1

24 juli 2001

De beslissing

Het was pas halfzes ’s morgens toen Ad zijn Sinner-trailer neerzette op de parkeerplaats naast het gebouw van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij aan de boulevard van Egmond aan Zee. De brief die hij een dag eerder had ontvangen van het landelijk parket brandde in zijn jaszak. Hij zette de motor van zijn auto uit en las het A4’tje opnieuw. Hij kon nog steeds niet geloven wat er in de eerste zin van de tweede alinea stond:

De van u verkregen informatie heeft geen aanwijzing opgeleverd voor een verdenking van een strafbaar feit ter zake van malversaties door bouwbedrijven bij de aanbesteding van bouwprojecten.

Hoe kon de overheid zonder onderzoek te doen schrijven dat bouwbedrijven zich niet schuldig maakten aan strafbare feiten?

Het klopte niet. Hij had nu al meer dan tweeënhalf jaar een schaduwboekhouding van de bouwsector in bezit. De drie dikke A3-ordners stonden vol geheime prijsafspraken en bewezen dat de Nederlandse bouwers op grote schaal fraudeerden. Uit de boeken bleek dat de overheid jaarlijks waarschijnlijk miljoenen te veel betaalde voor bouwprojecten. Hij had het bestaan van de boekhouding tweeënhalf jaar geleden al gemeld bij justitie. Tientallen gesprekken had hij gevoerd. Maar de overheid wilde blijkbaar niets met de schaduwboekhouding doen.

Hij hoorde zijn draver Oeke Dancer met zijn hoeven over de vloer van de trailer schrapen. Het paard werd altijd onrustig als hij de zee rook.

Ad stopte de brief terug in zijn jas. Hij kon beter een stuk over het strand gaan draven. Dat was voor hem de beste therapie. Na een uurtje draven was zijn hoofd altijd helder en kon hij de juiste beslissing nemen. Hij moest iets verzinnen. Hij wilde niet dat er verder niets gebeurde met de schaduwboekhouding.

Hij stapte uit en liep naar de trailer. ‘Zo jochie, sta je al lekker te hyperventileren?’ Snel knoopte Ad de sulky los die met een touw aan de achterkant van de trailer hing, opende de klep en liet het paard uit de trailer.

‘Gaan we weer even lekker een stukje rennen? Kom maar.’

Hij moest zijn hoofd erbij houden. Als hij één riempje vergat, kon de sulky losschieten. Oeke Dancer draaide alle kanten op en het viel niet mee om hem in te spannen. Snel deed hij zijn hoofdstel om, maakte het tuig vast om zijn buik en klikte de sulky vast aan het kliktuig.

Ad had altijd al van dravers gehouden. Op zijn drieëntwintigste, toen hij en zijn vrouw Joke nog in een klein zomerhuisje woonden aan het Luilaantje in Egmond-Binnen, ging hij vaak naar een man in het dorp die een paar dravers had.

Dan hielp hij mee in de stallen. Een enkele keer mocht hij zelf een rondje rijden over de drafbaan. Na zijn vertrek als technisch directeur bij de grote wegenbouwer Koop Tjuchem, tweeënhalf jaar geleden, pakte hij zijn oude hobby weer op. Van zijn spaargeld kocht hij een stuk land aan de Vennewatersweg in Egmond-Binnen. Twee paardenvrienden van hem hadden er ook allebei een draver staan. Samen trainden en verzorgden ze de paarden. Zeker drie keer per week was Ad tegenwoordig in alle vroegte op het strand.

Hij genoot van het paardenwereldje. Het vormde voor hem een mooi contrast met de harde bouwwereld waar hij vroeger in zat. Als hij naar de paardenrennen op de drafbaan in Alkmaar ging, kon hij uren kijken naar hoe de mannen de paarden borstelden, afspoten, aaiden en beklopten – wetende dat de amateurs soms jaren aan het trainen waren voor ze een keer een paar honderd euro verdienden. Juist de onzinnigheid ervan trok hem aan.

In de bouwwereld was voor geld veel geoorloofd geweest. Het was een wereld van fêteren. Het maken van illegale prijsafspraken beheerste de bouw. In de laatste jaren dat hij als technisch directeur werkte, was het steeds meer gaan draaien om het handelen in werk en niet meer om het bouwen zelf. Hij had, mede door kritiek van zijn vrouw Joke, steeds meer problemen gekregen met de mentaliteit in de bouwwereld en uiteindelijk had hij ontslag genomen. De paarden hadden hem rust gegeven. In de paardenwereld was het behalen van resultaat niet het eerste doel: hij was vooral gek op paarden en vond het ontspannend om met de dieren bezig te zijn. Op topniveau ging er in het paardenrennen weliswaar ook veel geld om, maar als amateur moest je maar afwachten of het jarenlang trainen ooit iets zou opleveren. Het deed hem goed dat geld binnenhalen voor het bedrijf niet meer het belangrijkste doel in zijn leven was.

Het was kwart voor zes toen hij bij de strandafgang van Bad-Zuid het strand op reed. Nu het hoog zomer was, mocht hij alleen ’s ochtends vroeg het strand op, vóór de dagjesmensen kwamen. Het was laagwater en het strand lag als een lege vlakte voor hem. Boven zich hoorde hij een groep meeuwen krijsen, terwijl achter de duinen de zon opkwam.

Hij stuurde Oeke Dancer de rechterkant op, richting Den Helder. Het paard probeerde zijn kop in de lucht te gooien en ervandoor te gaan, maar hij trok stevig aan de teugels. Op de terugweg mocht hij rennen. Meestal keerde Ad bij paal 26, waar de Hondsbossche Zeewering begon en de duinen plaatsmaakten voor een dijk langs het strand. De duinen waren langs dit stukje Noord-Hollandse kust te smal.

Terwijl hij met zijn draver over het strand stapte, gingen zijn gedachten terug naar het verleden. In april 1999 had hij, nadat zijn advocaat het bestaan van de schaduwboekhouding had gemeld bij justitie, voor het eerst een gesprek gehad bij de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI) in Zoetermeer. Aan dat eerste gesprek had hij een goed gevoel overgehouden. Er zaten mensen bij van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), van de CRI, van justitie. Hij had hun delen van de boekhouding laten zien en hun aan de hand van de cijfers uitgelegd hoe het systeem werkte en voor hoeveel miljoenen de bouwwereld met het maken van geheime prijsafspraken gefraudeerd zou kunnen hebben. Het leek erop dat er veel interesse was voor de schaduwboekhouding. De heren Baaré en Roeleveld van de NMa noemden de boeken ‘perfect materiaal’. Officier van justitie De Groot zei: ‘Als dit waar is, moeten we invallen gaan doen, de straat op.’ Maar daarna gebeurde er weinig meer. Ad hoorde maanden niets. Een tweede gesprek volgde, maar daar zat de NMa niet meer bij. Officier van justitie De Groot werd overgeplaatst en vervangen. Afspraken werden voortdurend afgezegd of verplaatst. Ad had aangegeven dat hij uitleg kon geven over de inhoud van de boeken en hij had daar een vergoeding van honderdvijftig gulden per uur voor gevraagd, maar daar werd niet op ingegaan. Langzamerhand had hij het idee gekregen dat de overheid de boeken het liefst net als de fotorolletjes van Srebrenica in een onderste la liet verdwijnen. Op de foto’s stonden bewijzen van Servische oorlogsmisdaden bij de val van de moslimenclave, maar de rolletjes waren op mysterieuze wijze verdwenen.

Zijn advocaat had contact gezocht met de Kamerleden Van Gijzel, Van Oven en Leers en hoewel zij zich hardmaakten voor de zaak en het bestaan van de schaduwboekhouding hadden aangekaart bij de verantwoordelijke ministers Netelenbos van Verkeer en Waterstaat en Korthals van Justitie, was er niets gebeurd. De betrokken ministers waren op de hoogte, maar ondernamen geen actie.

Ad begreep niet waarom er niets was gedaan met de informatie. De boeken lieten zien dat de bouwbedrijven op grote schaal fraudeerden en dat de overheid en dus de belastingbetaler daarvan de dupe waren, maar niemand leek dat iets te kunnen schelen. Hij zette grote vraagtekens bij de gang van zaken. Het was toch de overheid waar hij mee praatte, de instanties hoorden toch tot het overheidsapparaat? Hetzelfde apparaat dat gedupeerd werd door de praktijken? Ze moesten het toch in ieder geval gaan uitzoeken? Hij had zich al vaak afgevraagd of hij zelf iets verkeerd had gedaan. Was zijn uitleg niet duidelijk genoeg geweest? Was het niet slim geweest om een vergoeding te vragen voor het advieswerk dat hij voor de overheid wilde doen? Konden ze het misschien niet uitstaan dat ze de fraude niet zelf hadden opgespoord? Was het rechercheapparaat overbelast? Hij wist het niet. Maar veel vertrouwen in de overheid had hij niet meer.

Het was fris vanmorgen, maar dat maakte hem niet uit. Hij droeg een pet over zijn al jaren kalende hoofd, een regenjas en een werkbroek. Op het strand was het altijd mooi, ook als er windkracht tien stond. Met Joke ging hij elke zondagmiddag wandelen op het strand, zomer of winter. Dat was sinds zijn vertrek bij het bedrijf een vaste gewoonte. Dan liepen ze vanuit Egmond aan Zee op en neer naar Bergen en dronken daarna een glaasje bij De Klok op de Voorstraat.

Bij paal 26 keerde hij om en liet hij de teugels vieren. Het strand baadde inmiddels in het licht; de zon was achter de duinen vandaan gekropen. Oeke Dancer ging meteen voluit. Ad spande zijn spieren. Wat een prachtpaard was het toch, deze vierjarige zoon van Manza Buitenzorg. Als hij zo hard ging dacht Ad aan niets meer. Het natte zand spatte tegen het blauwe zeiltje dat onder zijn zitje hing. Zandkorrels knarsten tussen zijn tanden. Hij keek op zijn stopwatch en berekende dat het paard nu 46 kilometer per uur liep. Het schuim uit zijn mond spatte door de lucht. Hij moest zich volledig concentreren. Liet hij de teugels iets te ver vieren, dan kon hij zomaar een sprong maken en liepen ze het risico te vallen. Hij drukte zich in het zitje van de sulky en hij hoorde de golven breken op het strand. Vogels vlogen op om hem uit de weg te gaan. Zijn wangen tintelden.

Hij was helemaal in het moment. Hij had weleens gehoord dat mensen mediteerden om zo’n mentale staat van zijn te bereiken, maar op een kussentje zitten leek hem niks. In een sulky over het strand draven had op hem hetzelfde effect.

Toen hij het paard inhield en terugging naar stappen, voelde hij zich verfrist. Alsof zijn hersenen waren schoongespoeld.

Hij wilde niet dat zijn inspanningen voor niets waren geweest en de fraude en corruptie in de bouw niet aan het licht kwamen. Als hij wilde dat de fraude in de bouw niet in de doofpot terechtkwam, moest hij iets verzinnen.

Voor hij het bestaan van de boekhouding bij justitie meldde had hij lang getwijfeld. Hij was bang geweest voor de gevolgen; voor zijn verdere carrière, voor zijn gezin. Het openbaren van de boekhouding kon grote consequenties hebben voor de bouwwereld en hij had erover getwijfeld of hij dat wel wilde; hij had ook mooie jaren gehad in de bouw. Maar diep in zijn hart had hij de beslissing al genomen. Hij kon niet meer terug. Dat zou hij zichzelf nooit vergeven.

Hij durfde het aan. Hij was drieënvijftig. Zijn drie kinderen waren inmiddels oud genoeg om voor zichzelf te zorgen. Hij en Joke hadden een relatie die wel tegen een stootje kon. Zijn gezin en zijn acht broers en zussen zouden hem altijd steunen. Hij had een goede basis.

Terwijl Ad met de trailer terugreed naar de stal besloot hij niet langer te wachten op de overheid, maar de zaak in het nieuws te brengen. Hij vond dat hij de geëigende wegen keurig had bewandeld, maar door de brief die hij gisteren had ontvangen had de overheid opnieuw haar onwil laten zien. De overheid bagatelliseerde de betekenis van de schaduwboekhouding en wilde hem daarmee monddood maken, daar was hij inmiddels van overtuigd. Hij was voor niets met alle instanties gaan praten. Nu hij zo werd afgeserveerd moest het spel maar hard gespeeld worden. Het Nederlandse volk mocht erover oordelen.

Journalist Oscar van der Kroon van het televisieprogramma Zembla wilde graag een uitzending maken over de fraude in de bouw. Hij had hem leren kennen via een goede vriend, Hans Boer. Die kende de journalist toevallig en had hen met elkaar in contact gebracht. Oscar had hem ervan overtuigd dat hij wel degelijk belangrijke stukken in handen had. Tot nu toe had Ad gezegd dat hij de overheid eerst de kans wilde geven om het aan te pakken, maar nu zou hij Oscar zijn gang laten gaan.

Zodra hij thuis was, zou hij hem bellen.