11

2005

Ziek

‘Ilja, papa zit in de cel.’ Joke hoorde aan de telefoon dat haar stem paniekerig klonk.

Nog geen week geleden was Ad veroordeeld. Nu had ze net gehoord dat hij in de cel zat op het politiebureau in Rotterdam. Het was bijna middernacht. ‘Ik weet niet wat ik moet doen,’ zei Joke terwijl ze met de telefoon aan haar oor door de kamer ijsbeerde. ‘Niemand weet me te vertellen hoe lang hij daar moet blijven.’

Haar dochter zei dat ze meteen naar haar toe zou komen. Joke belde ook Seth, al was het midden in de nacht. Dit was een noodsituatie. Sietse was gelukkig al thuis.

Joke had geen idee wat er gebeurd was. Ze wist niet waarom Ad was opgepakt en waar ze hem van beschuldigden. Ad was vandaag naar de rechtbank gegaan om te getuigen in de zaak tegen de vier bouwbedrijven die justitie na de parlementaire enquête besloot te vervolgen. Ad was rond het middaguur vertrokken. Joke verwachtte hem voor het avondeten thuis. Maar om elf uur was Ad er nog niet en hij nam zijn mobiel niet op.

Rianne de Bak, de assistent van Cees Korvinus, had haar een uur geleden gebeld om te vertellen dat Ad was opgepakt. Ze was de hele avond op het politiebureau geweest en vertelde dat Ad werd beschuldigd van meineed. Waarom wist ze niet te vertellen.

Ilja stond binnen tien minuten op de stoep. Seth kwam direct daarna.

‘Het komt wel weer goed, mam,’ zei Ilja. ‘Het zal wel meevallen.’

Net als Ad kon Ilja problemen goed uit de weg gaan. Maar Joke was woedend.

Ze bleven tot laat op. Joke belde naar het politiebureau: ‘Weten jullie wel dat jullie een politieke gevangene in huis hebben.’ Ze wist zeker dat de overheid Ad op deze manier wilde straffen. Seth belde later nog een keer en vroeg of hij zijn vader kon spreken. Hij kreeg nul op het rekest.

Joke belde naar Ads vriend Hans en naar twee journalisten. Dat Ad was opgepakt zou morgen al in de krant staan, beloofden ze.

‘Als hij morgen niet vrijkomt, ga ik hem halen,’ zei Joke. ‘Dan ga ik persoonlijk heisa schoppen op het politiebureau.’

De kinderen zeiden dat ze met hun moeder mee zouden gaan.

Joke probeerde in de eerste uren van de ochtend nog wat te slapen. De kinderen waren op de Kapelweg gebleven en hadden ergens een bed gezocht. Ze begreep er niets meer van. Wie wilde er dat Ad hing? Ze hadden vijanden, daar was ze van overtuigd. Maar ze had geen idee wie dat waren.

Ze voelde aan haar linkerborst. De knobbel aan de zijkant van haar borst zat er nog steeds. Die zat er nu al twee jaar. Aanvankelijk had ze er geen acht op geslagen. Ze dacht dat het een opgezette lymfklier was. Maar de laatste tijd deed het zeer. Misschien moest ze toch eens naar de dokter gaan, dacht ze al een paar weken. Maar ze kon er geen knobbel in haar borst bij hebben. Ze had nog niemand iets verteld, ook Ad niet.

Images

De wc in de hoek van de cel stonk. Ad had zijn colbertje opgevouwen en dat onder zijn hoofd gelegd. Zijn jas gebruikte hij als deken. Hij ging gewoon slapen. Ze probeerden hem te intimideren door hem in de cel op te sluiten, dat wist hij zeker. Maar hij liet zich niet gek maken. De brits waar hij op lag was keihard, maar Ad probeerde lekker te gaan liggen. Hij overdacht wat er die dag was gebeurd. Om één uur had hij zich gemeld bij de rechtbank in Rotterdam. Voor de ingang liep hij tegen een leger van zes advocaten van de aannemers op. Het viel hem op dat een van de advocaten een gebaksdoos in zijn hand had. ‘Ik dacht dat deze zaak ging over smeren en fêteren,’ zei hij, wijzend op de gebaksdoos.

Het antwoord dat hij kreeg verbaasde hem. ‘Dit is de laatste zitting in een reeks verhoren en de rechter-commissaris gaat vanavond op vakantie. Vandaar de taart.’

Ad had er een ongemakkelijk gevoel bij gekregen. Wat moest een advocaat met taart voor de rechter-commissaris? Kenden die elkaar nu ook al?

Omdat Cees Korvinus een andere dringende zaak had, was zijn assistente Rianne de Bak gekomen. De advocaten van de gedaagde bouwondernemingen wilden tijdens de zitting dat hij hun onder meer de relatielijst gaf van zijn vroegere werkgever, dezelfde lijst die hij drie jaar geleden met een toelichting aan de parlementaire enquêtecommissie had gegeven en waarop alle belangrijke contacten stonden van het bedrijf. Hij weigerde. Ad wilde niet dat de advocaten wisten wie er op de lijst stond. Hij was bang dat ze er misbruik van zouden maken. Ze konden er mensen mee onder druk zetten; dat wilde hij niet op zijn geweten hebben.

De zitting werd daarna geschorst. Ad was door de rechter naar buiten gestuurd. Hij kon nog steeds niet geloven wat er daarna was gebeurd. Bij terugkomst in de rechtszaal zei de rechter-commissaris dat hij meineed had gepleegd en werd hij met een gevangenisbusje afgevoerd naar het politiebureau in Rotterdam. Uit woede zei hij tegen de rechter-commissaris: ‘Blijkbaar heeft de taart zijn werk gedaan.’

Inmiddels zat hij al een paar uur in de cel. Hij had zijn riem af moeten doen en zijn schoenen uit. Volgens de rechter had hij in het verleden verklaringen afgelegd die strijdig waren met elkaar. Maar de rechter kon hem niet vertellen welke verklaringen hij bedoelde. De assistente van Cees had ook geen idee. Ad mocht Joke niet bellen vanaf het politiebureau, en hij mocht ook geen telefoontjes beantwoorden. Hij werd behandeld als een crimineel. Toen ze hem wilden laten luchten weigerde Ad.

Zo onverwacht als hij werd opgepakt, zo onverwacht werd hij de volgende dag ook weer vrijgelaten. Hans had in de tussentijd geregeld dat het NOS-journaal een busje naar het Rotterdamse politiebureau zou sturen, maar net voordat de NOS arriveerde werd hij vrijgelaten. Ad wist niet wat Hans had geregeld in de uren dat hij in de cel zat. Hij wist ook niet dat zijn advocaat was gaan bellen. Joke vertelde het hem pas toen hij thuiskwam.

De kinderen zaten allemaal in de woonkamer toen hij binnenkwam. Ad had zijn auto, die hij een dag eerder bij de rechtbank had geparkeerd, opgehaald en was zelf naar huis gereden. Hij had nog een boete gekregen ook omdat hij niet genoeg parkeergeld had betaald. Joke omhelsde hem. Hij probeerde zijn familie gerust te stellen. ‘Het zal wel een foutje zijn geweest,’ zei hij, ‘een bureaucratisch missertje.’ Ze probeerden te lachen om zijn nacht in de cel. Ilja vroeg Ad of hij lekker geslapen had. Ze wisten niet wat ze er verder over moesten zeggen. Ad kon niet verklaren waarom ze hem hadden afgevoerd. Waarom hij plotseling was vrijgelaten terwijl het NOS-journaal al onderweg was, was hem niet duidelijk. Was Hans wellicht afgeluisterd? Inmiddels stond hij nergens meer van te kijken.

Eind mei verhuisden ze naar Kapelweg 2. Het was een stressvolle periode. De overdrachtsdatum van Kapelweg 1 naderde en alle spullen moesten eruit. Kapelweg 2 was nog lang niet klaar. De buitenkant was nog niet afgevoegd en geschilderd, de wanden moesten nog gestuukt worden, het gas en licht waren niet aangesloten, overal in het huis lag bouwafval, de vloer was niet klaar, er hingen geen gordijnen. De meubels stonden buiten in de tuin onder een plastic zeil. Joke probeerde zo goed en zo kwaad als het ging de boel op te ruimen en schoon te maken.

Ze was gestrest. De verhuizing, de veroordeling van Ad, die rare geschiedenis in Rotterdam, hun continue geldproblemen – alles ging mis. Nathan was met nierproblemen opgenomen in het ziekenhuis. Ilja had haar kortgeleden verteld dat ze zwanger was. Seth zou volgende maand gaan trouwen. Ze schoot aan alle kanten tekort. Ze had altijd zo graag oma willen worden. Maar nu kon ze nauwelijks genieten van haar eerste kleinkind. Ze had geen idee waar ze de energie vandaan moest halen om binnenkort een dag per week op te passen.

Op vrijdag 27 mei ging Joke ’s avonds bij Ilja eten. Terwijl ze naar haar dochter fietste, voelde ze haar borst steken. Verdomme, waarom ging die pijn niet weg? Ze had nog steeds niemand verteld over de knobbel in haar borst. Ze besloot die avond haar dochter in vertrouwen te nemen. Ad wilde ze er niet mee belasten.

Haar dochter reageerde geschokt. ‘Mam, je moet onmiddellijk naar de dokter. Als je maandag niet belt, doe ik het.’

Joke probeerde laconiek te blijven. ‘Het zal wel meevallen, Il. Het zit er immers al twee jaar. Als het kanker was geweest, was ik allang ziek geweest.’

‘Jij bent veel te gemakkelijk,’ zei haar dochter. ‘Het gaat wel om je gezondheid, hoor. Dat lijkt me belangrijker dan al die andere dingen die jullie aan de hand hebben.’

Ze beloofde haar dochter na dat weekend te bellen.

Het kwam er die maandag niet van. Dat weekend kreeg Ad een hartaanval.

Het gebeurde in de nacht van zaterdag op zondag, om een uur of drie. Ze woonden net een dag in het nieuwe huis. In de slaapkamer was het vochtig. Omdat de verwarming nog niet was aangesloten, waren de dekbedden klam.

Ad maakte Joke wakker. Hij sloeg met zijn arm op haar rug. ‘Je moet me naar het ziekenhuis brengen,’ zei hij, ‘ik ben ziek.’

Joke schrok toen ze naar Ad keek. Hij lag dubbelgevouwen op bed en zat onder het braaksel.

Ze handelde snel. Ik moet zo snel mogelijk met Ad naar het ziekenhuis, dacht ze. Ze besloot geen ambulance te bellen, maar er zelf met hem heen te rijden. Dat was het allersnelste. Voor de ambulance in Limmen was, was zij al in Alkmaar. Ze belde 112 pas toen ze Ad de trap af had gesleept en hij naast haar in de stoel hing. Terwijl ze gas gaf, toetste ze het alarmnummer in. ‘Over tien minuten ben ik op de eerste hulp van het Medisch Centrum Alkmaar. Ik denk dat mijn man een hartaanval heeft gehad.’

De telefoniste maande Joke om de auto langs de kant van de weg te zetten en te wachten op de ambulance. Maar Joke reed door. Terwijl ze in een bloedvaart naar Alkmaar reed dacht ze dat Ad doodging. Ad moest voortdurend braken op de stoel naast haar.

Al was Joke niet zo sterk, in crisissituaties kwam er een oerkracht in haar naar boven en handelde ze snel en adequaat. Linksaf, rechtsaf, schakelen, gewoon door rood licht rijden, wel uitkijken. Ze verbaasde zich over zichzelf. Ze bleef tegen Ad praten. ‘Niet wegraken, Ad. Nog even volhouden. We zijn er zo.’ Zo snel als ze kon reed ze binnendoor over de Kennemerstraatweg naar het ziekenhuis in Alkmaar. Opgelucht haalde ze adem toen ze het ziekenhuisgebouw zag en constateerde dat Ad nog leefde.

De hele nacht zat Joke naast Ad. Zijn situatie was kritiek, hadden de artsen verteld, en Ad was direct aan allerlei apparaten vastgekoppeld. De arts werd boos op haar. Waarom had ze niet gewacht op de ambulance? Wist ze niet dat haar man meteen gereanimeerd moest worden? Joke barstte in tranen uit. Ze probeerde de kinderen te bellen, maar niemand nam op. Haar kinderen hadden geen telefoon naast hun bed, besefte ze. Die nacht was ze helemaal alleen en bad ze dat Ad het zou halen. Pas tegen de ochtend week het gevaar en kon Ad gedotterd worden. Ad had een hartaanval gekregen van de stress, dat wist ze zeker. Hij had nooit eerder hartproblemen gehad.

Ilja belde haar na de opname van Ad elke dag. ‘Mam, ben jij nu al naar de dokter geweest?’

Ad lag nog in het ziekenhuis, maar knapte gelukkig snel op. Hij zou er weer helemaal bovenop komen, hadden de artsen gezegd.

Nu zij nog. ‘Had ik nou maar niks gezegd,’ zei ze tegen Ilja. ‘Het heeft toch geen haast? Een paar dagen meer of minder maakt nu ook niet meer uit.’

Op woensdagochtend, voor ze naar het bezoekuur bij Ad ging, besloot ze de huisarts toch te bellen. Ze moest die middag langskomen. De huisarts regelde direct een afspraak voor een mammografie.

Twee dagen later ging ze alleen naar de afspraak. Ad had ze nog steeds niets verteld. Ze kon haar man hier onmogelijk mee lastigvallen, vond ze.

De arts zei dat het zogoed als zeker om een goedaardig gezwel ging. Het moest eruit, maar de ingreep was eenvoudig. Ze hoefde niet in het ziekenhuis te blijven; een paar uur na de behandeling kon ze naar huis.

Ad vertelde ze het toen hij een week uit het ziekenhuis was. Tegen haar zonen zei ze het op de verjaardag van Ad, op 9 juni.

‘Maken jullie je maar geen zorgen,’ zei ze. ‘Het stelt niets voor. Het moet er alleen even uit gehaald worden.’

Op de dag dat ze de uitslag kreeg, op 28 juni – het knobbeltje was inmiddels verwijderd en onderzocht – kreeg ze te horen dat het gezwel toch kwaadaardig was. Ze moest opnieuw geopereerd worden en de artsen stelden een borstbesparende operatie voor.

De volgende dag, op 29 juni, trouwde Seth in het stadhuis van Alkmaar. Hij had geen slechtere dag kunnen kiezen. Joke wilde per se gaan, maar ze was kapot. De hele dag maalde het door haar hoofd dat ze borstkanker had. Ad had ze het dit keer wel meteen verteld, maar tegen de kinderen hield ze haar mond. Ze wilde de trouwerij niet verpesten. De kinderen mochten zich geen zorgen maken.

Er werden die dag veel foto’s gemaakt. Daarop zie je hoe moe Joke was. Ze was getuige. Tessa droeg een simpel wit jurkje en een grote roze hoed. Er werden roze ballonnen opgelaten op de trap van het stadhuis. Joke stond erbij en keek ernaar alsof het eigenlijk langs haar heen ging. Haar blik is strak, haar lach krampachtig. Haar schouders hangen.

Een week later werd ze geopereerd. Ze moest vijf dagen in het ziekenhuis blijven. Een deel van haar lymfklieren was verwijderd en om haar linkerborst zat een groot verband. Daarna werd ze drieëndertig keer bestraald.

Die zomer fietste ze bijna dagelijks van Limmen naar het Medisch Centrum Alkmaar. Ze was gebroken. Maar dat liet ze aan niemand merken.