17

17 maart 2009

Het cassatiebevel

Ad knipperde met zijn ogen. Een felle lamp scheen door het raam van de zolder boven de stal waar hij lag te slapen. Het verblindde hem. Hij had geen idee wie er met een lamp naar binnen scheen. Niemand wist dat Ad vannacht op de zolder sliep. Hij hoorde de paarden beneden onrustig hinniken. Een paard trapte met zijn hoef tegen de muur. Ads hart klopte in zijn keel. Wie scheen er met een lamp door de ramen?

Cok had hem volgens plan opgehaald in Fügen, waar Ad en Joke na het bezoek aan Pompeji in twee dagen naartoe waren gereden. Morgen ging Ad naar de afspraak met Andrée van Es. Omdat de camper in Fügen stond was hij op zolder gaan slapen.

Het was bijna middernacht. Hij keek om zich heen. Waar had hij zijn broek gelaten? Gisteravond was hij in zijn onderbroek in bed gedoken. Hij had een matras op de vloer gelegd en was onder twee dekbedden gaan liggen. Het was ijzig koud geweest. Er was geen verwarming op de zolder.

Hij hoorde twee onbekende stemmen roepen: ‘Meneer Bos, meneer Bos.’ Ze moesten over het hek zijn geklommen, dacht Ad. Ze stonden aan de achterkant van de stal. Hij zag zijn broek nergens. Dan maar in zijn onderbroek naar beneden. Toen hij de staldeur opende, stonden er twee mannen voor hem. Het waren politieagenten. Ad zag dat ze pistolen droegen. Hij ging voor hen staan, in zijn onderbroek en blote lijf. ‘Wat is hier aan de hand?’

‘Meneer Bos, maakt u zich maar niet druk,’ zeiden de politieagenten. ‘Wij lezen ook de kranten. Wij zullen u niet lastigvallen. Maar we moeten u een cassatiebevel overhandigen.’

De dienders zeiden dat ze al een week naar hem op zoek waren, maar dat ze hem overdag nooit in de stal hadden aangetroffen. Zijn camper hadden ze ook nergens zien staan.

‘Dat kan kloppen,’ zei Ad. ‘Ik zwerf.’

De politieagenten vertelden dat het Openbaar Ministerie in beroep ging tegen zijn vrijspraak. In het cassatiebevel werd uitgelegd waarom.

Ad griste de papieren uit de handen van de agenten. Nu niet de discussie aangaan, zei hij tegen zichzelf. Dit waren gewoon vriendelijke mensen die hun werk moesten doen. Op dat moment kregen de agenten een oproep. Een paar minuten later vertrokken ze met zwaaiende lichten.

In de stal knipte hij het licht aan. De paarden stonden met hun hoofden naar hem toe. Snel pakte hij een dikke werkjas van de kapstok en sloeg die om zich heen.

Het cassatiebevel bestond uit een paar velletjes. Ad bladerde ze door. Op de eerste pagina las hij dat het OM in hoger beroep ging tegen de vrijspraak bij de Hoge Raad. Hij kon het niet geloven. Wat was dit? Waarom legde het OM zich niet neer bij de uitspraak? De uitspraak van het gerechtshof was in zijn ogen duidelijk. De staat had misbruik gemaakt van zijn positie als klokkenluider. Hij had niet verwacht dat het OM in beroep zou gaan. Ook Cees Korvinus achtte dat uitgesloten. Maar het OM wilde Ads zaak niet laten rusten, zo bleek. Ad probeerde voor zichzelf een verklaring te vinden. Het cassatiebevel leek hem een bureaucratische misser; eenzelfde soort fout als de meineed waar ze hem ooit voor in de cel hadden gegooid – een zaak die uiteindelijk stilzwijgend was geseponeerd. Waarschijnlijk wist het OM niet dat hij morgen een afspraak had met Andrée van Es. Hij kon zich niet voorstellen dat Van Es met een oplossing kwam terwijl het OM tegen zijn vrijspraak in beroep ging. De overheid en het OM hadden waarschijnlijk langs elkaar heen gewerkt.

Wat moest hij doen? Joke bellen? Het leek hem niet verstandig. Hij wilde haar niet ongerust maken. Ze zou de verdere nacht niet meer slapen als hij nu belde. Hij wilde Joke niet confronteren met het cassatiebevel. Het betekende dat hij opnieuw kon worden vervolgd. Dat de vrijspraak misschien toch geen vrijspraak was.

Ondanks het vertrouwen dat Korvinus in de zaak had, was Ad in Italië voorzichtig gebleven. De euforie die hij voelde na het telefoontje had hij proberen te temperen. Nu wist hij zeker dat zijn voorgevoel juist was geweest. Ad was ervan overtuigd dat er ergens een addertje onder het gras zat. Het cassatiebevel was daarvan het bewijs. De overheid wilde hem koste wat het kost aan de schandpaal nagelen. Er kwam morgen helemaal geen oplossing.

Gedesillusioneerd klom Ad de steile zoldertrap op naar bo ven. Zijn bed was koud geworden. Het dekbed voelde klam en hij kon het niet meer warm krijgen. Hij maande zichzelf tot rust. Hij moest ervoor zorgen dat ze hem niet gek maakten, dacht hij voordat hij in slaap viel. Dat hadden ze nu al zo vaak geprobeerd.