10

2005

De zitting

De bouw van het nieuwe huis aan de Kapelweg vorderde langzaam. Het was inmiddels begin 2005 en terwijl ze al een paar maanden bezig waren met de bouw, ging het Ad niet vlot genoeg. De muren stonden inmiddels en het dak zat erop, maar binnen moest alles nog gedaan worden.

Elke avond zette hij op een rijtje welke kosten hij die dag had gemaakt. Hij koos voor de goedkoopste materialen. Hij liep bouwmarkten af op zoek naar aanbiedingen en kocht restpartijen bouwmateriaal op. De ton die hij van de bank had gekregen was bijna op. Gelukkig was Kapelweg 1 inmiddels verkocht en zat hij binnenkort niet meer met twee hypotheken. De overwaarde van Kapelweg 1 kon hij straks gebruiken om het huis van 2 in te richten en om een poosje van te leven.

Soms werd Ad gek van het gegoochel met geld. Hij schatte dat hij inmiddels al dertig of veertig keer een dwangbevel had ontvangen. Vaak lukte het hem niet om dingen op tijd te betalen. Het gas en licht waren al een paar keer afgesloten, net als de televisie en de telefoon. Het geld dat hij had gekregen voor de bouw van het nieuwe huis gebruikte hij soms om rekeningen van te betalen. De schulden die hij had gemaakt bij zijn familie, liepen op. Hij vulde het ene gat met het andere. Diverse keren stond hij op het punt om de paardenstal te verkopen. Oeke Dancer had hij al weggedaan, hij had nu alleen zijn jonge paard Umana nog. Met Umana draven over het strand was zo ongeveer de enige ontspanning die hij nog had. Ze ontwikkelde zich tot een subtopper en hij trainde dagelijks met haar. Hij had het land en de stal te koop gezet, maar gelukkig meldde zich geen koper. Veel zou het stuk land bovendien niet opleveren, dus hij vroeg zich af of het überhaupt zin had.

Na de fax in juni 2004 had Ad op 15 november een uitgebreid dossier gekregen. Daaruit bleek waar hij precies van werd beschuldigd: onder meer van een bezoek aan nachtclub Yab Yum en van twee reizen die hij met een ambtenaar van Rijkswaterstaat had gemaakt naar Schotland en Zwitserland.

Toen Ad de concrete beschuldigingen las stond hij weer even op de golfbaan van St. Andrews in Schotland. Daar was hij in de zomer van 1997 met een ambtenaar van Rijkswaterstaat geweest toen hij nog in de bouw werkte. Hij herinnerde zich het hotel nog waar ze hadden geslapen. Alles in het hotel refereerde aan golf: de deurkrukken in de vorm van een golfstick, de golfbalzeepjes in de badkamer. Vanuit het hotel keek je uit over de Old Course, de plek waar golf was uitgevonden. Hij herinnerde zich nog dat een bal van hem terecht was gekomen in de tuin van een hotel naast de baan waar ze speelden. Een goede golfer was hij nooit geworden.

Hij had de golfbaan altijd gezien als een goede plek om te netwerken. Als je samen met iemand een balletje sloeg, kon je ondertussen op een relaxte manier de markt verkennen en het bedrijf promoten. In samen golfen had hij nooit iets verkeerd gezien. Bovendien was het golfen tijdens de reis een bijkomstigheid. Hij was in St. Andrews geweest nadat hij de ambtenaar van Rijkswaterstaat een baggerproject van het bedrijf had laten zien in Ierland. Omdat hij voor een bedrijf werkte dat zich moest invechten in de markt, werden ambtenaren en bestuurders vaker meegenomen op buitenlandse reizen om te laten zien wat het bedrijf allemaal kon. Het bedrijf moest zichzelf nog bewijzen.

De officier van justitie verbond er andere conclusies aan. Hij was van mening dat Ad de handelingen, toen hij nog bij Koop Tjuchem werkte, had verricht met als doel het bouwproject RAS-Zuid binnen te halen voor het bedrijf. Hij zou om die reden met de ambtenaar zijn gaan golfen en met hem bij Yab Yum zijn geweest. Ook zou hij hiermee een aanbesteding ‘uit de hand’ hebben willen bevorderen van de aanleg van een aansluiting tussen de A10 en de Amsterdamse IJ-Boulevard.

Er waren inmiddels verschillende zittingen geweest in het gerechtsgebouw van Rotterdam. De uitspraak stond gepland voor 11 februari 2005. Cees Korvinus, een topadvocaat, stond hem pro Deo bij. Ad was blij met de hulp van Korvinus – zelf kon hij zich geen dure advocaat veroorloven. Hij was weleens met andere advocaten gaan praten, maar in hen had hij niet veel vertrouwen gehad. In Cees wel: hij wist zeker dat hij integer was. Hij had Korvinus twee jaar geleden leren kennen, toen zijn broer Cok was opgepakt omdat hij betrokken zou zijn bij het stelen van de boekhouding. Korvinus kreeg Cok al snel vrij en bood ook Ad zijn hulp aan. Aanvankelijk vond Ad dat niet nodig. Hij wilde Korvinus niet belasten met zijn problemen en hij dacht dat hij het zelf wel zou redden. Maar toen hij werd gedagvaard had Ad Korvinus toch maar eens gebeld.

Korvinus geloofde in zijn zaak. Hij was van mening dat de overheid Ad aan het lijntje had gehouden. Ad was jarenlang de belangrijkste getuige geweest in de bouwfraudezaak, maar niemand had hem ooit verteld dat hij zelf verdachte kon worden. Ad vond Korvinus een geweldige man. Doortastend, welbespraakt en – niet onbelangrijk – met een goed gevoel voor humor. De omstandigheden waarin hij zich bevond waren bizar, maar er moest nog wel gelachen kunnen worden, vond Ad. Cees straalde onoverwinnelijkheid uit. De gedecideerdheid waarmee hij goed onderbouwd zijn betogen hield, vond Ad getuigen van stijl en klasse.

Aanvankelijk voelde Ad zich door de dagvaarding uit het veld geslagen, maar de verlamming had langzamerhand plaatsgemaakt voor strijdlust. Hij voelde zich onheus behandeld en als hij werd uitgedaagd de strijd aan te gaan, dan zou hij vechten. Op een dag zou zijn vervolging onterecht blijken, daar was hij van overtuigd. Hij wist zeker dat hij de wedstrijd – hij noemde het expres geen gevecht en probeerde het te zien als een spel – uiteindelijk zou winnen.

December van het jaar daarvoor had Ad met zijn vriend Hans Boer, zijn broer Cok en Floor Drost, de klokkenluider die de schaduwboekhouding met de naam van minister Jorritsma erin in de openbaarheid bracht, de Stichting Moreel Besef opgericht, een platform voor klokkenluiders. Samen verdiepten ze zich in de manier waarop de overheid in Nederland omging met klokkenluiders en ze waren tot de conclusie gekomen dat de overheid totaal niets deed voor klokkenluiders. Ad was misschien de bekendste, maar zeker niet de enige die door de overheid in de steek was gelaten na het aankaarten van een maatschappelijke misstand. John Zinhagel, de boekhouder die de fraude bij de aanleg van de Schipholtunnel aan het licht bracht, was ontslagen en had nooit meer een andere baan gevonden. Floor Drost kon ook niet meer aan het werk. Van de overheid had Drost nooit iets gekregen. Zo waren er in Nederland meer klokkenluiders die in zijn ogen gecompenseerd moesten worden, maar die door de overheid aan de kant waren geschoven. Paul van Buitenen van de Europese Commissie toonde belangenverstrengeling aan bij het besteden van budgetten en werd vervolgens op een ‘ongevaarlijke’ functie neergezet. Zijn salaris werd gehalveerd. Paul Schaap van de onderzoeksreactor Petten, die veiligheidsprocedures aan de kaak stelde, was ontslagen. Ook criminoloog Harrie Timmerman van de Schiedammer Parkmoord raakte zijn baan kwijt toen hij aantoonde dat de vermeende dader van de moord ten onrechte was veroordeeld. Net als Leo Verhoef, die fraude aantoonde bij gemeentelijke en provinciale boekhoudingen. Defensiemedewerker Fred Spijkers, de man die in gewetensnood kwam toen hij een weduwe moest vertellen dat haar man om het leven was gekomen door eigen nalatigheid terwijl een ondeugdelijke mijn de werkelijke oorzaak was, onderhandelde nu al meer dan twintig jaar met de overheid over zijn positie en een financiële vergoeding.

Een aantal van hen had Ad de laatste maanden ontmoet. Hij wilde zich inzetten voor een betere positie voor klokkenluiders en daar zijn ervaringen voor gebruiken. Zolang de overheid klokkenluiders niet beschermde, zou geen burger het immers nog in zijn hoofd halen een misstand aan de kaak te stellen, terwijl klokkenluiders hard nodig waren om de veiligheid en integriteit te waarborgen. De tijd was er rijp voor. In de Tweede Kamer waren inmiddels, mede door hun toedoen, al verschillende debatten gevoerd over een regeling voor klokkenluiders. Samen met Hans had hij de Stichting Moreel Besef gepresenteerd bij de commissies van de verschillende partijen. Ook had een aantal klokkenluiders zijn verhaal gedaan in de Kamer. Er waren veel nieuwe cases bij hen aangemeld. Zo had een klokkenluider met bewijzen voor fraude in de Rotterdamse haven zich gemeld. Ook kwam iemand met vermoedens van corruptie en onveiligheid bij de aanleg van de hsl-lijn. Maar de mensen wilden eerst afwachten hoe het Ad zou vergaan voor ze naar buiten zouden treden.

Op 11 februari, de dag van de zitting, werd Ad met een onbestemd gevoel wakker. Het was een miezerige en koude dag, een februaridag waarop het niet echt licht zou worden. Hij was, zoals gewoonlijk, vroeg wakker: om kwart voor zes. Joke sliep nog. Hij schoot in zijn sloffen en ochtendjas en liep naar beneden. Als hij eenmaal wakker was, kon hij niet in bed blijven liggen.

Joke en Hans gingen vandaag met hem mee naar de zitting in de rechtbank in Rotterdam tegenover de Erasmusbrug. Het bizarre was dat ook de eigenaar en de directeur van Koop Tjuchem vandaag voor de rechter moesten verschijnen. Op een ander tijdstip dan hij weliswaar, maar in hetzelfde gebouw. Vandaag diende in de Rotterdamse rechtbank tevens de zaak tegen de ambtenaar van Rijkswaterstaat met wie hij had gegolfd in Schotland. Het leek erop dat het OM alle zaken op een grote hoop had gegooid en op dezelfde dag wilde afhandelen.

Onrustig dronk hij zijn koffie. Hij las de kranten. Twee uur later kwam Joke naar beneden. Ze ging in haar ochtendjas naast hem zitten en dronk haar koffie.

‘Hoe voel je je?’ wilde ze weten.

‘Ach, uiteindelijk valt deze wedstrijd niet te verliezen,’ zei Ad.

‘Maar waarschijnlijk moet de gifbeker eerst helemaal leeggedronken worden.’

Joke was ervan overtuigd dat Ad vandaag werd vrijgesproken.

Ze wist precies wat Ad had gedaan toen hij nog in de bouw werkte. Het klopte dat Ad weleens ging golfen met ambtenaren en dat bordeelbezoek gebeurde in de bouwwereld. Ze had nooit anders geweten. Het hoorde bij het netwerken. Ze kon zich niet voorstellen dat de rechter het als ‘fout’ zou bestempelen.

‘Ik moet er gewoon om lachen dat ze je van omkoping beschuldigen,’ zei Joke. Ze begreep niet dat alle directeuren van de grote bouwonderneming nog steeds op hun plek zaten, terwijl Ad werd vervolgd. Na de parlementaire enquête dacht ze dat de schuldigen eindelijk gepakt zouden worden, maar in plaats daarvan was justitie jacht gaan maken op Ad. Door te doen alsof de klokkenluider zelf ook schuldig was, werden de misstanden in de bouwwereld gebagatelliseerd.

‘In dit land moet je als klokkenluider brandschoon zijn,’ zei Ad. ‘Ze weten altijd wel iets te vinden. Al heb je een keer een verkeersovertreding begaan. Ze willen me als klokkenluider gewoon te pakken nemen. In Nederland kun je beter je mond houden.’

Het had Ad diep gekwetst dat de overheid hem beschuldigde van omkoping. Ad probeerde de moed er altijd in te houden, maar soms werd het ook hem te veel, had Joke de laatste tijd gemerkt.

Om hem op te beuren zei ze altijd dat hij het zich niet persoonlijk moest aantrekken. ‘Je bent gewoon een vuiltje op hun blazoen dat moet worden weggewerkt,’ zei ze dan.
Elke stap was er inmiddels een die Ad en Joke samen zetten. Ad had Joke nooit te veel willen belasten met zijn zaak, maar dat lukte, nu hij zelf verdachte was geworden, niet meer. Joke voelde goed aan hoe mensen in elkaar zaten en was kritischer dan Ad. Daarom vroeg Ad haar nu vaak advies. Zij kon hem behoeden voor misstappen. Ze adviseerde hem tegenwoordig met wie hij wel en niet moest praten en wat hij wel en niet moest zeggen.

Als de rechter hem vandaag schuldig zou bevinden waren ze zo jaren verder, vermoedde Ad. Hij wist inmiddels hoe traag justitie werkte. Hij zag op tegen het traject dat daarna kwam. Hij zou zijn onschuld moeten bewijzen. Het zou een mediacircus worden. Het vermoeden dat hij, Ad Bos, de klokkenluider van de bouwfraude, zelf ook geen schone handen had, zou voor het publiek bevestigd worden. Er zou altijd iets aan hem blijven kleven. Aan hoe het verder moest met zijn financiën en de bouw van Kapelweg 2, durfde hij niet eens te denken. Misschien konden ze wel nooit in het huis gaan wonen. Toen hij besloot het huis te gaan bouwen dacht hij dat zijn problemen snel voorbij zouden zijn, maar inmiddels leek een oplossing verder weg dan ooit.

Hij keek uit het raam. Het nieuwe huis werd best aardig. Net als Kapelweg 1 had het drie verdiepingen. Om de beschikbare ruimte op het perceel zo goed mogelijk te benutten, had hij een kelder onder het huis laten bouwen. Over een paar maanden konden ze er intrekken, verwachtte Ad.

Joke keek naar de foto’s aan de wand van hun eerste kleinkind Nathan, de zoon van Seth. Een maand geleden waren Ad en zij opa en oma geworden. Het was een prachtig moment geweest. Zodra ze Nathan zag liggen in zijn wiegje, met een klein wollen mutsje op, voelde ze zich met hem verbonden. Ze had hetzelfde gevoeld als toen ze zelf kinderen kreeg.

Het was jammer dat ze zelf zoveel aan hun hoofd hadden. Ze hadden beloofd dat ze konden oppassen als Seths vrouw Tessa straks weer moest werken. Eén dag per week. Maar Joke wist niet waar ze de energie vandaan moest halen. Ze was al zo moe. Maar Ad had gezegd dat ze het toch gingen doen. ‘Dat moet gewoon,’ zei hij. De kinderen gingen bij Ad vóór alles.

Ze vertrokken om halftwaalf. Voor de zoveelste keer reden ze over de A4 richting Den Haag.

‘Als we klaar zijn met dit hele gedoe, ga ik nooit meer met de auto naar Den Haag of Rotterdam,’ zei Joke. ‘Ik krijg een hekel aan deze weg.’

Ad lachte. ‘Als we ooit geld krijgen, breken we deze weg persoonlijk op.’

Hij deed vrolijk. Hij hield niet van een bedrukte stemming in de auto.

Ze passeerden het inmiddels bekende ‘bouwbordeel’, pal naast de snelweg. Het was hem al eerder opgevallen dat de naam van de gevel was gehaald en de club niet meer herkenbaar was. Heel Nederland wist na de verhoren van de parlementaire enquête dat de club het bordeel was waar de bouwers vaak heen gingen met ambtenaren.

Cees Korvinus en Hans Boer stonden hen al op te wachten voor de rechtbank. In de rechtszaal moest Ad voorin plaatsnemen, in het beklaagdenbankje. Korvinus zat naast hem. Vandaag zou blijken of de pleidooien van Korvinus in eerdere zittingen het gewenste effect hadden gehad. Korvinus had gesteld dat de officier van justitie niet ontvankelijk was in de zaak omdat het OM gehandeld had in strijd met een goede rechtsorde.

‘Het Openbaar Ministerie is niet zorgvuldig omgegaan met mijn cliënt,’ betoogde Korvinus. ‘Nadat hij in 1998 inzage gaf in de schaduwboekhouding, is hij drie jaar aan het lijntje gehouden.’

Korvinus had ook het volgende gezegd: ‘Er is bij mijn cliënt het vertrouwen gewekt dat hij niet zou worden vervolgd. Tijdens het strafrechtelijk opsporingsonderzoek is misbruik gemaakt van zijn kwetsbare positie als klokkenluider. Men is hem als getuige gaan horen zonder hem erop te wijzen dat hij mogelijk zelf verdachte zou zijn. Voorts is er sprake van een onzorgvuldige belangenafweging. Er is onvoldoende gewicht toegekend aan de maatschappelijke verdiensten van mijn cliënt door het openbaar maken van frauduleuze praktijken in de bouw.’

Ad was tevreden over Korvinus. Hij bracht het verhaal met flair en raakte de juiste snaar. Dat hij zich richtte op de manier waarop ze hem hadden behandeld, was uit het leven gegrepen. Ook had hij de aanklacht met goede argumenten weerlegd.

Er zaten drie rechters tegenover Ad. Korvinus kreeg niet meer het woord; de rechter begon meteen met het voorlezen van het vonnis.

Als verdoofd luisterde Ad naar de woorden van de rechter. De officier van justitie was volgens hem wél ontvankelijk. Volgens de rechter had Ad moeten weten dat hij mogelijk zelf verdachte kon worden. Ad werd op drie punten schuldig bevonden: op de twee reizen die hij had gemaakt naar Zwitserland en Schotland en een bezoek aan Yab Yum. Omdat hij als klokkenluider een groot maatschappelijk misstand aan het licht had gebracht, werd hem echter geen straf opgelegd. Na de uitspraak liep hij met Joke, Kees en Hans naar een café om een biertje te drinken. Buiten stond veel pers te wachten. RTL 4 was er, het NOS-journaal. Hij voelde zich opgelaten. Wat moest hij zeggen tegen de journalisten? ‘Ik zal mijn onschuld bewijzen.’ Of: ‘Het is schandalig.’ Hij koos ervoor om het op een betere bescherming voor klokkenluiders te gooien. ‘Het is een zwarte dag voor klokkenluiders,’ zei hij voor de camera van het NOS-journaal. ‘Een werknemer die iets aan de kaak wil stellen zal zich voortaan drie keer bedenken.’

In het café was de stemming bedrukt. Iedereen vond het een slechte uitslag. Ze begrepen niet waarom de rechter vond dat Ad schuldig was. Tegenover de rechter had Ad het bezoek aan Yab Yum altijd ontkend. Golfen was niet het doel geweest van de reizen naar Schotland en Zwitserland. In Zwitserland was er een asfaltmolen bezocht waarmee honderd procent gerecycled asfalt geproduceerd kon worden. De reizen hoorden bij het netwerken en het op de kaart zetten van het bedrijf, vond hij. De reizen naar Ierland en Schotland waren een initiatief geweest van het bedrijf en ze waren erheen gevlogen met het vliegtuig van de holding.

Ad besloot dat hij het schuldig eraf wilde hebben, ook al was hem geen straf opgelegd. De rechter verbond aan de reizen naar Schotland en Zwitserland allerlei conclusies die niet klopten. Dat hij naar Schotland was gegaan om het RAS-project voor het bedrijf binnen te halen, was onjuist. Het OM leed aan tunnelvisie. Ze snapten niet hoe het zakenleven in de praktijk werkte. Heel ondernemend Nederland stond verdorie op de golfbaan. Golfbanen hadden allerlei speciale arrangementen voor bedrijven. Ook een evenement als het ABN Amro-tennistoernooi gold als een goede plek om te netwerken. Heel ondernemend Nederland golfde en tenniste voor de contacten, maar hij mocht het van de rechter niet. Minister Jorritsma vloog nota bene met zijn oude baas naar een schaatswedstrijd in Inzell. Daar had niemand moeite mee. Maar Ad kreeg iets wat precies hetzelfde was in de schoenen geschoven. Ad en zijn medestanders vonden het je reinste klassenjustitie.

Nog voor de biertjes op tafel stonden besloot Ad dat hij in hoger beroep zou gaan. ‘Ik wil niet dat er voor altijd iets van schuld aan me blijft kleven,’ zei hij.