5

2001-2002

Van tipgever tot informant

Het was eind maart 2002, bijna vijf maanden na de uitzending van Zembla. Ad was net terug van het strand en dronk een kop koffie in zijn luie stoel in de serre. De stoel stond zo dat hij zijn duiventil goed kon zien. Veel mensen snapten niet wat hij eraan vond, duiven, maar hij was gek op die beesten. Op zijn zestiende kreeg hij van zijn vader zijn eerste vier duiven en hij had er nog steeds een paar. Aan wedstrijden deed hij niet meer mee, maar het feit dat een duif vanuit Barcelona de weg terug naar huis weet te vinden, intrigeerde hem.

Waar Ad bang voor was geweest, was niet gebeurd. De Zembla-uitzending was niet bepaald onopgemerkt gebleven. Heel Nederland sloeg steil achterover van het nieuws over de corruptie in de bouw. Corruptie, fraude en omkoping waren tot die tijd zaken die zich in de ogen van het publiek afspeelden in landen als Italië, maar nu bleken ook Hollandse mannen in keurige pakken en met respectabele posities dingen te doen die het daglicht niet konden verdragen. Sinds de uitzending in november vorig jaar was de fraude in de bouw dagelijks nieuws.

Ad was opeens een veelgevraagde informant en tipgever. Alle overheidsinstanties wilden informatie van hem hebben over de schaduwboekhouding. Hij werd de hele dag gebeld: door het Openbaar Ministerie, de Rijksrecherche, de FIOD, de Belastingdienst, het KLPD, gemeenten. Het overviel Ad. In de tweeënhalf jaar die voorafgegaan waren aan de uitzending had hij de hoop bijna opgegeven. Nu spraken mensen op straat hem spontaan aan. Ze complimenteerden hem om zijn moed en spraken schande van ‘die hoge heren’.

In gedachten zette hij op een rijtje wat er allemaal was gebeurd sinds de uitzending van Zembla. Kort na het programma overhandigde hij de originele schaduwboekhouding aan minister Korthals. Dat ging niet zonder problemen. Aanvankelijk wilde het ministerie een koerier langs sturen om de boeken op te halen. Daar ging hij niet mee akkoord; hij was veel te bang dat de boeken ‘kwijt’ zouden raken.

Hij benaderde de onderhandelingen met de overheid als een schaakspel, waarbij hij de zetten moest blijven bepalen. Als aannemer was hij gewend om te onderhandelen. Hij zorgde ervoor dat hij de regie hield. Uiteindelijk kwam er een auto van het KLPD voorrijden en gingen Ad en Joke samen met Ads broer Cok en een vriend uit de Antillen onder bewaking naar het ministerie in Den Haag. De schaduwboekhouding zat deels in een plastic Vomar-tas, deels vastgetapet om het middel van Cok. Omdat de boeken zulk explosief materiaal bevatten, was Cok op het laatste moment bang geworden dat de politie de boeken zou innemen of dat ze overvallen zouden worden. Aan Korthals vroeg Ad een handtekening onder een door hem opgestelde ontvangst bevestiging; hij bleef argwanend na het getraineer van de overheid. De gewaarmerkte kopieën die hij al eerder had gemaakt, hield hij achter.

In dezelfde periode als de uitzending van Zembla kwam een andere fraude aan het licht. November 2001 informeerde minister Netelenbos de Tweede Kamer over de schikking die justitie had getroffen met de bouwbedrijven die betrokken waren bij de bouw van de Schipholtunnel. De Hollandsche Beton Groep, NS-dochter Strukton en de bouwcombinatie kss hadden 189 valse facturen verstuurd en hielden er, terwijl de raden van bestuur van de bedrijven dat wisten, een zwarte kas op na. Hoewel op deze manier voor miljoenen was gefraudeerd ontliepen de bouwbedrijven de gang naar de rechter en kwamen ze er met een boete van af.

De schikking van de minister met de bouwers van de Schipholtunnel was een lachertje geweest, vond Ad. De bouwbedrijven kwamen er elk met een boete van 450.000 euro van af en moesten elk een miljoen restitueren aan opdrachtgever de NS, terwijl ze aan de fraude zo’n tachtig miljoen hadden verdiend. De boekhouder die deze zaak had aangezwengeld, John Zinhagel, was zijn baan kwijtgeraakt.

Er was nog iets gebeurd wat Ad bevreemdde. Rob van Gijzel, het Kamerlid dat zich altijd voor zijn zaak had ingezet en namens de PvdA in de kamer woordvoerder was aangaande de bouwfraude, was na de uitzending van Zembla monddood gemaakt. Zijn openheid op televisie werd hem niet in dank afgenomen. Ad Melkert had het woordvoerderschap overgenomen, waarop Van Gijzel uit de Kamer was gestapt – hij was naar eigen zeggen een parlementariër geworden met een ‘slot op de mond’. Volgens het Kamerlid wilde de PvdA-fractie de verantwoordelijke ministers te veel beschermen. Het schokte Ad toen hij dat las. Van Gijzel was in zijn ogen een man die corruptie wilde aanpakken. Waarom moest hij het veld ruimen? Van Gijzel was de zoveelste die op een zijspoor werd gezet. In de tweeënhalf jaar dat hij onderhandelde met justitie werden mensen die zich voor hem wilden inzetten ook voortdurend overgeplaatst.

Het ontslag van klokkenluider Zinhagel en het vertrek van Van Gijzel hadden hem een onbestemd gevoel gegeven; hetzelfde onbestemde gevoel dat hij had toen hij voor de uitzending van Zembla tweeënhalf jaar lang leurde met de boekhouding. Soms leek het wel alsof de politiek er geen belang bij had de bouwers aan te pakken. Inmiddels was hem ook duidelijk geworden dat minister Netelenbos, vlak voor de uitzending van Zembla, bezoek had gehad van zijn oude baas. Het had hem verbaasd. Wat moest zijn baas bij de minister? Hoe goed kenden ze elkaar? Het was inmiddels ook algemeen bekend dat minister Jorritsma een goede relatie met hem had en in 1995 met hem in zijn privévliegtuig naar Inzell was gevlogen om een schaatstoernooi bij te wonen. Het ging hem soms zijn pet te boven. In hoeverre waren de bouwwereld en de politiek met elkaar verweven? Op welke manier profiteerden ze van elkaar?

Hij probeerde deze gedachten meestal weg te drukken. Hij kon vermoedens hebben, maar zeker zou hij het nooit weten. Hij wilde geen waanbeelden ontwikkelen. Het positieve effect van de fraude rond de Schipholtunnel was dat de schikking de woede wekte van de Tweede Kamer en dat in een spoeddebat werd besloten tot een parlementaire enquête naar de fraude in de bouw. De Kamer vond dat de onderste steen boven moest komen. Dat was voor Ad goed nieuws. De boekhouding kon nu onmogelijk meer ergens in een bureaula verdwijnen. De verhoren zouden in de zomer beginnen.

Na de uitzending van Zembla vroegen de overheidsinstanties Ads hulp bij het ontcijferen van de boekhouding en het toelichten van het systeem. Hij had er een dagtaak aan. Bijna dagelijks ging hij het land in: naar de NMa in Den Haag, de CRI in Zoetermeer, de Rijksrecherche in Amsterdam, de gemeente Hoorn die hem om advies had gevraagd. Ze wilden alles van hem weten. Hoe werkte zo’n geheim vooroverleg? Hoe werd het geld verrekend? Welke systemen bestonden daarvoor? Wat was de rol van de overheid erin?

Het kostte hem veel tijd en zijn financiële positie werd er niet beter op – na de discussie over het zogenaamde tipgeld dat hij had gevraagd besloot hij geen vergoeding meer te vragen voor zijn diensten. Hij wilde niet dat men dacht dat hij de boekhouding openbaar had gemaakt vanwege het geld. Hij moest maar gewoon doen wat hij moest doen. Hij was de sleutelfiguur en alleen hij kon ervoor zorgen dat de waarheid boven tafel kwam.

Het was hoe Ad in elkaar zat. Als hij ergens mee bezig was ging hij daar volledig in op. Joke begreep het soms niet. ‘Laat justitie het verder uitzoeken,’ zei ze dan. ‘Ze wilden je niet betalen als adviseur en nu het gratis is, kan het wel?’ Maar Ad kon de zaak niet laten rusten. Hij moest er wel bovenop blijven zitten, dacht hij, anders kwam de zaak stil te liggen. Hij besteedde er al zijn tijd aan.

Omdat hun spaargeld snel slonk moesten ze erg oppassen met hun uitgaven. Joke had ontdekt dat ze op de markt in Heiloo een tas groenten kon kopen voor vijf euro. Ze ging er tegenwoordig elke week naartoe. Bij de slager haalde ze een klein stukje kipfilet. Vaak maakte ze wokgerechten; dat was goedkoop. Ze probeerde zich aan te passen aan de omstandigheden. In de laatste tien jaar dat Ad in de bouw werkte was er altijd genoeg geld en hoefde ze nooit op te letten, maar nu moest ze zuinig leven. Ze was er goed in, vond ze. Ze had haar haar langer laten groeien, zodat ze nog maar drie keer per jaar naar de kapper hoefde. Haar kleding kocht ze tweedehands of in de uitverkoop. Toen zij en Ad elkaar net kenden en Ad nog bij Hoogovens werkte, hadden ze ook weinig geld. Ze vond het niet moeilijk om weer te leven zoals toen.

Ad had meer moeite met de omschakeling. Als er visite kwam, haalde hij nog steeds tassen vol lekkernijen in huis. Mooie flessen wijn, haring, biefstuk van een goede slager. Een goedkope biefstuk van de supermarkt smaakte volgens hem ‘als een schoenzool’. Als er mensen op de koffie kwamen, kregen ze er altijd een verse appelflap bij. Ad verwende anderen graag. Joke sprak hem er regelmatig op aan. ‘Ad, dat kunnen we niet meer betalen,’ zei ze dan. Maar Ad trok zich er weinig van aan. Die ene biefstuk was in zijn ogen niet het probleem. Daarop bezuinigen hielp bijna niet. Het grote probleem was dat ze elke maand zulke hoge vaste lasten hadden. De hypotheek was gebaseerd op zijn vroegere salaris. Op huishoudniveau konden ze zuinig proberen te leven, maar de vaste lasten werden elke maand onverbiddelijk van de rekening afgeschreven. Met de uitkering en het spaargeld dat ze nog hadden lukte het allemaal net, maar lang konden ze het niet meer volhouden.

Vaak ging Ad voor een belangrijke afspraak eerst met Oeke Dancer naar het strand; dan kon hij fris en ontspannen op pad. Urenlang kon hij bij de paarden doorbrengen. De boxen uitmesten, kletsen met de andere mannen die een paard in de stal hadden staan, het land onderhouden. Hij was van plan er een kleine drafbaan te maken en had de afrasteringen al gezet. Sinds vorig jaar had hij er ook een veulentje bij: Umana, een mooi paardje waar hij binnenkort voorzichtig mee wilde gaan trainen.

Als hij bij de paarden was vergat hij alles, en leek het alsof het hele circus om hem heen niet bestond. De wereld waarin hij nu terecht was gekomen was volkomen nieuw voor hem. Als bouwer was hij niet gewend om veel te praten en lang stil te zitten en hij vond het een opgave om urenlang in overheidskantoren door te moeten brengen. Tijdens de gesprekken moest hij erop letten dat hij niet te grof praatte. Hij probeerde zich aan te passen aan het taalgebruik van de ambtenaren, deed zijn best om zijn verhaal zo goed mogelijk naar voren brengen. Het was het beste om geen dingen achter te houden en zo eerlijk mogelijk te zijn, dacht hij. Dan zou zijn verhaal het sterkst overtuigen. Nu hij zover was gekomen moest hij ervoor zorgen dat de waarheid volledig bovenkwam.

De argwaan die hij had overgehouden aan de periode voor de uitzending van Zembla liet hij langzamerhand varen. Hij werd eindelijk serieus genomen en nu moest hij ook alles vertellen, dacht hij.

Elke dag reed hij tegenwoordig naar de Albert Heijn om de kranten te kopen. Hij hield alles bij wat over de bouwfraude verscheen en bewaarde alle artikelen op datum in ordners. Vrienden en familie stuurden hem ook vaak stukken toe. Ad zorgde ervoor dat hij niets miste.

Bijna dagelijks schreven de kranten over nieuwe schandalen in de bouw. Op de redacties waren koppels gevormd van journalisten die zich bezighielden met het onderwerp: Freek Staps en Jos Verlaan bij NRC Handelsblad, Jan Meeus en John Schoorl bij de Volkskrant, Frans Peeters en Addie Schulte bij Het Parool, Jeroen Hendriks en John van den Heuvel bij De Telegraaf en Allard Besse en Peter de Knegt bij het Algemeen Dagblad.

De journalisten wendden zich vaak tot hem. Ook dit kostte hem veel tijd. Vaak belden ze hem als ze iets wilden verifiëren of vroegen ze hem om hulp bij onderzoek. De lijst van scoops was inmiddels groot: de Volkskrant onthulde fraude bij de bouw van de bustunnel naast de Schipholtunnel. Het Parool meldde dat volgens de FIOD een aantal ambtenaren van Verkeer en Waterstaat buitenlandse bankrekeningen bezat. Het Algemeen Dagblad toonde de echtheid van de boekhouding aan. Er waren onrechtmatigheden aan het licht gekomen bij de aanbesteding van het stadhuis in Almere, bij de bouw van de Enneüs Heermabrug in Amsterdam en van een fietsbrug in Nijmegen.

Soms kon Ad amper bevatten wat hij had aangezwengeld. Hij wist enigszins wat er speelde in de bouw, maar door de vele artikelen in de media was hem duidelijk geworden dat de fraude en corruptie nog veel wijdverbreider waren dan hij aanvankelijk vermoedde. Het leek een fijnmazig netwerk te zijn.

Ad keek naar de stapel artikelen die naast hem lag op de salontafel en bladerde er nog een keer doorheen. Opnieuw las hij het artikel dat op 9 februari 2002 verscheen in het Algemeen Dagblad. Hierin kwam een van de directeuren aan het woord van Koop Tjuchem, het bedrijf waar hij had gewerkt.

We leven al enige tijd in het computertijdperk. Dit kasboek ken ik niet en het is volgens mij allemaal onzin. Een groot sprookje geschreven door iemand met veel vrije tijd. Zoiets is bij ons bedrijf onmogelijk door onze interne controle en die van externe accountants.

Sinds zijn vertrek had Ad nooit meer contact gehad met mensen van het bedrijf. Maar hij twijfelde er niet aan dat iedereen woedend op hem was. Hij had de bouw in diskrediet gebracht. Veel namen van belangrijke mensen uit de bouwwereld stonden in de schaduwboekhouding. Het kon grote consequenties voor hen hebben.

In de krant werd door betrokkenen het bestaan van de schaduwboekhouding glashard ontkend. Ook andere bouwbedrijven zwegen sinds de uitzending van Zembla. ‘Geen commentaar,’ was de standaardreactie als journalisten om wederhoor vroegen bij de grote bouwbedrijven. Zelfs Elco Brinkman, de voorzitter van het Algemeen Verbond Bouwbedrijf, reageerde laconiek. Hij deed de aantijgingen af als ‘ongeloofwaardig’. Volgens Brinkman reed er in elke branche weleens iemand ‘door rood licht’.

Hoe lang konden ze blijven ontkennen? De bouwwereld probeerde de schaduwboekhouding af te doen als een verzinsel. Hij zou een rancuneuze en gefrustreerde werknemer zijn, stond er in De Telegraaf. Er werden allerlei roddels over hem de wereld in geholpen.

Tijdens de aangekondigde parlementaire enquête zouden de bouwers onder ede worden gehoord. Ad hoopte dat dat de bouwers zou dwingen het zwijgen te doorbreken.

Op 15 maart 2002 kwam Zembla met een tweede uitzending over de bouwfraude. Dit keer ging het over corruptie onder ambtenaren. Zembla volgde Ad met de camera toen hij de kluisverklaring met namen van mogelijk corrupte ambtenaren in het Van der Valk Hotel in Akersloot overhandigde aan Harry Borghouts, de secretaris-generaal van justitie. In de kluis verklaring stond onder meer de naam van de directeur gemeente werken van een Noord-Hollandse gemeente. Ad had gehoord dat deze man rondreed in een auto en met een caravan van een bouwbedrijf. Ook noemde hij de naam van een ambtenaar van Rijkswaterstaat en van het sectorhoofd van de afdeling Beheer en Onderhoud van de provincie Zuid-Holland. Ook over deze twee kende Ad veel verhalen.

In de uitzending zei Ad dat hij dacht dat vijftig en misschien wel honderd ambtenaren van Rijkswaterstaat zich geregeld lieten fêteren door de bouwwereld. Toen hij nog in de bouw werkte had hij vaak bedenkingen gehad over de cultuur bij Rijkswaterstaat en hij kende veel verhalen over ambtenaren die weleens corrupt konden zijn. De ambtenaren van wie hij de namen had genoemd kende hij deels persoonlijk en hij vond dat het aan justitie was om verder onderzoek te doen. Met de aanwijzingen die hij gaf moesten ze vooruit kunnen, dacht hij. De namen van de mogelijk corrupte ambtenaren noemde hij niet in de uitzending. De verslaggever vroeg hem ernaar, maar op dat moment hield hij zijn mond.

Ad vond het moeilijk dat hij mensen in een kwaad daglicht moest stellen. Hij vond het niet chic om zijn vroegere contacten de zwartepiet toe te schuiven. Maar de corruptie onder ambtenaren was onlosmakelijk verbonden met het systeem van de prijsafspraken. De corrupte ambtenaren zorg den er immers voor dat het systeem in stand kon blijven. Door de corruptie wisten de bouwers vaak welke bedragen de overheden voor een project hadden begroot, zodat ze daar hun berekeningen op konden afstemmen. Ook dwong de corruptie bouwbedrijven om ambtenaren te fêteren, anders kregen ze geen werk. Daarom leek het Ad het beste om het volledige verhaal te vertellen, zodat voor iedereen duidelijk werd wat er zich afspeelde in de bouwwereld en hoe de dingen met elkaar verband hielden.

In de uitzending vertelde hij ook over een reis die hij met een ambtenaar van Rijkswaterstaat had gemaakt naar Schotland. Daarnaast noemde hij het bordeelbezoek in de bouw en het voorbeeld van de ambtenaar die een auto en een caravan zou hebben gekregen. Oud-aannemer Dick Terlingen vertelde in de uitzending over gelijksoortige praktijken. Terlingen zei dat bordeelbezoek een ingesleten gebruik was in de bouwwereld en dat ambtenaren zich op grote schaal lieten fêteren.

Ad zei nooit nee als de instanties zijn hulp vroegen. Elke keer trok hij er weer op uit met zijn rode Clio – zijn Mercedes had hij moeten inleveren toen hij wegging bij het bedrijf. Joke legde altijd zijn kleren klaar als hij naar een belangrijke afspraak moest: een nette blauwe broek en een lichtblauwe blouse bijvoorbeeld of zijn grijze jasje. Ze zorgde ervoor dat hij nooit met een ongestreken overhemd of zonder stropdas de deur uit ging.

Images

Het was op een avond in april. Ad en Joke waren geen stel dat elke dag rond borreltijd samen een glaasje dronk en de dag doorsprak. Meestal was Ad rond die tijd nog druk bezig en spraken ze elkaar pas ’s avonds, als Ad eindelijk al zijn werk af had.

Joke vulde veel tijd met lezen. Ze had kasten vol boeken en las van alles: romans, maar ook boeken over politiek en boeken van psychologen en filosofen als Jung en Schopenhauer. Verder ging ze elke dag fietsen of wandelen of een uur naar de sportschool.

Dat Ad niets verdiende met zijn werkzaamheden nam hij op de koop toe. Die avond hadden ze er een gesprek over.

‘Denk je dat de overheid je op een gegeven moment financieel zal compenseren voor je werk?’ vroeg Joke.

‘Het zou wel redelijk zijn,’ zei Ad. ‘Je zou denken dat er voor mensen zoals ik een regeling moet bestaan. Maar de overheid is daar niet duidelijk over.’

‘Maar je steekt er al je tijd in. De informatie die je geeft levert de overheid toch ook veel op?’

Ad dacht er niet op die manier over. Het was waar dat het informeren van de overheid hem alleen maar tijd en geld kostte. Zelfs zijn benzinekosten kreeg hij niet vergoed. Hij had nog een paar keer gesolliciteerd voor een nieuwe baan in de bouwwereld, maar het leek erop dat hij er nu definitief uit lag. Niemand wilde met een bekende klokkenluider werken. Maar hij was nu met iets hogers bezig, vond hij. Wat hij deed, deed hij in het algemeen belang, niet voor zichzelf.

Niet alleen Joke sprak hem erop aan. Ook zijn broers zeiden soms tegen hem dat hij gek was. Wat had hij er allemaal aan? Werd het geen tijd dat hij voor zichzelf koos? Toen hij geld vroeg voor zijn advieswerk wilden ze hem toch ook niet hebben?

Ad kon het niet. Hij kon de zaak niet loslaten. Misschien had hij nooit geleerd om voor zichzelf te kiezen. In het grote gezin waar hij uit kwam ging het ook altijd om het algemeen belang. Zijn moeder stond het nog steeds niet toe als de broers en zussen kwaad over elkaar spraken. ‘Zo doen we hier niet,’ zei ze dan. Er was niemand die ruzie had met een ander. Ad had van jongs af aan geleerd zichzelf weg te cijferen voor de groep. Dat deed hij ook nu. Deze zaak oversteeg zijn persoonlijke belang, vond hij. Anderen mochten dat naïef vinden, hij kon voor zijn gevoel niet anders. Hij was deze weg nu eenmaal ingeslagen. Dan moest hij het ook tot een goed einde brengen.

Ad vertelde instanties als de Rijksrecherche en de Belastingdienst zoveel mogelijk. Hij beperkte zich niet tot wat hij wist over de schaduwboekhouding, maar vertelde ook de verhalen over corruptie onder ambtenaren. Over de casinobezoeken, de bordelen, de geldbedragen die er werden betaald, de bezoekjes aan golfbanen en luxe restaurants, de reizen die ambtenaren kregen aangeboden, de cadeautjes die ze ontvingen. Hij vertelde allerlei voorbeelden omdat hij de bouwwereld in zijn totaliteit wilde schetsen. Hij vertelde ook dat hij zelf in dat soort situaties was verzeild geraakt. Als hij liet zien dat hij het zelf had meegemaakt zou zijn verhaal aan overtuigingskracht winnen, dacht hij.

Hij wist dat de instanties zijn verhaal over corruptie onder ambtenaren slechts met moeite konden geloven of helemaal niet wilden horen. Dat corruptie in Nederland bestond ging er bij veel mensen gewoon niet in. Als hij zijn verhaal nou maar lardeerde met veel voorbeelden, zouden ze hem wel geloven, dacht hij. Hij probeerde met overtuiging te vertellen. Dat had hij in het gezin waarin hij was opgegroeid gelukkig goed geleerd. Met negen kinderen in huis moest je ervoor zorgen dat er naar je werd geluisterd. Vaak schreeuwden zijn broers en zussen allemaal door elkaar heen. Als kind leerde hij al te vertellen met overtuigingskracht. Om aandacht te krijgen moest je je twijfels en zwakheden niet laten zien.

Zijn broer Cok waarschuwde hem een keer. ‘Pas maar op met wat je allemaal vertelt,’ zei hij, ‘straks pakken ze jou nog.’ Ad besprak de opmerking van zijn broer met zijn vriend Hans Boer, de man die hem destijds in contact had gebracht met Zembla en die hem nog regelmatig advies gaf, maar ze kwamen al snel tot de conclusie dat dat nooit kon gebeuren. Zelfs de zwaarste criminelen kregen in Nederland strafrechtelijke immuniteit als ze justitie informatie verschaften en Ad was als klokkenluider van de bouwfraude toch ook een tipgever en informant? De instanties zeiden hem ook nooit dat hij als verdachte werd gezien. Iemand van het KLPD zei een keer: ‘We hebben zoveel mensen te dagvaarden, jou pakken we echt niet.’

Ad vertrouwde erop. Hij kon zich niet voorstellen dat de informatie die hij gaf tegen hem gebruikt kon worden.