15
Cambridge, Engeland
1865
Flora raakte niet uitgekeken op het weelderig groene Britse landschap dat de trein naar Cambridge doorkruiste. Na drie maanden in stoffige, droge landen was het alsof ze naar de Hof van Eden terugkeerde. Ze bedacht hoe heerlijk het zou zijn om daar te blijven en samen met Edmund het Engelse platteland te verkennen, maar plotseling trof de gedachte aan haar verloofde, Thomas, haar met een scherpe steek van schuldgevoel. Volgens hun oorspronkelijke plannen hadden zij en Becky al meer dan een maand eerder naar Chicago moeten terugkeren, maar ze waren nog altijd ver van huis. Flora had Thomas telegrammen uit Caïro en Frankrijk gestuurd, en daarna weer een uit Londen, waarin ze de vertraging uitlegde en hem verzekerde dat alles in orde was en dat hij zich geen zorgen hoefde te maken.
‘Ga met me mee naar Cambridge,’ had Edmund gesmeekt toen ze na hun lange reis door het Heilige Land in Frankrijk waren aangekomen. ‘Ik wil nog geen afscheid nemen.’
Flora had ook nog geen afscheid willen nemen, maar ze wist dat ze eigenlijk niet langer mocht blijven. Ze moest terug naar Thomas en haar leven in Chicago voordat ze haar hart volledig aan Edmund zou verliezen. Hoe langer ze met hem rondreisde, lachte en praatte, hoe verliefder ze op hem werd. Uiteindelijk had Becky de knoop voor hen doorgehakt.
‘Ja, alsjeblieft, laten we naar Cambridge gaan, Flora. Ik heb denk ik een week nodig om de notities van Edmund voor ons boek door te nemen en al zijn materiaal in te pakken en naar Chicago te sturen. Daarna gaan we naar huis, dat beloof ik.’
Zodra ze uit de trein stapte, raakte Flora verslingerd aan Cambridge. Ze kon zich onmiddellijk voorstellen dat ze daar zou wonen. ‘Het is als een bladzijde uit een sprookjesboek, Edmund,’ verzuchtte ze terwijl ze in de historische stad om zich heen keek.
‘Ja, het is mooi in deze tijd van het jaar, vind je niet? Hoeveel ik ook van reizen houd, ik ben altijd weer blij om terug te komen.’ Hij liet hen de stad en de universiteit zien en vond een paar kamers in een herberg die ze konden huren. Zijn eigen kleine appartement dicht bij de bibliotheek was even interessant en exotisch als hijzelf, met dozen, manden en stoffige planken vol potscherven, oude fragmenten perkament, en hier en daar zelfs een bot. Het was de oogst van zijn vele reizen. Bij elk voorwerp had hij een prachtige anekdote en ze hingen aan zijn lippen als hij over zijn reizen vertelde terwijl ze op de vloer thee zaten te drinken. En dan die boeken! Rijen en rijen interessante boeken vulden de planken van Edmunds appartement. Wat niet meer op de planken paste, lag opgestapeld op de vloer, naast zijn bed of her en der verspreid door de propvolle kamer.
Onwillekeurig vergeleek Flora zijn collectie met de keurig nette, afgestofte bibliotheek die Thomas Worthington haar eens in het landhuis van zijn familie had laten zien. Ze herinnerde zich nog hoe geschokt ze was toen Thomas toegaf nooit een van die boeken te hebben gelezen. ‘Niet één,’ had hij herhaald. Het had geklonken alsof hij er trots op was.
‘Maar waarom niet?’ had zij gevraagd. ‘Er staan hier zo veel prachtige titels.’
Hij had gelachen en zich vrolijk gemaakt over haar verbazing. ‘Omdat ik er de tijd noch de interesse voor heb. Je mag ze wel lenen als je wilt. Mijn vader verzamelt ze, maar hij leest ze ook niet.’ Flora voelde zich nog altijd treurig wanneer ze aan dat gesprek terugdacht. Nu ze hier de boeken van Edmund bekeek, zag ze overal markeringen en stukjes papier tussen de bladzijden steken, een teken dat hij zijn collectie intensief gebruikte.
‘Heb je al die boeken gelezen?’ vroeg ze.
‘De meeste wel. Die stapel daar, dat zijn de boeken die ik deze herfst wil lezen. Waarom?’
‘O, zomaar.’ Ze vond het vreselijk dat ze de twee mannen vergeleek; het was niet eerlijk tegenover Thomas. Edmund had geen last van de enorme verantwoordelijkheden die op de schouders van Thomas rustten. Geld beheren was een uiterst gewichtige zaak, had hij haar verteld.
Flora en Becky werkten de hele week samen met Edmund en sorteerden al zijn aantekeningen en papieren. Becky schreef vellen vol met aantekeningen terwijl Edmund uitlegde wat hij voor elk hoofdstuk in gedachten had. Het boek dat ze zich voornamen werd nog omvangrijker en breder dankzij de vele ideeën die Becky eraan toevoegde. ‘Dat is een geweldig idee!’ riep Edmund telkens weer als ze aan zijn tafel hun hoofden bij elkaar staken. ‘Daar zou ik nooit aan hebben gedacht, Rebecca.’
‘Het vereist wel meer onderzoek, maar ik zou het geweldig vinden om ermee aan de slag te gaan.’
‘Fantastisch!’
Rebecca leefde helemaal op als ze bij Edmund was. Flora had haar nog nooit zo gelukkig gezien. Haar zus was ook verliefd geworden op de Engelsman, maar die keek niet naar haar zus zoals hij naar haar keek. Het besef dat hij de voorkeur aan haar gaf vervulde Flora met schuldgevoel. Misschien dat Edmund Becky anders zou gaan zien als zij naar huis ging, naar Thomas, zoals ze zou moeten doen. Misschien zou hij dan met haar trouwen. Ze werkten zo fantastisch samen.
Al veel te snel kwam er een einde aan hun tijd in Cambridge. Ze hadden nog een dag voordat ze naar Londen zouden terugkeren om de reis naar huis te aanvaarden, en die dag was een zondag. ‘Als jullie niet al te moe zijn en vroeg willen opstaan, zou ik het geweldig vinden om jullie te laten zien wat voor werk ik doe voor de armen.’
‘Dat willen we heel graag,’ antwoordde Flora.
De volgende ochtend kwam Edmund al vroeg naar de herberg om hen met een huurrijtuig op te halen. Even later hobbelden ze over Mill Road de stad uit. Edmund legde uit hoe de groei van de spoorwegen een enorme bevolkingstoename in de regio tot gevolg had gehad. ‘En daarmee een enorme toename van de armoede,’ voegde hij eraan toe.
‘In Chicago is het net zo,’ zei Flora die naar de rijen krotten keek en de in lompen gehulde vervuilde arbeiderskinderen die op straat speelden. Veel van hen droegen geen schoenen. De rook van locomotieven en fabrieksschoorstenen hing zwaar in de grauwe lucht, zelfs op zondag. Het rijtuig bleef staan en ze liepen naar een oude stenen kerk van een paar eeuwen oud. Flora voelde zich niet op haar plaats tussen zo veel arme mensen, hoewel haar rok en bloes eenvoudig waren, vergeleken met de modieuze jurken uit haar kledingkast thuis in Chicago. Maar de aanwezigen zongen vol geestdrift en de dominee preekte over Jezus’ liefde voor de armen. Toen de dienst voorbij was, liep Edmund weer met de zussen naar buiten.
‘Je hebt ons toch niet alleen hiernaartoe gebracht om naar de kerk te gaan?’ vroeg Flora. Ze zei het niet hardop, maar ze was liever naar de schitterende Kings College Chapel gegaan.
‘Nee, de dienst was alleen een voorproefje. Nu begint het leuke werk pas. Samen met een paar collega’s heb ik namelijk een zondagsschool in dit deel van de stad opgezet, zodat we de arme arbeiderskinderen kunnen leren lezen en schrijven. We vertellen ze ook over de Bijbel en over Jezus.’
Flora’s hart sloeg over van opwinding. ‘Wat een prachtig idee!’
‘Robert Raikes zette de eerste zondagsschool op omdat hij iets wilde doen aan de armoede en het analfabetisme dat hij overal om zich heen zag. Sindsdien is het project almaar groter geworden, en nu zijn er meer dan 100.000 vrijwillige leraren die elke week meer dan een miljoen kinderen bereiken.’
‘Ik zou je heel graag willen helpen,’ zei Flora. De zussen liepen samen met hem het gebouw in waar de zondagsschool werd gehouden en Flora vertelde Edmund dat zij en Rebecca zich ooit in kapotte kleding hadden gehuld en hun gezichten smerig hadden gemaakt om in een textielfabriek te kunnen werken.
Edmund lachte om haar verhaal. ‘Dat meen je niet!’
‘Ja, echt waar. Maar we hielden het maar een dag uit in die fabriek, en we zijn zelfs nooit teruggegaan om ons loon op te halen, hè, Becky?’
Haar zus lachte en schudde haar hoofd. ‘Waarom zouden we ook? Het was minder dan een dollar.’
‘Ik kan me jullie lieftallige dames niet voorstellen in lompen en met zwarte vegen op je gezicht.’
‘Het was niet zomaar een gril, Edmund. Toen we zagen hoe die mensen leefden en hoe weinig ze verdienden, wilden we iets doen om te helpen. Net als jij hier. Dit is zo’n geweldig idee. Herinner jij je die meisjes nog die in de fabriek werkten, Becky? En al die kinderen op straat? Ik zou die kleintjes ook zo graag leren lezen en schrijven.’
‘Ik denk dat je er heel goed in zou zijn,’ antwoordde Becky.
Tientallen drukke, vrolijk babbelende kinderen stroomden al binnen voor de zondagsschool, die kennelijk in de verzendruimte van een fabriek werd gehouden. Ze gingen op de stenen vloer zitten en gebruikten de aanwezige kratten als tafeltjes. Flora werkte zij aan zij met Edmund en hielp de kinderen die kennelijk heel graag wilden leren lezen. Het was goed te zien dat ze dol waren op Edmund, die al zijn bruisende energie in het onderwijs stak. Flora probeerde zich voor te stellen dat Thomas hetzelfde zou doen, maar dat lukte haar niet. Weer was ze kwaad op zichzelf omdat ze de twee mannen vergeleek. Ook Becky hielp mee en vertelde met haar meest theatrale stem Bijbelverhalen aan de kinderen, die ademloos om haar heen zaten te luisteren. Toen het tijd was om te vertrekken, liep de hele groep kinderen buiten met hen mee om ze uit te zwaaien.
Edmund en Becky pakten die avond het laatste materiaal uit zijn appartement in en Flora liep naar buiten om alleen op de grassige rivieroever te gaan zitten. Ze hield ervan naar de boten te kijken die voorbijvoeren, roeiboten, punters en een roeiteam van de universiteit dat tegen de stroom in worstelde terwijl de stuurman instructies riep. De zon begon al onder te gaan toen Edmund ook naar buiten kwam en zwijgend naast haar in het gras kwam zitten. ‘Is alles ingepakt?’ vroeg Flora.
Hij knikte en trok een paar grassprietjes los waarmee hij tussen zijn vingers speelde. Flora hoorde hem zuchten. ‘Voor het eerst in mijn leven betreur ik het dat ik zo weinig materiële bezittingen en rijkdommen heb. Ik betreur het dat ik al mijn magere bezittingen heb gespendeerd aan reizen en onderzoek.’
‘Waarom zou je daar spijt van hebben, Edmund? Het is zo duidelijk dat je je leven heerlijk vindt.’
Hij draaide haar gezicht teder naar zich toe zodat ze hem moest aankijken. ‘Omdat ik verliefd op je ben geworden, Flora, en ik je niets kan bieden. Het doet me pijn om je terug te laten gaan naar Amerika en naar je verloofde, maar ik weet dat hij je het leven kan geven waarvan ik alleen maar kan dromen. En jouw geluk is alles wat ik wil.’
Flora wilde iets zeggen, wilde hem vertellen dat ze meer dan genoeg geld voor hen beiden had, maar hij hield haar met een tedere zoen tegen. ‘Nee, zeg niets, Flora. Laat me dit heerlijke moment herinneren zoals het nu is.’
Wat kon ze verder zeggen? Wilde zij haar verloving met Thomas verbreken en naar Engeland verhuizen om te trouwen met een man die ze nog maar een paar maanden kende? Ze dacht van wel, maar de kans om zich uit te spreken was voorbij. Ze keerden terug naar Edmunds appartement om Becky op te halen.
In hun kamer in de herberg voelde Flora die nacht een diep verdriet dat ze niet kon benoemen. Ook Becky leek de slaap niet te kunnen vatten. Ze liep in de smalle ruimte tussen hen beiden op en neer alsof ze werd voortgedreven door een klokveer die te strak was opgewonden. Ze gebaarde naar de kist met Edmunds boeken en aantekeningen. ‘Ik kan je niet zeggen hoe opgewonden ik ben over het werk dat ik ga doen. Ik moet dit boek samen met Edmund schrijven, dat weet ik gewoon. Het was geen toeval dat we hem die dag op de weg naar Gaza vonden en… wat is er, Flora? Waarom huil je?’
Flora had gehoopt dat Becky op en neer zou blijven lopen en zou blijven praten zonder de tranen op te merken die stilletjes over haar gezicht liepen. Het lukte haar niet om ze tegen te houden. ‘Ik ga Edmund missen… en alle opwindende dingen die we deze zomer hebben gedaan en… o, ik weet helemaal niet waarom ik huil!’ Ze veegde een volgende traan weg. ‘Ja, dat weet ik wel… ik huil omdat Edmund me vanavond heeft verteld dat hij van me houdt.’
‘Ja, natuurlijk houdt hij van je. Dat heb ik je toch gezegd?’
‘Hij zei dat hij wilde dat hij het geld had om voor me te kunnen zorgen, maar omdat hij dat niet heeft, laat hij me naar huis gaan, naar mijn verloofde. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Hij heeft geen idee hoe rijk we zijn, Becky. Hij weet niet dat ik niemand nodig heb om voor mij te zorgen, ook Thomas niet.’
‘Houd je van hem, Flora?’
‘Ik… ja. Maar een paar maanden geleden dacht ik ook dat ik van Thomas hield.’ Becky gaf haar een zakdoekje om haar neus te snuiten. ‘Het spijt me dat ik zo zit te jammeren. Ik moet nuchter zijn en me niet door allerlei romantische ideeën laten meeslepen. Edmund is als… als de held uit een avonturenroman. En alles was deze zomer zo exotisch in het Heilige Land, met de maan die op het Meer van Galilea scheen en de geur van rozemarijn en ceders in de lucht. Ik had niet mogen toestaan dat Edmund Merriday me zo van mijn stuk bracht.’
‘Is dat dan zo vreselijk?’ vroeg Rebecca. ‘Hebben we niet allemaal een beetje romantiek nodig in ons leven?’
‘Ik heb me door hem laten zoenen, Becky. Ik ben verloofd met Thomas, en ik heb hem verraden. Ik weet niet wat ik tegen hem moet zeggen als ik weer thuis ben, maar ik moet hem mijn verontschuldigingen aanbieden omdat ik me heb laten meevoeren door mijn hart. Ik had mijn hoofd moeten volgen, niet mijn hart. Ik heb iets afschuwelijks gedaan, en ik voel me heel schuldig. Ik moet alles aan Thomas vertellen en…’
‘Wacht. Stop! Wat heeft het voor zin om dat te vertellen? Je zou Thomas’ trots ermee aantasten. Weet je nog dat Edmund ons waarschuwde voor de mannen uit het Midden-Oosten die te veel eergevoel hebben? De waarheid is dat alle mannen te veel trots hebben.’
Flora’s tranen bleven stromen. ‘Ik weet niet wat ik moet doen.’
‘Doe dan helemaal niets. Neem de tijd om je gevoelens op een rij te zetten. Onderweg naar huis ben je bij geen van beide mannen, en heb je de tijd om goed over alles na te denken. Denk aan alle lessen die we van dit avontuur hebben geleerd. En het was een avontuur, of niet soms?’
‘Het beste van mijn leven! Ik kan niet wachten om Edmunds voorbeeld te volgen en met de kerken bij ons thuis zondagsscholen te gaan opzetten. Jij bent opgetogen over het boek dat je gaat schrijven, en ik ben even opgetogen over het werk dat mij te wachten staat. Ik wil Thomas er zo graag over vertellen, zodat hij me kan zeggen hoe je zoiets moet organiseren.’
‘Dus je heb besloten om terug te gaan naar Thomas?’
‘We zijn verloofd… ik denk dat ik dat moet doen… vind jij van niet?’
‘Wil je weten wat ik echt denk, Flora?’
‘Ja. Vertel me de waarheid.’ Maar Flora wist al wat haar zus zou gaan zeggen. Ze kneep haar ogen dicht en wachtte om het te horen.
‘Edmund Merriday is tien keer beter dan Thomas. En hij houdt van jou om jezelf, niet vanwege je geld.’
‘Jij denkt altijd dat iedereen achter ons geld aanzit: mevrouw Worthington, Freddy, en nu Thomas weer.’
Becky sloeg haar amen over elkaar. ‘En jij zult me er nooit van kunnen overtuigen dat het niet zo is.’
Tijdens de lange reis naar huis dacht Flora aan de twee mannen van wie ze hield. Had Becky gelijk wat de Worthingtons betrof? Waren ze echt alleen geïnteresseerd in haar erfenis? Flora kon dat niet geloven. Uiteindelijk besloot ze dat ze de lange, enerverende zomer met Edmund nooit zou vergeten en in stilte zou genieten als ze aan hem dacht, maar dat haar plaats bij Thomas in Chicago was.
Thomas stond al bij Flora voor de deur nog voordat mevrouw Griffin kans had gehad om haar hutkoffers uit te pakken. Ze had haar verkreukelde reiskleding nog aan en haar haar was in een warrige knot gebonden, maar ze haastte zich toch naar beneden om hem niet langer te laten wachten. ‘Wat heerlijk om je te zien, Thomas! Als ik had geweten dat je zou komen…’
Hij trok haar tegen zich aan en zoende haar. ‘Ik kon geen seconde meer wachten,’ zei hij. Flora snoof de frisse geur van zijn zeep en geurwater op en dacht aan Edmund, de ruige buitengeur van zijn kaki kleding, zijn eeltige handen, door de zon gebleekte haren en gebruinde huid. Geschrokken maakte zich los van Thomas.
‘Vergeef me, lieve Flora,’ zei hij, haar reactie verkeerd inschattend. ‘Ik heb je alleen zo gemist.’
‘Laten we naar de salon gaan. Ik vraag de bedienden om thee te brengen… of wat je wilt hebben,’ voegde ze eraan toe omdat ze plotseling bedacht dat het Edmund was die thee dronk, niet Thomas. Zij hield zijn zachte, zorgvuldig gemanicuurde hand in de hare en nam hem mee naar de salon, waar ze naast hem op de canapé ging zitten.
‘Ik kon nauwelijks afwachten om je te vertellen hoe de plannen voor onze bruiloft inmiddels zijn gevorderd,’ ratelde hij. ‘Tante Priscilla heeft een naaister voor je jurk gezocht, en…’
‘Maar we hebben nog niet eens een datum vastgesteld.’
‘Ik heb verschillende data geprikt waaruit je kunt kiezen. Je hoeft natuurlijk niet hier en nu te beslissen,’ zei hij met een lachje, maar hij bleef maar doorpraten over het bruiloftsdiner, de honderden gasten die uitgenodigd moesten worden en alle andere zaken die hij had geregeld. Flora voelde zich duizelig worden. Thomas stelde zich duidelijk een weelderige en bijzonder kostbare bruiloft voor. Na een poosje begonnen alle details haar te vervelen en ze begon te dagdromen over de zondagsschool van Edmund. Ze dacht eraan terug hoe hij had gelachen toen ze hem vertelde dat ze in de uniformfabriek had gewerkt. Dat verhaal had ze Thomas nooit verteld, maar ze kon zich precies voorstellen hoe hij vol afschuw zou reageren. Zijn tante, mevrouw Worthington, was na die escapade hun inofficiële gouvernante geworden – Becky noemde haar hun cipier. ‘Wat denk je ervan?’ vroeg Thomas, die eindelijk klaar was met zijn verhaal. Flora had al een paar minuten niet meer geluisterd.
‘Moet het echt allemaal zo groots?’ vroeg ze. ‘Ik zou me veel prettiger voelen bij een eenvoudige bruiloft, misschien alleen met onze familie. En ’s middags een eenvoudig buffet.’
‘Onze vrienden voelen zich gepasseerd als ze niet worden uitgenodigd. Het zou zelfs een schandaal kunnen worden als ze denken dat we iets te verbergen hebben.’
‘Het kan me weinig schelen wat zij denken. Wij hebben het recht om onze eigen bruiloft in te richten zoals wij dat willen.’
Thomas pakte haar handen vast. ‘Niet boos zijn, Flora. Ik probeer mezelf hier in Chicago te vestigen en een toekomst op te bouwen in de zakenwereld. Een gebeurtenis als onze bruiloft is een perfecte gelegenheid om de sociale contacten op te bouwen die ik nodig heb. En over bouwen gesproken, ik heb besloten waar we gaan wonen. Ik heb navraag gedaan om het perceel aan te kopen en met een architect overlegd over…’
‘Maar ik hou van dit huis. Het is mijn thuis. Ik heb geen ander huis nodig.’ Ze dacht aan de kleine, stoffige kamers waarin Edmund woonde, hoe heerlijk chaotisch en uitnodigend ze waren. Ze voelde paniek opkomen bij de gedachte dat ze in een monsterlijk nieuw herenhuis zou moeten wonen, met een bibliotheek vol boeken die niemand las, kamer na kamer vol protserige bezittingen die iemand anders had gekozen en planken vol prullaria die geen betekenis of emotionele waarde voor haar hadden. Ze keek om zich heen in de weelderige, door mevrouw Worthington ingerichte salon, waardoor haar paniek nog verder groeide. Ze maakte haar hand uit die van Thomas los en plukte aan het boordje van haar bloes, nauwelijks in staat adem te halen.
‘Waarom verkoop je de helft van dit huis niet aan je zus?’ vroeg Thomas.
‘Aan haar verkopen?’
‘Ja. We hebben een veel groter huis nodig om partijen te kunnen houden. Op de tweede verdieping wil ik een balzaal voor je bouwen voor muziek en dansen. Je houdt toch zo van walsen? En het is niet zo dat we het ons niet kunnen veroorloven een nieuw huis te bouwen. We zijn immers heel rijk.’
Was dat hebzucht die ze in zijn ogen zag fonkelen? Hij had in elk geval al uitgebreide plannen om het geld uit te geven dat nog niet eens van hem was. Flora bedacht plotseling weer dat elke dollar van haar erfenis van Thomas zou zijn zodra ze getrouwd waren. Ze zou alle controle kwijtraken. Was dit hoe Thomas haar rijkdom zou gaan gebruiken, door het te verspillen aan een weelderig leven?
‘Wat is er, Flora?’ Thomas pakte haar hand weer beet. ‘Meestal ben je niet zo stil. Je moet uitgeput zijn van de reis.’
‘Nee, ik denk alleen aan iets… ik wil je vertellen over iets wat ik in Engeland heb gezien. Ze hebben daar scholen voor arbeiderskinderen opgezet waar ze op zondag, hun enige vrije dag, naartoe kunnen om wat te leren, waardoor ze misschien een betere baan kunnen krijgen. Ze leren er lezen en rekenen, maar horen er ook over het evangelie. Ik heb besloten om dat hier in Chicago ook te gaan doen. Ik wil de plaatselijke kerken in de armste wijken van de stad steunen en ervoor zorgen dat ze materiaal en leerkrachten krijgen om zondagsscholen op te zetten. Wil jij me helpen een organisatie op te zetten om dat te doen en het geld daarvoor te beheren en te verdelen? Waarom frons je zo, Thomas?’ vroeg ze toen hij niet direct antwoord gaf.
‘Als je geld gaat weggeven aan dat soort mensen, kun je er nooit meer mee stoppen. Hoeveel je ze ook geeft, ze zullen altijd zeggen dat het nooit genoeg is.’
‘Thomas! Wat voor “soort” mensen?’
‘Mensen die geen idee hebben hoe ze met geld moeten omgaan. Ze krijgen hun weekloon, en het eerste wat ze doen is naar het café lopen. Ze krijgen eindeloos veel kinderen, als nesten honden, maar ze hebben het geld niet om ze fatsoenlijk op te voeden.’
‘En ken jij dat “soort” mensen, Thomas? Ken je hen persoonlijk?’
‘Ik weet waar ik het over heb, Flora. Jij bent je hele leven beschermd opgevoed, en terecht.’
‘Ik weet heel wat meer dan jij denkt. Ik heb gezien hoe dit soort mensen leeft, en soms heb ik het gevoel dat ze gelukkiger zijn dan al onze vrienden uit de hogere kringen. Ik weet ook hoeveel geld ik heb geërfd. Ik was erbij toen het testament van mijn vader werd voorgelezen. Ik weet heel goed dat ik makkelijk de helft ervan aan liefdadigheid kan weggeven. Dan ben ik nog altijd een heel rijke vrouw.’
‘Weggeven?’ Thomas keek geschrokken.
‘Sterker nog, ik weet ook dat ík de zeggenschap over mijn erfenis houd zolang ik niet trouw. Dus ik zou morgen in wezen alles kunnen weggeven als ik dat zou willen.’
‘Flora, je begrijpt niet…’
‘Wat ik begrijp, is dat we ons misschien die buitensporige bruiloft die jij aan het organiseren bent kunnen veroorloven, maar dat het een verspilling zou zijn om zo veel geld uit te geven terwijl er hier in Chicago mensen rondlopen zonder schoenen aan hun voeten, zonder eten en zonder een dak boven hun hoofd.’
‘Je bent nog moe van de reis. Je laat je meeslepen door je emoties. Rust eerst een paar dagen uit, dan begrijp je vast wel dat ik gelijk heb.’ Hij probeerde haar hand weer vast te pakken, maar ze duwde hem weg.
‘Ik begrijp ook dat we onze liefde voor Jezus laten zien door de armen te helpen. Ik ben verantwoordelijk tegenover God voor wat ik met mijn erfenis doe, Thomas.’
‘Maar je moet toegeven dat je leiding nodig hebt. Wees redelijk, Flora. Je kunt je niet zo laten meeslepen.’
Ze stond op en deed een stap achteruit. ‘Het spijt me, Thomas. Ik kan niet met je trouwen.’ Maar het speet haar helemaal niet. Ze voelde een golf van opluchting. Ze wist het nu zeker. Als ze met Thomas Worthington trouwde, zou hij alle aspecten van haar leven beheersen, net zoals hij dat nu probeerde met hun bruiloft en het grote landhuis dat hij wilde. Dat kon ze niet laten gebeuren. ‘We zijn het over te veel fundamentele zaken oneens. Ik geloof dat God ons rijkdom schenkt zodat we aan Zijn koninkrijk kunnen bouwen, niet aan het onze. Ik wil geen weelderige bruiloft of een enorm huis met een balzaal. Ik wil kleine meisjes helpen die de hele dag in een fabriek moeten staan om een schamele vier dollar per week te verdienen.’
‘Flora, luister…’
‘Ik denk dat je moet gaan.’
‘Maar… kunnen we hier niet over praten?’
‘Er valt niets meer te zeggen. Vaarwel, Thomas. Ik wens je het allerbeste.’
Ze trilde over haar hele lijf toen ze uit de salon wegliep en Thomas alleen achterliet. Ze wist dat Rebecca in de bibliotheek van hun vader bezig was om de dozen van Edmund uit te pakken. Ze liep naar binnen en deed de deur achter zich dicht. Becky zat op haar knieën op de vloer en sorteerde stapels aantekeningen boeken, maar keek op toen Flora binnenkwam. ‘Lieve hemel, Flora! Je ziet eruit alsof je net een geest hebt gezien!’
‘Thomas was net hier. I-ik heb mijn verloving met hem verbroken.’
Becky’s ogen werden groot van verbazing. ‘Echt waar? Waarom?’
‘Hij wil mijn plannen voor een zondagsschool niet steunen. Hij heeft niets dan minachting voor armen, geen medeleven, geen empathie. Hij wil alleen al mijn geld voor zichzelf hebben.’ Flora’s knieën begaven het en ze liet zich op een van de stoelen voor het grote bureau vallen. ‘Ik begrijp niets van zo’n ijskoude houding, jij wel? Vooral omdat we zo’n overvloed aan geld hebben.’
Becky keek haar even zwijgend aan voordat ze begon te lachen. Ze lachte met uithalen die haar hele lichaam lieten schudden en kreeg tranen in haar ogen. Flora had niet geweten hoe Becky zou reageren, maar ze had niet op een lachbui gerekend. Haar zus stond op van waar ze tussen de dozen op de grond geknield had gezeten en sloeg haar armen om Flora heen. ‘Bravo, zusje van me! Ik ben zo trots op je! Dat was een reusachtige beslissing. Is alles in orde met je?’
‘I-ik geloof van wel. Ik voel me… als herboren!’
De volgende dag begon Flora met haar project. Als haar zus Arabisch kon leren en bergen onderzoeksmateriaal in een boek kon veranderen, kon zij ongetwijfeld ook meer over financiering leren en een zondagsschool organiseren. Ze nam een van de advocaten van haar vaders firma in de arm om haar over legaten, investeringen, dividend en fondsen te leren, zodat ze haar erfenis verstandig kon beheren. ‘Als Thomas en Freddy Worthington het kunnen leren, dan kan ik dat ook,’ zei ze tegen Becky. In plaats van tijd en geld te besteden aan een buitensporige bruiloft en de bouw van een reusachtig landhuis, ging Flora met drie kerken in Chicago aan de slag om samen zondagsscholen op te zetten. Ze breidde het oorspronkelijke idee zelfs verder uit, zodat ook werkende mannen en vrouwen konden leren lezen en schrijven. En behalve lezen en schrijven onderwezen de scholen ook het evangelie.
Er volgde een stortvloed aan boodschappen, brieven en bezoeken van Thomas en hun voormalige vrienden en kennissen, onder wie de weduwe Worthington. Allemaal smeekten ze Flora van gedachten te veranderen, maar zij wees iedereen resoluut de deur. Thomas beloofde een jaargeld voor haar liefdadigheidsinstelling in te stellen en haar de vrije beschikking over de fondsen te geven, maar Flora weigerde. ‘Ik leer nu mijn eigen geld te beheren,’ zei ze tegen Becky. ‘Waarom denkt hij dat ik het voor een miezerig jaargeld zou doen?’
‘Heb je er geen spijt van dat je niet met Thomas trouwt?’ vroeg Rebecca haar op een zondagmiddag toen ze na het lesgeven op de zondagsschool samen naar huis reden.
Flora glimlachte en schudde haar hoofd. ‘Nog geen minuut.’
Op een dag, vier maanden later en kort voor Kerstmis, kwam Rebecca tevoorschijn uit haar vaders bibliotheek, die zij voor haar boekproject had overgenomen. Ze zag Flora in de salon over haar financiële rekeningen gebogen zitten. Rebecca had haar jas al aan en zette haar muts op. Ze had ook Flora’s winterjas over haar arm geslagen. ‘Kom mee, we gaan een stukje rijden.’
‘Nu? Ik ben net ergens mee bezig.’
‘We moeten het werk even laten liggen en een frisse neus halen. Ik heb besloten dat we op een klein avontuur gaan.’
Flora was niet in de stemming voor avonturen en bovendien waren die van Becky nooit klein. Maar ze kon haar zus niets weigeren en dus maakte ze haar rekensom af, stond op en trok haar mantel en handschoenen aan. Ze was verbaasd toen ze het rijtuig buiten al klaar zag staan, maar ze stapte in en ging naast haar zus zitten. Ze hadden onlangs een nieuw rijtuig gekocht als vervanging van het krakende en piepende geval waarmee ze altijd naar school waren gereden. Ze hadden ook nieuwe paarden, maar het was nog altijd Rufus die erop stond om hen overal naartoe te brengen, ook al had hij ermee ingestemd dat er een jonge stalknecht bij was gekomen om hem te helpen. Hij heette Andrew.
In de kille harde wind die vanaf het meer was opgestoken, reden ze over Michigan Avenue naar het noorden. De bomen waren kaal en de eerste sneeuwvlokken zouden al snel gaan vallen. Flora vroeg zich net af hoe ze ervoor kon zorgen dat de armste kinderen van Chicago schoenen en warme jassen voor de winter kregen toen het rijtuig vlak voor Rush Street Bridge rechts afsloeg, in de richting van het meer.
‘Waarom gaan we naar het treinstation?’ vroeg ze. ‘Vertel me niet dat je weer kaartjes hebt gekocht, want hoe graag ik ook met je op reis zou willen, Becky, ik kan nu niet alles uit mijn handen laten vallen.’
‘Maak je geen zorgen,’ antwoordde haar zus terwijl ze voor het station stopten. ‘We gaan nergens naartoe. Doe me een plezier en kom mee naar binnen.’
De drukte in het station riep herinneringen op aan de reis van de vorige zomer, vooral aan de trein die door het weelderige Engelse landschap naar Cambridge denderde. Becky pakte Flora bij haar hand en samen laveerden ze door de drukte tot ze op een van de perrons bleven staan. Stoom, rook en koude winterlucht dansten om hen heen. Een paar minuten lang gebeurde er niets, maar toen klonk de stoomfluit van een locomotief in de verte, en een spoorbeambte schreeuwde luidkeels dat de trein uit New York in aantocht was. Flora voelde de opwinding op het perron en keek naar de mensen die uitstapten, op hun dierbaren af renden, lachten en elkaar omhelsden. De kruiers waren druk met het uitladen van de kisten en koffers die van ver waren gekomen.
‘Waarom zijn we hier, Becky? We verwachten toch geen gasten…’
Toen zag ze hem het perron op stappen, lang, slungelig, met zandkleurig haar en heerlijk slordig. Flora greep Becky’s arm vast voor steun. ‘Edmund? Is hij dat echt?’ Voordat haar zus antwoord kon geven, zag Edmund Flora ook. Hij liet zijn koffer op het perron vallen en rende naar haar toe. Het volgende moment drukte hij haar haast plat in zijn armen en tilde haar van de grond. Het was maar goed dat hij haar vasthield, want haar knieën waren zo slap geworden dat ze anders nog voorover zou zijn gevallen. Flora wist dat het niet fatsoenlijk was voor een ongetrouwd stel om elkaar voor het oog van de hele wereld zo te omhelzen, nog wel op een treinperron! Weduwe Worthington zou ongetwijfeld vlugzout nodig hebben gehad om van een dergelijk tafereel te bekomen. Maar het kon haar niet schelen. Ze omhelsde Edmund met alles wat ze in zich had, totdat hij haar eindelijk weer op de grond zette. Daarna draaide ze zich om naar Becky om haar te bedanken en zag dat haar zus een traan wegpinkte. ‘Heb jij dit geregeld, Becky?’
‘Eh… ik heb misschien in een van mijn brieven aan Edmund genoemd dat jij je verloving met Thomas had beëindigd.’
‘Maar het was mijn idee om hiernaartoe te komen,’ zei Edmund. Zijn ogen straalden van liefde en tranen. ‘Ik vrees dat ik mezelf heb uitgenodigd. Bijzonder onfatsoenlijk, ik weet het. En ik beloof je mijn reiskosten terug te betalen, Rebecca,’ zei hij er met een bezorgde blik bij.
‘Ik trek het af van je eerste royalty’s nadat ons boek is gepubliceerd,’ zei ze met een grijns.
‘En je baan bij de bibliotheek in Cambridge dan?’ vroeg Flora.
‘Ik heb extra verlof gevraagd in aansluiting op de kerstvakantie, en ik ben op de eerste de beste boot gestapt die ik kon vinden. Ik kon je geen tweede keer uit mijn leven laten weglopen.’
Flora omhelsde hem opnieuw. Ze kon nog nauwelijks geloven dat hij het echt was. ‘Laten we snel naar huis gaan, Edmund,’ zei ze. ‘We hebben zo veel om over te praten. En ik kan niet wachten om je te laten zien wat Becky en ik in onze drie nieuwe zondagsscholen doen.’
Edmund bleef even staan om naar Lake Michigan te kijken voordat hij in het rijtuig stapte. Met een hand boven zijn ogen tegen de felle winterzon zei hij verbaasd: ‘Ongelofelijk dat het een meer is. Zo immens groot! Net een oceaan! Je kunt de overkant niet eens zien.’
Flora had geen oog voor het meer. Zij kon haar blik niet van Edmund afhouden en verwonderde zich er nog steeds over dat hij er echt was. ‘Er is een hele waterweg van Grote Meren die landinwaarts loopt. Ik zal je thuis wel een kaart laten zien.’
‘Alles ziet er zo nieuw uit hier in Amerika,’ zei hij toen ze over Michigan Avenue naar huis reden.
‘Het is ook nieuw. Cambridge is honderden jaren oud, maar Chicago kreeg pas in 1837 de status van stad.’
‘Dit is zeker de wijk waar de landadel woont,’ zei hij toen ze hun buurt binnenreden. ‘Hoeveel families wonen er in die huizen?’
‘Eén per stuk. En dit is ons huis,’ zei Flora toen ze stopten.
‘Je maakt een grapje.’
‘Nee, hier wonen Becky en ik.’
Edmund leek zich niet te kunnen verroeren terwijl hij verbluft naar het huis keek. ‘Lieve deugd…’
‘Ons huis is bij lange na niet het grootste of mooiste.’
‘Jullie bleven me afgelopen zomer steeds maar zeggen dat ik me geen zorgen moest maken over de financiën, maar ik had geen idee dat jullie zo rijk waren!’
‘Ik laat jullie alleen om bij te praten,’ zei Becky, die uit het rijtuig stapte.
‘I-ik geloof dat ik niets kan uitbrengen…’ mompelde Edmund. ‘Ik ben verbijsterd.’
‘Het is maar een huis, Edmund. Mijn ouders hebben het gebouwd. Wat maakt het uit hoe groot het is?’
‘Ik was van plan om je over te halen met mij te trouwen en met me mee te gaan naar Engeland, maar nu ik je huis heb gezien, schaam ik me als ik er alleen maar aan denk dat ik jou zou vragen in mijn kleine appartementje te komen wonen.’
‘Laten we naar binnen gaan. Het is te koud om hier te blijven zitten. En Rufus moet het rijtuig wegzetten.’
‘Je… je hebt ook nog bedienden?’ mompelde hij terwijl Rufus hen hielp uitstappen en Griffin de deur opendeed en Edmunds jas en koffer aannam. Flora nam hem mee naar de kleine salon zodat hij niet nog verder overrompeld zou raken, maar zelfs die kamer, nog ingericht naar de smaak van mevrouw Worthington, was voor hem vreselijk overdadig. ‘Jullie lijken wel van koninklijken bloede,’ zei hij, om zich heen kijkend.
‘Doe niet zo gek. We hebben geen koning in Amerika.’ Flora gebaarde naar een bank, maar Edmund bleef staan en dus deed zij hetzelfde. ‘Je hebt ooit gezegd dat je van me hield, Edmund. Is dat nog altijd zo?’
Hij keek haar aan. ‘Ja. Met heel mijn hart. Mijn leven was een poel van ellende en somberheid nadat jij weg was, en ik heb mezelf wel duizend keer voor mijn hoofd geslagen omdat ik je had laten gaan. Maar ik wist dat ik je niet het leven kon bieden dat je verdient. Dat kan ik nog steeds niet. Moet je dit allemaal zien! Jullie moeten miljonairs zijn!’
‘Bot gezegd zijn we dat ook. Onze vader heeft een paar heel goede investeringen gedaan voordat hij overleed, waardoor Becky en ik een reusachtige erfenis ontvingen. Ik heb de afgelopen maanden alle kneepjes van het bankieren en de financiën bestudeerd zodat ik die erfenis goed kan beheren en wij hoeven ons de rest van ons leven nooit meer zorgen te maken over geld.’ Ze gaf hem even de tijd om haar woorden te verwerken, maar de verbaasde en geschokte uitdrukking verdween niet van zijn gezicht. ‘Houd je van je baan in Cambridge, Edmund? Want als je nog altijd met me wilt trouwen, hoef je nooit meer te werken.’
‘Ik wil heel graag met je trouwen, Flora! Daarom ben ik op het eerste het beste stoomschip naar Amerika gestapt. Daarom wilde ik het liefst naar de machinekamer gaan om zelf de kolen in de stookovens te gooien en het schip sneller te laten varen. Ik hou meer van je dan ik ooit had kunnen dromen van iemand te houden. Maar ik wil niet als een luilak op jouw erfenis teren. En jij hebt kennelijk veel meer aanleg voor financiën en investeringen dan ik.’
‘Dat kun je leren. Dat heb ik ook gedaan.’
Hij deed een stap naar haar toe en nam haar gezicht tussen zijn handen. ‘Jij bent zo’n lief, vriendelijk meisje. Je hebt geen idee hoe briljant je bent, hè? Of hoe hopeloos ik ben als het op geld aankomt.’
‘Ik kan het begrijpen als je geen leven wilt leiden zoals ik. Ik wilde het zelf ook niet, en daarom ben ik niet met Thomas Worthington getrouwd. Maar God heeft Becky en mij deze erfenis gegeven, en ik geloof dat de woorden van Jezus op ons van toepassing zijn: van degenen aan wie veel wordt geschonken, zal ook veel worden gevraagd. Het is mijn plicht om een goede rentmeester te zijn over wat mij is toevertrouwd.’
‘Ik bewonder je daar enorm om. En ik begrijp waarom je hier in Amerika moet blijven. Het werk dat je hier onder de armen doet klinkt geweldig.’
‘Maar…? Het klinkt alsof je me gaat vertellen waarom je niet met mij kunt trouwen.’
‘Flora, luister… ik ben zestien jaar ouder dan jij, en ik ben alleen maar een rondzwervende geleerde, de zoon van een plattelandsdominee.’
‘Wat maakt dat uit? Waarom moet die domme trots van jou alles kapotmaken? Het was jouw trots die me afgelopen zomer terugstuurde naar Amerika, omdat jij dacht dat je me niet zou kunnen onderhouden. De waarheid is dat ik niemand nodig heb om voor mij te zorgen, jou niet en niemand anders. Als wij van elkaar houden, waarom kunnen we onze rollen dan niet gewoon accepteren zoals die zijn? Jij en ik zijn geen doorsnee mensen, Edmund. We houden ons geen van beiden aan de regeltjes van de samenleving. Waarom zou ons huwelijk ook niet ongewoon kunnen zijn?’
‘Vraag je mij nu ten huwelijk?’
‘Jazeker!’ zei Flora. Ze stampte met haar voet. ‘En je kunt me maar beter niet afwijzen als je weet wat goed voor je is, Edmund Merriday!’
Hij lachte en trok haar in zijn armen. ‘Dan accepteer ik je aanzoek, lieve Flora, op één voorwaarde.’
‘En dat is?’ Ze was niet in de stemming voor nog meer gekibbel.
‘Ik sta erop dat ik hier in Chicago een baan zoek en mijn eigen geld verdien, in plaats van onderhouden te worden door mijn vrouw en de hele dag niets uit te voeren.’
‘En dat boek dan, dat je samen met Becky schrijft?’
‘Daar heb ik geen dagtaak aan, en bovendien schrijft zij ongetwijfeld veel beter dan ik.’
‘Goed! Voor mijn part kun je elke ochtend opstaan en naar je werk gaan als je dat gelukkig maakt, jij heerlijke, dwaze vent! Maar ik ga met je trouwen, ook al is dat het laatste wat ik doe!’ Flora ging op haar tenen staan en bezegelde de overeenkomst met een kus.
Achter hen klonk handgeklap. Rufus, Griffin, Maria Elena en mevrouw Griffin stonden allemaal samen met Becky in de deuropening naar hen te kijken – en te applaudisseren.
Flora’s blijdschap leek grenzeloos en volkomen, op één probleem na. Ook Becky was verliefd op Edmund en nadat iedereen die avond naar bed was gegaan, klopte Flora op de slaapkamerdeur van haar zus. ‘Mag ik binnen komen, Becky? Ik wil met je praten.’ Haar zus zat in bed te lezen, maar ze legde het boek weg toen Flora op het voeteneinde klom en met haar benen over elkaar tegenover haar ging zitten. ‘Ik kan je nooit genoeg bedanken dat je Edmund hebt geschreven en zijn bootreis hiernaartoe heb betaald. Ik weet dat jij ook van hem houdt, en toch heb je zoiets dappers en onzelfzuchtigs voor mij gedaan. Dank je, uit de grond van mijn hart.’
‘Waar zijn we anders zussen voor?’ Becky probeerde te glimlachen, maar Flora zag dat ze tegen haar tranen vocht.
‘Wat kan ik voor jou doen? Ik wil niet dat er iets tussen ons in komt te staan, of dat je elke keer wanneer je Edmund ziet hartzeer hebt. Alsjeblieft, zeg me wat we moeten doen. Edmund en ik kunnen ergens anders gaan wonen als het daardoor makkelijker is voor jou, maar dat wil ik eigenlijk niet. Ik wil dat je voor altijd bij ons blijft wonen. Vertel me alsjeblieft wat het beste en makkelijkste voor jou zou zijn. Ik kan me indenken hoe moeilijk dit voor je moet zijn.’
‘Het is moeilijk,’ zei Becky, die haar ogen even dichtdeed. ‘Maar het feit dat Edmund geen weet heeft van mijn gevoelens voor hem maakt het een beetje makkelijker. Ik heb tijd gehad om me aan te passen, om te helen. En ik weet hoeveel hij van jou houdt, en jij van hem.’ Ze probeerde weer te glimlachen. ‘Uiteindelijk heeft God jou een geweldige echtgenoot gegeven, en mij een medeauteur en een boek om te schrijven. Dat is meer dan genoeg om dankbaar voor te zijn.’
‘Maar hoe doen we het met wonen? Zal ik plannen maken om te verhuizen?’
‘We laten alles voorlopig zoals het is, en bekijken het per dag.’
Flora ging op haar knieën zitten en omhelsde Becky innig. ‘Dank je,’ fluisterde ze. ‘Als er iets ter wereld is wat ik voor jou kan doen…’
‘Ik heb wel aan iets gedacht,’ zei Becky toen Flora haar losliet.
‘Zeg het maar!’
‘Papa is er niet meer om op je trouwdag naast jou over het gangpad in de kerk te lopen, en ik vroeg me af of ik je aan Edmund mag weggeven.’
‘Ja, waarom niet!’ lachte Flora. ‘Jij hebt je nog nooit van je leven iets van regeltjes aangetrokken, dus waarom zou je daar nu mee beginnen?’
Flora trouwde een week later met Edmund. Een klein gezelschap van hun dierbaarste vrienden en trouwe bedienden vierde het feest met hen. Kennissen van Flora uit Chicago’s elite die erover hadden geroddeld dat Edmund te oud voor haar was, dat hij een buitenlander was, of dat hij nog geen twee dubbeltjes bezat, waren niet uitgenodigd. Dat gold ook voor de Worthingtons. De weduwe zou geschokt zijn geweest als ze had gezien dat Flora trouwde in een sobere jurk van het vorige seizoen, met niet meer dan een paar eenvoudige ruches en wat kantwerk. Edmund droeg het enige goede pak dat hij had ingepakt, wat ook het enige goede pak was dat hij bezat. Hij noch Flora hadden zin om eerst een nieuw kostuum door een kleermaker te laten maken.
Flora was bang uit elkaar te spatten van vreugde toen ze gearmd met Edmund de kerk uit liep om aan haar nieuwe leven te beginnen. Ze was nu mevrouw Edmund Merriday. Na de receptie bij hen thuis, waar iedereen deze fantastische man die haar zo veel vreugde schonk kon leren kennen, vertrok ze samen met hem naar Engeland voor hun huwelijksreis. Ze sliepen in een herberg in Cambridge, verkenden de omgeving overdag en pakten Edmunds bezittingen, boeken en artefacten in om ze naar Chicago te verschepen. Voordat ze terugvoeren naar Amerika hielden ze nog een kleine receptie zodat Edmund afscheid kon nemen van zijn familie, vrienden en collega’s in Cambridge. In Chicago zouden ze samen met Becky in het geboortehuis van de zussen gaan wonen, dat meer dan groot genoeg was voor hen drieën.
‘Zeg me wat je wenst, lieve Flora,’ zei Edmund toen ze op een stormachtige avond aan de reling van het schip stonden. Ze hadden zich goed ingepakt tegen de koude wind en het opspattende zoute water. Flora moest haar muts vasthouden, omdat de wind die van haar hoofd dreigde te rukken. Edmund had het maar opgegeven. Hij hield zijn hoed in zijn hand en liet de wind wild door zijn zandkleurige haar blazen.
Flora glimlachte. ‘Het zou zo veel romantischer zijn als we onder een volle maan stonden, met een heldere sterrenhemel boven ons.’
‘Ja, maar waarom zouden we op een sprookjesachtige avond of een rustige oversteek hopen als ons leven al in alle opzichten uniek wordt?’ Ze schrokken allebei toen een woeste golf water over het dek plensde en hun schoenen doorweekte. Lachend liepen ze van de reling weg en lieten zich dicht tegen elkaar op dekstoelen zakken, met een deken over hun benen. ‘Maar wat zou je naast maanlicht en een sterrenhemel nog wensen als we thuiskomen, mijn liefste Flora? Ik sta klaar om al je wensen te vervullen.’
‘Ik wil graag kinderen. Zo veel mogelijk, die ons huis met hun gegiechel en rennende voetjes vullen. Ik wil ze elke avond verhalen voorlezen, alle verhalen die ik als kind zo prachtig vond.’
‘En je zou hen ook allemaal op kamelen willen zetten en mee willen nemen op onze reizen, toch?’
‘Absoluut! Ik kan niet wachten om met het hele gezin te gaan reizen. Ik weet zeker dat ze even nieuwsgierig en onverschrokken zullen worden als hun vader.’
‘En even lieftallig en resoluut als hun mooie moeder.’
‘En even slim en avontuurlijk als hun tante Becky. Maar wat wens jij eigenlijk, Edmund?
Hij zuchtte en pakte haar hand vast. ‘Op dit moment is mijn leven zo vervuld van blijdschap dat ik niet om meer zou durven vragen. Natuurlijk krijgen we in de jaren die komen ook met verdriet te maken. Maar bovenal wens ik een leven dat vervuld is van betekenis en een doel, een leven in dienst van God.’
Wat hield Flora veel van deze man!