Hoofdstuk 31
Somber liep ik naar huis. Ik had mijn kans gehad en die had ik verpest. Wat een flop! Ik bleef er maar over tobben en had medelijden met mezelf. Dat duurde ongeveer een minuut. Toen kwam ik de moeder van Mikaela tegen.
Plotseling waren mijn zorgen kleiner dan een niesbui. Nadat Mikaela was gevonden had ik haar moeder niet meer ontmoet en ik herkende haar eerst nauwelijks. Haar geblondeerde haar begon al uit te groeien en ze was kilo’s afgevallen. Ik was er helemaal niet op voorbereid. Maar ik vond dat ik toch iets moest zeggen.
– Ik … gecondoleerd. Ik vind het zo verschrikkelijk …
Natuurlijk vond ik het verschrikkelijk! Om van haar verdriet maar niet te spreken!
Ik zei niets meer. Wat ik ook zei, elk woord leek me ongepast. Daar stond ik, zo levend als een vis. Haar dochter was dood. Haar blik sneed als een mes door me heen. Ze ademde zwaar, ik dacht eerst dat ze zou beginnen te huilen. Maar toen zag ik dat ze iets anders dan haar verdriet probeerde te onderdrukken. Ze was kwaad.
– Heb ik het soms al niet zwaar genoeg! siste ze. Ze hebben Samuel meegenomen voor een verhoor en dat is jouw schuld. Hou er mee op mensen stiekem te beschuldigen! Ze liep me voorbij, nu een stuk meer rechtop.
Het kleine beetje zelfvertrouwen dat ik nog had was nu helemaal verdwenen. Iedereen haat me! Wat is er mis met mij? Ik rende naar binnen. Mijn hart ging tekeer en ik voelde een groot brok in mijn keel dat zeer deed en dat ik niet kon wegslikken, hoezeer ik ook mijn best deed.
Ik herhaalde haar woorden opnieuw en opnieuw. Ze hebben Samuel meegenomen … jouw schuld … Hoe wist ze dat ik degene was die had geklikt? Toen herinnerde ik me dat Samuel me bij hun huis had gezien. Ik trok mijn gympen uit en hing als in trance mijn jas op.
Terwijl ik diep in gedachten was verzonken, drong de stem van mijn moeder tot me door.
– Wil je iets lekkers? riep ze.
Voor even vergat ik alles. Mijn moeder? ’s Middags rond deze tijd heeft ze zich meestal in haar atelier opgesloten, blind voor de wereld om haar heen.
Ik liep langzaam naar de keuken en bleef in de deuropening staan. Woef zwiepte met haar staart en gluurde even naar me, maar ze verliet haar plekje naast mijn moeder niet. Ze werd volledig in beslag genomen door een half opgegeten broodje, keek ernaar alsof ze het probeerde te betoveren, zodat het linea recta haar mond in zou vliegen.
Mijn moeder glimlachte. Daarna keek ze meteen weer serieus. – Wat is er, meisje? Ik slikte, kreeg geen woord over mijn lippen.
– Kom, zei ze kalm. Ze ging staan en strekte haar armen naar me uit.
Ik strompelde naar haar toe en viel in haar armen. Ze hield me vast en zo stonden we een tijdje zonder iets te zeggen, totdat Woef plotseling dichter bij de tafel kwam. In één hap verslond ze het broodje dat niemand scheen te willen.
– Maar Woef toch! Daarna leek ze Woef weer te vergeten en keek me onderzoekend aan.
– Zullen we even gaan zitten?
Ik ging zitten. Ze warmde nog een paar broodjes op in de magnetron, schonk een glas limonade voor mij in en nog wat koffie voor zichzelf.
Zij dronk haar koffie, ik dronk limonade en we aten warme kaneelbroodjes. Pas toen ik twee broodjes had gegeten, stelde zij me de vraag die al op haar lippen had gebrand vanaf het moment dat ik thuiskwam.
– Waarom ben je zo verdrietig?
Ik zuchtte. – Ik kwam de moeder van Mikaela tegen. Het was … Ik had niet met haar moeten praten!
– Het is duizendmaal erger om niets te zeggen, ook al kun je de juiste woorden niet vinden, want die zijn er in zo’n situatie niet. Je kunt ook niet net doen alsof er niets is gebeurd. Het is gebeurd en haar leven zal nooit meer hetzelfde zijn. Ik denk dat ze het gebaar - dat je met haar durfde te praten - toch wel heeft gewaardeerd.
– Dat was het niet. Ze was kwaad op me, omdat ik de politie had verteld wat ze over Samuel had gezegd. Hoewel ik het niet aan de politie heb verteld. Dat hebben die rottige, zogenaamde vriendinnen van me gedaan!
– Dat was dom.
– Natuurlijk was dat dom!
– Ik bedoel dat je het de politie niet veel eerder hebt verteld.
– Ik? Maar de moeder van Mikaela dan?
– Zij heeft iets te horen gekregen wat geen enkele ouder wil horen. Ze is te verdrietig om rationeel na te denken.
– Ja doeg! Ik ben dertien. Moet ik dan soms verstandiger zijn dan zij?
– Je bent slimmer dan je leeftijdsgenootjes. Jij weet namelijk met welke problemen de politie te maken heeft. Mensen houden om verschillende redenen hun kiezen op elkaar en bovendien loopt er een gevaarlijke misdadiger vrij rond. Nu heeft Samuel de kans om zijn naam te zuiveren. En dan kan de politie op zoek gaan naar de echte moordenaar.
Ze ging dichter naast me zitten, aaide me zacht over mijn wang en plukte wat haren voor mijn ogen vandaan. Dat voelde rustig en veilig.
Als klein meisje hield ik ervan om op de keukenvloer te zitten als mijn moeder aan het koken was. Soms probeerde ik haar te helpen, maar meestal zat ik alleen maar te praten. Als ik er nu aan terugdenk, vind ik dat er toen een behoorlijk steekje aan me los zat. Dat ze nooit moe van me werd!
Ik pakte nog een kaneelbroodje, hoewel ik al propvol zat. Alleen maar om het mooie moment te verlengen. Mijn moeder en ik. Ik en mijn moeder.
En Woef. Deze keer pikte ze mijn halve broodje toen ik het naar de rand van de tafel had geschoven.