Voorwoord

Noord-Brabant is een provincie vol mysteries.

Wat mij bij het schrijven van dit boekje opviel – en dat geldt zelfs voor grotere steden als ’s-Hertogenbosch, Breda, Tilburg en Eindhoven – is de enorme rijkdom aan wonderbaarlijke verhalen in dit gewest. Wellicht is het de katholieke achtergrond van de Brabanders, de roemruchte historie van Noord-Brabant vol van wrede roofridders en vrome heiligen, of de ruwe schoonheid van het landschap dat hiertoe inspireert. Deze overdaad heeft het in ieder geval niet gemakkelijk gemaakt om een selectie te maken uit het rijke bronnenmateriaal dat mij ter beschikking stond.

In dit boek vindt u een dertigtal verhalen over het wonderbaarlijke en raadselachtige in uw eigen provincie. Ze zijn altijd gekoppeld aan iets tastbaars bij u in de buurt en zo nu en dan zelfs doorspekt met een portie gruwel.

Zo is er het verhaal: De dubbele kindermoord bij Grave.

Het is een artikel uit Geïllustreerd Politienieuws , een krant uit de negentiende eeuw, waarin verteld wordt hoe in het jaar 1873 bij het Noord-Brabantse Grave twee kinderen, die door hun boerenfamilie op pad waren gestuurd om de koeien te hoeden, nooit meer teruggezien werden. Hun lichamen vond men later verminkt in een greppel. De moordenares bleek een meisje van slechts vijftien jaar. Ze had de kinderen met een knipmes verminkt. Maar er gingen geruchten dat het eigenlijk een jongen in meisjeskleren was. Wat een verhaal! Jaren later had men het er nog steeds over…

En wat te denken van de vele kabouterverhalen die uw provincie rijk is. Ik heb voor deze bundel een kleine selectie gemaakt, en deze gekoppeld aan de plaats Veldhoven, waar hun uiteindelijke vertrek uit het grotemensenland zo goed is vastgelegd. Dit soort opmerkelijke verhalen vindt u in deze bundel. Ze appelleren aan ons verlangen om versteld te staan, om de dagelijkse dingen met nieuwe ogen te bekijken: de plaats waar u woont of werkt bijvoorbeeld.

Misschien staat u er niet eens bij stil. Maar de wereld is een wonderlijke en mysterieuze plek…

Martijn J. Adelmund

Utrecht, juni 2006