12

2006

In de politiek

‘Jook, ik wil een politieke partij gaan oprichten. Ik heb het al helemaal uitgedacht met Hans. We gaan voor één, twee of drie zetels in de Tweede Kamer. Het Ad Bos Collectief gaan we heten.’

Joke keek haar man aan alsof hij gek was geworden. ‘Een politieke partij? Vind je niet dat we al genoeg aan ons hoofd hebben?’

Het was juni 2006, een jaar nadat ze ziek waren geworden. Ad en Joke hadden een moeilijke tijd achter de rug. Ad moest na de hartaanval rustig aan doen. Joke moest herstellen van de operatie en de bestralingen.

De kanker was verdwenen, maar de behandeling was een aanslag geweest op het lichaam en de geest van Joke. Het leek of haar ME was teruggekomen. Ze moest vaak rust nemen en sliep als vanouds elke middag.

Het kostte haar moeite het te accepteren, maar ze kon niet anders dan toegeven aan haar lichaam. De stress van de afgelopen jaren was te veel geworden. De bouwfraude had haar en Ad ziek gemaakt. Ad wuifde die gedachte weg, maar Joke voelde het zo.

Na hun ziekte had Joke geprobeerd hun leven weer op orde te krijgen. Kapelweg 2 was nooit afgekomen omdat ze er de energie en het geld niet voor hadden – binnen wachtten nog allerlei klussen en de buitenmuren moesten nog steeds afgevoegd en geschilderd worden – maar het huis was in ieder geval bewoonbaar. Elke week pasten ze nu op hun kleinkind Nathan. Ilja was eind 2005 bevallen van een dochter. Het afgelopen jaar hadden ze veel tijd met de kinderen en kleinkinderen doorgebracht. Joke wilde alleen nog maar rust. Ze hadden kunnen leven van de overwaarde van Kapelweg 1.

Vanwege hun eigen beslommeringen hadden ze zich de tweede helft van 2005 en de eerste maanden van 2006 nauwelijks beziggehouden met de bouwfraude. De zaak lag stil. Ad had hoger beroep aangetekend tegen zijn veroordeling, maar het kon nog twee jaar duren voor er een nieuwe rechtszaak kwam.

‘Waarom wil je in godsnaam een politieke partij oprichten?’ Joke kreeg subiet de zenuwen. Wist Ad wel hoeveel energie hun dat weer zou kosten? En wat het kostte om een politieke partij op te richten?

‘Maar we moeten ervoor zorgen dat de zaak in het nieuws blijft.’ Ad vertelde dat het Ad Bos Collectief een one-issuepartij moest worden, die zich ging inzetten voor een integere en betrouwbare overheid. ‘Als het me lukt om in de Kamer te komen kan ik me via die weg hardmaken voor een betere regeling voor klokkenluiders.’

Joke snapte wel wat Ad bedoelde. Het was angstvallig stil geworden. De bouwfraude was geen nieuws meer. In de tijd van de uitzendingen van Zembla en van de parlementaire enquête wilden alle kranten en televisieprogramma’s interviews met Ad. Maar nu dreigde de zaak vergeten te worden. Terwijl er aan hun situatie niets was veranderd. Ad was veroordeeld en in beroep gegaan. Een financiële compensatie van de overheid konden ze voorlopig wel vergeten. Het geld dat de verkoop van Kapelweg 1 had opgeleverd was straks ook op.
Ad was nog steeds volledig op de hoogte van de bouwfraudezaak. Dertienhonderd bedrijven waren inmiddels beboet en in totaal hadden de bouwers via justitie, de FIOD en de NMa zeshonderdzestig miljoen euro terugbetaald. De overheid had dankzij Ad dus aardig wat geld binnengehaald, al waren de boetes in zijn ogen te laag en stond het voor hem vast dat de bouwers zelf veel meer aan de fraude hadden verdiend. Veel bouwers hadden een beroep gedaan op de clementieregeling van de NMa en kregen korting bij het inleveren van hun boekhouding. Maar toch: al kreeg hij maar een duizendste van die zeshonderdzestig miljoen. Dan waren zijn problemen in één keer opgelost.

Veel ontwikkelingen hadden Ad teleurgesteld. Het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hadden afgezien van procedures bij de rechter voor schadevergoeding nadat het kabinet in april 2005 een schikking trof met de brancheorganisatie Bouwend Nederland, die beloofde een bedrag van 73,5 miljoen euro terug te betalen. Volgens Bouwend Nederland kon daarmee ‘een streep onder het verleden worden gezet’. De parlementaire enquête had voor de bouwondernemingen geen grote gevolgen gehad. Alle directeuren van grote bouwondernemingen zaten er nog. Slechts vier bedrijven waren voor de rechter gekomen, maar de twaalf verdachte directeuren en commissarissen ontliepen celstraffen door schikkingen. Het strafbare feit van meedoen aan verboden vooroverleggen was volgens de rechter inmiddels verjaard. De vier bedrijven kregen geldstraffen opgelegd van vijfenveertig- tot honderdduizend euro – een schijntje in vergelijking met de bijna twee miljoen die justitie eerder had geëist. Met de tweeduizend dozen administratie die in beslag waren genomen was tot nu toe niets gedaan; het was nog onduidelijk of het OM meer bedrijven ging vervolgen. Uiteindelijk waren slechts enkele ambtenaren schuldig bevonden. De directeur gemeentewerken van een Noord-Hollandse gemeente bijvoorbeeld, die een auto had gekregen en wiens dochters in een appartement bleken te wonen dat was betaald door een aannemer. Hij had een werkstraf van 180 uur en een gevangenisstraf van vier maanden gekregen. De ambtenaar van Rijkswaterstaat kreeg een taakstraf van 240 uur opgelegd. Zijn vroegere baas en mededirecteur waren veroordeeld tot taakstraffen van 180 uur. Het was een magere oogst, vond hij. Wat was er gebeurd met die vijftig ambtenaren van de provincie Zuid-Holland, de gemeente Hoorn en Rijkswaterstaat, die vanwege corruptie waren overgeplaatst of ziek naar huis waren gestuurd, zoals hij drie jaar geleden in de Volkskrant had gelezen? Waren zij gewoon weggepromoveerd en was de kous daarmee af? Een man van wie hij de naam destijds had doorgegeven aan justitie bleek naar Zuid-Amerika gevlucht.

Ad en Joke waren er inmiddels van overtuigd dat de belangenverstrengeling tussen politiek en bouwwereld simpelweg te diep ging om tot werkelijke veranderingen te komen. De parlementaire enquêtecommissie had al geconcludeerd dat politiek en ambtenaren de bouwwereld beschermden en het clandestiene systeem in stand hielden. Er was precies gebeurd waar Ad na de parlementaire enquête bang voor was geweest: aanvankelijk riep iedereen ach en wee, maar uiteindelijk ging alles op de oude voet verder. De bouwwereld werd niet hard aangepakt.

In NRC waren artikelen verschenen over wat Ad en Joke inmiddels ‘het netwerk’ noemden. Karla Peijs, de huidige minister van Verkeer en Waterstaat, was getrouwd met bouwondernemer Rinus Platschorre, die vele jaren aan het hoofd stond van bouwbedrijven of er commissaris was. Volgens de Volkskrant was hij direct betrokken bij de bouwfraude. De krant verwees naar de veroordeling van de Vereniging Nederlandse Cementindustrie door het Europese Hof van Justitie. Als voorzitter van deze brancheorganisatie zou Platschorre persoonlijk bij vergaderingen van het Europees kartel van grote cementbedrijven aanwezig zijn geweest. Desgevraagd gaf hij in NRC toe dat hij ooit bij een vergadering was geweest. Hij wist, naar eigen zeggen, als topman van het bouwconcern TBI Holdings hoe het er in de praktijk aan toeging, had hij in de krant gezegd. Ook Tweede Kamerlid Pieter Hofstra van de VVD had gezegd dat hij altijd had geweten wat er speelde in de bouw. Zijn jongste broer was aannemer, had hij in de kamer gezegd, en zelf was hij een tijdje commissaris geweest bij een bouwbedrijf, dus hij wist ‘hoe het eraan toeging’.

Joke had vorig jaar het lijvige boekwerk gekocht dat onderzoeker Lenny Vulperhorst had geschreven over de bouwfraude. Verzwegen onderneming heette het. Het boek was niet makkelijk om te lezen, maar Vulperhorst had gedegen onderzoek gedaan en maakte een paar interessante analyses, vond Joke. Soms pakte ze het boek en las ze er stukken uit. ‘Dat klokkenluider Bos in het begin geen poot aan de grond kreeg bij politiek en justitie was logisch,’ schreef hij bijvoorbeeld. ‘Het liet politiek en justitie onverschillig. Men wilde niet interveniëren. De bouw werd beschermd door politiek en ambtenaren.’ Vulperhorst had beschreven dat de bouwwereld in veel opzichten leek op een organisatie als de Italiaanse maffia. Ze had de passages erover onderstreept. ‘De groepsnormen zijn belangrijker dan de wet,’ schreef Vulperhorst. ‘Zwijgen over illegaal handelen is essentieel. Het onderlinge vertrouwen mag nooit worden beschaamd.’ Het enige verschil tussen de Italiaanse maffia en de Nederlandse bouwwereld volgens Vulperhorst: ‘In Italië houdt de maffia de politiek of opdrachtgever op afstand of wordt er door bedrijven betaald voor werk, terwijl in Nederland overheidsopdrachtgevers en de politiek wisten dat de bouw als kartel opereerde, maar men “gratis” de andere kant op keek. In Nederland was noch macht of geweld, noch geld nodig om de politiek op afstand te houden.’

Het boek bevestigde wat Joke altijd had vermoed. Toen Ad nog in de bouw werkte had ze niet voor niets haar bedenkingen gekregen. Het lijkt de maffia wel, had ze vaak gedacht als ze weer eens urenlang zat te tafelen met Ads collega’s en opdrachtgevers in een chic restaurant. Nooit werd er gesproken over het omkopen en fêteren. Toen Ad haar vertelde over de schaduwboekhouding, kon ze zich niet voorstellen dat het systeem van de geheime prijsafspraken zichzelf zo lang in stand kon houden. Maar doordat iedereen erover zweeg kwam de buitenwereld niets te weten. Ad had haar altijd alles verteld, maar de meeste mannen hielden hun mond tegen hun vrouw, had ze al snel doorgehad. Van Ad wist ze bijvoorbeeld welke mannen weleens een bordeel bezochten, maar hun vrouwen hadden daar geen flauw benul van. ‘Jij vertelt je vrouw veel te veel,’ kreeg Ad vaak te horen.

Er moest iets gebeuren, dat wist Joke ook. Dat Platschorre getrouwd was met minister Karla Peijs was wel heel verdacht. Karla Peijs was medeverantwoordelijk voor het nieu we bouwbeleid van de overheid. Ze konden het er niet bij laten zitten, vond ook Joke. Ze wilde niet dat alles voor niets was geweest. Ad moest op een dag de erkenning krijgen die hij verdiende. Maar Joke twijfelde of een politieke partij de oplossing was. Zou dat wel de manier zijn om hun onderwerp op de politieke agenda te krijgen?

Ad vertelde haar hoe het werkte. Hans had alles al uitgezocht. Ze moesten een partij oprichten, een programma maken, de partij registreren bij de kiesraad en bij de negentien kieskringen in Nederland. En stemmen werven natuurlijk. De kinderen hadden hun steun al toegezegd, zei Ad.

Joke reageerde verschrikt. ‘De kinderen?’

‘Ja, zij gaan stemmen voor me werven.’

Joke twijfelde. Ze zag het niet voor zich: Ad in de politiek. Het zou hun opnieuw veel energie kosten, terwijl de kans op teleurstelling groot was. Joke vond dat Ad en zij het rustig aan moesten doen; ze waren nog herstellende. Aan de andere kant: ze moesten iets. Als ze niets deden, gebeurde er ook niets.

Hoewel ze er geen zin en energie voor had, stemde Joke uiteindelijk toe. Zoals altijd bleef ze achter Ad staan.

Twee maanden later stond ze samen met Ilja met een stapeltje flyers op de Grote Markt in Groningen. Er stond in dat het Ad Bos Collectief een betrouwbare overheid wilde, zich keerde tegen de ‘voor wat hoort wat’-cultuur in de politiek en de ‘vriendenrepubliek’ en dat het tijd werd dat er echt naar burgers werd geluisterd.

Het was niets voor haar. Moest ze nu zomaar op mensen afstappen en vragen of ze op het Ad Bos Collectief wilden stemmen? Ilja ging voortvarender te werk. Ze maakte er een spel van. Joke keek naar haar dochter en zag dat ze geanimeerd met iemand in gesprek was. Ze vermande zich. Hup, Jook, eropaf.

De hele familie was inmiddels bij het project betrokken. Hun zonen stonden vandaag in Venray en Haarlem. Ook Ads broer Cok deed mee. Het was gekkenwerk, vond Joke. Ad sliep nog maar een paar uur per nacht en was elke dag samen met Hans onderweg. Ze gingen het hele land door en hadden de afgelopen weken iets van negenduizend kilometer gereden. Om flyers te kunnen drukken, hadden ze her en der geld geleend.

Joke betwijfelde het nut van de hele onderneming. Zoals altijd ging Ad er honderd procent voor. Hij was ervan overtuigd dat ze een zetel zouden halen – twijfel liet hij niet toe. Joke was bang dat het hun veel te veel energie en geld zou kosten en dat het uiteindelijk niets zou opleveren.

De nieuwe partij kreeg wel aandacht van de media. In de gratis krant Metro verscheen een groot interview met Ad. Zembla volgde hem een dag. Ad wist ergens twee grote klokken – hij was immers klokkenluider! – op de kop te tikken en had die naar het Binnenhof gereden. In die missie was Ad in ieder geval geslaagd: er was weer even aandacht voor Ad Bos en de bouwfraude.

Maar het had niet het gewenste effect. Bij de Tweede Kamerverkiezingen op 22 november 2006 haalde het Ad Bos Collectief 5149 stemmen, niet genoeg voor een zetel in de Kamer.

Het was een laatste poging geweest om zichzelf te redden. Ze moesten wat. Als Ad een zetel had gekregen, had hij zijn wedstrijd in de politieke arena kunnen uitvechten. Bovendien zou hij dan als Kamerlid een inkomen hebben ontvangen. Maar het was jammerlijk mislukt.

De gedachte dat de zaak misschien wel nooit werd opgelost druiste in tegen hun gevoel van rechtvaardigheid. Ze zouden blijven vechten. Maar een strijdplan ontbrak.

Hun financiële situatie was opnieuw zorgelijk, terwijl ze nog maar anderhalf jaar in het nieuwe huis woonden. Met Ad kon Joke hun financiële situatie nog steeds niet goed bespreken. Toen ze hem er een keer naar vroeg, zei Ad: ‘Ach, het zit even tegen, maar we komen er wel uit.’

‘Maar hoeveel geld hebben we dan nog?’

‘Genoeg, Jook. Maak jij je daar nou maar geen zorgen over.’ Ze wist niet of ze haar man kon geloven. Hij was nog steeds een ster in het ontkennen van problemen.

Het was Seth die haar begin 2007 wakker schudde. ‘Mam, ik denk niet dat jullie in dit huis kunnen blijven wonen,’ zei hij terwijl ze samen aan tafel zaten te eten.

Zijn woorden sloegen in als een bom.

‘Hoe bedoel je?’ antwoordde ze. ‘We kunnen dit huis toch niet verkopen? Waar moeten we dan in godsnaam wo nen?’ Ze had om zich heen gekeken. Naar de ongeschilderde muren, de snoeren die nooit waren weggewerkt. Het was nog steeds een rommeltje in het huis. Ze wist dat haar zoon gelijk had en dat hij uitsprak wat Ad niet tegen haar durfde te zeggen. Diep in haar hart was ze altijd bang geweest dat ze op een dag hun huis zouden kwijtraken, maar ze had haar angst diep weggestopt en de gedachte eraan niet eerder toegelaten. Terwijl ze naar haar zoon keek, besefte ze dat het einde verhaal was. Ze hadden hun bezittingen simpelweg helemaal op gegeten; er was niets meer over.