4

Rebecca hield haar vaders ene arm vast, Flora de andere terwijl hij over het gangpad wankelde aan boord van hun stoomschip terug naar Amerika. Vlak bij hun suite was een elegant geklede vrouw met het slot van de hut naast die van hen aan het rommelen. Rebecca wilde haar vader zo snel mogelijk naar zijn bed en emmer helpen, maar deze immer galante heer bleef natuurlijk staan en vroeg: ‘Kunt u misschien hulp gebruiken?’

‘O, dat zou heel vriendelijk van u zijn,’ antwoordde de vrouw. ‘Ik krijg de sleutel niet omgedraaid.’ Rebecca’s vader kreeg de deur bij de eerste poging open en de vrouw bedankte hem zo overdreven dat het bijna leek of hij de schatkamer van koning Salomo had geopend. Toen ze klaar was met haar dankbetuigingen stak ze een gehandschoende hand naar hem uit. ‘Ik ben Priscilla Worthington.’

‘Aangenaam. Edward Hawes. En dit zijn mijn dochters, Rebecca en Flora.’

‘Aangenaam,’ zei Flora, maar Rebecca knikte alleen maar en kon niet wachten om haar vader naar zijn bed te brengen.

‘Reizen kan zo’n onderneming zijn, meneer Hawes, vindt u ook niet?’ zei mevrouw Worthington. ‘Vooral wanneer je alleen bent, zoals ik. Mijn man, George Worthington, is ruim een jaar geleden overleden.’

‘Mijn deelneming,’ zei Edward.

Ze glimlachte en raakte even zijn arm aan. ‘Dank u. Toen het rouwjaar om was, ben ik naar Europa gegaan om eens wat anders te zien. Zes weken lang heb ik met mijn broer en schoonzus rondgereisd, maar zij besloten nog een maand in Frankrijk te blijven en hebben me alleen achtergelaten – met dit akelige slot!’

‘Uw moed is bewonderenswaardig, mevrouw Worthington. Ik had niet veel zin om te reizen nadat mijn vrouw was overleden.’

‘Och, wat akelig.’ De weduwe raakte zijn arm opnieuw aan en kwam door het korte lichamelijk contact weer iets dichterbij. Ze was ongeveer tien jaar jonger dan Rebecca’s vader en moest haast een hele fles Franse parfum over zichzelf hebben uitgegoten, want ze stonk er letterlijk naar. Rebecca moest haar neus dichtknijpen om te voorkomen dat ze zou niezen.

‘Mijn dochters wilden de wereld zien,’ ging Edward verder, ‘en nu was volgens mij de tijd rijp.’

‘En waar woont u, als ik vragen mag, meneer Hawes?’

‘Wij wonen in Chicago, Illinois.’

‘Nee maar, wat een toeval! Ik ben ook onderweg naar mijn huis in Chicago. Ik zal u niet langer ophouden, maar ik hoop dat we elkaar nog eens spreken tijdens de reis. Misschien hebben we wel gezamenlijke kennissen. Het lijkt me bijzonder leuk om nog verder met u te praten, misschien tijdens het diner op een avond?’

‘Mijn vader kan niet dineren,’ bemoeide Rebecca zich ermee. ‘Hij heeft last van zeeziekte. Hij kan als we op zee zijn nauwelijks van zijn bed komen, laat staan dineren.’ Ze hoopte door op haar vaders zwakte te wijzen een eind aan het gesprek te maken en de weduwe ervan te weerhouden verder contact met hen te zoeken. Maar die liet zich niet afschrikken. Integendeel, haar ogen begonnen te stralen.

‘Ik had ook last van zeeziekte. Wacht hier even, meneer Hawes. Ik heb iets wat u absoluut zal helpen.’ Ze kwam terug met een aantal vreemde poedertjes die hij in water moest oplossen en opdrinken, en met iets wat snoep leek, uit een klein blikje. ‘Gekristalliseerde gember,’ legde ze uit. ‘Dat doet wonderen voor de maag als je erop kauwt.’ Edward beloofde nog diezelfde avond met haar te gaan dineren als haar remedie werkte.

Het middel bleek inderdaad wonderen te verrichten en Rebecca was de weduwe in eerste instantie dankbaar. Als haar vader van zijn zeeziekte genas, zou hij de hele wereld over kunnen reizen. Het leek niet meer dan eerlijk dat mevrouw Worthington die avond met hen zou dineren, omdat hun vader dankzij haar eindelijk weer kon eten. Maar zoals een straathond steeds weer terugkomt als je hem eenmaal iets te eten hebt gegeven, was ook de weduwe niet meer bij hun welgestelde, gedistingeerde vader weg te slaan.

Wat er in de dagen daarna volgde, was een meesterlijk staaltje verleidingskunst van de kant van de weduwe. Ze was geen klassieke schoonheid maar maakte het beste van haar gaven, zoals een aanzienlijke boezem, op een manier die haar vooral voor de andere sekse aantrekkelijk maakte. Zoals haar blanke huid contrasteerde met haar donkere haar, zoals de aandoenlijke losse lokken over haar blozende wangen dansten, zoals ze haar hoofd schuin hield als ze in bewondering opkeek naar Rebecca’s vader… het hielp allemaal om haar die hulpeloze, vrouwelijke bekoring te geven waar verder heel nuchtere mannen voor leken te vallen. Na een week op zee praatten de weduwe en hun vader met elkaar alsof ze hun hele leven niet anders hadden gedaan, en noemden ze elkaar bij de voornaam. Rebecca vocht tegen haar jaloezie, er niet aan gewend dat een rivale haar vaders aandacht opeiste. Zouden ze echt tot in Chicago met dat mens opgescheept zitten?

‘Dat hebben wij natuurlijk weer,’ mopperde ze toen zij en Flora op het passagiersdek in de zon zaten. Ze lazen een boek en keken naar de mensen die voorbij wandelden, onder wie hun vader en de weduwe, die haar hand comfortabel onder zijn arm had geschoven. ‘Waarom moest zij uitgerekend de hut naast die van ons hebben? Ik wou dat ze papa met rust liet.’

Flora keek nauwelijks op van haar boek. ‘Wees blij dat hij niet langer in bed moet blijven, met zijn hoofd in een emmer.’ Ze las De hut van oom Tom en leek volkomen in de ban van het verhaal. Rebecca had het boek op de heenreis naar Frankrijk gelezen, en nu kon Flora het boek op de terugreis niet meer wegleggen.

‘Ik vraag me af wat er in die vreemde poedertjes van haar zit. Ze heeft hem volledig in haar macht.’

Flora knikte half luisterend en sloeg een bladzijde om. Rebecca keek naar de andere eersteklaspassagiers die voorbij flaneerden. Daar had je de stugge Schot met zijn kaarsrechte houding en zijn kleine, geërgerde pasjes. En de elegante Franse dame, die zo lang en loom was als een hazewind en over het dek leek te glijden alsof ze op ijs schaatste. Een vrouw uit Duitsland met grijze vlechten marcheerde de hele dag het dek rond en fronste, alsof ze verplicht was tot in New York rondjes te blijven lopen. Waarom had hun vader niet vriendschap met een van hen kunnen sluiten?

‘Ik las ooit een fascinerend artikel over vrouwtjesspinnen,’ ging Rebecca verder. ‘De webben die ze maken, zijn bijna onzichtbaar zodat ze er argeloze insecten in kunnen vangen om op te eten. Er is een soort bij die ironisch genoeg de zwarte weduwe heet en die het mannetje na de paring opeet.’

‘Je moet ophouden zulke rare dingen te lezen. Je fantasie gaat met je aan de haal.’

‘Ik mag de weduwe Worthington nou eenmaal niet. De invloed die ze op papa heeft, staat me niet aan.’

Flora keek verbaasd op. ‘Had je liever dat hij nog ziek in zijn hut lag?’

‘Nee, natuurlijk niet. Maar waarom moet ze elke vrije minuut bij hem doorbrengen? En ze hangt altijd aan zijn arm alsof het een reddingsboei is en zij op het punt staat te verdrinken.’

‘Ik ben blij voor hem,’ antwoordde Flora. ‘Hij is veel te lang weduwnaar gebleven.’

‘Als hij wil hertrouwen, zou hij moeten wachten tot wij het huis uit zijn.’

‘Het huis uit? Waar ga je dan naartoe?’

‘Ik weet niet wat jij wilt, Flora, maar ik ben van plan om te gaan reizen en de wereld te verkennen als we van school komen. Misschien ga ik ergens in een exotisch oord wonen. Ik hoopte dat papa vaker met ons op reis zou gaan nu hij genezen is, maar ik wil absoluut niet dat hij haar steeds meesleept, medicijn of geen medicijn.’

‘Het duurt nog een paar jaar voordat we eindexamen doen, Becky. In de tussentijd kan er heel veel gebeuren. Je maakt je druk om niets.’ Flora dook weer in haar boek.

Rebecca zag een aantal echtparen voorbij slenteren. Ze leken geen van allen bijzonder gelukkig. ‘Nu je het erover hebt wat er allemaal kan gebeuren, Flora… is het je nooit opgevallen dat al dat zuchten, handjes vasthouden en elkaar diep in de ogen kijken na een paar jaar huwelijk is verdwenen? Het lijkt helemaal niet op de liefde zoals die in romantische verhalen wordt afgeschilderd.’

‘Ik heb er nooit zo op gelet…’ mompelde Flora zonder op te kijken.

‘Je denkt toch niet dat papa zo dwaas zal zijn om met die weduwe te trouwen?’

‘Natuurlijk niet. Ze hebben elkaar pas een week geleden ontmoet.’

‘En als hij dat nou wel doet?’

‘Wat dan? Heeft hij geen recht op een beetje geluk?’

Rebecca legde haar hand op de bladzijde van haar zusters boek om haar aandacht te krijgen. ‘We weten helemaal niets van haar, Flora. Stel dat ze achter zijn geld aan zit. Weduwen doen dat, weet je? Stel je eens voor hoe afschuwelijk ons leven wordt met een stiefmoeder. We zijn te oud om nog bemoederd te worden, toch?’

‘Volgens mij maak je je druk om niets. Papa is een heel verstandige man en de weduwe ziet er niet uit alsof ze geld van iemand anders nodig heeft. Kijk maar naar haar kleding en bedenk dat ze net een rondreis door Europa heeft gemaakt.’ Ze duwde Rebecca’s hand weg. ‘En laat me nu met rust. Ik lees net een heel spannend stuk.’

Tevergeefs probeerde Rebecca zich weer op haar eigen boek te concentreren. Steeds weer zag ze in gedachten hoe de weduwe haar slanke vingers op haar vaders arm legde wanneer ze zijn aandacht wilde hebben, en hoe ze om alles wat hij zei lachte, ongeacht hoe onnozel het was. Haar been leek altijd vertrouwd tegen het zijne te drukken wanneer ze naast elkaar zaten, en wat nog het ergste was, haar vader leek van al die aandacht te genieten. Hij was zelden zo levendig geweest. Dankzij de weduwe Worthington had hij weer kleur op zijn wangen gekregen, ondanks de soms woelige reis over de oceaan. Ja, de Zwarte Weduwe had hem in haar kleverige web gelokt.

‘Ik vind ons leven goed zoals het is,’ verzuchtte Rebecca terwijl ze haar boek opensloeg. Haar vader had het in een prachtig klein boekwinkeltje in Londen gekocht. De eigenaar had de titel aanbevolen en gezegd dat die in intellectuele kringen voor veel opwinding zorgde en dat het boek sinds de publicatie vorig jaar het ene krantencommentaar na het andere had uitgelokt. Haar vader was benieuwd geweest waar al die drukte over ging en had het boek gekocht. Het ontstaan van soorten door natuurlijke selectie was geschreven door een Engelse natuurkenner en geoloog, Charles Darwin, en had als ondertitel: Het bewaard blijven van rassen die in het voordeel zijn in de strijd om het bestaan. Rebecca’s vader las gewoonlijk graag wetenschappelijke werken, maar dit boek stond hem enorm tegen.

‘De schrijver is een goddeloze dwaas,’ had hij verzucht. ‘Zijn zogenaamde wetenschappelijke conclusies zijn een enorme belediging van de waarheid van de Bijbel, en van alles wat ons lief is. Ik kan begrijpen waarom mensen zich kwaad maken over het boek, hoewel ik me niet kan voorstellen dat verstandige, godvrezende mensen er enig geloof aan zullen hechten.’ Hij wilde het boek achterlaten, maar Rebecca had gevraagd of zij het mocht lezen. Tot nu toe had ze zich er niet op kunnen concentreren, bezorgd als ze was over haar vader en de weduwe. Ze sloeg het boek opnieuw dicht en probeerde haar zinnen te verzetten door terug te denken aan hun reis.

De dag nadat zij en Flora verdwaald waren geraakt, hadden ze het Louvre bezocht en de fascinerende verzameling Egyptische mummies, cartouches en monumentale standbeelden urenlang bestudeerd. ‘Er is zo veel meer in de wereld en de geschiedenis dan ze ons in de klas leren,’ had ze tegen haar vader gezegd. ‘Wilt u als we weer thuis zijn alstublieft een goede leraar voor ons aannemen, in plaats van ons terug te sturen naar die akelige school?’

‘Het verbaast me dat jullie als meisjes dit allemaal zo interessant vinden.’

‘Natuurlijk vinden we het interessant, papa. U niet?’

‘Ja, natuurlijk, maar…’

‘Wij ook!’

Nadat ze Frankrijk hadden bezocht, reisden ze door naar Italië. Het zou makkelijker zijn geweest om een stoomschip van Marseille naar Rome te nemen, maar omdat alleen de aanblik van water hun vader al bleek deed wegtrekken, namen ze de trein door Frankrijk en over de Alpen naar Italië. ‘Het spijt me, maar Venetië zullen we moeten overslaan,’ had hij gezegd. ‘Daar hebben ze alleen maar grachten en kanalen, in plaats van straten, en zonder een boot kun je in die stad nauwelijks ergens komen.’

‘U zult ook weer aan boord van een schip moeten om thuis te komen,’ had Rebecca gezegd. ‘Als u tenminste niet van plan bent om u in Europa te vestigen.’

‘Breng me maar niet in de verleiding…’ had hij gemompeld.

Rebecca straalde. ‘Ik denk dat het een heerlijk idee is om een paar jaar in het buitenland te gaan wonen!’

Ze brachten twee weken in Italië door en wederom organiseerden Rebecca en haar zus alle excursies, boekten ze de gidsen en regelden ze het vervoer. Ze was teleurgesteld dat ze in Rome niet de kans kreeg om er weer in haar eentje op uit te gaan, zoals ze in Parijs had gedaan. Ze wilde zichzelf en haar zus graag bewijzen dat ze de weg kon vinden zonder te verdwalen. Daarna waren ze weer per trein uit Italië naar Frankrijk en de haven van Calais teruggereisd.

Op een ochtend tijdens het ontbijt had hun vader Rebecca en Flora gevraagd te vertellen over wat ze allemaal hadden gezien tijdens de reis en wat ze daarvan vonden. ‘Ik wil graag horen wat jullie indrukken en analyses na twee maanden reizen in het buitenland zijn.’

Rebecca nam als eerste het woord, zoals ze altijd deed bij zulke directievergaderingen tijdens het eten. ‘Het was een heerlijke reis, papa, maar echt niet lang genoeg. Het was alsof we iets mochten proeven van een overheerlijk banket, voordat het weer werd weggehaald. Ik heb nog steeds honger naar meer.’

‘Precies wat ik ook voel,’ viel Flora haar bij.

‘De zomer is voorbijgevlogen,’ ging Rebecca verder. ‘En nu wil ik nog veel meer leren, nog veel meer studeren en zo veel interessante plaatsen bezoeken als ik maar kan. Ik vraag me af of mijn verlangen om de wereld te verkennen en nieuwe dingen te ervaren betekent dat God voor de toekomst iets voor mij in petto heeft waarbij deze hartstocht en interesses een rol spelen.’

‘Hmm…’ Haar vader haalde zijn vingers door zijn zilvergrijze baard. ‘En wat zou dat volgens jou kunnen zijn? Lerares worden, bijvoorbeeld?’

‘Ik hoop van niet. Ik kan me niets akeligers voorstellen dan te proberen een fascinerend vak als geschiedenis aan leerlingen te geven die er niet de minste interesse voor hebben. Ik wou dat vrouwen meer keuzes hadden dan alleen lerares worden. Maar omdat die er niet zijn… ga ik misschien wereldreizen maken en reisgidsen voor andere reizigers schrijven.’

‘En jij, Flora?’

‘Ik denk dat ik te jong ben om te bedenken hoe mijn toekomst eruit zou kunnen zien. Maar ik kan niet wachten om volgend jaar in de zomer weer op reis te gaan. Doen we dat, papa? Alstublieft?’

De arme man leek bij die gedachte bleek weg te trekken. ‘We zullen zien,’ zei hij. De volgende dag waren ze aan boord van het stoomschip naar New York gestapt. Hun vader had torenhoog tegen de thuisreis opgezien – maar toen kwam de weduwe in hun leven. Rebecca besefte dat ze dankbaar moest zijn, maar ze moest een kreun onderdrukken bij de gedachte aan het broze, twinkelende stemmetje van mevrouw Worthington, breekbaar als porselein, en de neppige vragen en zogenaamde interesse waarmee ze hun vader om haar vingers wond. ‘Dat is zó fascinerend, Edward! Daar moet je me echt meer over vertellen!’

Rebecca sloeg haar boek weer open en probeerde zich te concentreren toen een van de wandelaars aan dek naast haar bleef staan. Aan de verstikkende wolk Franse parfum kon ze ruiken dat het de weduwe was.

‘Mag ik bij jullie komen zitten?’ vroeg ze.

‘Natuurlijk,’ zei Flora. ‘Wilt u tussen ons in zitten?’ Ze sloeg beleefd haar boek dicht en ging in een lege stoel zitten, zodat de weduwe in het midden plaats kon nemen.

‘Waar is vader?’ vroeg Rebecca. Ze stelde zich voor dat hij nu verdoofd en vastgebonden in een web in de hoek van weduwe Worthingtons hut bungelde.

‘In de rooklounge, bij de andere heren.’

‘We kunnen u niet genoeg bedanken voor uw middel tegen zeeziekte,’ zei Flora. ‘Hij is er een andere man van geworden.’

‘Daar ben ik heel blij om. Het zou toch jammer zijn als jullie vader niet van de reis kon genieten. Zo’n charmante reisgenoot.’

Rebecca onderdrukte met moeite een misprijzend gesnuif. Niemand die haar vader kende had hem ooit charmant genoemd. Hij was bot en eigenwijs en had weinig geduld met mensen die zijn intellectuele gelijke niet waren. En niemand die een avond met de weduwe had doorgebracht zou haar ervan kunnen beschuldigen dat ze zijn intellectuele gelijke was. Haar grootste talenten leken te bestaan uit het opvullen van laag uitgesneden jurken en de oplettende leerlinge spelen als Rebecca’s vader aan het doceren sloeg.

‘Het valt me op dat jullie heel veel lezen,’ begon ze.

‘O, ja, mevrouw Worthington,’ zei Flora, die een en al glimlach en zonneschijn was. ‘Een goed boek kan je naar een heel andere plaats en tijd transporteren.’

‘Dat is misschien wel zo,’ antwoordde ze, ‘maar jullie missen alle heerlijke sociale activiteiten aan boord van het schip. Er zijn hier meer jongedames van jullie leeftijd. Misschien zouden jullie het leuk vinden om hen te leren kennen.’

Rebecca dacht wel te weten waar de weduwe op uit was, met alle hints die ze aan de eettafel al had laten vallen. Zij wilde dat Rebecca en Flora nieuwe vriendinnen zouden vinden, zodat zij en hun vader alleen konden dineren. Rebecca had geprobeerd om gesprekjes aan te knopen met andere jongedames, maar ze voelde zich uiteindelijk een ongemakkelijk buitenbeentje. Die meisjes waren volkomen anders, net als de meisjes op school. Een van hen had erover opgeschept dat ze nog nooit van haar leven een boek had gelezen. Een ander meisje zei dat ze een hekel had aan reizen, al die rare Europese steden die ze moest bezoeken en aan al dat gekke buitenlandse eten. Ze leken stuk voor stuk te popelen om weer naar huis te gaan en nieuwe jurken te bestellen voor het herfstseizoen. ‘Ik heb heel weinig met hen gemeen,’ zei Rebecca ten slotte. ‘En ze lijken me niet te mogen.’

‘Misschien moeten we het een beetje beter proberen,’ zei Flora. ‘Ze zouden dol op je zijn als ze je echt leerden kennen, Becky. Je bent slim, grappig en je hebt een heel aparte manier om naar de wereld te kijken.’

Rebecca wist dat haar zus zich ook ongemakkelijk had gevoeld, maar die was te goedhartig om iets negatiefs over andere mensen te zeggen. ‘Wat me het meest aan die meisjes stoorde,’ ging ze verder, ‘was dat het hun niet leek te interesseren wat hun doel in het leven was. Ze begonnen zelfs te lachen toen ik daarover begon. Papa gelooft dat God een taak voor ieder van ons heeft zolang we hier op aarde zijn, ongeacht hoe rijk of arm, of hoe intelligent of doorsnee we zijn. Flora en ik zijn het daarmee eens. Boeken lezen, buitenlandse reizen maken en nieuwe dingen leren zijn goede kansen om te ontdekken wat die taak zou kunnen zijn.’

‘God heeft je als vrouw geschapen, Rebecca. De rol van de vrouw is te trouwen en kinderen te krijgen.’

Rebecca wilde het liefst schreeuwen van woede, maar ze wachtte tot ze enigszins was gekalmeerd. ‘Onze moeder heeft twee kinderen gekregen en is daarna onmiddellijk overleden. Was dat haar enige doel?’

‘Ik zou het niet kunnen zeggen…’

‘Ik hoop op een dag te trouwen en kinderen te krijgen, maar ik geloof niet dat dat alles is wat God voor mij in petto heeft,’ zei Rebecca.

‘We hebben nog alle tijd om te ontdekken wat ons doel is,’ kwam Flora lief en verzoenend als altijd tussenbeide. ‘We zijn nog niet eens van school. Ondertussen kan het geen kwaad om nieuwe vriendschappen te sluiten.’

‘Hebt u al ontdekt wat uw door God gegeven taak zou kunnen zijn, mevrouw Worthington?’ vroeg Rebecca.

De wangen van de weduwe verkleurden onder haar rouge en haar gezicht trilde van inspanning om haar glimlach vast te houden. ‘Dat is een heel persoonlijke vraag, liefje. Je moet leren om anderen niet op zo’n directe manier voor het blok te zetten.’

‘U hebt geen flauw benul van wat uw doel is, hè?’ De woorden lagen op het puntje van Rebecca’s tong, maar ze hield zich nog op tijd in en gaf haar ergernis lucht met een diepe zucht. ‘Ik was nooit heel goed in wat onze directrice “beleefde conversatie” noemt. Dat kan Flora veel beter. Misschien kunnen jullie een poosje met elkaar praten zonder mij?’ Ze gebaarde naar haar zus om door te gaan en keerde terug naar het boek van Charles Darwin.

Flora schraapte haar keel. ‘Ik ben zo blij dat het goed weer is. En de zee was relatief kalm.’ Rebecca keek niet meer op totdat mevrouw Worthington een paar minuten later vertrok. ‘Je was heel bot, Becky,’ siste haar zus toen de weduwe buiten gehoorsafstand was. ‘Je hebt haar misschien wel beledigd!’

‘Misschien dat ze papa niet langer lastig valt als ze ziet wat voor onhebbelijke dochter hij heeft.’

‘Ben je jaloers op haar, Becky?’

‘Misschien.’ Het deed pijn om het toe te geven. ‘Maar bovenal ben ik haar zat.’

Tien minuten later wandelde de weduwe aan hun vaders arm voorbij en glimlachte naar hem alsof hij net de maan op zijn plek had gehangen. Hij leek te stralen onder haar bewonderende blikken.

Flora gaf haar zus een por. ‘Kijk nou naar hem, Becky… lijkt het erop dat ze hem tot last is?’

‘Nee. En dat is precies waar ik me zorgen over maak.’