Hoofdstuk 44

Ik had de hele nacht nachtmerries gehad en voelde me ’s ochtends als een geest. Ik had geen idee hoe ik na het bezoek aan Hedvig verder moest en in gedachten verzonken liep ik naar school.

Bij de stoplichten stonden de klaar-overs in hun oranje vesten. Twee aan twee, elk aan een kant van de drukke weg, net als Mikaela en ik toen we nog in groep zeven zaten. Ook wij hadden daar gestaan, in weer en wind, in de zon en in sneeuwstormen. Elke keer als een leerling het zebrapad naderde, drukten we op het stopknopje. Ik wachtte op groen en moest aan Mikaela denken. Op hetzelfde moment zag ik in dat ik niet naar het feest van Hannamaria kon gaan.

– Ben je nog van plan over te steken? De eerste helft van de zin zei de klaar-over met een piepstem en de rest met een gebroken jongensstem.

Ik stak de weg over. In de grote pauze zamelde Hannamaria het geld in voor haar feestje. Het was overduidelijk wie er op haar feestje mochten komen. En wie niet.

Uiteindelijk kwam ze ook bij mij. Helaas was ze niet alleen. Ze werd - zoals altijd - vergezeld door Ebba en Faduma.

– Heb je geld bij je?

– Ik ... Ik vatte moed. – ... kom niet.

– Mag je niet van je moeder? vroeg Ebba terwijl haar spottende ondertoon in elk woord te horen was.

– Jawel, maar ik kan gewoon niet zo snel na de begrafenis van Mikaela feestvieren.

De ogen van Hannamaria werden zwarte streepjes. – Je denkt zeker dat je heel wat bent! brieste ze. Denk maar niet dat ze je mocht. Ze vond je een stom wicht. Ze draaide zich om en liep weg. Ik dacht bij mezelf dat ze dat alleen maar zei om me te kwetsen. Jammer genoeg lukte dat nog ook. Ze was op weg naar Linus en zijn klasgenoten toen Jo op me af kwam. Zij zou in ieder geval blij moeten zijn.

– En jij gaat zaterdag dus naar een feestje, snauwde ze.

Opeens had ik er geen zin meer in haar te vertellen hoe het echt zat. – Wat maakt dat nou uit?

Er viel een stilte. Een ondraaglijke stilte. Ik kon niet wachten tot de bel ging.

Jo en ik stonden in de volgende pauze ook naast elkaar, maar zeiden geen woord. Ze was boos op mij. En ik op haar.

– Wat doe je zaterdag aan? vroeg Jo later die middag. Toch niet je gewone jeans? Ze glimlachte voorzichtig.

– Jawel, zei ik. Ben jij de hele avond weg?

– De wedstrijd is rond een uur of vijf wel afgelopen. Hoezo?

– Ik was van plan naar je toe te komen. Ze schrok even en keek me met haar warme ogen aan.

– Wil je dat ik je opmaak of zo?

– Ik ga niet naar het feestje.

– Mag je niet?

– Nee.

– Wat zei je moeder dan?

– Niets. Mijn gevoel zegt dat ik niet kan gaan.

Ze knikte langzaam. – Jij en ik houden zaterdag een vet leuk feestje voor ons tweeën, zei ze breeduit grijnzend.