8/9 november 2001
De Zembla-uitzending
Het was tien uur ’s morgens en Joke las aan de eettafel NRC Handelsblad. Ze probeerde zich op de artikelen te concentreren, maar alleen de koppen drongen tot haar door. Het was 8 november 2001 en morgen kwam Ad op de televisie. De uitzending van Zembla over de fraude in de Nederlandse bouwwereld zou om 21.15 uur worden uitgezonden. Joke moest er de hele tijd aan denken.
De opnames waren al geweest, een paar weken geleden. Joke wilde dat haar man er goed uitzag op de televisie. Ze had hem gezegd dat hij zijn donkerrode jasje aan moest doen. Het jasje had ze ooit gekocht in een winkel in Bergen toen Ad nog in de bouw werkte. Het was een mooi wollen jasje, zonder voering. Bij het colbert koos ze een geblokte stropdas, een gebroken witte blouse en een kaki broek. Het leek haar geschikte kleding voor een optreden op televisie. Een oubollig pak paste niet bij Ad.
Ze wist niet goed wat haar te wachten stond. Ad had de uitzending al een paar keer bekeken op het mediapark in Hilver sum, maar zij niet. Ad wilde haar niet belasten met ‘enge dingen’, zoals hij het noemde, en hij had haar niet meegevraagd. De afgelopen maanden was hij druk bezig geweest met journalist Oscar van der Kroon en researcher Jos van Dongen van Zembla. Veel afspraken waren er geweest. ‘Ik ben tevreden,’ had Ad gezegd, maar Joke wist niet wat Ad precies ging vertellen in de uitzending. Hij praatte er niet over en daardoor haalde ze zich van alles in haar hoofd. Het ene moment dacht ze dat het misschien allemaal wel niets voorstelde, het andere moment raakte ze bijna in paniek.
Juist vandaag was Ad er niet. Hij was vanmorgen vroeg per vliegtuig vertrokken naar Parijs, om vanaf Charles de Gaulle door te vliegen naar Sint Maarten, waar hij een paar afspraken had voor het bedrijf van hun jongste zoon, die hij wel vaker hielp. Typisch iets voor Ad, dacht ze. Kwam hij in Nederland op de televisie, zat hij zelf op Sint Maarten. De schaduwboekhouding was maar een van de vele dingen waar hij druk mee was. Hij wilde niet thuisblijven voor de uitzending. Ze had al zo vaak meegemaakt dat Ad er op belangrijke momenten niet was. Zoals die keer dat ze met het gezin op vakantie gingen naar Schotland. De kinderen waren nog klein. Ze zouden vroeg in de avond vanuit Rotterdam de boot nemen naar Hull, maar Ad moest eerst nog voor zijn werk naar Zeeland. Joke had het huis opgeruimd, alles schoongemaakt en de caravan, die ze hadden geleend van de ouders van Ad, alleen ingepakt. Om vier uur zette ze de kinderen achter in de auto en reed ze naar Rotterdam. Ze had nooit eerder met een caravan gereden en vond het doodeng. Als ik de goede terminal maar kan vinden, dacht ze, en niet zenuwachtig word.
Ad zou ze om halfzes bij de boot ontmoeten. Ze wachtte en wachtte. Het werd zes uur, halfzeven. Ze ging met de auto in de rij staan om de boot op te gaan, op van de zenuwen. De kinderen jengelden op de achterbank. De rij auto’s voor haar werd steeds korter. Op het laatste moment – er stonden nog drie auto’s voor haar – kwam Ad aanrijden in een luxeauto. Hij sloeg zijn colbert nonchalant over zijn schouders, sprong over het hek, trok het portier open en ging relaxed naast haar zitten. ‘Dit is echt niet te geloven,’ zei ze. Ze kookte van woede. Maar Ad keek haar vrolijk aan. ‘Zo schat, dat hebben we weer goed geregeld,’ zei hij.
Zo was het zo vaak gegaan. Toen ze psychologie ging studeren – ze was toen achtendertig – moest ze drie keer per week ’s avonds naar de universiteit in Amsterdam. De afspraak was dat Ad die dagen om zes uur thuis was, zodat hij kon eten met de kinderen en ’s avonds bij hen was. Nooit was hij er om zes uur. Altijd had hij nog iets te doen op zijn werk. Soms belde hij op en zei hij: ‘Ik ben er over vijf minuten.’ De volgende dag hoorde ze dan van de kinderen dat hun vader twee uur later was thuisgekomen. Elke keer geloofde ze weer dat hij de volgende keer op tijd zou zijn, maar net zo vaak ging het mis.
Het bracht haar soms aan het twijfelen. Was het egoïstisch van haar dat ze haar eigen behoeften boven die van Ad met zijn drukke baan stelde? Maar ze wilde zo graag studeren. Na hun trouwen had ze in de avonduren de havo en het atheneum gedaan. Psychologie studeren was altijd haar grote droom geweest.
Gek genoeg kon ze nooit lang boos blijven op Ad. Ad was nu eenmaal zo. Als hij met iets bezig was ging hij daar volledig in op en vergat hij alles en iedereen om zich heen. Zijn broer had weleens gezegd: ‘Ad kan ontzettend goed zichzelf zijn.’ Het was een rake typering. Ad moest je niet proberen in te binden; dat werkte niet. Hij had zijn vrijheid nodig. Toch kon ze niet zeggen dat hij egoïstisch was. Wat hij deed kwam uit een goed hart; hij had nooit een dubbele agenda. Ze was er honderd procent van overtuigd dat Ad altijd het beste voorhad met haar en de kinderen. En als ze hem écht nodig had, was hij er altijd. Zoals hij in Rotterdam net op tijd was komen aanrennen, zo was hij er altijd op het moment wanneer zij op het punt stond het op te geven.
Ze ruimde de ontbijttafel op en zette rusteloos de kopjes en borden in de afwasmachine. Ze vond het niet prettig dat Ad weg was; ze had morgen samen naar de uitzending willen kijken. Het was toch niet niks, dat hij op televisie kwam.
Ze deed wat dingen in huis en nog altijd was het pas halftwaalf. Hoe moest ze de dag doorkomen? Ze besloot een stuk te gaan fietsen. Dat deed ze altijd als ze zich onrustig voelde en zichzelf in balans wilde brengen.
Via de Zanddijk en de Duinweg fietste ze richting het Noord-Hollands Duinreservaat. Het was al november, maar het was niet koud en er stond geen wind. Ze besloot haar favoriete route te volgen en ging bij de ingang aan de Noorderstraat het duingebied in. Rond het restaurant de Johanneshof in Bakkum en de strandingang van Egmond aan Zee waren vaak veel mensen, maar in dit deel van het duingebied was het altijd rustig. Via het Vogelwater, een voormalig jachthuis, fietste ze over een schelpenpad richting het strand.
Ze voelde zich goed. Gelukkig had ze de laatste jaren weer wat meer energie. Acht jaar geleden was ze ziek geworden. Doodmoe was ze in die tijd en soms lag ze dagen in bed. Als ze had gedoucht moest ze daar twee uur van bijkomen. Vaak lukte het haar niet eens om de vuilniszakken buiten te zetten.
Dag in dag uit had ze het gevoel dat ze een verlammende kater had, terwijl ze zelden een glas wijn dronk.
De huisarts kon niets vinden en uiteindelijk had ze zelf een afspraak gemaakt met een homeopaat in Amsterdam. Ad bracht haar ernaartoe – autorijden kon ze zelf niet meer. ‘Uw energiebalans is verstoord,’ zei de homeopaat. ‘Hebt u weleens van de ziekte ME gehoord?’ Ze had geknikt. ‘Renate Dorrestein heeft dat toch ook?’ vroeg ze. Ze wist dat Dorrestein er een boek over had geschreven.
Na de afspraak liep ze naar buiten, verward. Haar vermoeidheid had een naam gekregen, maar de arts kon niet zeggen of ze ooit nog beter zou worden. ‘Het ziektebeeld is onvoorspelbaar,’ zei hij. ‘Sommige mensen worden weer helemaal beter, terwijl anderen altijd moe blijven.’
Ze had van alles geprobeerd. Bachbloesemtherapie, acupunctuur, reiki, kinesiologie, homeopathische pillen. Behalve kinesiologie hielp het allemaal niets. Ze moest haar grenzen in de gaten houden, dat was het belangrijkste. Ook had ze ontdekt dat fietsen, sporten en wandelen haar hielpen. Ze was begonnen met kleine wandelingen rond het huis en ze was steeds verdergegaan. Inmiddels kon ze weer hele stukken fietsen. Maar ze was nooit meer zo fit geworden als vroeger, toen ze halve marathons rende en bij het hardlopen mannen in de duinen voorbijging. Dat lukte niet meer. Nog steeds moest ze elke middag een paar uur slapen, anders haalde ze de avond niet. Deed ze op een dag te veel, dan werd ze daar onmiddellijk voor gestraft en moest ze dagen bijkomen.
Ad had in de beginperiode van haar ziekte, oplossingsgericht als hij was, een tandem gekocht. ‘Dan kunnen we in ieder geval nog samen door de duinen fietsen,’ zei hij. Eigenlijk vond ze het vreselijk om bij hem achterop te moeten zitten, alsof ze een oude vrouw was. Wat was ze kwaad geweest op haar lichaam. Van de weeromstuit was ze zelfs gaan roken, terwijl ze nog nooit een sigaret had aangeraakt. Maar het was wel lief geweest van Ad, die tandem. Nooit gaf hij haar het gevoel dat ze zich aanstelde, terwijl genoeg mensen zeiden dat het met haar ‘psyche’ te maken had. Zij begreep dat wel; ze wist ook niet hoe ze haar vermoeidheid kon verklaren. Maar voor Ad was ze gewoon ziek, die twijfelde niet aan haar geestesgesteldheid.
Terwijl Joke door het duingebied fietste zocht Ad een stoel bij de ingang van zijn gate op het vliegveld Charles de Gaulle. Zijn vlucht AF1241 uit Amsterdam was een uur geleden geland. De vlucht naar Sint Maarten vertrok over drie kwartier, om 13.15 uur. De stewardessen van Air France stonden al achter de balie.
Hij wist niet wat hij moest doen. Oscar van der Kroon had hem net gebeld. ‘Ad, ik zou maar niet naar Sint Maarten gaan,’ zei hij. ‘De gekte is hier losgebarsten.’
Het had hem geen probleem geleken om te vertrekken. De afgelopen maanden had hij intensief samengewerkt met de journalisten Oscar van der Kroon en Jos van Dongen van Zembla en zijn werk zat erop. Volgende week, als hij terugkwam, zou hij wel zien hoe er op de uitzending was gereageerd.
Hij had zin in een weekje Sint Maarten. Toen hij nog in de bouw zat had hij er een jaar voor het bedrijf gewerkt. Heerlijk vond hij het er. Het was al maanden miezerig weer in Nederland en hij verlangde naar zon. Hij had deze week een paar afspraken namens zijn zoon. Aan zijn vroegere werk op het eiland had hij goede contacten overgehouden en hij hoopte zijn zoon te kunnen helpen met zijn oude netwerk. Op Sint Maarten wist niemand dat hij in Nederland uit de gratie was geraakt.
Maar nu wist hij niet meer óf hij wel moest gaan.
Oscar had hem net verteld dat Rob van Gijzel, het Kamerlid dat zich hardmaakte voor zijn zaak, minister Tineke Netelenbos had laten weten dat Zembla een uitzending zou wijden aan Ad Bos.
‘Hij kreeg de volle laag van de minister,’ zei Oscar. ‘Ze noemde de uitzending een canard.’
‘En weet je hoe ze jou noemde?’ zei Oscar. ‘Een rancuneuze medewerker die alleen maar vuil wil spuien.’ Volgens Oscar had de minister onderzoek naar hem gedaan.
Oscar vertelde hem ook dat de redactie morgenochtend een persbericht en een videoband met de uitzending van die avond zou rondsturen. De kans was groot dat de kranten en de televisie het nieuws meteen die middag al zouden brengen, zei hij.
Hij had een goed contact opgebouwd met Oscar en Jos. Ze hadden hun best gedaan op de uitzending, vond hij, en hij was tevreden over de samenwerking. Het was een knap staaltje journalistiek. Ze hadden zijn verhaal onderbouwd met voorbeelden en onderzoek gedaan naar projecten die genoemd werden in de schaduwboekhouding. Ook waren ze langs de instanties gegaan die niets met zijn schaduwboekhouding gedaan hadden en onderzocht waarom er na tweeenhalf jaar nog niets was gebeurd. Hij had Oscar en Jos in contact gebracht met een aantal van zijn vroegere collega’s, die in de uitzending anoniem zijn verhaal bevestigden.
Voor de redactie was het een van de belangrijkste uitzendingen van het jaar. De fraude in de bouw was een mooie scoop.
De redactie had er alles aan gedaan om geen journalistieke blunder te begaan en de feiten waren tot in detail gecheckt. Toch verwachtte hij niet al te veel van de uitzending. Hij had tweeënhalf jaar zonder resultaat met de boekhouding geleurd. Geen instantie had hem serieus genomen. Hij kon zich niet voorstellen dat een televisieprogramma dat kon veranderen. Joke had hij er daarom weinig over verteld. Hij had haar niet onnodig ongerust willen maken, terwijl de uitzending misschien geen enkel stofje zou doen opwaaien. Sinds Joke ME had, probeerde hij haar zoveel mogelijk uit de wind te houden. Omdat ze weinig energie had koos hij er soms voor om dingen niet of pas op het laatste moment te vertellen, zodat ze zo min mogelijk van streek raakte.
Ad had het niet verwacht, maar wat hem in de tweeënhalf jaar praten met de overheid niet was gelukt, leek nu toch te gaan gebeuren: de schaduwboekhouding was morgen misschien tóch groot nieuws. Al zijn oud-collega’s zouden waarschijnlijk naar hem kijken.
De eerste passagiers liepen inmiddels de slurf in. Hij moest nú een beslissing nemen. Als hij het vliegtuig in stapte zat hij de komende tien uur vast en zou de uitzending van morgenavond volledig aan hem voorbijgaan.
Hij moest naar huis, dacht hij. Hij pakte zijn kleine koffer – gelukkig had hij alleen handbagage bij zich – en keerde te rug naar de vertrekhal. Morgen moest hij in ieder geval thuis zijn.
Joke hoorde haar telefoon gaan, die ze in haar zak had. Het was halftwee en ze liep net de strandopgang op. Ze keek op haar display en zag dat het Ad was.
‘Ik denk dat ik toch beter naar huis kan komen,’ zei hij. ‘Oscar belde net. Hij zei dat ik maar niet naar Sint Maarten moet gaan.’
Joke zuchtte opgelucht. Ze was blij dat Ad thuiskwam.
Ad vertelde dat Oscar verwachtte dat de uitzending wel wat teweeg zou brengen. ‘Het schijnt dat het toch wel opgepikt wordt.’
Hij zei dat hij morgenochtend naar huis zou vliegen. En dat hij vanavond naar de drafbaan van Paris-Vincennes ging. Dat was het mekka van de drafsport, waar de beste paarden koersten en de mooiste prijzen te behalen vielen. ‘Nu ik toch in Parijs ben, kan ik daar net zo goed even gaan kijken.’
De volgende dag fietste Joke om zes uur ’s avonds naar haar dochter Ilja in Heiloo. Ad was die middag thuisgekomen uit Parijs, maar hij had haar gezegd dat ze bij Ilja moest gaan kijken naar de uitzending. Omdat hij het programma al drie keer had bekeken op het Media Park in Hilversum, had hij geen zin nog eens te kijken. Hun zonen waren nog niet op de hoogte van de recentste ontwikkelingen; zij waren samen op reis door Midden-Amerika.
Toen hij thuiskwam had Ad laconiek gedaan. ‘Ach, misschien waait het wel weer over,’ zei hij. Zo ging dat toch vaak met televisie. ‘De ene dag is iets nieuws, de volgende dag is iedereen het alweer vergeten.’
Joke begreep Ads aarzelingen. Hij liep al zo lang rond met de boekhouding. Zelf wist ze ook niet wat ze ervan moest verwachten.
Die middag hadden Ad en Joke de middagkranten gelezen. Het leek erop dat Oscar gelijk kreeg. Voor de kranten was de uitzending groot nieuws.
Enorme fraude bouwbedrijven, kopte Het Parool.
Een kartel van Nederlands grootste bouwbedrijven, waaronder Koop Tjuchem uit Groningen, heeft Rijkswaterstaat, de NS en Schiphol de laatste jaren voor bedragen tussen de vijfhonderd miljoen en één miljard gulden opgelicht. Dat zeggen oud-medewerkers van Koop Tjuchem in een documentaire die het tv-programma Zembla vanavond uitzendt.
NRC Handelsblad schreef:
Een anonymus die eerder vergeefs het Openbaar Ministerie tipte over megafraudes in de bouwwereld en corruptie bij Rijkswaterstaat heeft besloten zijn anonimiteit op te heffen. Volgens het Tweede Kamerlid Van Gijzel beschikt de man over informatie die ‘de grootste fraude uit de Nederlandse geschiedenis’ blootlegt. Vanavond vertelt de tipgever in het programma Zembla dat grote bouwondernemingen jaarlijks voor honderden miljoenen guldens opdrachtgevers oplichten door illegale prijsafspraken. De tipgever blijkt Ad Bos te zijn, tot twee jaar geleden technisch directeur van Bouwonderneming Koop Tjuchem in Groningen.
Om kwart over zes stapte Joke bij Ilja binnen. Haar dochter had haar nieuwbouwwoning leuk ingericht, vond ze. Een grote eettafel bij de openslaande deuren naar de tuin, de muren fris wit geschilderd. Een comfortabele cognackleurige hangbank bij de televisie. Na het eten dronken ze koffie op de bank, zodat ze niets van de uitzending zouden missen.
Haar dochter was opgetogen. Wat een mooie meid was ze toch, dacht Joke. Blond haar, de bruine ogen van Ad, lang en slank. Van haar drie kinderen leek Ilja het meest op Ad. Ze had hetzelfde vrolijke humeur en hetzelfde enthousiasme. Ook zij deed moeilijke situaties het liefst af met een grap.
De bekende tune van Zembla zette in. Het was precies 21.15 uur.
‘Ik wil dit eigenlijk niet zien,’ zei Joke. ‘Ik vind het vreselijk om je vader in beeld te zien.’
Haar dochter stelde haar gerust. ‘Pap weet echt wel wat hij doet.’
Er kwam een bouwplaats in beeld. ‘Bij de bouw van wegen, viaducten en spoortunnels gaat iets mis,’ werd er verteld. ‘Er wordt veel te veel geld betaald en het gaat dik over de vijfhonderd miljoen op jaarbasis,’ vertelde de voice-over.
Na een shot van de zwarte ordners met de schaduwboekhouding kwam Ad in beeld, in zijn rode jasje. Ze zag aan zijn gezicht dat hij zenuwachtig was. ‘In alle lagen van organisaties als Rijkswaterstaat worden nog weleens feestjes gegeven en meer dan dat,’ zei Ad. Hij vertelde ook over privéverbouwingen die aannemers voor ambtenaren uitvoerden.
Het programma liet enkele werken zien die voorkwamen in de schaduwboekhouding. Bij de bouw van de Vomar Voordeelmarkt in Hoofddorp hadden de aannemers 150.000 gulden in eigen zak gestoken. Bij de aanleg van de D-Pier op Schiphol 248.000 gulden. Bij de bouw van een brug over de Schinkel was per aannemer 75.000 gulden afgerekend.
Ad vertelde dat de bouwers er soms de helft bovenop deden en dat de overheid dus bij bijna elke opdracht veel te veel betaalde.
Voor het eerst drong de omvang van de fraude die Ad aankaartte werkelijk tot Joke door. Natuurlijk had ze er wel met Ad over gesproken. Ze had de schaduwboekhouding ook bekeken. Maar nu alles helder op een rijtje werd gezet kwam het heel anders op haar over. Pas nu realiseerde ze zich de werkelijke betekenis van de boeken. Doordat de overheid Ad niet serieus nam, was zij ook gaan denken dat het allemaal niet zo veel voorstelde. Maar het was allemaal nog veel erger dan ze had gedacht.
Ze zag ook Henk Koop in beeld, de eigenaar van het bedrijf waar Ad had gewerkt. Er kwam een foto van hem voorbij samen met minister Jorritsma in zijn privévliegtuig. In een andere scène werd verteld over de goede relatie tussen hem en minister Netelenbos. Ze zag hem samen lachend met Netelenbos.
Ten slotte kwam Kamerlid Rob van Gijzel aan het woord, die vertelde dat het hier om ‘exorbitante’ verrijking ging. ‘Dit kan niet blijven voortbestaan,’ zei hij. ‘De bouwers moeten vervolgd worden.’
Zembla vroeg ook om een reactie bij de bouwbedrijven, maar die weigerden commentaar. Er waren shots te zien van de kantoren van grote bouwbedrijven. Elco Brinkman, de voorzitter van het Algemeen Verbond Bouwbedrijf, wenste niet voor de camera van Zembla te reageren.
Toen de eindtune inzette, ging haar mobiel. Ad.
‘Nou, wat vond je ervan?’ wilde hij weten.
‘Ilja en ik zijn achter de bank gekropen,’ zei Joke. Ze zei dat ze verbijsterd was. Ze kon amper bevatten wat ze net allemaal had gezien.
Ze praatte nog kort na met Ilja en fietste toen snel naar huis.
Ze moest met Ad praten.
Terwijl vermoedelijk heel Bouwend Nederland naar de uitzending van Zembla keek, zat Ad in het halfdonker in zijn stoel in de serre. Hij hield er nog steeds rekening mee dat iedereen de uitzending morgen alweer was vergeten. Maar als dat niet gebeurde moest hij een plan hebben. Hij had zich afgevraagd hoe de overheidsinstanties op de uitzending zouden reageren. Oscar had voor het programma een aantal mensen geïnterviewd met wie hij in die tweeënhalf jaar had gesproken. Officier van justitie Frielink zei in het programma dat hij, Ad, te veel tipgeld wilde en dat de zaak daardoor niet verder was gekomen. Hij begreep er niets van. Hij had zichzelf aangeboden als adviseur en een vergoeding gevraagd van honderdvijftig gulden per uur om uitleg te geven over de boekhouding. Omdat hij zoveel wist over de geheime prijsafspraken die er in de bouw werden gemaakt, was hij daar in zijn ogen de juiste man voor. Zonder zijn hulp kon de overheid de boeken immers nooit ontcijferen. Hij snapte niet waarom zijn vergoeding nu opeens tipgeld werd genoemd: er werden feiten verdraaid. Frielink zei in het programma ook dat Ad hun niet genoeg materiaal had laten zien. Dat was niet waar. Hij had hun de originele schaduwboekhouding niet gegeven omdat hij bang was dat de boeken anders in een onderste la zouden verdwijnen, maar hij had hun allerlei kopieën laten zien. Bovendien hadden mensen van de NMa de originele boeken wel ingezien.
De overheid wil de schaduwboekhouding hebben, vermoedde hij. Die zou hij geven, dacht hij; hij besloot niet meer te beginnen over een vergoeding. Het belangrijkste was nu dat de zaak verder kwam en dat hij serieus werd genomen. Anders was alles voor niets geweest en zou hij als tipgever te kijk staan.
Hij had Zembla ook een zogeheten kluisverklaring gegeven, een verklaring die het programma niet openbaar zou maken. Er stonden de namen in van zes ambtenaren van wie hij vermoedde dat ze corrupt waren. Die zou de overheid vast ook wel willen hebben. Het leek Ad het beste om voorzichtig te opereren. Hij moest er nu voor zorgen dat hij de touwtjes in handen hield. Dat de overheidsinstanties tot nu toe niets hadden gedaan met de boekhouding had hem wantrouwig gemaakt. De kwestie van de schaduwboekhouding mocht onder geen beding alsnog in de doofpot terechtkomen.
Die avond bleven Ad en Joke tot laat op. Ad dronk een paar biertjes, Joke een glas wijn. Hun gesprekken werden voortdurend onderbroken door de telefoon. Vrienden, de broers en zussen van Ad. Niemand kon geloven dat het werkelijk waar was wat er in de uitzending werd gezegd. Ineens bedacht Ad dat hij zijn moeder nog moest bellen, die vast in haar eentje had zitten kijken. Ze bleek volledig overstuur. Joke wilde alles van Ad weten. Wat zou dit allemaal teweegbrengen? Hoe moesten ze nu verder?
Ad probeerde rustig te blijven. ‘Nou, we zijn in ieder geval weer een stap verder. Wat er hierna gebeurt, zien we wel.’ Hij wilde niet dat Joke zich zorgen ging maken. Bovendien kon hij niet inschatten wat er verder zou gebeuren. Het enige wat hij wist was dat hij de overheid met argwaan tegemoet zou treden. ‘Ik laat me vanaf nu niet meer in de maling nemen,’ zei hij. ‘Ze zullen hun hele trukendoos nog wel opentrekken om me alsnog op een zijspoor te zetten.’