DEEL I HET DRIEKANTIGE WIEL


Hoofdstuk 1

"Nee!"

Rebo Legnors-Kind, Grenswachter van Gilrigor, deinsde voor de tekening achteruit alsof deze tot leven gekomen was. "Waar denk je aan?" hijgde hij. "Verbrand dat ding! Nu!" Hij wees met een bevende hand naar het vuur in het grote komfoor, waarvan de vlammen het schemerduister van de gehoorzaal iets minder dicht maakten. "Daarheen. Ik zag niets en jij hebt me niets laten zien. Begrijp je dat?" 

David Falkayn liet het vel papier waarop hij de schets had gemaakt vallen. Het fladderde naar de tafel, langzaam door een atmosferische druk die een kwart groter was dan die op Aarde. 

"Wat - "Zijn stem brak en produceerde een dwaas gekras. De ergernis die daardoor opgeroepen werd drong zijn angst naar de achtergrond. Hij trok zijn schouders naar achteren en keek de inwoner van Ivanhoe recht in de ogen. "Wat is er aan de hand?" vroeg hij. "Het is maar een tekening." 

"Van de malkino." Rebo huiverde. "En je behoort niet eens tot ons ras, laat staan dat je een Ingewijde bent." 

Falkayn staarde hem aan, alsof iemand van Terraanse afkomst een uitdrukking op dat onmenselijke gezicht zou kunnen lezen. Gezien in het doffe, rode zonlicht dat schuin door de smalle ramen naar binnen viel, leek Rebo meer op een leeuw dan een mens, en op geen van beiden erg veel. Het lichaam was slechts bij benadering antropoide: twee benen, twee armen, maar de romp was kort en massief, de ledematen lang en dik, met een voorovergebogen houding die een lengte van zeker twee meter terugbracht tot ongeveer Falkayn's niveau. De drie vingers hadden een gewricht meer dan die van een mens, en smalle zwarte nafeels; de duimen stonden aan de andere kant van de handen dan bij Genus Homo; de voeten waren die van een teenganger. Een vacht met de kleur van mahonie bedekte de gehele huid, maar aan iedere haar zaten kleine weerhaakjes, zodat het effect dat van een ruw verenpak was. De kop was stomp en vierkant, met ronde oren, het gezicht plat, zonder neus, met luchtgaten onder het schuine vlak van de grote kaken, en enorme groene ogen boven een verbazingwekkend gevoelige, bijna vrouwelijke mond. Maar de indruk die dit opriep werd teniet gedaan door de geelbruine manen als van een leeuw die het gelaat omlijstten en over de gespierde rug golfden, en door de staart die tegen de enkels zwiepte. Een korte, geschubde broek en een leren schouderriem, waaraan een gemeen-ogende strijdbijl hing, versterkten de woeste indruk.

Maar Falkayn wist dat er in die grote schedel een brein zat dat net zo goed was als dat van hemzelf. De moeilijkheid was dat het geen voortbrengsel van de Aardse evolutie was. En als het brein, naast alle vreemdheid die het bij de geboorte meekreeg, ook nog gevormd was door een cultuur die geen enkel mens werkelijk begreep ... hoeveel communicatie was er dan mogelijk?

De jongen bevochtigde zijn lippen. Door de droge, koude lucht van Ivanhoe waren ze gebarsten. Hij raakte zijn ploffer niet aan, maar hij werd zich intens bewust van het geruststellende gewicht aan zijn heup. Op de een of andere manier vond hij woorden:

"Neemt u me niet kwalijk als ik aanstoot heb gegeven. U zult begrijpen dat vreemdelingen vaak zondigen door onwetendheid. Kunt u me vertellen wat er mis is?" 

Rebo richtte zich iets uit zijn gespannen hurkhouding op. Zijn ogen, die verder in het rode eind van het spectrum zagen dan die van Falkayn, peilden hoeken die voor de bezoeker niet meer dan schaduwen waren. Niemand stond op de vloer of achter de grotesk gebeeldhouwde stenen pilaren. Het enige wat in het lange vertrek bewoog waren de gele vlammen die in het komfoor knetterden en de bijtende rook van onaards hout. Buiten - het leek plotseling heel ver weg - hoorde Falkayn het bulderen van de eindeloze winden van de Gilrigorese hoogvlakte.

, Ja," zei de Grenswachter, "ik besef dat je uit onwetendheid hebt gehandeld. En jij, op jouw beurt, moet er niet aan twijfelen dat ik vriendschappelijke gevoelens voor je blijf koesteren - niet alleen omdat je op dit moment mijn gast bent, maar omdat je een frisse wind door dit verkrampte, ingeslapen land van ons hebt laten waaien."

"Die ik misschien door dit land laat waaien," verbeterde Falkayn. "Bedenk dat de toekomst afhangt van de vraag of we zullen overleven of sterven. En dat is weer afhankelijk van uw hulp." Keurig gezegd! feliciteerde hij zichzelf. (Dat had Schuster moeten horen. Dan zou hij misschien eens ophouden met tegen me te drenzen over hoe ik nooit de status van koopman zal bereiken als ik niet leer met woorden om te gaan.) 

"Ik zal niet in staat zijn jullie te helpen als ze me villen," zei Rebo scherp. "Verbrand dat ding, zeg ik." 

Falkayn tuurde door het duister naar zijn tekening. Het stelde een grote platte wagen met acht wielen voor, die getrokken zou moeten worden door een team van twintig fastigas. Heel de weg van het ruimteschip naar dit kasteel had hij gloeiende visioenen gehad van hoe vol ontzag en verrukt de edelman zou zijn. Hij had zichzelf gezien, niet langer Davy-dit-en-Davy-dat, hé-knul-kom-hier, leerling en onbetaalde persoonlijke bediende van Meester Polesotechnicus Martin Schuster: maar Falkayn van Hermes, een Prometheus die naar Larsum gekomen was met de gave van het wiel. Wat is er fout gegaan? dacht hij wanhopig; en toen, met de bitterheid die op zijn leeftijd van zeventien jaar veel voorkomt: Waarom gaat altijd alles fout?

Maar hij stak de vloer van ingelegde schelpen over en gooide het vel papier in het komfoor. Het vlamde op en viel tot as uiteen.

Hij draaide zich om en zag dat Rebo zich ontspannen had. De Grenswachter schonk zichzelf een beker wijn in uit de karaf die op tafel stond en gooide die met een slok achterover. "Goed, zei hij met een diepe stem. "Ik wou dat je met me mee kon doen. Het is een bedroevende zaak een gast geen verfrissingen aan te bieden."

"U weet dat uw voedsel iemand van mijn ras zou vergiftigen,'' zei Falkayn. "Dat is een van de redenen waarom we de werkmaker van Gilrigor naar ons schip moeten vervoeren, en wel spoedig. Wilt u me vertellen wat er slecht is aan het apparaat dat ik getekend heb? Het is eenvoudig te bouwen. Ze behoorden tot de belangrijkste dingen - wagens, noemen we ze - die mijn volk ooit uitgevonden heeft. Het kan voor een groot deel op hun rekening geschreven worden dat we meer zijn geworden dan - "

Hij hield zichzelf in juist voor hij 'wilden' of 'barbaren' zei. 

Rebo's baantje, dat van vader op zoon overging, bestond hieruit, dat hij zulke stammen aan de goede kant van de Kasuniaanse Bergen moest houden. Larsum was een beschaafd land, met landbouw, metaalbewerking, steden, wegen, handel, een geletterde klasse.

Maar geen wielen. Lasten werden op de ruggen van burgers of hun dieren vervoerd, per boot, travois, 's winter per slee - nooit op wielen.

Nu hij erover nadacht, herinnerde Falkayn zich dat zelfs rollers niet gebruikt werden.

"De gedachte die erachter steekt is, dat ronde voorwerpen draaien," hakkelde hij.

Rebo maakte een teken in de lucht. "We zouden er 't beste aan doen niet over dat onderwerp te spreken.'' Hij veranderde met soldateske abruptheid van gedachten. "Maar we moeten wel. Goed dan. Het feit is dat de malkino te heilig is om voor lage doeleinden te worden gebruikt. De straf voor overtreding van deze wet is de dood, veroorzaakt door de misdadiger levend te villen, opdat Gods wrake niet het hele land treft." Falkayn worstelde met de taal. De educatieve banden aan boord van de What Cheer hadden hem een vloeiende beheersing gegeven, maar ze konden geen beter idee van semantische subtiliteiten overbrengen dan de eerste expeditie naar Ivanhoe van de inwoners gekregen had; en die mensen waren slechts enkele weken gebleven. Het woord dat hij in gedachten vertaalde als 'heilig' hield meer in dan alleen toewijding aan een geestelijk doel. Er waren ondertonen van macht, mana en iets onuitsprekelijks. Maar dat was niet belangrijk. "Wat betekent malkino?"

"Iets ... iets ronds. Ik kan het niet voor je tekenen, dat mag alleen een Ingewijde doen. Maar het is iets dat volmaakt rond is."

"O, ik begrijp het. Wij zouden het een cirkel noemen, of een bol als het driedimensionaal was. Een wiel is cirkelvormig. Ik denk dat we onze wielen wel ietwat onvolmaakt kunnen maken."

"Nee." De gemaande kop ging heen en weer. "Het is onmogelijk, behalve als de onvolkomenheid zó erg werd dat de wielen toch niet zouden werken. Zelfs als de Ingewijden het zouden toestaan - en ik weet heel zeker dat ze dat niet zullen doen, zowel uit vijandigheid voor jullie, als om dogmatische redenen - zouden de boeren uit afschuw in opstand komen en jullie afslachten." Rebo's ogen gloeiden in de richting van Falkayn's ploffer. , Ja, ik weet dat jullie krachtige, vuurspuwende wapens hebben. Maar jullie zijn slechts met z'n vieren. Wat voor kans zouden jullie hebben tegen duizenden krijgers die vanuit de dekking van heuvels en bossen schieten?" 

Falkayn dacht terug aan wat hij in Aesca gezien had terwijl hij over de Weg van de Zon naar het westen reed, en nu in deze vesting. De architectuur was gebaseerd op scherpkantige veelhoeken. Meubels en gebruiksvoorwerpen waren vierkant of rechthoekig. De meeste ceremoniële voorwerpen, zoals Rebo's gouden wijnbeker, gingen niet verder dan het gebruik van een elliptische dwarsdoorsnede, of gedeelten van echte cirkels. 

Hij voelde zich misselijk van ontzetting. "Waarom?" bracht hij er met moeite uit. "Wat maakt een ... een vorm ... zo heilig?"

"Wel - " Rebo liet zich ongemakkelijk in een stoel zakken en drapeerde zijn staart over de rugleuning. Hij speelde met de achthoekige schacht van de bijl en vermeed de ander aan te kijken. "Wel, de oude overleveringen. Ik kan natuurlijk lezen, maar ik ben geen geleerde. De Ingewijden kunnen je er meer over vertellen. De cirkel en de bol zijn de uiterlijke tekenen van God. Op een bepaalde manier zijn ze God. Je ziet ze aan de hemel. De zon en de manen zijn bollen, evenals de wereld, hoe onvolkomen ook; en de Ingewijden zeggen dat de planeten dezelfde vorm hebben, en dat de sterren gezet zijn binnen de grote bol van het heelal. Alle hemellichamen bewegen zich in cirkels. En de cirkel en de bol zijn nu eenmaal de meest volmaakte vormen, niet? En alles wat volmaakt is, is een directe manifestatie van God."

Falkayn herinnerde zich vaag de Klassieke Griekse filosofie - de menselijke kolonie op Hermes had met de Aarde gebroken en een groothertogdom gesticht, maar ze bleef trots op haar erfdeel en onderwees oude geschiedenis in de scholen - en hij kon de logica volgen. Zijn eerste opwelling was om eruit te flappen: "U heeft 't mis! Geen enkele planeet of ster is een echte bol, en omloopbanen zijn ellipsvormig, en die verdomde kleine rode dwergzon van u is niet het centrum van de kosmos. Ik ben in de ruimte geweest en ik kan 't weten!" Maar Schuster had er zoveel voorzichtigheid bij hem ingehamerd dat hij zich inhield. Het enige wat hij zou bereiken was, dat hij de priesters nog meer tegen zich in het harnas joeg, en er misschien de vijandschap van Rebo, die nog steeds zijn vriend wilde zijn, aan toevoegde.

Hoe kon hij iets bewijzen dat tegen drie- of vierduizend jaar traditie indruiste? Larsum was een land dat door bergen, woestijnen, oceanen en schreeuwende wilden van de rest van de wereld werd afgesneden. Slechts de vaagste geruchten van wat er zich over de grenzen afspeelde drongen erin door. Vanuit Rebo's standpunt bezien was de enige redelijke veronderstelling dat de vachtloze vreemdelingen met de snavels boven hun monden vanuit een of ander ververwijderd continent hierheen gevlogen waren. Toen Schuster in de rapporten van de eerste expeditie had gelezen hoe opgewonden en verontwaardigd de Ingewijden in Aesca hadden gereageerd toen hun verteld werd dat het schip van de sterren kwam, en hoe vurig ze die mogelijkheid ontkenden, had hij zijn metgezellen gewaarschuwd en gezegd dat onderwerp van gesprek te vermijden. Het enige wat telde was, als de gesmeerde bliksem van deze planeet verdwijnen voor ze van honger stierven. Falkayn liet met een mismoedig gebaar zijn schouders zakken. "Mijn volk heeft op zijn reizen ontdekt dat het niet verstandig is om anderen hun religieuze geloof te betwisten," zei hij. "Goed dan, ik geef toe dat wielen verboden zijn, maar wat kunnen we verder doen?"

Rebo keek hem weer aan met zijn ongeruststellend intelligente blik.

Falkayn besefte dat hij geen dikschedelige middeleeuwse baron was. Zijn beschaving was oud en de ruwe kantjes waren van de krijgersklasse afgesleten, evenals van de boeren, handwerklieden, handelaars en de Ingewijden, die priester, dichter, kunstenaar, ingenieur èn geleerde in één waren. Rebo Legnors-Kind zou vergeleken kunnen worden met een samurai uit de oudheid, als er tenminste parallellen met de menselijke geschiedenis mogelijk waren. Hij had het principe van het wiel meteen begrepen en -

, Je moet begrijpen dat ik, en velen van mijn ras, meer dan alleen welwillende gevoelens voor jullie soort koesteren," zei hij met een diepe stem. "Toen verscheidene jaren geleden het eerste schip landde, ging er een helle flits, als van een bliksem, door het land. Velen van ons hoopten dat het 't eind betekende van ... zekere hinderlijke restricties. De omgang met beschaafde buitenlanders moest nieuwe kennis, nieuwe krachten, nieuwe manieren van leven brengen naar dit gebied, waar al meer dan tweeduizend jaar niets veranderd is. Ik wil jullie bijzonder graag helpen, zowel met het oog op mijn eigen voordeel als dat van jullie."

Afgezien van de noodzaak voor takt, had Falkayn het hart niet om te antwoorden dat de Polesotechnische Bond geen interesse had in handel met Larsum, of met enig ander deel van Ivanhoe. Er was hier niets dat andere werelden niet beter en goedkoper produceerden. De eerste expeditie was enkel gekomen om een plaats te zoeken waar ze een noodreparatiedepot op kon richten, en deze planeet was eenvoudig de minst ongezonde in deze stellaire buurt. De expeditie had vanuit een omloopbaan gezien dat Larsum de hoogst ontwikkelde cultuur had. Ze landden, maakten kontakt, leerden de taal en een paar van de gebruiken, en vroegen toen toestemming een groot gebouw op te richten waar niemand behalve bezoekers als zijzelf binnen zou kunnen gaan.

Het verzoek werd met tegenzin ingewilligd, niet zozeer omdat ze metaal als betaling aangeboden kregen, maar omdat de Ingewijden vreesden last te krijgen als ze weigerden. Ze eisten dat er een flink eind uit de buurt van de hoofdstad gebouwd zou worden; blijkbaar wilden ze het aantal Larsianen die met buitenlandse ideeën besmet konden worden zo klein mogelijk houden. Na het karwei geklaard en de planeet een willekeurige naam gegeven te hebben, vertrok de expeditie. De gegevens, met de toepasselijke educatieve banden, werden uitgereikt aan ieder schip dat de Pleiadenroute zou kunnen nemen. Iedereen hoopte dat het nooit nodig zou zijn de informatie te gebruiken, maar de What Cheer had pech gehad. 

Falkayn zei alleen: "Ik zie niet hoe u ons kunt helpen. Op welke andere manier zou dat ding vervoerd kunnen worden, dan op een wagen?"

"Zou het niet uit elkaar gehaald, onderdeel voor onderdeel vervoerd, en in de buurt van je schip weer in elkaar gezet kunnen worden? Ik kan voor een ploeg arbeiders zorgen." 

"Nee.'' Verdomme! Hoe kan je de constructie van een uit één stuk gemaakte kernreactor uitleggen aan iemand die nog nooit een waterrad gezien heeft? Onmogelijk. "Op enkele onbelangrijke hulpstukken na, kan het niet gedemonteerd worden, tenminste niet met de gereedschappen die we bij ons hebben."

"Weet je zeker dat het te veel weegt om op glijplanken vervoerd te kunnen worden?"

"Over wegen als de uwe, ja, ik denk van wel. Als 't winter was zouden we misschien een slee kunnen gebruiken, maar we zullen dood zijn voor er weer sneeuw valt. Met een vlot zou 't ook lukken, maar er zijn nergens in de buurt bevaarbare stromen, en we zouden de tijd die nodig is om een kanaal te graven niet overleven."

Falkayn vervloekte voor de zoveelste keer de bouwers van het depot, dat ze geen zwaartekrachtslede aan de andere opgeslagen uitrusting hadden toegevoegd. Maar alle schepen hadden dan ook een of meer sleden aan boord. Wie had kunnen voorzien dat die van de What Cheer buiten gebruik zouden zijn? Of dat ze niet op z'n minst op eigen kracht de korte vlucht naar het gebouw zou kunnen maken? Maar als iemand aan zulke mogelijkheden had gedacht, moet hij beredeneerd hebben dat er een wagen gemaakt kon worden; de xenologen hadden opgemerkt dat wielen onbekend waren, en het was nooit bij hen opgekomen te vragen of dat was, omdat er een wet bestond die wielen verbood. Er was wel voor een verplaatsbare kraan gezorgd om te laden en te lossen wat er nodig was om het ruimteschip te repareren. Het depot was in feite zo goed bevoorraad dat men het niet nodig had geacht voedsel op te slaan, want iedere bemanning die zich tot hier kon slepen moest in staat zijn binnen een paar dagen het mankement aan hun vaartuig te verhelpen.

"En ik neem aan dat er niet op tijd een ander schip uit je eigen land zal aankomen om jullie te redden," zei Rebo. 

"Nee. De ... de afstanden die we op onze reizen afleggen gaan ieder bevattingsvermogen te boven. We waren op weg naar een afgelegen grenswereld - land, als u dat liever hebt - om zekere onderhandelingen te openen over handelsrechten. Om mededinging te voorkomen zijn we in het geheim vertrokken. Niemand op onze bestemming heeft er enig idee van dat we komen, en onze meerderen thuis verwachten ons pas over enkele maanden terug. Tegen de tijd dat ze zich zorgen beginnen te maken en een onderzoek instellen - en het zal weken duren om 'iedere plek te bezoeken waar we geland zouden kunnen zijn - zullen onze voedselvoorraden al lang uitgeput zijn. We hadden zo weinig mogelijk leeftocht aan boord, opdat we een zware lading kostbaarheden konden vervoeren waarmee we ... eh ..."

"Bepaalde personen konden omkopen." Rebo maakte een geluid dat misschien zijn equivalent van gegrinnik was. , Ja. Goed, we moeten dus iets anders bedenken. Ik herhaal nogmaals dat ik alles zal doen wat ik kan om jullie te helpen. Het gebouw is hier opgericht, in plaats van in een ander grensgebied, omdat ik daarop heb aangedrongen; en dat was omdat ik hoopte jullie reizigers nog eens te zien." Zijn hand ging terug naar zijn strijdbijl. Falkayn had al eerder opgemerkt dat de metalen koppen van werktuigen en gereedschappen aan de stelen werden bevestigd door de kop te verhitten, op de steel te schuiven en af te laten koelen, waardoor het metaal kromp en de kop muurvast kwam te zitten. Nu begreep hij de reden: het gebruik van spijkers en klinknagels zou heiligschennis zijn. De vingers klemden zich om de schacht en Rebo zei op ruwe toon: "Ik ben even vroom als wie ook, maar ik kan niet geloven dat het Gods wil was dat de Ingewijden alle leven in Larsum in een eeuwig-onveranderlijk patroon zouden doen bevriezen. Er is een tijdperk van helden geweest, voor Ourato de Hooglanden en de Laaglanden onder zich samenbracht. Zo'n tijdperk kan weer komen als de greep op ons gebroken wordt." 

Hij scheen te beseffen dat hij te veel gezegd had en voegde er haastig aan toe: "Maar laat ons niet meer over zulke verheven dingen spreken. Wat op dit moment telt is, die werkmaker naar je gewonde schip te krijgen. Als jij en ik geen wettig middel kunnen verzinnen, kunnen je metgezellen het misschien. Dus neem dit bericht met je mee terug: de Grenswachter van Gilrigor kan ze niet toestaan een ... een wagen te bouwen, maar hij wenst ze het allerbeste toe."

"Dank u," mompelde Falkayn. De duisternis van het vertrek werd plotseling verstikkend. "Het is 't beste als ik morgen aan de terugreis begin."

"Zo vlug al? Het was een harde tocht hierheen, en een kort en ongelukkig gesprek. Aesca is zo ver weg dat een of twee rustdagen geen verschil kunnen maken."

Falkayn schudde zijn hoofd. "Hoe eerder ik terugga hoe beter. We hebben niet veel tijd te verliezen."