8

Rebecca kon niet ophouden met grijnzen toen ze op een regenachtige ochtend in april aan de ontbijttafel zat, met de dagelijkse krant opengeslagen voor zich. Zij, hun vader en Flora zaten al weken op dit nieuws te wachten en ze hadden er thuis en in de kerk om gebeden. Eindelijk maakte de krantenkop het nu officieel: de oorlog was voorbij! Generaal Lee had zijn Leger van Noord-Virginia overgegeven aan generaal Grant. Rebecca hield de voorpagina omhoog toen Flora de kamer binnenrende met een arm vol schoolboeken en snel op haar plekje aan de andere kant van de tafel ging zitten. ‘Ze hebben een vredesverdrag getekend, Flora, in een dorpje in Virginia dat…’ ze draaide de krant weer om het opnieuw te lezen ‘…Appomattox Court House heet. Ik denk dat ik bijna even blij ben als al die moegestreden soldaten.’

Flora deed haar ogen even dicht en slaakte een reusachtige zucht. ‘O, God zij dank. Bedenk eens wat dit betekent voor al die vroegere slaven. Nu kunnen ze als vrije mannen en vrouwen leven.’ Ze bedankte Maria Elena voor het bord met eieren en toast dat ze voor haar neerzette, boog haar hoofd en dankte voordat ze begon te eten.

‘Ja, en wij kunnen ook terugkeren naar ons normale leven,’ zei Rebecca toen haar zus weer opkeek. ‘We kunnen deze zomer onze lang uitgestelde reis naar Europa maken.’ Ze smeerde aardbeienjam op haar toast en las alle artikelen over de oorlog totdat hun rijtuig voorreed en in de koetspoort stopte.

Rufus wachtte bij de voordeur en hield een paraplu boven hun hoofd terwijl hij hen hielp in te stappen voor de tocht naar Evanston. Rebecca zou over twee maanden afstuderen aan het North Western Female College met een laureaat in Geschiedenis. Flora zou haar laureaat in de Letterkunde het jaar daarop halen. Wat een perfecte timing voor een reis naar het buitenland.

‘Wist ik maar hoe ik kon helpen,’ verzuchtte Flora toen de koets naar voren schoot en de drukke straat in reed.

‘Wie helpen? Waarmee?’ Rebecca had de krant meegenomen, maar legde hem nu opgevouwen op haar schoot.

‘Die voormalige slaven,’ antwoordde Flora, alsof dat glashelder was.

‘O, ja, natuurlijk. Daar kunnen we ongetwijfeld ons steentje aan bijdragen. Maar om eerlijk te zijn, wil ik eerst graag die reis maken. Ik ben die al zo lang aan het voorbereiden, al voordat de oorlog begon.’ Flora antwoordde niet direct, en Rebecca maakte zich zorgen om haar gebrek aan enthousiasme. Ze wachtte, luisterde naar de wielen die door de regenplassen rolden en naar de regen die als nerveus trommelende vingers op het dak kletterde. ‘Nou…?’ vroeg ze uiteindelijk.

Flora schudde haar hoofd. ‘Ik zie niet in hoe we nu op reis kunnen gaan, Becky. Papa lijkt zo zwak. Is het je niet opgevallen hoe uitgeput hij is als hij de trap op is gelopen?’

‘Ja, dat heb ik ook gezien.’ In de loop van de oorlog was hun vaders ooit zo stevige postuur gaan aftakelen, en ook zijn eetlust verdween. De vorige avond nog had Rebecca gezien hoe hij zijn bord vol eten van zich wegduwde en ze had gevraagd of Flora en zij zich zorgen over hem moesten maken.

‘Helemaal niet,’ had hij gezegd. ‘Alleen een beetje last van mijn maag.’ Ze had hem willen geloven. Het was tenslotte niet meer dan natuurlijk dat hij met zijn drieënzestig jaar wat trager werd en rustiger aan zou moeten doen.

‘Als hij niet op reis wil, kan hij altijd een chaperon voor ons regelen. Zo moeilijk is het toch niet om een ervaren reisgezel te vinden?’

Flora schudde nog steeds haar hoofd. ‘Ik wil nergens naartoe voordat papa zich beter voelt. Het is niet goed om hem hier alleen achter te laten als hij niet in orde is.’

Rebecca draaide haar hoofd naar het zijraampje, bang iets te zeggen, bang dat ze haar teleurstelling niet zou kunnen verbergen. De stad zag er grijs en somber uit onder de vochtige hemel en ze verlangde ernaar om Chicago te verlaten. Ze hield van haar vader en zou het vreselijk vinden als hem iets overkwam, maar ze had die reis al zo lang uitgesteld, en ze kon haar frustratie niet onderdrukken bij de gedachte dat ze misschien nog langer zou moeten wachten. Flora zei ook niets meer totdat het rijtuig voor de universiteit stopte en Rufus weer met zijn paraplu opdook.

‘Mevrouw Worthington komt vandaag om vier uur naar ons huis,’ zei Flora tegen Rebecca. ‘Vergeet dat niet.’

‘Hoe zou ik het kunnen vergeten?’ De weduwe had hen nauwelijks meer uit het oog gelaten sinds hun heimelijke actie in de uniformfabriek. Rebecca was nu twintig en ze was het beu om bewaakt te worden. Maar de weduwe was hun vaders permanente metgezel, die zich in zijn leven boorde als een mol in de achtertuin.

‘Ik bedoel alleen maar dat je niet met je hoofd in een geschiedenisboek in de bibliotheek moet verdwalen,’ waarschuwde Flora.

‘Maak je geen zorgen. Ik ben op tijd bij je.’ Rebecca liep door de miezerige regen het gebouw binnen en liet haar zus de paraplu gebruiken, omdat Flora veel meer met haar uiterlijk bezig was. Overal in de gangen klonken opgewonden stemmen van studentes die het nieuws van de vrede hadden gehoord. Rebecca groette niemand en haastte zich naar de vrijplaats van haar klaslokaal. Ze hield van de academische wereld met zijn colleges, scripties en examens. Haar hartstocht voor geschiedenis en onderzoek was aan de universiteit opgebloeid, maar dit hoofdstuk in haar leven zou binnenkort ook worden afgesloten. Ze had geen idee wat er daarna zou komen en ze had gehoopt dat een reis naar het buitenland haar een nieuwe richting zou geven.

De hele collegedag voelde aan als een feest, met studentes en docenten die het einde van de oorlog en de terugkeer van hun broers, vaders, verloofden en vrienden vierden. Rebecca vond het moeilijk om mee te doen en voelde alleen haar frustratie en het schuldgevoel dat ze egoïstisch was, omdat ze wilde gaan reizen terwijl haar vader ziek was. Moest ze hem vragen naar een arts te gaan? Misschien moest ze mevrouw Worthington vragen om in te grijpen. Het was immers ook in het belang van de weduwe dat hun vader herstelde. Maar wat als hij haar zou uitnodigen om mee te gaan op reis? Of nog erger, stel dat hij met haar zou trouwen! Rebecca had haar vader gevraagd om te wachten totdat zij was afgestudeerd voordat hij met de weduwe trouwde, en hij had daarmee ingestemd. Maar die tijd kwam nu snel dichterbij.

Zodra de weduwe die middag binnenkwam, begon Rebecca over haar vaders gezondheid. Mevrouw Worthington was de salon binnen gelopen en had haar hoed en mantel nog niet weggelegd of Rebecca zei: ‘We maken ons zorgen om papa. Hebt u ook gemerkt dat hij de laatste tijd niet in orde lijkt? Vorige week heeft hij uw dinerplannen zelfs afgezegd, weet u nog?’

De weduwe dacht even na, zette haar hoed af en trok haar handschoenen uit voordat ze antwoord gaf. Ze ging in perfecte dameshouding op het randje van de paardenharen canapé zitten. De nieuw ingerichte salon was elegant en stond vol snuisterijen, geheel in de smaak van de weduwe, maar niet in die van Rebecca of Flora, en zeker niet in hun vaders smaak. Toch bood de kleine tafel bij de haard een rustig, vrolijk plekje om haar boeken neer te leggen en er op regenachtige middagen te studeren.

‘Hij leek nogal vermoeid ja, de laatste tijd,’ zei de weduwe uiteindelijk. ‘Ik zal hem zeggen dat jullie bezorgd zijn. Maar wat we vandaag moeten doen, is…’

‘Nu de oorlog voorbij is, zijn Flora en ik van plan om deze zomer naar Griekenland en Egypte te reizen,’ onderbrak Rebecca haar. ‘Ik heb Murray’s Reisgids voor Modern Egypte en Thebe bestudeerd en ons reisplan is al helemaal af. We hebben alleen nog een vertrekdatum nodig, en mogelijk een chaperon als papa niet goed genoeg is om met ons mee te gaan.’

Mevrouw Worthington leunde voorover en legde haar hand op Rebecca’s arm. Uit de ernstige kanteling van haar hoofd en de even ernstige uitdrukking in haar ogen maakte Rebecca op dat de weduwe slecht nieuws voor haar had. ‘Liefje, je hebt deze zomer geen tijd om te gaan reizen. Nu alle jongemannen terugkeren uit de oorlog, wordt de concurrentie om een echtgenoot te vinden heel fel. We moeten ervoor zorgen dat jullie boven aan het lijstje van elke in aanmerking komende man staan.’

‘Niet dat weer,’ kreunde Rebecca. Ze liet zich verslagen achterover zakken in haar stoel. Zij en Flora waren even verlost geweest van de koppelplannen van de weduwe toen de meeste huwelijkskandidaten naar het front vertrokken. Alleen mannen die fysiek niet in staat waren om te vechten of die zo laf waren geweest om anderen tegen betaling in hun plaats te laten gaan, waren achtergebleven. Iedereen was het erover eens dat dat geen acceptabele echtgenoten zouden zijn.

‘Ga rechtop zitten, Rebecca, en luister naar me. Het is van groot belang dat we vandaag aandacht besteden aan jouw sociale agenda om ervoor te zorgen dat je afspraken de volgende weken volop kansen bieden.

De paniek sneed Rebecca’s adem af als een te strak aangetrokken korset. De heerlijke reismaanden in de zomer werden uit haar leven geperst als het sap uit een sinaasappel. ‘Maar ik wil geen agenda vol afspraken of…’

‘Je vader heeft me verzekerd dat dit is wat hij voor jou wil.’

‘Maar het maakt voor onze huwelijkskansen toch helemaal niets uit of we twee of drie maanden weg zijn?’

‘Rebecca, meisje, jij en Flora zijn niet de enige huwbare vrouwen in Chicago. Ik heb koppels gekend die elkaar tegenkwamen, zich verloofden en binnen twee of drie maanden getrouwd waren. Die terugkerende soldaten popelen om zich te settelen en het burgerleven weer op te pakken.’

Na de winderige en regenachtige ochtend was de zon ’s middags eventjes doorgebroken, maar op dat moment verdween hij weer achter een wolk en het was alsof alle lampen in de kamer werden uitgeblazen. Alle hoop op een reis werd gesmoord, en toen de zon na een paar minuten nog niet was teruggekeerd, voelde Rebecca zich verloren.

De rest van de middag waren ze bezig om een diner bij mevrouw Worthington thuis te plannen, ter verwelkoming van wat de weduwe de ‘belangrijke’ soldaten noemde, degenen die hoog op het lijstje van elke huwbare vrouw zouden staan. Het verbaasde Rebecca niet dat de twee neven van de weduwe, Frederick en Thomas, de lijst aanvoerden. ‘Niets zo fijn als een beetje familiebegunstiging om de pijlen van Cupido scherp te slijpen,’ bromde Rebecca tegen Flora toen ze zich op de bewuste avond kleedden voor het diner.

‘Maar verlang jij er dan niet naar om een fijne man tegen te komen en verliefd te worden, Becky? Liefde is het thema van elk goed verhaal dat ooit geschreven werd. Denk bijvoorbeeld aan Romeo en Julia en…’

‘Zo’n opmerking valt te verwachten van een letterkundige.’ Rebecca ademde in terwijl haar kamenierster haar korset nog strakker trok. Aankleden was een ingewikkeld en langdurig proces geworden, met dank aan mevrouw Worthington. De dagen dat Rebecca zichzelf makkelijk voor speciale gelegenheden kon kleden, waren voorbij.

‘Het thema van de ware liefde is ook in al jouw geschiedenisboeken te vinden,’ zei Flora. Ze zat aan de kaptafel terwijl haar blonde haar werd opgestoken. ‘Denk eens aan Helena van Troje en aan Marcus Antonius en Cleopatra. Mannen hebben oorlogen gevoerd voor de vrouwen van wie ze hielden.’

Rebecca zuchtte bij de naam van Cleopatra, die haar bitter herinnerde aan alle gedwarsboomde plannen om Egypte te bezoeken. Ze stak haar armen omhoog zodat het meisje de gekeperde crinoline over haar hoofd kon trekken, en keek vervolgens naar haarzelf in de grote passpiegel. Het gezicht dat ze zag was hoekig en doorsnee. Hoeveel ruches, strikjes en strookjes kant de naaister ook aan haar japonnen zette, Rebecca zou nooit een schoonheid worden. Haar kapsel kon nog zo ingewikkeld gekruld en opgestoken zijn, het bleef een ongeïnspireerde, modderbruine haardos. ‘Laten we eerlijk zijn, Flora. De enige reden waarom mannen om mij zouden gaan vechten is dat papa veel geld heeft.’

‘Dat is niet waar…’

‘Jij daarentegen bent niet alleen slim en goedhartig, maar ook nog knap.’ Ze wist dat haar zus niets kon inbrengen tegen het knappe spiegelbeeld met die mooie donkere ogen, dat ze voor zich zag. Met haar slanke figuurtje zou ze er zelfs in een jutezak nog vrouwelijk en elegant uitzien. Maar wat Flora nog aantrekkelijker maakte, was het feit dat ze er geen besef van had hoe mooi ze eigenlijk was. Er zat geen trots in haar schoonheid, geen arrogantie. Ze straalde een innerlijke goedaardigheid uit die maar weinig mooie vrouwen ooit bereikten. Haar liefdevolle hart was het zonnetje in elke kamer die ze binnenkwam, van de sombere eetzaal in het gemeentelijke armenhuis waar ze vrijwilligerswerk deed, tot de statige balzalen van Chicago’s chicste herenhuizen. Rebecca zou jaloers op haar zus kunnen zijn als ze niet zo hartstochtelijk veel van haar hield.

‘Wij zullen allebei een bijzondere man vinden, Becky, dat weet ik zeker. Misschien zelfs vanavond al.’

‘Wat mij betreft graag. Hoe sneller ik iemand vind, hoe eerder we naar het buitenland kunnen. De man die mij ten huwelijk vraagt, moet bereid zijn de wereld te verkennen.’

‘En hij moet openstaan voor avonturen, toch? Wat is de lol van reizen als er niks opwindends gebeurt?’

‘Precies.’ Rebecca boog zich eerst voorover zodat de kamenierster haar gestreepte zijden jurk over haar hoofd kon trekken, en ging toen weer rechtop staan zodat het meisje de kleine knoopjes kon dichtknopen en de strik op haar rug kon binden. ‘Natuurlijk verlang ik naar liefde en gezelschap, Flora, maar ik weet nog steeds niet wat God wil dat ik met mijn leven doe. En ik accepteer geen echtgenoot die me niet verder naar dat doel laat zoeken. Ik ben het zo beu dat andere mensen steeds beslissen wat ik elke dag moet doen, hoe ik me moet gedragen en zelfs wat ik aan moet trekken. Waarom kan ik daar niet zelf over beslissen?’

Flora stond op van haar stoel en trok Rebecca in haar armen, waarbij hun omvangrijke rokken en crinolines kraakten en schuurden. ‘Ik weet het allemaal, Becky. Maar dit is maar tijdelijk. Op een dag maken we die reis naar Egypte, dat beloof ik je.’

De neven van de weduwe, Thomas en Frederick, net uit de dienst ontslagen, stonden Rebecca en Flora in de hal van het herenhuis van de Worthingtons op te wachten. Ze zagen er mager en zenuwachtig uit na hun jaren in het leger. Ze deden Rebecca aan volbloed windhonden denken, die trillend achter het starthek staan, klaar om naar de eindstreep te schieten. Tot haar schrik realiseerde ze zich dat zij en Flora de te winnen prijzen waren. Ze herinnerde zich de slome en bleke Freddy Worthington van voor de oorlog, op wie ze jaloers was geweest omdat hij aan Yale studeerde. Ze herinnerde zich ook hoe ze wanhopig naar een gespreksonderwerp had gezocht dat hen beiden interesseerde.

Ze begroetten elkaar, waarna Rebecca en Flora zich excuseerden om hun capes af te doen en zich op te frissen in dezelfde dameskleedkamer die ze vijf jaar geleden voor het eerst hadden gebruikt, en daarna nog vaak bij allerlei andere gelegenheden. Ze waren nu beter voorbereid op een elegant diner, en ze waren zeker beter gekleed, met dank aan de weduwe. Maar toch voelde Rebecca zich nog even ongemakkelijk als de cyperse kater die zij en Flora vroeger poppenkleertjes aantrokken. Wat ze in de spiegel zag, kwam absoluut niet overeen met het innerlijke beeld dat ze van zichzelf had.

‘Het is in elk geval duidelijk dat de weduwe haar neefjes vooraan heeft gezet in de rij van gegadigden,’ merkte ze op. Ze keek hoe Flora in haar wangen kneep om ze wat meer kleur te geven. ‘We zouden nu onderweg kunnen zijn naar Caïro of Athene, en ik ben er zeker van dat die twee op ons zouden wachten – en op de berg van geld van papa.’

‘Ik weet dat je niet van dit soort partijtjes houdt, Becky, maar we doen dit voor papa, weet je nog? Hij wil dat we goed verzorgd achterblijven.’

‘Maar ik zorg liever voor mezelf, met uw welnemen.’

‘Je moet de liefde een kans geven. Die kan niet door deuren breken die zo dicht op slot zitten. Maar misschien verrast ze je en sluipt ze naar binnen als je de deur op een kier laat.’

Rebecca fronste. ‘Uit welke roman kwam dat?’

‘Geen enkele. Ter plekke verzonnen.’

Ze mengden zich in het gezelschap in de salon en praatten over koetjes en kalfjes tot de bel voor het diner klonk. Frederick Worthington bood Rebecca zijn arm, zoals hij ook bij hun eerste ontmoeting had gedaan, en escorteerde haar naar de eetkamer. Zijn neef, Thomas Worthington, had kennelijk het geluk gehad om aan het langste eind te trekken of de juiste muntzijde te kiezen bij het tossen, of hoe ze ook tot deze verdeling waren gekomen. Hij zou die avond Flora’s escorte zijn.

‘Vertel me over de oorlog,’ zei Rebecca toen de eerste gang werd geserveerd. Ze pakte zonder aarzeling de juiste vork omdat de regels van de etiquette inmiddels een tweede natuur waren geworden. ‘Het moet toch fascinerend zijn geweest om Chicago te verlaten en naar andere plaatsen te gaan, ook al was het onder moeilijke omstandigheden.’

‘Ik ben tijdens de oorlog in Washington gestationeerd geweest, waar ik op het kantoor van de kwartiermeester-generaal werkte.’

Het leek Rebecca dat iemand met een zwakker gestel dan dat van Freddy dat soort kantoorwerk had kunnen doen, zodat hij had kunnen vechten, maar dat zei ze niet. ‘Interessant. En wat deed je daar precies?’

‘Ik zorgde voor de bevoorrading, onderhandelde over regeringscontracten met fabrikanten, organiseerde de verscheping…’

‘Ook van uniformen?’

‘Onder andere.’

‘Flora en ik hebben hier in Chicago een fabriek bezocht waar ze legeruniformen maakten. De werkomstandigheden waren afschuwelijk. Er werkten meisjes die nog maar acht jaar oud waren, en die niet meer dan vier dollar per week verdienden.’

‘Daar weet ik niets van.’

En het leek hem ook niet te interesseren. Rebecca zei niets meer voordat de bediende de restanten van de eerste gang, een visgerecht, ophaalde en haar verontwaardiging was gezakt. ‘Kon je interessante plaatsen in de buurt van Washington bezoeken toen je daar werkte?’

‘Daar had ik geen behoefte aan, en ik had er de tijd niet voor.’

‘En hoe is dat nu? Je hebt natuurlijk reisplannen nu de oorlog voorbij is.’

‘Ik ben alleen maar blij terug te zijn in Chicago. Ik wil me zo snel mogelijk vestigen en mijn werk in de zakenwereld weer oppakken.’

‘Ben je ooit in het buitenland geweest?’

‘Daar heb ik nooit veel om gegeven. Als ik voor mijn werk zou moeten, zou ik natuurlijk gaan, maar om alleen maar op reis te gaan om bezienswaardigheden te bekijken, vind ik tijdverspilling en geldverkwisting.’

Rebecca’s warme wangen verrieden haar opkomende woede. Ze vocht tegen haar ergernis over zo veel onnozelheid. Tijdverspilling noemde hij dat! ‘Reizen kan ook heel leerzaam zijn. Je kunt veel opsteken van bezoeken aan vreemde landen en het observeren van andere culturen. En er is zo veel te zien aan prachtige kunstwerken en architectuur, de tastbare bewijzen van de wereldgeschiedenis. Na mijn reis naar het buitenland heb ik een heel andere kijk op ons eigen land gekregen.’ Ze wachtte tot hij naar haar ervaringen zou vragen, maar dat deed hij niet. De conversatie was op een dood spoor geraakt.

Rebecca at nauwelijks van de borden en schalen met delicatessen die haar werden voorgezet, deels vanwege de druk van de walvisbaleinen in haar korset, en deels uit verontwaardiging. Ze deed alsof ze in het eten geïnteresseerd was, om alle beledigende commentaren die haar invielen te kunnen inhouden. Bijvoorbeeld de gedachte dat Freddy minder saai zou worden als hij eens uit zijn kantoor kwam en andere plaatsen bezocht.

Hij zag er niet slecht uit, en sommigen zouden hem misschien zelfs knap noemen. Maar de manier waarop hij zijn kin in de lucht stak en op iedereen leek neer te kijken, ergerde Rebecca. Hij had donker, krullend haar, een lichte huid en dezelfde hebzuchtige blik in zijn diepliggende blauwe ogen als zijn tante, mevrouw Worthington. Freddy was ongeveer 1.80 meter lang, maar begon al een beetje uit te dijen onder zijn maatkostuum. Hij had iets hypernerveus over zich, wat aan oorlogsvermoeidheid toegeschreven had kunnen worden als hij werkelijk aan het front had gestaan, in plaats van de oorlog in Washington uit te zitten. Als hij niets in de hand had, trommelde hij met zijn vingers en als hij zat, schommelde hij voortdurend met zijn been, alsof hij op iemand wachtte die te laat was. Hoe kon een zo saaie vent zo zenuwachtig zijn?

Maar misschien was dat niet eerlijk tegenover hem. In plaats van over haar eigen interesses te praten, zou ze die van hem moeten bevragen. Toen er een nieuwe gang werd geserveerd, koos ze beleefd voor een ander gespreksonderwerp. ‘Vertel me eens wat over je werk.’

‘Ik ben werkzaam in de wereld van financiën en investeringen. Ik wil je absoluut niet met alle details vermoeien, en bovendien zou je het waarschijnlijk niet begrijpen.’

Rebecca legde haar vork neer om te voorkomen dat ze hem ermee stak. ‘Kom maar op,’ daagde ze hem uit. ‘Ik sta op het punt om summa cum laude af te studeren aan het North Western Female College en mijn docenten verzekeren me dat ik bijzonder intelligent ben voor een vrouw.’

Hij glimlachte laatdunkend naar haar en miste de ironie in haar stem volkomen. ‘Dat vertelde mijn tante. Maar ik wil haar speciale diner liever niet bederven door over mijn werk te praten.’

Rebecca probeerde nog een paar gespreksonderwerpen terwijl ze zich door hun vijfgangendiner heen werkte, maar elke poging strandde op ongeveer dezelfde manier. Ze hoorde Flora en Thomas aan de andere kant van de tafel lachen en vermoedde dat haar zus beter was in converseren dan zij. Of misschien was Thomas minder stug dan Freddy. Ze achtte de kans dat er een vonk tussen haar en Freddy zou overslaan heel klein, omdat hij ongeveer zo interessant was als een doorweekte zakdoek. Maar ze had geleerd dat het de taak van de vrouw was om de conversatie gaande te houden door boeiende onderwerpen aan te snijden en geïnteresseerde vragen te stellen, zolang die maar niet te persoonlijk werden. Toen een of ander aardbeiendessert werd geserveerd, besloot ze nog een laatste poging te doen om zijn verbeelding op gang te brengen.

‘Als je de kans zou hebben om te gaan reizen, waar zou je dan het liefst naartoe gaan?’

‘Ik heb helemaal geen behoefte aan reizen.’

Rebecca had er genoeg van. Tegen alle adviezen in besloot ze over zichzelf te beginnen. ‘Ik heb daar heel veel over nagedacht. Ik zou, als ik de kans kreeg, morgen willen vertrekken en de landen van de Bijbel bezoeken: Egypte, Jeruzalem, het Meer van Galilea. Ik zou…’

‘Ik heb begrepen dat al die plaatsen tamelijk achterlijk en maar half geciviliseerd zijn. Ik betwijfel of ze ook maar iets van het comfort kunnen bieden waaraan wij gewend zijn.’

‘Het comfort zou me niet kunnen schelen. Ik zou willen rondlopen in het land waar Jezus heeft gelopen en de eeuwenoude geschiedenis van het Heilige Land willen opzuigen. Een van de zendingsposten die mijn familie ondersteunt, is een protestantse kerk midden in Oud-Jeruzalem, de bakermat van het christendom. De zendelingen komen zo nu en dan terug om hier over hun werk in dat deel van de wereld te vertellen. Ik vind hun berichten altijd heel boeiend.’

Rebecca denderde als een koets zonder handrem door over het onderwerp dat haar interesseerde, en wist niet van ophouden. ‘Ook zou ik graag naar dat deel van de wereld gaan waar alle grote archeologische ontdekkingen zijn gedaan, om de opgravingen van Layard en Botta te zien, zoals Khorsabad en het paleis van Sargon.’ Ze keek Freddy aan, die terugkeek alsof hij geen flauw benul had waarover ze praatte. Maar Rebecca ging verder. Ze raakte steeds meer op dreef en vroeg zich af wat zijn reactie zou zijn wanneer ze klaar was. Of hij zou toegeven dat zij hem verveelde en zijn aandacht op iemand anders zou gaan richten, of hij zou door interesse te tonen voor haar hartstocht duidelijk maken dat hij toch een passende echtgenoot kon worden.

‘Wat ik zo fascinerend vond aan mijn geschiedenisstudie is dat niemand geloofde dat de volkeren en plaatsen die in de Bijbel worden genoemd echt waren: mensen als koning Nebukadnessar en rijken als Assyrië en Babylonië. Het was precies zoals de profeet Jeremia had gezegd: Babylon was een berg van puin geworden, zonder inwoners, waar alleen uilen en jakhalzen verbleven.’ Ze dacht te zien dat Freddy een geeuw onderdrukte, en ging uit louter wrok nog even door. ‘Maar niemand kan de Bijbel nog als een verzameling mythen en legenden afdoen, omdat de ontdekkingen van Layard bewijzen dat die volkeren en plaatsen inderdaad bestonden en dat de geschiedenis zoals die in de Bijbel opgetekend is, inderdaad op feiten berust. Ik zou het heerlijk vinden om daar naartoe te gaan en aan zulke verbluffende ontdekkingen te kunnen meewerken. Jij niet?’

‘Nee. Je kunt nergens veilig reizen in het Ottomaanse Rijk.’ Zijn toon was zo kil dat ze er bijna van rilde. Gelukkig had het personeel haar vork meegenomen, zodat ze niet kon toegeven aan de enorme verleiding om Freddy ermee te steken. Ze besloot voor eens en altijd een einde te maken aan zijn belangstelling voor haar als huwelijkskandidate.

‘Mijn docenten hebben me verteld dat ik een gave heb voor talen. Ik droom ervan te doen wat Champollion heeft gedaan met zijn interpretatie van die unieke Steen van Rosetta. Stel je de opwinding voor om hiërogliefen te kunnen ontcijferen! Dat zou zijn alsof je een geheime code ontrafelt en een heel nieuwe wereld van ontdekkingen voor historici openlegt. Een blik in het verleden door de ogen van ooggetuigen.’

‘Maar wat voor nut zou dat hebben, juffrouw Hawes? Hoe zou dat het dagelijks leven van de mensen hier in Chicago kunnen verbeteren?’

‘Er staat een vers in Romeinen dat zegt dat alles wat in het verleden werd geschreven, er is om ons te onderwijzen, zodat we bemoedigd zullen worden en hoop kunnen koesteren. Is dat niet waarom we de Bijbel lezen? Zodat we het verleden kennen en daarvan kunnen leren? We kunnen naar de puinhopen van Babylon kijken en bestuderen waarom die stad uiteindelijk werd vernietigd. Daar kunnen we van leren, zodat we fouten uit het verleden niet opnieuw maken. Toen Flora en ik opgroeiden, vertelde de dominee van onze kerk in zijn preken over de volkeren en plaatsen uit het Oude Testament: Abraham die Ur der Chaldeeën verliet om God te volgen. Mozes die Gods stem in het brandende braambos hoorde en die van de farao van Egypte eiste om Gods volk te laten gaan. We hebben gehoord over het Egyptische leger dat in de Rode Zee ten onder ging, over de Tien Geboden die bij de berg Sinaï werden gegeven, over Jozua die Jericho veroverde. Onze dominee trok lessen uit deze voorbeelden die we in ons dagelijks leven kunnen gebruiken.’

‘Ik geef toe dat die verhalen een zekere waarde bezitten in de context van een preek. Maar jullie dominee vertelde dat allemaal zonder het risico te nemen om zelf naar Egypte te reizen, toch?’

Rebecca gooide haar frustratie eruit met een niet zo damesachtige zucht. ‘Maar vind je geschiedenis op zichzelf dan niet interessant? Ik wel.’

‘Eerlijk gezegd richt ik mijn blik liever op de toekomst dan achterom te kijken naar het verleden. Nu de oorlog voorbij is, gaat dit land heel snel groeien en veranderen. De nieuwe spoorweg heeft het oosten met het westen verbonden, en Chicago ligt in het midden van ons land. Ik wil graag samenwerken met briljante mannen als jouw vader en leren te investeren in de toekomst van Amerika.’

Daar had je het. Freddy had eindelijk het motief voor zijn hofmakerij verraden, of hij dat nu wilde of niet. Ze hield haar handen op haar schoot gevouwen om te voorkomen dat ze een beschuldigende wijsvinger naar hem zou uitsteken en aha! zou roepen. Ze zei pas weer iets toen ze tot rust was gekomen. ‘Als je ook maar een beetje tijd met mijn vader doorbrengt, zul je ontdekken dat hij minstens even gefascineerd is door de bestudering van de geschiedenis als ik. Zijn bibliotheek staat vol met boeken over historische onderwerpen. Daar komt mijn interesse juist vandaan, denk ik.’ Ze besefte haar fout te laat. Freddy zou nu kunnen doen alsof hij in geschiedenis geïnteresseerd was om een wit voetje bij haar vader te halen.

Rebecca had verder niets meer te zeggen. Toen het pijnlijke diner eindelijk was afgelopen, liep ze met een gevoel van opluchting naar de salon, die was vrijgeruimd voor het dansen. Dankzij de lessen van de weduwe was Rebecca nu veel beter voorbereid op de wals, en ze voelde zich licht en gracieus vergeleken met Freddy, die danste alsof hij tijdens een uniformparade in de houding stond. Flora en Thomas, aan de andere kant van de kamer, leken voor elkaar geschapen. Ze draaiden en walsten alsof ze over ijs gleden. Haar zus was zo bruisend, zo mooi. Rebecca hoopte dat Thomas Worthington haar waard was.

Tegen het eind van de avond had Freddy Rebecca murw geslagen met zijn saaiheid, en ongetwijfeld had ze hem ook verveeld. Na die avond zou hij ongetwijfeld de rijke dochter van iemand anders het hof gaan maken, wat haar alleen maar goed leek. Maar toen hij haar in de hal in haar cape hielp, verbaasde hij haar met een uitnodiging. ‘Zou je zo vriendelijk willen zijn om volgende week met me mee te gaan naar het diner van mijn regiment?’

Waarom? flapte ze er bijna uit. Wij hebben helemaal niets gemeen. Maar toen zag ze hoe haar vader naar hen keek. Hij had donkere kringen onder zijn ogen en was even bleek als toen hij zeeziek was. Rebecca wilde hem helpen te herstellen door hem een plezier te doen. Haar vader had een uitstekende mensenkennis en dus moest er iets goeds in Freddy schuilen. Ze draaide zich naar hem om. ‘Met alle genoegen,’ loog ze.