14

2007

Rondzwerven

Hoewel de zomervakantie nog moest beginnen, was het al aardig druk op de Duindoorn. Ad en Joke parkeerden de camper op het tweede veldje links van de ingang. Voor de tenten en caravans om hen heen zaten voornamelijk zestigplussers.

Ad probeerde grappen te maken: ‘Ach, dan hebben we toch weer een leuk uitje.’ En: ‘Je moet het positief bekijken, Jook. Dit keer hebben we bijna zeezicht.’

Joke kon er niet om lachen, maar Ads grappen maakten haar toch vrolijk. Dit was Ads manier om met de situatie om te gaan, wist ze.

Ad draaide de grijze luifel uit. Joke klapte het campingtafeltje open en zette er twee klapstoeltjes naast. Over het tafeltje legde ze een gele handdoek. Ze deed een waxinelichtje in een glaasje en zette dat erop. Op het glaasje stonden een eikeltje en een paddenstoel. Het was haar lievelingskaars, die ook op de Kapelweg altijd op tafel stond, en een van de weinige dingen die ze niet had ingepakt. Ook had ze altijd een paar foto’s bij de hand van de kinderen en kleinkinderen. Die kleine dingen hielpen haar bij het creëren van een thuisgevoel zolang ze als nomaden moesten leven.

De Duindoorn was een vertrouwde plek. Joke kwam er vroeger al, toen haar tante nog een caravan op de camping had staan. Het terrein was in de afgelopen vijftig jaar niet veranderd. Er stond nog steeds een allegaartje van caravans, waar Amsterdammers en IJmuidenaren soms de hele zomer in woonden. Sommige waren in de loop der jaren langzamerhand omgebouwd tot echte vakantiehuisjes, met een hekje om de tuin voor de caravan, plastic graszoden, windschermen van glas, en petunia’s en gladiolen in hangbakken. Op de groen-witte caravan tegenover hen stond een kooi achterop voor de katten. Voor de ramen hingen kanten gordijntjes. Ze hielden wel van de volkse sfeer van de Duindoorn.

Ad kende het strand van IJmuiden ook goed. De zus van zijn moeder had er vroeger een strandhuisje. Als kind ging hij daar vaak met al zijn broers en zussen naartoe. Dan sliepen ze met zijn allen op de grond en zat het zand tot in hun oren. Hij herinnerde zich nog hoe de jam op zijn brood altijd tussen zijn tanden knarste. Later kwam hij ook nog vaak in IJmuiden. Zijn neef was eigenaar van paviljoen Noordzee en daar was al menig familiefeest gevierd.

Die middag bracht Seth Nathan voor een logeerpartijtje. Seth en Ilja hadden het altijd druk, met hun baan en hun gezin, en Ad en Joke probeerden hun kinderen zoveel mogelijk te ontlasten door vaak op de kleinkinderen te passen. Seth had inmiddels twee jongetjes, Ilja had een dochtertje en was zwanger van de tweede. Ad en Joke zeiden nooit nee als de kinderen hun hulp vroegen. Hun gezin ging voor alles. Ze vonden het ook leuk om op te passen, al had Joke er niet altijd de energie voor. Toch relativeerde niets hun eigen problemen zo goed als een stel peuters. Wanneer de kleintjes er waren maakten ze tekeningen en lazen ze boekjes voor; ze verschoonden luiers en brachten de poppen naar bed. Ze waren een toegewijde opa en oma en pasten ook regelmatig op de kleinkinderen als hun ouders een weekendje samen weg wilden. Ad draaide in de auto altijd hetzelfde liedje van de Everly Brothers. Dan zongen hij en de kleintjes keihard Bye bye love, bye bye happiness.

Ze wisten dat het voor Seth moeilijk was om zijn ouders in een camper op een camping te ontmoeten, maar hij zei er niks van. Zelf begonnen ze er ook niet over. Ze deden alsof ze het leuk vonden op de Duindoorn en gewoon lekker aan het kamperen waren.

‘Ik ga even de camper in,’ zei Joke toen Seth weg was, ‘ik ben bekaf.’ Sinds ze borstkanker had gehad, was ze voortdurend moe. Ze wist niet of het haar oude ziekte was die weer de kop opstak, of dat haar vermoeidheid een nasleep was van haar borstkanker. Misschien was ze gewoon moe van de hele situatie. Maar ze moest weer net als vroeger elke middag een paar uur slapen, anders haalde ze de avond niet.

Terwijl Joke sliep, fietste Ad met zijn kleinkind in het stoeltje voor op zijn fiets door het havengebied van IJmuiden. Hij ondernam graag dingen, maar iets doen met zijn kleinzoon vond hij het allerleukst.

Hij snoof de zilte lucht op. ‘Hoor je de meeuwen, Nathan?’ Een Hollandser gevoel was er voor hem niet. Nergens waren zoveel meeuwen als in IJmuiden – het moest door de vele vissersboten, het visafval en de visafslag komen.

Het stadje was mooi door de lelijkheid, vond hij – hij kende geen plek waar zoveel rommelige en aftandse gebouwen stonden. De pakhuizen langs de kades waren vervallen. De kades stukgereden door zware vrachtwagens. Toch hield hij er van. Het had wat, dat rafelrandachtige. En je at er de verste vis. Als hij in IJmuiden was, haalde hij vaak een broodje gerookte paling bij de gebroeders Smeding, een klein viswinkeltje dat lag ingeklemd tussen de oude fabrieksgebouwen. In het zaakje kon je alleen echte Hollandse vis kopen: paling, spekbokking, sprotfilet, spiering.

Op de pier zagen ze de wereldvloot voorbijvaren. De Atlantic Princess uit Vlaardingen, de Nova Florida. Op een scheepshelling naast de pier lag de Vanessa 12, een oude blauwe vissersboot. ‘Is ze niet prachtig?’

Ze reden naar het pleintje voor het restaurant Kop van de Haven. Het stond er vol auto’s, allemaal van mensen die zeeschepen kwamen kijken – ‘kantje doen’ noemden IJmuidenaren dat.

Hij volgde de zee en bleef de hele middag rondfietsen. Hij voelde zich weer een klein jongetje, op ontdekkingstocht door IJmuiden. Hij zag de bunkers liggen waar hij als kind zo vaak samen met zijn broers en zussen in had gespeeld. Zijn moeder riep altijd: ‘Niet de bunkers in’, maar Ad kende als kind alle gangen in het duingebied. Hij fietste de sluizen over en zwaaide met Nathan naar de mensen op de grote zeeschepen. Terwijl hij zijn kleinzoon verhalen vertelde over zijn eigen jeugd in IJmuiden, dacht hij geen moment meer aan de problemen bij de stal.

Die zomer bleven ze rondzwerven. Ze moesten wel. Elke keer als ze de camper weer naast de stal parkeerden kwam de gemeente in actie. Het maakte hen moedeloos. Ze wilden niet op campings wonen; het voortdurend verhuizen was onrustig. Maar ze wilden ook geen problemen met de gemeente.

Ze konden het riedeltje van de handhavers inmiddels dromen. Meneer Bos, we moeten u vragen te vertrekken. Meneer Bos, als u de camper niet verwijdert, zullen we u helaas een boete moeten opleggen.

‘We slapen hier omdat er een paard moet veulen,’ zeiden ze een tijdje. ‘Daarom moeten we hier dag en nacht zijn.’ Dat pikten de handhavers even. Maar na een paar weken werden ze opnieuw weggestuurd. De buurvrouw belde ook de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming en Milieutoezicht. Ad zou zijn paarden slecht verzorgen, illegaal puin storten. Het was duidelijk dat ze hen wilde wegpesten; ze haalde alles uit de kast.

Ze wisselden die zomer telkens van camping. Soms gingen ze naar het natuurkampeerterrein Schoonenberg in Driehuis, een andere keer overnachtten ze op de camping bij de jacht-haven in Uitgeest. Ze probeerden er het beste van te maken. Omdat ze niet veel anders te doen hadden, pakten ze vaak de fiets en gingen ze op ontdekkingstocht. Ze zagen allerlei nieuwe stukjes van Noord-Holland.

Wie niet beter wist zou denken dat ze een stel waren dat vervroegd met pensioen was en de tijd vulde met leuke dingen doen. Maar zo was het natuurlijk niet. Ze maakten veel mooie fietstochten, intussen gebeurde er niets. Het bouwfraudedossier leek zo goed als gesloten. Voor de bouwers was het al iets van het verleden. Alleen het hoger beroep tegen zijn oude baas en dat tegen zijn mededirecteur liepen nog en de zaak tegen zijn vroegere contact bij Rijkswaterstaat. Zij hadden zich net als hij niet neergelegd bij de uitspraak van de rechter. Hij vroeg zich af hoe lang het nog zou duren voordat ook zij, net als de bestuurders van de bouwondernemingen, werden vrijgesproken.

Journalist Jan Born van EenVandaag benaderde hem het eerste over hun zwervende bestaan. Hoewel Ad nog tal van nummers van journalisten in zijn mobiel had staan, schroomde hij hen te bellen. Hij wilde zich niet opdringen met het verhaal dat hij en Joke nu in een camper woonden. Maar Jan Born belde hem.

Het was inmiddels eind september en de campings gingen dicht. De camper stond weer naast de stal. Ze wisten geen andere oplossing. Bij de kinderen intrekken wilden ze niet. Om geen problemen meer te krijgen, hadden ze bedacht dat ze moesten doen alsof ze niet in de camper sliepen. Daarom vertrokken ze vaak aan het einde van de middag met veel bombarie – zodat de buurvrouw hen zag – per fiets. Dan gingen ze naar de kinderen of een kopje koffie drinken bij café Tervoort in het dorp. In het donker verstopten ze hun fiets vervolgens in de bosjes van de Vennewatersweg en slopen ze, in donkere kleren, over het land en uit het zicht van iedereen, terug naar de camper. Vervolgens doken ze, zonder het licht aan te doen, in bed. Het leek te werken. Ze hadden nog geen handhavers gezien.

EenVandaag kwam een dag langs om Ad te filmen in de camper. Op 10 oktober 2007 werd het programma uitgezonden. Op televisie zag je Ad in de camper staan, met Nathan op zijn arm. Hij vertelde dat ze nu vijftien vierkante meter tot hun beschikking hadden, heel wat minder dan in hun huis in Limmen – ter vergelijking kwam er nog een shot van Kapelweg 2 voorbij. Ook Marijke Vos en Cees Korvinus kwamen in de uitzending aan het woord. Vos noemde zijn situatie ‘heel treurig’. Korvinus zei voor de camera dat de overheid Ad Bos volledig in de kou had laten staan terwijl hij de staat honderden miljoenen had bespaard.

De uitzending bleef niet onopgemerkt. Twee weken later stonden ze met een grote foto op de voorpagina van de Volks krant. De foto was genomen terwijl ze aan tafel zaten in de camper. Speciaal voor de gelegenheid had de fotograaf een fruitschaal op tafel gezet. Op de foto droegen ze dikke truien, Joke had er nog een bodywarmer overheen. Nu het al oktober was, werd het aardig koud in de camper.

Klokkenluider eindigt in camper, stond er onder de foto.

Ad Bos verklapte in 2001 het geheim van de bouwfraude. Zes jaar later woont hij noodgedwongen in een weiland.

Het artikel vertelde daarna de geschiedenis. Hij werd goed geciteerd, vond hij, precies zoals hij was.

Hier staat geen bitter mens. Ik zou het de volgende keer weer doen. Recht is recht, en krom is krom. Ik heb zeker geen spijt.

Hij had verslaggever John Schoorl ook verteld over de buurt. Daarover kwam Joke in het artikel aan het woord.

Nu weet ik gelijk hoe een asielzoeker zich voelt: opgejaagd. Zelfs hier zijn ze naar ons op zoek. Maar ze krijgen ons er echt niet onder. We worden steeds sterker, Ad en ik.

Het artikel in de Volkskrant gooide olie op het vuur. Twee dagen later, op 28 oktober, deden de buren hun beklag in De Telegraaf.

Ad Bos is niet zielig, luidde de kop.

Ad Bos is niet zo zielig als hij zich voordoet. Dat zeggen zijn buren, die niet met naam willen worden genoemd. De buren hebben gekozen voor de tegenaanval omdat ze vinden dat Bos onwaarheden vertelt en ze in de media zwart probeert te maken. Ze reageren onder meer op een televisie-uitzending, maar ook op een artikel in de Volkskrant. Daarin stelt Bos dat zijn buren hem en zijn vrouw proberen weg te jagen. ‘Onzin,’ zeggen zijn buren. Volgens het bestemmingsplan mag hij niet in zijn camper wonen. Begin juni heeft de gemeente hem aangezegd dat hij hier illegaal woont en moet verdwijnen. Maar vooralsnog gebeurt er niets.

Ad en Joke zaten toen al in Oostenrijk. De ochtend dat hun foto op de voorpagina van de Volkskrant stond, reden ze meteen weg omdat ze geen confrontatie wilden met de buurt. Ze gingen naar het wintersportplaatsje Fügen, waar ze vroeger met de kinderen al graag naartoe gingen. Ook Fügen had een link met de familie: de vrouw van de jongste broer van Ad kwam ervandaan. Ads moeder was ook mee naar Oostenrijk; ze namen haar elk jaar een paar dagen mee op vakantie.

Vijfentachtig was zijn moeder inmiddels, maar nog steeds even kwiek. Als ze samen onderweg waren was het vaak Joke die reed, terwijl Ads moeder voorin honderduit tegen haar kletste. Vaak was het tijdens de reisjes Joke die het eerst naar bed ging, terwijl Ad en zijn moeder nog een neut namen en vrolijk doorkletsten.

Onderweg overnachtten ze op een camperplaats in het Duitse Aschaffenburg, op een mooie plek aan de rivier de Main. Net toen ze de camper hadden geparkeerd, ging de telefoon. Het was de dichteres Elly de Waard. ‘Ik wil jullie een standplaats voor de camper aanbieden,’ zei ze. ‘Ik heb het artikel in de Volkskrant gelezen en ik heb veel respect voor jullie. Ik woon op het Vogelwater en we hebben plaats genoeg.’

Ad wist niet wat hij hoorde. Het Vogelwater. Dat was dat prachtige landgoed midden in het Noordhollands Duinreservaat waar hij en Joke zo vaak langs waren gewandeld en gefietst. Het lag in een van hun lievelingsstukjes van het duinreservaat, aan de ingang van de Noorderstraat, tussen Egmond en Bakkum. Ze hadden er vaak gewandeld in de tijd dat Ad ontslag wilde nemen en stopten er tijdens hun fietstochten altijd even.

‘Ik geloof het niet,’ zei Joke toen hij had opgehangen en het vertelde. ‘Het Vogelwater is mijn droomplek.’

Het leek hun de ideale oplossing. Als ze de camper neerzetten bij het Vogelwater zouden ze geen last meer hebben van de gemeente. Het was in de buurt en ze woonden nog vlak bij de kinderen. Joke stelde zich voor dat ze elke dag naar het strand zou wandelen als ze op het Vogelwater woonden.

Eind november vertrokken ze naar het Vogelwater. Om halfzes ’s middags reden ze bij de ingang Noorderstraat met de camper het Noordhollands Duinreservaat in. Het regende en het was donker in het bos. Elly de Waard had hun gevraagd in het donker te komen: het Vogelwater was slechts bereikbaar via een smalle bosweg die verboden was voor auto’s en de boswachters mochten de camper niet zien.

Opnieuw moesten ze zichzelf onzichtbaar maken. De weg was een kilometer lang. De ruitenwissers zwiepten heen en weer. Behoedzaam stuurde Ad de camper onder de bomen door. Marijke, de vriendin van Elly, stond hen al met een zaklamp op te wachten bij het hek van het Vogelwater, een paraplu boven haar hoofd. In de verte zagen ze het landhuis liggen dat ooit het jachthuis was van prins Hendrik. Het was een prachtige, wit geschilderde villa, met een grote glazen serre. Ze hadden het informatiebord bij de ingang weleens gelezen. Het huis was later een rusthuis geworden en stond vervolgens jarenlang leeg, tot de dichter en schilder Christiaan Johannes van Geel er introk, de inmiddels overleden man van Elly de Waard.

Ad parkeerde de camper op aanwijzing van Marijke naast een lichtgrijs houten huisje – het Zeehuis, zoals Marijke het noemde. Ze mochten het gebruiken. Het was een oude werkplaats van de boswachters, met een keukentje, een douche en een paar stapelbedden. Ondanks de kou vonden ze het een luxe. Douchen deden ze wel in de camper, maar haren wassen was eigenlijk niet mogelijk. De douche was veel te klein. Joke waste haar haren vaak als ze ging trainen bij sportschool Het Vennewater. Ook sprong ze soms onder de douche in het verpleeghuis waar haar moeder woonde. ‘Ik ben even weg,’ zei ze dan.

Elly de Waard was niet de enige die zich hun lot aantrok. Na het artikel in de Volkskrant kwamen er honderden reacties binnen bij de krant. De internetredactie vroeg de lezers of ze vonden dat Ad financieel gecompenseerd moest worden door de overheid, waarop vijfennegentig procent van de lezers ‘ja’ antwoordde. Ook kwamen er via de krant en de advocaat veel brieven binnen.

Op een ochtend lazen ze in de camper de mails. Het was een paar dagen nadat ze naar het Vogelwater waren gereden. Het was nog een heel gedoe geweest om de mail te kunnen lezen. Op de fiets was Ad naar de parkeerplaats gereden aan de Noorderstraat, waar ze hun auto hadden neergezet. Vervolgens was hij gaan rondrijden door Egmond-Binnen om te kijken of hij ergens gebruik kon maken van zijn wifiver-binding. Uiteindelijk had hij de auto geparkeerd voor een huis dat geen beveiligde verbinding had en kon hij zijn mails lezen. Er waren hartverwarmende reacties bij.

Alle hotemetoten die samen in Nederland verantwoordelijk zijn voor beleid, bestuur, opsporing en berechting, zorgen er gezamenlijk voor dat mensen als Ad Bos, die weet hebben van wat er zoal in hun omgeving fout gaat, voortaan hun mond wel zullen houden. Zijn ervaringen (voorpagina 26 oktober) zorgen dat steeds minder mensen bereid zullen zijn misstanden aan de kaak te stellen. Bos heeft ons collectief honderden miljoenen bespaard, maar hij gaat er zelf maatschappelijk en financieel aan kapot. Ondertussen kunnen onze bestuurders zich erop blijven beroemen dat Nederland volgens de corruptie-index van Transparency International weinig corruptie kent. Corruptie wordt niet alleen door de betrokkenen verzwegen. Wij zorgen er gezamenlijk ook voor dat anderen ook zwijgen. Wat niet weet, wat niet deert.

Dr. M. van H.

Sommige mensen wilden Ad en Joke ondersteunen met geld of een woning.

Mijn huis is redelijk groot en zelf zit ik de hele dag in mijn bibliotheek. Dus als ze dat willen kunnen ze hier een week logeren met gebruik van bad, douche, slaapkamer en gehele woonkamer met tv. Eten haal ik wel voor ze bij de stoommaaltijdenafdeling van Albert Heijn. Er zijn geen kosten aan verbonden en mochten ze geen geld hebben voor benzine, dan krijgen ze dat van mij. De camper kan naast het huis staan op eigen terrein. En je kunt hier mooi wandelen en boeken zijn er ook genoeg.

M.V.G.

Beste mensen,

Graag zou ik de familie Bos willen ondersteunen met een gift. Heeft u een tip hoe c.q. bankrekening waarlangs de familie te ondersteunen valt?

m.v.g.

J.A.S.

Ad leegde ook zijn postbus in Limmen. Ook daarin vond hij veel reacties. Vanuit heel Nederland stuurden mensen via zijn advocaat of de redactie van de Volkskrant steunbetuigingen.

Geachte Mr. Korvinus,

Ik las het bericht over de heer en mevrouw Bos die nu in een camper wonen. Misschien willen ze de maand Dec. wel in mijn huis zijn. Ik heb een logeerkamer met twee bedden en voor de camper vinden we hier wellicht ook wel een plek. Het is geen rijke woning hier, ik ben gewoon een hardwerkend mens, maar het is hier wel warm en mijn vriezer zit vol, dus ik kan delen.

E.L.

Meer mensen boden hen een woning aan.

Beste Mr. Cees Korvinus,

Gezien de woonsituatie van Ad Bos, wil ik hem eventueel mijn huis in Frankrijk aanbieden. Het is wel een huis met een houtkachel, maar er is hout genoeg om het huis. Voor de komende maanden staat er genoeg droog hout in de schuur. Het is wel een afgelegen huis, maar op 10 minuten afstand van Argentat.

Groet,

L.M.

Er kwamen ook curieuze reacties. Tussen de papieren vonden ze bijvoorbeeld een belnotitie van het advocatenkantoor van Korvinus. Een Nederlander die in Tsjechië woonde, had gebeld. Volgens de notitie was de man net als Ad een grote fraude op het spoor gekomen en waren de gegevens gestolen door de overheid. Hij was alles kwijtgeraakt, stond er op het briefje, en opnieuw begonnen in Tsjechië, waar hij twintig hectare grond had en paarden fokte. Hij nodigde Ad en Joke uit om er met de camper te komen logeren.

Ad en Joke wilden alle mensen terugbellen of een briefje schrijven. Op de aanbiedingen voor huizen besloten ze niet in te gaan. Voorlopig stonden ze goed op het Vogelwater. De huizen die hun werden aangeboden waren niet in de buurt en ze wilden niet naar de andere kant van het land verhuizen. Ze vonden het belangrijk om dicht bij de familie te blijven. Misschien was de camper nog een sterk wapen, bedachten ze. De moeder van Floor Drost had het weleens gezegd: ‘Pas als je je huis kwijtraakt, komt het bij het publiek binnen.’

De dagen op het Vogelwater kregen al snel een vast ritme. Joke had het boswachtershuisje een beetje ingericht en veel spullen uit de camper gehaald, zodat ze meer bewegingsruimte hadden. Er hing een waslijn en Joke had de dikke truien binnen gehangen, zodat ze minder klam werden.

Ze woonden in de camper en gebruikten het Zeehuis om te koken, te douchen en te wassen. Met Elly en haar vriendin klikte het. Het was een apart en excentriek kunstenaarsstel, dat op het Vogelwater een geïsoleerd leven leidde. Soms zaten ze avonden lang te kletsen aan de tafel in de ouderwetse bijkeuken van het grote huis. Ze hielden van de romantische sfeer van de villa, al was het er door de enkelsteense muren nat en vochtig en was er veel achterstallig onderhoud, waardoor het overal tochtte. Vaak liep Joke op zondagavond binnen om samen met de dames, zoals ze Elly en haar vriendin noemden, naar de tv-serie In Europa te kijken. Overdag gingen ze wandelen, naar de kinderen, naar familie of op de fiets boodschappen doen in Egmond. Ad had de verzorging van de paarden nog. ’s Avonds speelden ze vaak yahtzee in de camper. Dat was iets wat ze allebei leuk vonden. Joke hield van lezen, maar ze vond het niet gezellig om zich urenlang terug te trekken met een boek. Ad las nooit. Een spelletje doen was een goede manier om samen de tijd door te komen. Nog steeds bekeek Ad bijna dagelijks in de supermarkt de kranten. Mensen stuurden hem ook regelmatig artikelen toe. Zo bleef hij op de hoogte, al woonde hij op een plek waar de wereld ver weg leek.

De bouwfraude kreeg de laatste tijd weer meer aandacht in de kranten. In NRC las Ad dat de vier in 2005 veroordeelde bouwbedrijven waren ondergebracht in andere vennootschappen en op papier niet meer bestonden, zodat ze niet het risico liepen om op de zwarte lijst te komen en te worden uitgesloten van werk. Het enige bouwbedrijf dat in 2005 in hoger beroep was gegaan tegen de veroordeling, was uiteindelijk door de rechter vrijgesproken. Het blad Cobouw meldde dat justitie de strafzaken tegen honderd andere bouwfraudeverdachten definitief had geseponeerd vanwege gebrek aan capaciteit bij het Openbaar Ministerie.

De resultaten waren voor Ad en Joke onverteerbaar. Het OM kon het niet aan. De bergen administratie die in beslag waren genomen lagen ergens te verstoffen. Het was voor hen ongelooflijk dat de overheid de bouwers liet lopen, terwijl Ad was veroordeeld.

Zembla had vorig jaar een item uitgezonden over de nauwe banden tussen politiek en bouwwereld. Veel politici en oud-politici waren volgens de programmamakers commissaris bij een bouwbedrijf in de periode van de bouwfraude: Hans Wiegel bij Grontmij, Eerste Kamerlid Willem Stevens bij TBI Holdings, kamerlid Huib Eversdijk bij Hillen & Roosen. Eerste Kamerlid Ten Hoopen, die lid was van de parlementaire commissie, was commissaris bij het beboete schildersbedrijf Hein Schilder Beheer. Ze hadden allemaal ‘van niets’ geweten.

De uitzending had hen opnieuw verbijsterd. De politici bleven zeggen dat ze van niets hadden geweten en kwamen er nog mee weg ook. Zelfs minister Jorritsma had geen gevolgen ondervonden van de schaduwboekhouding van Boele & Van Eesteren die in 2004 boven water kwam, hoewel haar naam erin voorkwam. Minister Donner had beweerd dat de naam er later bij was geschreven en daarmee was de zaak afgedaan. Zembla liet in de uitzending een handschriftdeskundige Jorritsma’s naam bekijken, maar die kon geen verschil ontdekken met het handschrift in de rest van de boekhouding.

Toch konden ze niet geloven dat er nooit een oplossing zou komen. Eens moest het recht toch zegevieren? De uitzending van EenVandaag en hun foto op de voorkant van de Volkskrant hadden effect gehad. De algemene verontwaardiging die was ontstaan bij het publiek kon de politiek niet zomaar negeren, dachten ze.

Een aantal partijen had zich geroerd. De PvdA had gezegd dat Ad geld en een nieuwe baan moest krijgen van Bouwend Nederland. De SP diende een motie in voor klokkenluiders, die steun kreeg van de linkse fracties in de kamer. Volgens de linkse partijen moest er een fonds komen voor klokkenluiders in financiële problemen.

Zelf probeerde Ad de positie van klokkenluiders ook nog steeds onder de aandacht te brengen van de politiek. Regelmatig ging hij met zijn vriend Hans naar Den Haag om het onderwerp vanuit hun Stichting Moreel Besef aan te kaarten bij de Kamerfracties. Bij de meeste partijen werden ze goed ontvangen. Alleen bij de VVD en het CDA kregen ze geen voet aan de grond.

Het was een zaterdag in januari 2008 en de kinderen waren op bezoek. Dat gebeurde maar zelden. Ze vonden het te veel gedoe om met buggy’s en kinderwagens vanaf de parkeerplaats aan de Noorderstraat een kilometer door de kou te moeten lopen. Ilja was twee maanden geleden bevallen van een tweede dochter. De kinderen vonden het nog steeds moeilijk dat hun ouders in een camper woonden. ‘Jullie komen maar bij mij langs,’ had Ilja gezegd. ‘Ik kan het echt niet aanzien.’

Joke had haar best gedaan. In het Zeehuis stond een grote pan erwtensoep op het vuur. Ze wilde voor de kinderen bewijzen dat ze een leuk leven hadden op het Vogelwater. Enthousiast vertelde ze over de vele wandelingen die ze maakte naar het strand: achter de camper liep ze zo het bos in en het Vogelwater had een eigen strandopgang.

Er scheen een flauw zonnetje en ze zaten met dikke truien aan voor het Zeehuis. Nathan liep met zijn loopfietsje over het terrein. Het naspelen van een paardenkoers was het favoriete spelletje van Ad en Nathan en het fietsje was de startauto. Ad speelde paard. Met twee touwen zat hij vast aan het loopfietsje. Hij rende rond. ‘Ja, hij komt naar voren, zie hem lopen, hij gaat winnen.’ Nathan spoorde Ad aan. ‘Sneller, sneller.’

Joke keek naar hen. Ze was zo blij met haar kinderen en kleinkinderen. Zonder hen zou ze het nooit gered hebben, dacht ze. Ze waren er altijd voor elkaar. Ondanks hun grote problemen was de stemming zelden bedrukt. Het was geen schijnvertoning, zoals anderen misschien soms dachten. Ze waren gewoon allemaal positief ingesteld. In feite was zij nog de moeilijkste van hun hele gezin; haar kinderen hadden de opgewektheid van Ad. Daardoor werd zijzelf ook altijd vrolijk als ze met zijn allen bij elkaar waren. Ze probeerden er als gezin het beste van te maken en te genieten van de leuke dingen: samen wandelen door het bos, stoeien met de kleinkinderen, samen eten.

Haar kinderen waren net als zij en Ad weerbaar, vond ze; ze lieten zich bij problemen niet snel uit het veld slaan. Toen ze nog klein waren, zeiden Ad en zij vaak tegen elkaar: ‘Je moet ze er niet voor behoeden dat ze vallen, het gaat erom dat ze leren weer op te staan.’ Daar waren ze in geslaagd. De kinderen hadden allemaal een baan, Seth en Ilja hadden een leuk gezin. Ze stonden goed in de wereld.

Als moeder had ze het anders willen doen dan haar eigen moeder. Bij haar thuis waren vroeger vaak conflicten, maar Joke probeerde haar kinderen al toen ze nog klein waren als gelijken te zien. Mochten ze iets niet, dan legde ze hun uit waarom. Harmonie vond ze belangrijk. Ze leerde haar kinde ren kritisch na te denken over dingen en hen bewust van zichzelf te maken. Nu ze volwassen waren zag ze het resultaat van haar opvoeding en kon ze tevreden zijn over zichzelf. Toen Ads vader overleed, schreef ze in het herdenkingsboekje dat hij een voorbeeld voor haar was geweest omdat het hem ondanks een slechte start toch was gelukt een hecht gezin te creëren. Net als zij had Ads vader ook geen leuke jeugd gehad. Maar het kon dus toch goed komen.

Joke vroeg zich soms af hoe lang ze nog op het Vogelwater konden blijven. Ze woonden er nu al ruim twee maanden.

Het leven was er goed en beter dan bij de stal in Egmond, maar ze wilde de dames niet tot last zijn. Hoe aardig ze ook voor haar en Ad waren, ze voelde zich toch te gast en had de neiging zich onzichtbaar te maken. De afgelopen weken waren er een paar kleine irritaties geweest. De kinderen waren een keer ’s avonds gekomen, en hoewel dat verder nooit gebeurde hadden de dames opgemerkt dat het wel erg lawaaiig was geweest. Ook vroegen ze haar de was alleen op bepaalde uren buiten te hangen. Een keer merkten ze op dat hun verblijf ‘niet voor eeuwig’ kon zijn. Het zat haar niet lekker. Ad zei dat ze zich er niets van aan moest trekken en dat Elly het niet zo bedoelde, maar de laatste tijd voelde ze zich te veel. De dames hadden ook aangegeven dat ze het Zeehuis binnenkort zelf nodig hadden.

Laatst moest ze ’s avonds zomaar huilen, terwijl ze zich doorgaans wist te vermannen. ‘Ik wil weer terug naar Egmond,’ zei ze tegen Ad. ‘Daar staan we tenminste op ons eigen land en zijn we niemand tot last.’

Ad wilde er niets van horen. Hij wilde niet opnieuw problemen krijgen.

Joke zei dat het haar niets kon schelen. ‘Desnoods wacht ik tot de ME ons komt verwijderen. Ik heb geen zin meer om me aangeschoten wild te voelen.’

Ze maakten er ruzie over. Ad kon zo goed doen of problemen niet bestonden. Enerzijds vond ze dat een prettige eigenschap van hem, maar het dreef haar soms ook tot wanhoop. Ze begreep niet dat Ad de ergernissen op het Vogelwater gewoon kon negeren. De dames spraken hem natuurlijk nooit aan; dat wist Ad wel te voorkomen. Hij kletste altijd vrolijk verder. Maar zij voelde zich er te veel.

‘Anders moeten we maar naar Portugal rijden,’ zei Ad een keer.

Het was de enige oplossing die ze konden bedenken. In Portugal hadden ze tenminste met niets en niemand wat te maken en konden ze in de anonimiteit leven op een camperplaats. En ze konden er opwarmen.

Ze vertrokken begin maart. Ad regelde dat zijn paardenvrienden voor Umana zorgden. Ze kwamen tot halverwege. Toen ze door de Pyreneeën reden, belde Zembla dat de redactie een uitzending wilde maken over klokkenluiders. Ze twijfelden even, maar keerden toch om. Na de opnames vertrokken ze weer, maar rust kregen ze niet. Ze hadden net een prachtige plek gevonden aan de baai van Monte Clerigo in het zuidwesten van Portugal, toen opnieuw de telefoon ging: dit keer was het de redactie van het programma De wereld draait door. Ad wilde zijn kans niet missen. Journalisten deden hun best voor hem. Media-aandacht was belangrijk. Het was de enige mogelijkheid om zijn zaak onder de aandacht te blijven brengen van het publiek en de politiek. De volgende dag vloog hij terug vanuit Faro, om ’s avonds te kunnen aanschui ven bij Matthijs van Nieuwkerk. Daarna voegde hij zich weer bij Joke.

Ze bleven tot half april in Portugal. Het was een vreemde tijd. Urenlang wandelden ze over het reusachtige zandstrand van het plaatsje. Ze zagen de mooiste zonsondergangen. Ze kampeerden in het wild. Soms bekeken ze zichzelf als van een afstandje en voelden ze zich lookalikes van zichzelf. Ze zagen een stel dat schelpen zocht, fietste en urenlang yahtzee speelde. Een stel dat schijnbaar zorgeloos genoot.

In feite wisten Ad en Joke niet hoe het verder moest. Ze konden zich geen enkel beeld vormen van de toekomst. Deze zomer zouden ze opnieuw moeten rondzwerven van camping naar camping. Soms hadden ze het gevoel dat er geen bakens meer waren in hun bestaan. Ze hoefden niet op een bepaalde dag thuis te zijn, ze hoefden niet naar hun werk, ze hoefden eigenlijk niks. Toch voelden ze zich verre van vrij. Op de achter grond was de bouwfraude altijd aanwezig. Het hoger beroep hing altijd in de lucht.

Hun gesprekken gingen er keer op keer over. Ze vroegen zich af hoe de politiek zou reageren op alle media-aandacht. De VARA wilde in april een actie beginnen voor klokkenluiders. De omroep ging een website opzetten over klokkenluiders, radio- en tv-spotjes uitzenden en het kabinet oproepen om met een regeling voor klokkenluiders te komen. De media stonden achter hen. De beelden van de camper maakten veel indruk op krantenlezend en televisiekijkend Nederland. Iedereen sprak er schande van dat Ad als klokkenluider van de bouwfraude was geëindigd in een camper en dat de politiek hem had laten vallen als een baksteen.

Zou het enig effect hebben?

Ze hadden geen idee.