fredda. 'Hij zal heel behoedzaam zijn. En zo moeten wij ook te werk gaan. Dat hij zijn lichaam niet kan bewegen, betekent niet dat hij niet in staat kan zijn iets... onbezonnens te doen.'

Davlo knikte grimmig. 'Daar was ik al bang voor,' zei hij.

'Bent u zover?'

Hij gaf niet meteen antwoord. Hij wist zijn blik van Kaelor af te wenden, liep een paar keer heen en weer, wreef ietwat geërgerd met zijn hand in zijn nek, en bleef toen plotseling staan. 'Ja,' zei hij ten slotte, zijn blik op de verste hoek van de kamer gericht.

'Goed dan,' zei ze. Fredda haalde een geluidsrecorder uit haar gereedschapstas, deed hem aan en zette hem op de grond voor Kaelor. Als ze uit hem kregen wat ze weten wilden, had ze er in elk geval een opname van.

Ze liep naar de achterkant van het onderhoudsframe, deed het onderhoudsluik open en schakelde Kaelor weer in. Ze liep terug naar de voorkant van het frame en ging er op ongeveer anderhalve meter vanaf staan.

Kaelors ogen gloeiden even vaag op, voordat ze geheel tot leven kwamen. Zijn hoofd draaide heen en weer, toen hij de omgeving opnam. Hij keek omlaag naar zijn armen en benen, alsof hij wilde bevestigen wat hij ongetwijfeld al wist: dat hij zijn lichaam niet kon bewegen. Toen keek hij de kamer weer rond en zag Lentrall. 'Kennelijk bent u erachter gekomen,' zei Kaelor. 'Ik hoopte uit alle macht dat het er nooit van zou komen.'

'Het spijt me, Kaelor, maar ik...'

'Doctor Lentrall, laat u dit alstublieft aan mij over,' zei Fredda met een opzettelijk koele, scherpe en professioneel klinkende stem. Dit moest onpersoonlijk, onbevooroordeeld en bedaard worden aangepakt. Ze wendde zich tot Kaelor, die in het frame hing. Nee, noem het ding bij zijn juiste naam, zelfs al besefte ze nu pas wat die naam was. Het rekwerk, het rek van de martelaar. Daar hing hij, verlamd, ingesnoerd, vastgeprikt, een insect in de doos van een verzamelaar, met een plechtig, zelfs enigszins droevig klinkende stem en een uitdrukkingsloos gezicht. Er was geen teken van angst zichtbaar. Het leek of Kaelor ofwel te weinig verbeelding had, ofwel te veel moed.

Plotseling voelde ze zich misselijk, maar ze dwong zichzelf elk spoor daarvan uit haar stem en van haar gezicht te bannen. Ze hield zich voor dat ze Kaelor menselijke eigenschappen toebedeelde en hem karaktereigenschappen en emoties toeschreef, die hij gewoon niet bezat. Er was, praktisch gezien, geen verschil tussen de robot in dat rekwerk en een kapotte luchtwagen op een hydraulische lift in een werkplaats. Dit alles hield ze zich voor, en nog meer, maar ze geloofde er geen woord van. Ze dwong zich ertoe Kaelor koel en rustig aan te kijken. 'Kaelor, weet je wie ik ben?'vroeg ze.

'Ja, natuurlijk. U bent doctor Fredda Leving, de robotica.'

'Goed. Nou, ik zal je een opdracht geven. Je moet al mijn vragen zo bondig mogelijk beantwoorden. Geef me geen informatie waar ik niet om vraag. Beschouw elke vraag apart. De vragen zullen geen verband met elkaar hebben. Heb je dat begrepen?' vroeg ze.

'Zeker,' zei Kaelor.

'Goed.' Fredda hoopte, zonder veel vertrouwen, dat ze haar vragen in zulke kleine brokjes kon stellen, dat ze niet tegen de Eerste Wet zouden indruisen. De vragen hadden natuurlijk wel met elkaar te maken, daarover had ze domweg gelogen. Maar misschien klonk de leugen overtuigend genoeg om Kaelor te helpen dit te overleven. Ze wist in elk geval zeker dat er, wanneer ze die ene, grote vraag waarop ze een antwoord zochten recht op de man af zou stellen, een absolute ramp zou plaatsvinden. Ze durfde geen allesomvattende vragen te stellen. Ze kon alleen hopen dat Kaelor bereid was voldoende kleine stukjes van de puzzel prijs te geven.

Het probleem was dat Kaelor vast net zo goed wist wat ze deed als zijzelf. Hoe ver zou hij kunnen gaan tot de Eerste Wet de drang van de Tweede Wet om opdrachten uit te voeren, zou overheersen?

Er was nog een ding dat ze kon doen om Kaelor te helpen. Fredda had weinig hoop dat de Derde Wet, die omzette tot zelfbehoud, Kaelor zou helpen zichzelf in stand te houden, maar ze kon in elk geval haar best doen die wet te versterken. 'Het is ook van wezenlijk belang voor je dat je niet vergeet dat jij ook belangrijk bent. Doctor Lentrall heeft je nodig en hij wil heel graag dat je voor hem blijft werken. Zo is het toch, doctor?'

Lentrall keek op van het gat in de vloer waarnaar hij stond te staren, en keek vervolgens Fredda aan, vóór hij zijn blik op Kaelor richtte. 'Beslist,' zei hij. 'Ik heb je hard nodig, Kaelor.'

'Dank u wel dat u dat zegt,' zei Kaelor. Hij keek weer naar Fredda. 'Ik ben klaar voor uw vragen,' zei hij.

'Mooi zo,' zei Fredda. Het was misschien beter als ze de vragen zo veel mogelijk door elkaar stelde en er zo nu en dan een paar doorheen gooide die niets met het onderwerp te maken hadden. 'Je werkt voor doctor Lentrall, hè?' vroeg ze.

'Ja,' zei Kaelor.

'Hoe lang werk je al voor hem?'

'Een standaardjaar en tweeënveertig dagen.'

'Wat zijn de specificaties van je ingebouwde geheugensysteem?'

'Een continu bereikbare, onuitwisbare capaciteit van honderd standaardjaren voor alles wat ik heb gezien, gehoord en geleerd.'

'Hou je van je werk?'

'Nee,' zei Kaelor. 'Voor het grootste deel niet.'

Een ongebruikelijk antwoord voor een robot. Meestal deed een robot als hij de kans kreeg heel lyrisch over het werkplezier van elke taak die hij uitvoerde.

'Waarom hou je niet van je werk?'

'Doctor Lentrall is vaak kortaf en grof. Hij vraagt vaak mijn mening en verwerpt die dan. Bovendien heeft veel van mijn werk de afgelopen tijd betrekking gehad op simulaties van gebeurtenissen die de mensen in gevaar zouden kunnen brengen.'

O, o, dacht-Fredda. Die laatste vraag had ze beter niet kunnen stellen. Ze zou zijn besef dat er voor niemand gevaar dreigde, moeten versterken, en dan van onderwerp veranderen. En snel, voordat hij er verder over kon nadenken. De ruimte zij dank had ze zijn pseudo-kloksnelheid omlaaggebracht. 'Simulaties vormen geen werkelijk gevaar voor mensen,' zei ze. 'Ze zijn denkbeeldig en hebben niets met werkelijke gebeurtenissen te maken. Waarom heb je gisteren doctor Lentrall vastgepakt en onder een bank geduwd?'

'Ik kreeg een bericht over de hyperband dat hij in gevaar was. De Eerste Wet verplichtte me hem te beschermen, dus dat heb ik gedaan.'

'En daar heb je goed aan gedaan,' zei Fredda. Ze probeerde een punt te vinden waarop zijn Eerste Wet naar behoren had gewerkt. In het werkelijke leven, tijdens een niet-gesimuleerde situatie, een ogenblik waarop hij het juiste had gedaan. 'Wat is de status van je verschillende systemen, samengevat?'

'Mijn positronische brein functioneert binnen de nominale parameters, al bevindt het zich dicht bij de acceptabele grens van een Eerste Wet- Tweede Wet-conflict. Alle visuele audiosensoren en communicatiesystemen functioneren naar behoeven. Alle verwerkings-en geheugensystemen functioneren naar behoeven. Een Leving Labs model 2312 Robot Controlemeter is op dit moment met mij verbonden en controleert permanent de standaardwaarden. Alle beweging en gevoel onder mijn nek, evenals mijn hyperbandcommunicatie, zijn door de meter afgesneden en ik ben niet in staat tot bewegen of handelen, op praten, zien, denken en het bewegen van mijn hoofd na.'

'Heb je altijd naar behoren gefunctioneerd, op de op dit moment uitgeschakelde functies, opzettelijke deactiveringen en normale onderhoudsbeurten na?'

'Ja,' zei Kaelor. 'Ik herinner me alles.'

Fredda hield zich in om niet hardop te vloeken en dwong zich professioneel op te stellen. Hij had haar opdracht genegeerd om niet vrijwillig extra informatie te geven, en wel juist met betrekking tot dat ene terrein dat hen interesseerde. Alleen een krachtige drang van de Eerste Wet kon dat hebben veroorzaakt. Hij wist precies waar ze op uit waren, en hij vertelde hun, zo goed hij kon, gezien de beperkingen de ze hem had opgelegd, dat hij over de informatie beschikte.

Wat betekende, dat hij die niet zou geven. Ze hadden verloren. Fredda besloot haar extreem voorzichtige benadering te vergeten en snel over te gaan op het onderwerp waar alles om draaide.

'Herinner je je de simulaties die Davlo Lentrall heeft uitgevoerd, en de gegevens waarop ze waren gebaseerd?'

'Ja,' zei Kaelor weer. 'Ik herinner me alles.'

Een hele serie vragen die ze niet durfde te stellen schoot door haar hoofd, evenals de antwoorden die ze vreesde van Kaelor te zullen krijgen. Als een schaker die een schaakmat acht zetten van tevoren zag aankomen, wist ze bijna woord voor woord hoe de vragen en antwoorden zouden luiden.

V: Als je je alles herinnert, beschik je dan nog over de getallen en informatie waarmee je in contact bent gekomen in verband met je werk met doctor Lentrall? Waarom kwam je gisteravond, toen doctor Lentrall ontdekte dat zijn bestanden allemaal weg waren, niet in actie om te proberen hem zo veel mogelijk van de verloren gegevens terug te geven? Zijn werk en carrière worden geschaad als die gegevens voor altijd verloren blijken te zijn.

A: Als ik dat zou doen, zou ik doctor Lentrall eraan herinneren dat ik getuige was van zijn simulaties van operatie komeet Grieg. Ik kon die informatie niet geven omdat ik daarmee het onderscheppen en richten van de komeet mogelijk zou maken en zodoende veel mensen in gevaar zou brengen. Dat woog op tegen de mogelijke schade die ik zijn carrière zou berokkenen.

V: Maar de komeetinslag zal het milieu op de planeet verbeteren, waarvan in de toekomst veel mensen zullen profiteren, waardoor ze langer en onder betere omstandigheden zullen kunnen leven. Waarom kwam je niet in actie ten bate van die toekomstige generaties?

A: Ik kwam om twee redenen niet in actie. Allereerst ben ik speciaal ontworpen meteen verlaagde capaciteit om de Drie Wetten op hypothetische kwesties toe te passen. Ik ben niet in staat om het toekomstige en hypothetische welzijn van de mens over tientallen jaren of eeuwen, wat betreft mensen die nu nog niet bestaan, bij mijn oordeel te betrekken. Ten tweede schrijft de Eerste Wet me slechts voor om te voorkomen dat mensen schade lijden. Mij wordt niet voorgeschreven in actie te komen om achteraf mensen te helpen, al zou ik dat wel kunnen, als ik wil. Ik ben slechts verplicht te voorkomen dat mensen kwaad wordt berokkend. Door de Eerste Wet afgedwongen actie overstemt elke impuls tot vrijwillige actie.

V: Maar veel mensen die nu leven, zullen waarschijnlijk jong sterven, en op een heel onplezierige manier, als we het klimaat niet herstellen. Door de komeetinslag tegen te houden, is de kans groot dat je die echt bestaande mensen tot een voortijdige dood veroordeelt. Waar is de komeet? Ik beveel je me zijn coördinaten, massa en baan te geven.

A: Dat kan ik u niet zeggen. Ik moet het u zeggen. Dat kan ik u niet zeggen...

Enzovoort, tot de dood er op zou volgen.

Zo zou het zijn gegaan, als het tenminste nog zo lang zou hebben geduurd. Het grote conflict tussen de Eerste en Tweede Wet zou ofwel zijn brein hebben doorgebrand, of anders zou Kaelor de tweede clausule van de Eerste Wet hebben toegepast: hij mocht niet toelaten dat een mens door zijn nalatigheid schade leed.

Alleen al door in leven te blijven met de onuitwisbare informatie over de komeet in zijn hoofd, vormde hij een gevaar voor de mens. Zolang hij leefde, bestond theoretisch de kans dat de barrières die waren opgeworpen om vertrouwelijke gegevens te beschermen, zouden worden gepasseerd. Fredda zou het hier onmogelijk kunnen doen, maar in haar eigen laboratorium, met behulp van al haar apparatuur en als ze een week de tijd zou hebben, kon ze de beveiligingen misschien tenietdoen en alles wat hij wist aftappen.

En Kaelor wist dat of vermoedde dat. Om te voorkomen dat mensen kwaad werd aangedaan, zou Kaelor zijn eigen brein desorganiseren, ontbinden en de positronische paden ervan wissen.

Hij zou zichzelf dood wensen.

De vragen zouden hem vermoorden, ofwel doordat hij doorbrandde vanwege een wetconflict, of door gedwongen zelfmoord. Op dit moment was de kans daarop al heel groot. Misschien werd het tijd de druk iets te verminderen. Ze kon de spanningen die door de Tweede Wet werden veroorzaakt in elk geval doen afnemen. 'Ik ontsla je van het verbod me vrijelijk informatie te geven en meningen te laten horen. Je mag zeggen wat je wilt.'

'Ik heb de hele nacht via mijn hyperbandverbinding in contact gestaan met het data-netwerk en heb zo veel mogelijk bestanden van doctor Lentrall hersteld. Daarbij heb ik mijn herinneringen aan verscheidene operaties en verbindingen die ik met computers had, gebruikt om zo veel mogelijk te repareren zonder de Drie Wetten geweld aan te doen. Ik schat dat ik ongeveer zestig procent van de resultaten en misschien twintig procent van de ruwe gegevens heb kunnen terugplaatsen.'

'Dank je,' zei Lentrall. 'Dat was heel aardig van je.'

'Het was mijn plicht, doctor Lentrall. De Eerste Wet schrijft voor dat ik geen actie achterwege mag laten om te voorkomen dat een mens letsel oploopt.'

'Hoe dan ook, je hebt het gedaan,' zei Lentrall. 'Dank je.'

Even bleef het stil en Kaelor keek van Lentrall naar Fredda en weer terug. 'U hoeft geen spelletjes te spelen,' zei hij. 'Ik weet wat u wilt, en u weet dddat i-i-ik dat wwweet.'

Lentrall en Fredda wisselden een blik. Ze begreep dat Lentrall net zo goed als zij wist dat het Eerste Wet-conflict Kaelor het praten bemoeilijkte.

Kaelor stond voor een moreel dilemma dat weinig mensen goed zouden kunnen oplossen. Hoe moest je een keuze maken tussen de dood van een onbekend aantal personen en de ellende en de vernielde levens veroorzaakt door een defect planeetklimaat? En mijn man moest beslissen, dacht Fredda, en het besef daarvan gaf haar een scherpe steek van pijn. Als we hier slagen, zadel ik hem met die nachtmerrie op. Snel duwde ze die gedachten opzij. Ze moest zich op Kaelor concentreren en de kostbare kennis die in hem verborgen zat. Fredda voelde de hoop vervagen, terwijl de conflicten in de gemartelde robotgeest zich opstapelden. 'Dat weten we,' zei ze ten slotte, daarmee haar nederlaag toegevend. 'En we begrijpen het. We weten dat je het ons niet kunt vertellen, en we zullen je er niet om vragen.' Het was zinloos om nog verder te gaan. Het viel niet te verwachten dat Kaelor bereid was, of in staat, om het hun te vertellen, of dat hij lang genoeg zou leven om het te doen, zelfs al probeerde hij het.

Lentrall keek Fredda eerst verrast aan, en vervolgens opgelucht. 'Nee,' zei hij. 'We zullen het niet vragen. We zien nu dat het zinloos zou zijn. Ik dacht dat doctor Leving misschien een trucje zou weten, een techniek, een manier om de waarheid uit je te krijgen, zonder je kapot te maken. Maar ik zie nu in dat ik me heb vergist. We zullen het je niet vragen en we zullen ook niet proberen de kennis op een andere manier uit je te krijgen. Dat beloven we.'

'Daar sluit ik me bij aan,' zei Fredda.

'Mmmensen liegen,' zei Kaelor.

'We liegen niet,' zei Fredda met een stem die ze zo overtuigend mogelijk liet klinken. 'We zouden er niets mee opschieten als we het je vroegen. Er is dus geen reden om te liegen.'

'Uwww bbelofte geldt nnniet voor ander mmmensen.'

'We zullen geheim houden dat je iets weet,' zei Lentrall met een naar hysterie neigende stem. 'Kaelor, doe het alsjeblieft niet!'

'Ik hhheb geppprobeerd mmmijn kennnis geheimmm te hhhouden,' zei Kaelor, 'maar u besssefte zzzelf al dddat ik hhhad gezien wat ik hhheb gggezien, en dat iiikhet mmme zzzou herrrinneren.' Hij pauzeerde even, alsof hij kracht moest opdoen om verder te praten. 'Dat zzzou ook mmmet anderen kkkunnen gebeuren,' zei hij met een stem die plotseling weinig meer was dan een fluistering. 'Dattt rrrisico kkkan ik nnniet nnnemen.'

'Alsjeblieft!' riep Davlo. 'Nee!'

'In llleven blllijven zou nalatig zijn,' zei Kaelor met een stem die plotseling krachtiger klonk, nu hij een besluit had genomen. 'Ik moet handelen om te voorkomen dat ik mensen letsel toebreng.'

Zijn ogen gloeiden feller, zijn blik ging van Davlo naar Fredda, alsof hij ieder van hen nog een laatste keer wilde aankijken, en toen keek hij weer recht voor zich uit, naar de muur, naar niets, naar de oneindigheid. Er klonk een zacht gezoem, het rook naar verbrande isolatie, en plotseling verdween het licht uit zijn ogen. Zijn hoofd knikte naar voren en onder uit zijn nek kronkelde een dun sliertje rook omhoog.

Het was stil in de kamer. Fredda en Davlo keken elkaar aan, en staarden vervolgens naar het dode ding dat in het frame midden in de kamer hing.

'Bij alle vergeten goden,' fluisterde Fredda. 'Wat hebben we gedaan?'

'U hebt niets gedaan, doctor,' zei Davlo met een stem die als een fluistering klonk, terwijl hij een snik probeerde te onderdrukken. 'U hebt me alleen maar geholpen met iets dat ik anders zelf zou hebben gedaan.

Want ik...' zei hij met een stem die op breken stond. 'Ik zal u zeggen wat ik heb gedaan.'

Hij kwam een paar stappen naar voren en keek naar Kaelors lichaam. 'Ik heb iets vermoord dat meer op een vriend leek dan wie of wat ook...'