Hoofdstuk 14

– Afrodite, zei mijn moeder. Lieve kleine Afrodite.

Het is niet gebruikelijk dat mijn moeder me wekt. Als ze het wel doet, is het meestal omdat ik me heb verslapen en dan schreeuwt ze: ‘Opstaan, luiwammes!’ Nu zei ze mijn naam zachtjes, alsof ze op de een of andere manier met me te doen had. Ze stond op de drempel van mijn kamer en keek me met droevige ogen aan terwijl ze de kamer binnenliep.

Ik voelde in mijn borst dat mijn hart snel begon te bonzen. Er was vast iets met mijn vader! Hij was met zijn auto geslipt. Of hij had een botsing gehad. En ik was nog wel zo gemeen tegen hem geweest!

– Leeft hij nog? fluisterde ik terwijl ik rechtop ging zitten. Mijn stem klonk schor.

Mijn moeder stond al met open armen te wachten maar kwam toen uit zich zelf naar mij toe. – Wie?

– Pappa.

– Natuurlijk leeft hij nog!

– Is er iets met oma? Opa? Of gaan jullie scheiden? De woorden stroomden achter elkaar uit mijn mond.

– Maar meisje toch!

Mijn moeder trok de luxaflex omhoog. Waarom zei ze niets?

De regen tikte op het platte dak boven de veranda. Op de ruit vormden druppels vreemde patronen die constant van vorm veranderden.

– Ze hebben Mikaela gevonden, zei ze zacht.

Opgelucht viel ik terug op mijn kussen. Was dat alles! Echt iets voor mijn moeder om daar zo'n ophef over te maken. Als kunstenares ervaart ze het leven nu eenmaal als één groot drama.

– Ze was zeker bij Oscar, of niet?

Mijn moeder slikte hoorbaar en schudde langzaam haar hoofd. – Ik wilde dat ik dit op een betere manier kon zeggen, maar ...

Ik verstijfde opnieuw en voelde me opeens helemaal leeg en koud. Een seconde voordat ze het onomwonden zei, begreep ik wat ze zou zeggen.

– Ze is dood, zei ze.

Op het moment dat ze de woorden uitsprak, hield de verstijving op. In plaats daarvan voelde ik dat mijn hele lichaam begon te trillen.

Mijn moeder stond weer met haar armen gespreid voor me en keek me aan met een gezicht dat verwrongen was van verdriet. Ik krabbelde overeind, klom uit bed en sprong regelrecht in haar armen.