Voorwoord

De Holocaust is misschien wel de best onderzochte en gedocumenteerde gebeurtenis van de twintigste eeuw. Deze volkerenmoord valt onmogelijk te ontkennen, althans niet door mensen met enig gezond verstand. Evenmin kan worden ontkend dat Herman Rosenblat van 1939 tot 1945 in de getto’s, nazi-concentratiekampen en dwangarbeiderskampen heeft gezeten. Hij heeft geleden maar is uit die ellende tevoorschijn gekomen met een authentiek overlevings- of Shoahverhaal. Tot slot kan ook niet worden ontkend dat Herman sleutelaspecten van zijn verhaal heeft verzonnen. Iedereen lijkt het met die dingen eens te zijn. Waar men het niet over eens is zijn de redenen waarom Herman zijn relaas heeft verfraaid. Er zijn talloze vermoedens en verklaringen; sommigen begrijpen de beweegredenen van Herman, weer anderen blijven sceptisch en kritisch. Ik laat het aan de lezer over om zelf na het lezen een conclusie te trekken.

Deze roman vertelt het relaas van Herman en het verhaal achter het verhaal. Dus wat er gebeurde nadat zijn memoires in de openbaarheid kwamen en een ware hype veroorzaakten, compleet met populaire sensatiejournalistiek, culturele avonturen, uitgeversdilemma’s, geslachtofferd worden, heilige huisjes, vrijheid van meningsuiting, verhalen gebaseerd op zijn memoires, de nieuwe media en de macht van het internet om een verhaal op te blazen.

Sommige personages in het boek hebben hun echte naam behouden, van anderen zijn de namen veranderd. Een groot deel van de roman is gebaseerd op werkelijke gebeurtenissen uit het leven van Herman, sommige voorvallen zijn echter gefictionaliseerd. Ook heb ik authentieke beschrijvingen van andere overlevenden, of samengesteld authentiek materiaal, in het verhaal verweven. Ze zijn van overlevenden die in de oorlog in dezelfde periode op dezelfde plaatsen waren als Herman. Ik heb bijzonder veel gehad aan twee bronnen: The Buchenwald Report, vertaald door David A. Hackett, 1995, Westview Press, en The Boys van Martin Gilbert, Henry Holt & Company, 1997. Vergeet echter niet dat de door mij beschreven omstandigheden, gebeurtenissen en het SS-gedrag in Piotrkow, Buchenwald, Schlieben en Theresienstadt authentiek zijn en precies zo zijn ervaren door Herman of anderen die in dezelfde periode op dezelfde plaatsen waren.

Holocaust-overlevenden zijn opmerkelijke mensen. De kinderen van de Holocaust, zoals Herman, zijn nu in de zeventig en tachtig. Hun aantal wordt zienderogen kleiner. We zijn in het bezit van hun verhalen en beschrijvingen, maar helaas zijn er steeds minder overlevenden die nog in levenden lijve onder ons zijn. Ik ben erachter gekomen dat deze mensen veranderd zijn door hun ervaringen op een manier die anderen niet kunnen bevatten. Ik denk dat ze door de hel die ze hebben meegemaakt – een hel die ze ook na de oorlog met zich meedragen – in een andere laag van de menselijke ervaring vertoeven dan wij. Ik heb het als een bijzonder voorrecht ervaren om enige tijd in het gezelschap te mogen zijn van Herman, een van de overlevenden. Ik merk dat ik er in positieve zin door veranderd ben. De ervaring heeft mij de ogen geopend en ik ben erdoor wakker geschud.

Holocaust-historici en overlevenden die de verfraaiingen van Herman aan het licht hebben gebracht, respecteer en bewonder ik om het feit dat ze de waarheid beschermen en bewaken. Het is niet aan mij om in de plaats van Herman verontschuldigingen te uiten voor het leed dat zijn gedrag misschien veroorzaakt heeft. Maar wellicht omdat ik een dertienjarige zoon heb, de leeftijd die Herman had toen zijn moeder gedeporteerd werd om vergast te worden in Treblinka, hoop ik dat de Holocaust-gemeenschap en de samenleving als geheel kan begrijpen waarom het verhaal zo geschreven is en dat ze het deze overlevende kunnen vergeven.

Penelope Holt, Pound Bridge, april 2009