Zesendertig
ADRIATISCHE ZEE, 30 DECEMBER 1978
Dat vraag ik U, Ahoera Mazda, zal de weg van de Waarheid of die van de Leugen het pleit winnen?
(Avesta, Vierde Gatha Yasna 31:17)
Fariman bracht de Learjet langzaam omlaag en concentreerde zich op zijn instrumenten: daalsnelheid, hoogtemeter, horizontale positieaanwijzer. Op 15 000 voet nam hij wat gas terug en hij trimde de neus een fractie omhoog, zodat hij precies op de juiste snelheid zat: 300 knopen. De besneeuwde toppen van de Alpen, die een kwartier geleden de aarde nog in tweeën hadden gespleten, lagen nu achter hem. Vóór hem bevond zich de Adriatische Zee. Hij schakelde de automatische piloot in. Het luchtruim was van hem alleen. Hij genoot.
De copiloot maakte zijn gordel los. Tot ze met de voorbereiding van de landing in Athene zouden beginnen, mocht hij luieren in de cabine. ‘U weet zeker dat u zich niet zelf wat wilt ontspannen?’ vroeg hij.
Fariman lachte. ‘Dit is mijn manier van relaxen, kerel, deze kist in de lucht houden. Maar als mijn neef Cyrus zin heeft in een praatje, mag hij gerust… Of nee, stuur eerst Mattei langs met het werkrooster van de veiligheidsagenten.’
Toen Mattei even later binnenkwam, had Fariman een grote kaart van het Balkangebied op zijn schoot liggen. Zonder op te kijken zei hij: ‘Ga zitten en maak je gordel vast.’
Mattei liet zich met een zware zucht in de stoel van de copiloot zakken. Fariman wierp een vlugge blik opzij. ‘Je ziet er bleek uit. Voel je je niet goed?’
Mattei staarde met een gemelijk gezicht door de gebogen ruiten. ‘Ik mankeer niets dat een stevige borrel niet zou kunnen genezen.’
‘In de kaartenbak naast jou.’
‘Wat nu? Sterke drank in de cockpit?’ Mattei stak zijn hand tussen de kaarten en haalde een heupfles whisky tevoorschijn. Hij schroefde de dop eraf en zette de fles aan zijn lippen.
‘Kalm aan,’ waarschuwde Fariman. ‘Niet alles in één keer.’
‘Oké, oké.’ Mattei had al wat meer kleur gekregen. ‘Je wilde me spreken?’
‘Ja.’ Fariman sloeg de onhandig grote kaart net zo lang dubbel tot alleen het gebied van Sarajevo en Tirana te zien was. ‘Vertel eens, Mattei. Wat is volgens jou de belangrijkste kwaliteit van een goede lijfwacht?’
Mattei fronste. ‘Waarom? Is er iets niet naar je zin?’
‘Antwoord op mijn vraag!’
‘Nou… Goeie schutter, sterk, alert. Kortom: een vechtjas.’
‘Nee, Mattei. In de eerste plaats komt betrouwbaarheid.’
Mattei was meteen op zijn hoede. ‘En dan…?’
Fariman legde de kaart neer en toetste een paar coördinaten in op de boordcomputer. ‘Ik begrijp niet waarom je het doet. Ik ben met je omgegaan alsof je tot de familie behoort.’
‘Waar heb je het over? Je spreekt in raadsels.’ Mattei nam opnieuw een teug uit de fles. Fariman keek toe en liet hem begaan.
‘Mij bespieden. Achter mijn rug informatie doorspelen aan mijn broer. Verdeeldheid zaaien.’ Fariman stak gebiedend zijn hand op toen Mattei ontkennend zijn hoofd schudde. ‘Lieg niet. Ik heb mijn eigen telefoon laten afluisteren. Ik heb gehoord dat je mijn broer trachtte in te lichten over mijn afspraak met Sasja Tsoerov in Athene. Het lukte niet, omdat ik ervoor zorgde dat de lijn gestoord werd, en daarna gaf ik je de kans niet ergens anders te bellen. Dat is het smerigste wat er bestaat, Mattei. Een lijfwacht die zijn meester verraadt.’
‘Jij bent mijn meester niet,’ antwoordde Mattei verbolgen. ‘Ik werk voor Darius Razdi. Eerst om Cyrus te beschermen. Later, toen jij overal naartoe ging reizen, moest ik op jou passen.’ Hij zweeg opeens en legde zijn hand op zijn buik alsof hij kramp kreeg. ‘Je broer vroeg mij mijn oren en ogen open te houden voor alles wat met de dood van Sharon en Simon Hofman te maken had. Toen ik jou in Farnborough met die joods-Russische reporter Niasa weet-ik-veel over Sharon Hofman hoorde praten, vond ik dat hij dat moest weten. Hij is de man die me betaalt, en bovendien krijg ik er een bonus voor.’
Fariman tuitte zijn lippen en knikte. ‘Een kwestie van geld dus?’
‘Ja! Geld!’ schreeuwde Mattei hem toe. ‘Dat ik riskeer neergeknald te worden door een extremist die het op jou gemunt heeft, is bijkomstig, hé!’ Hij schokte opeens naar voren en zijn hand klauwde naar zijn buik. ‘Auw!’
‘Gassen,’ verklaarde Fariman. ‘Dat komt door de hoogte. Sommige mensen hebben daar last van. Drink nog een slok.’
Mattei dronk gulzig. Hij veegde zijn lippen af met de rug van zijn hand en leunde achterover. ‘God! Ik haat vliegen.’ Hij zag lijkbleek en grote druppels zweet parelden op zijn voorhoofd.
‘Wees gerust,’ zei Fariman. ‘Je zult niet in een vliegtuigcrash sterven en ook niet oplopen tegen een kogel die voor mij bestemd is.’
Zijn woorden hadden iets sinisters, dat Mattei deed opkijken. ‘Hoe… hoe bedoel je?’
‘Kun je nog zien?’
Mattei wreef in zijn ogen. ‘Wazig.’ Zijn borst zwoegde op en neer. Hij greep naar zijn keel. ‘Mijn keel voelt… gezwollen. Ik kan niet meer ademen.’
‘Onder Zarathoestra beschikten de Perzische priesters over twee belangrijke middelen om het dagelijkse leven in goede banen te leiden,’ legde Fariman uit. ‘Ze hadden de haoma. Dat was een levenselixir om de goeden te belonen. En ze hadden de amanita mordicus, een vergif bereid uit een groene knolzwam, dat aan verraders te drinken werd gegeven.’
Mattei rukte vertwijfeld aan de gordel. ‘Vergif? Heb je vergif in de…?’ Toen de sluiting klikte, schoot hij overeind. Hij wilde naar buiten lopen, maar de kracht ontbrak hem. Hij bleef wankelend staan, steun zoekend op de rug van zijn stoel.
‘In de whisky. Goed geraden.’ Fariman stelde de frequentie van het radiobaken van Tirana in op de automatische richtingzoeker. ‘Als je er slechts een greintje van inneemt, is het resultaat vergelijkbaar met een acute appendicitis. Maar als je meer dan twee gram binnenkrijgt, is de dood onvermijdelijk.’ Hij schudde meewarig het hoofd. ‘Je drankzucht zal dus toch nog je dood worden.’
Mattei liet de leuning los. Voor hij een stap had verzet, viel hij kermend neer.
Fariman staarde lange tijd door de zijruit omlaag naar de keurig in slagorde oprukkende witte golfkammen op het snel donker wordende blauw van de zee.
Toen het gejammer achter hem ophield, drukte hij op de oproeptoets van de intercom. ‘Wilt u direct hier komen,’ zei hij met kalme stem tegen de stewardess. ‘Riccardo Mattei is ernstig ziek geworden. Het heeft er alle schijn van dat hij buikvliesontsteking heeft. Breng de copiloot mee. We zullen in Tirana een noodlanding maken.’