25

Ryan ondervroeg Rose Fisher verder. Bastillo bleef in de buurt. Ik glipte de kamer uit en belde Claudel.

Tot mijn verbazing nam hij op nadat zijn toestel twee keer was overgegaan.

Ik herhaalde het verhaal van Fisher.

‘Ik heb me al met hem beziggehouden toen ik de lijst van huurders van Cyr afwerkte. Ménard is een heilige.’

‘Geen strafblad?’

‘Officieel heeft de kerel zelfs niet eens op straat gespuugd.’

‘Is hij nog in Montreal?’

‘Hij heeft een huis in Pointe-St-Charles.’

‘Wat doet hij tegenwoordig?’

‘Niets, voorzover ik weet.’

‘Ménard had dat pandjeshuis van negenentachtig tot achtennegentig. Wat deed hij voor die tijd?’

Korte pauze.

‘Dat is niet duidelijk.’

‘Niet duidelijk?’

‘Voor negenentachtig beschikken we niet over gegevens van Stéphane Ménard.’

‘Geen geboorteakte, belastingaangiften, creditcard, medisch dossier? Niets?’

Stilte.

‘Rose Fisher meent dat haar zuster ooit heeft gezegd dat Ménard een Amerikaan was. Hebt u de naam naar het zuiden gestuurd?’

Ik wachtte tot Claudel weer het woord zou nemen. Toen hij dat niet deed, zei ik: ‘Ik zal monsieur Authier bellen om hem mee te delen dat we iets hebben gevonden.’

Leg uw gebrek aan enthousiasme maar aan die man uit, monsieur Claudel.

Nadat ik de verbinding had verbroken, liep ik terug naar de huiskamer. Terwijl Ryan Fisher nog een halfuurtje lang vragen stelde, observeerde ik alles zwijgend.

Gedurende mijn afwezigheid hadden tranen de felle make-up opnieuw geruïneerd. Fishers verdriet was hartbrekend.

Bastillo was een ander verhaal. Haar rug bleef even kaarsrecht als een bandenlichter. Ze staarde voor zich uit en leek totaal niet mee te leven met het verdriet van haar moeder. Af en toe sloeg de jonge vrouw haar benen of armen andersom over elkaar. Verder bewoog ze zich niet, en ze zei ook niets.

Uiteindelijk was Ryan klaar.

We gingen allebei staan, betuigden Fisher en haar dochter nogmaals ons medeleven en vertrokken.

In de auto stelde Ryan voor ergens een sandwich te gaan halen.

‘Nee, dank je.’

Dat moment koos mijn maag uit om luid te gaan knorren.

‘Ik zal dat maar opvatten als een metabolisch veto ten aanzien van jouw beslissing om niet te lunchen.’

Zonder verdere discussie reed Ryan het parkeerterrein van Lafleur op, Montreals antwoord op fastfood. Hij stapte uit, liep om de auto heen, maakte het portier voor mij open, boog vanuit zijn middel en maakte een weids gebaar met zijn vrije hand.

Wat deed het er ook toe? Ik had honger.

Lafleur is beroemd om zijn hotdogs en friet. Steamé et frites. Hoewel mensen die er regelmatig komen een veel te hoog cholesterolgehalte moeten hebben, eet iedereen in Montreal wel eens bij Lafleur.

Minuten later zaten Ryan en ik aan een tafeltje met een blad van formica, met vier hotdogs en tien kilo friet voor ons.

Mijn gsm gaf geluid toen ik aan mijn tweede hotdog begon. Zoals gewoonlijk verspilde Claudel geen tijd door me te groeten.

‘Vous avez raison.’

Ik verslikte me bijna. Claudel gaf toe dat ik ergens gelijk in had?

Ryan mimede ‘Waffen ss?’ en stak zijn armen uit. Ik liet een hand zijn kant op wapperen.

‘Monsieur Stéphane Ménard is als Stephen Timothy Menard geboren in Vermont. De ouders waren Geneviève Rose Corneau en Simon Timothy Menard.’

‘Dus had Fisher het zich juist herinnerd.’

‘De Menards waren onderwijzers die ook een kleine boerderij ongeveer twintig kilometer buiten St. Johnsbury hadden. Papa is overleden in zevenenzestig, toen de jongen vijf jaar oud was. Mama is gestorven in tweeëntachtig.’

‘Hoe is Menard in Canada beland?’

‘Op een legale manier. Corneau was geboren in Montreal. Nadat ze Menard had leren kennen, is ze naar Vermont verhuisd en daar met hem getrouwd, waardoor ze Amerikaans staatsburger werd. Toen de kleine Stephen zijn komst op deze wereld aankondigde, was ze op bezoek bij familie hier in Canada.’

‘Dus is Menard ook een Canadees.’

‘Inderdaad.’

‘Maar hij is pas in negenentachtig in Canada gaan wonen.’

‘Toen Corneau in 1982 was overleden, erfde Menard de boerderij. Een lapje grond en een huis met twee slaapkamers.’

Ik rekende snel. ‘Toen was hij dus twintig.’

‘Dat klopt.’

Ryan deed azijn op zijn frietjes, maar luisterde wel aandachtig.

‘Is Menard toen in Vermont gebleven?’

‘Charbonneau is dat aan het navragen bij de politie van St. Johnsbury. Ik heb vastgesteld dat de grootouders van Menard hier in Montreal in 1988 om het leven zijn gekomen door een auto-ongeluk.’

‘Laat me eens raden. Menard erfde het huis van Grand-mère en Grand-père Corneau, zei au revoir tegen Vermont, voegde accenten aan zijn naam toe en vertrok naar het noorden.’

‘In november 1988 is hij in het huis van de familie Corneau gaan wonen.’

‘In Pointe-St-Charles.’

Claudel noemde een adres.

Ik gebaarde naar Ryan. Hij gaf me een pen en ik schreef het adres op een papieren servetje.

‘Is hij een einzelgänger?’

‘Voorzover bekend woont er niemand anders.’

‘Heeft hij in de Verenigde Staten een strafblad?’

‘Op zeventienjarige leeftijd is hij ingerekend omdat hij met te veel drank op achter het stuur zat. Verder leidde de jongeman een heel deugdzaam leven.’

Claudels arrogante manier van doen zette zoals gewoonlijk mijn stekels op.

‘Luister. Tot nu toe hebben we ons geconcentreerd op de slachtoffers en zijn we bezig geweest van onderen naar boven te werken. Misschien zouden we dat eens moeten omdraaien en gaan kijken wie ze in die kelder kan hebben gestopt.’

‘En u denkt dat Menard de man is geweest die de schop ter hand heeft genomen.’

‘Hebt u een beter idee, monsieur Claudel?’

We verbraken tegelijkertijd de verbinding.

Onder het eten van mijn tweede hotdog gaf ik Claudels informatie door aan Ryan. Als hij twijfels had over mijn achterdocht jegens Menard, hield hij die voor zich.

‘Die man moet nu ergens in de veertig zijn,’ zei hij.

‘Met – in elk geval gedurende de laatste jaren – geen duidelijke middelen van bestaan.’

‘Maar hij heeft wel onroerend goed in Vermont en Quebec.’

‘En veel dode familieleden,’ zei ik.

Charbonneau belde toen we afrekenden.

‘Hoe gaat het ermee?’ vroeg hij.

‘Goed.’

‘Ik heb een interessant gesprek gehad met onze buren. Die jongen van u blijkt te hebben gestudeerd.’

‘Waar?’

‘Aan de universiteit van Vermont. Begonnen in 1984. Aardige dame op het universiteitskantoor heeft me zelfs een foto uit het jaarboek gefaxt. Ziet eruit als de droom van iedere moeder. Howdy Doody-haar en sproeten, bril à la Clark Kent en een glimlach als die van Donny Osmond.’

‘Rood haar?’

‘Zag eruit als Opie met een bril op. Er is nog iets wat u ongetwijfeld mooi zult vinden. Hij heeft het kandidaatsexamen in de antropologie behaald.’

‘U moet een grapje maken.’

‘Het wordt nog beter. Hij is daarna voor zijn doctoraal in de archeologie gaan studeren. In een plaats die… Even kijken… Chico heet.’

Mijn hartslag schoot de stratosfeer in.

‘De Californische Staatsuniversiteit in Chico?’

Ryan draaide zijn hoofd meteen mijn kant op toen hij hoorde hoe scherp mijn stem klonk.

‘Ja. Ver van huis voor een jongen uit Vermont.’

Ik bracht Charbonneau de proef met de strontium-isotopen in herinnering die Art Holliday met de skeletten had uitgevoerd.

‘Uit de Sr-waarde van haar gebit is gebleken dat het meisje dat in die lap leer was gewikkeld, in het noordelijke deel van Californië kan zijn opgegroeid, weet u nog wel?’

‘En?’

‘Chico ligt daar.’

‘Wel heb je ooit!’

‘En vergeet ook niet dat ze gezien de Sr-waarde van haar skelet de laatste jaren van haar leven in Vermont kan hebben doorgebracht.’

‘Mijn hemel!’

‘Wat bent u nog meer te weten gekomen?’

‘Menards academische prestaties lieten kennelijk het een en ander te wensen over. Hij heeft zijn doctoraalstudie na een jaar ofwel gelaten voor wat die was, of hij heeft een trap onder zijn kont gekregen. Hasta la vista. Geen doctoraalexamen gehaald.’

‘Waar is hij toen naartoe gegaan?’

‘In januari zesentachtig verscheen hij weer op de boerderij van mama in Vermont.’

‘Als hij na één academisch jaar Chico vaarwel heeft gezegd, zitten we nog met een gat tussen het eind van het lentesemester in vijfentachtig en januari zesentachtig. Waar is hij in die tijd geweest?’

‘Ik zal een paar telefoontjes naar Chico plegen.’

‘Wat heeft Menard gedaan toen hij terug was in Vermont?’

‘Groenten kweken, denk ik. Leefde van zijn erfenis. Betaalde geen premies voor sociale voorzieningen, heeft geen belastingformulieren ingevuld.’

‘Hebt u met mensen uit de directe omgeving gesproken?’

‘Ik heb een paar buren kunnen opscharrelen die zich hem herinnerden. De meeste mensen zijn daar pas komen wonen nadat Menard was vertrokken, maar een paar oudgedienden herinnerden zich Geneviève Rose en haar zoon. Mama was kennelijk een harde tante, die haar zoon heel weinig vrijheid gaf.’

‘Is Corneau nooit hertrouwd?’

‘Nee. De mensen die ik net noemde herinnerden zich Menard als een rustige jongen die vaak binnenbleef. Hij nam niet deel aan sporten of de gebruikelijke buitenschoolse activiteiten. Een paar mensen herinnerden zich dat ze hem hadden gezien in het jaar nadat hij uit Chico was teruggekeerd. Hij moest een soort goddelijke openbaring hebben gehad, want hij maakte indruk met zijn rastakapsel en zijn baard.’

‘U hebt het over Vermont.’

‘Hoe bedoelt u dat?’

‘De mensen daar zijn conservatief. Wat zeiden de buren nog meer?’

‘Niet veel. Menard bemoeide zich weinig met anderen en kwam alleen de deur uit om boodschappen te doen of te tanken.’

‘Praat met Chico en probeer zoveel mogelijk over deze man te weten te komen. En vraagt u alstublieft om een lijst van alle vrouwen tussen de vijftien en de vijfentwintig jaar die daar in de buurt als vermist zijn opgegeven in de tijd dat Menard er was.’

‘Denkt u echt dat Menard iets te maken heeft met die skeletten uit de kelder van de pizzeria?’

‘Het is het klassieke profiel. Dominante moeder. Mislukte ambitie.

Een einzelgänger. Een geïsoleerde plek.’

‘Ik weet het niet.’

‘Trek verbanden. Drie meisjes waren begraven in een gebouw waarin Menard negen jaar lang bedrijfsruimte huurde. Dateringen met radiokoolstof suggereren dat de tijdstippen van hun overlijden overeenstemmen met de periode waarin Menard daar zijn zaak had. Louise Parent koesterde voldoende achterdocht jegens hem om mij twee keer te bellen.’

Ik was aan het samenvatten. Voor Charbonneau, maar ook voor Ryan.

‘Volgens Parents zuster wilde zij me vertellen dat ze Menard een keer een bewusteloos tienermeisje zijn zaak in had zien dragen. Een andere keer had ze gezien dat Menard een meisje dat op de vlucht was geslagen terugsleepte, zijn pandjeshuis in. Beide incidenten hebben zich ’s avonds laat voorgedaan.’

‘En nu is Parent dood,’ zei Charbonneau.

Ik keek naar Ryan. Hij volgde alles heel aandachtig.

‘En nu is Parent dood,’ herhaalde ik.

‘Haal de feestmutsen maar tevoorschijn. Het kan zijn dat we allemaal met hetzelfde bezig zijn.’

‘Daar ziet het wel naar uit.

‘Is Ryan bij u?’

‘Ja.’

‘Mag ik hem dan even spreken?’

Ik gaf Ryan mijn gsm en keek naar hem terwijl hij met Charbonneau sprak. Hoewel ik heel opgewonden was, hield ik mijn gezichtsuitdrukking neutraal. Op geen enkele manier liet ik blijken hoe ik was geschrokken van wat Charbonneau me net had verteld. Noch hoe ik van streek was geraakt door wat Charbonneau me maandag had laten weten. Noch hoe gemarteld ik me voelde door het telefoontje van gisteravond.

Ik had mezelf plechtig voorgenomen afstand van Ryan te bewaren, maar alle draden begonnen met elkaar verweven te raken. Nu het onderzoek naar de dood van Parent en de skeletten uit de kelder van de pizzeria in elkaar begonnen over te lopen, zou ik me beroepshalve nog niet van Ryan kunnen losweken.

C’est la vie. Ik zou me professioneel opstellen. Ik zou mijn werk doen. Daarna zou ik Ryan het beste wensen en doorgaan met mijn leven.

‘Ja, dat is ze.’ Ryan grinnikte op de manier waarop mannen dat doen als ze een grap maken over een vrouw.

Paranoia stak meteen de kop op. Wát is ze? Wélke ze?

Vergeet het, Brennan. Concentreer je op de zaak. Richt je energie daarop.

Ik stelde me de beenderen in hun anonieme graven in de kelder voor terwijl Menard in zijn zaak daarboven inkocht en verkocht. Elektronische apparatuur, gestolen om aan drugs te kunnen komen. Familie-erfstukken waar met spijt in het hart afstand van werd gedaan.

Ik stelde me Menard in Vermont voor, erwten en aardappels telend. Menard in Californië, Struever, Binford, Buikstra en Fagan bestuderend.

Een vage gedachte probeerde mijn aandacht te trekken.

Chico.

‘… heb ik hier.’ Ryan draaide het servetje om om het adres van Menard te kunnen doorgeven.

Chico ligt in het noordelijke deel van Californië. Dat weet ik. Waarom probeerde een gedachte in mijn achterhoofd dan tot me door te dringen?

Er was nog iets meer. Maar wat?

‘Dat zal ik doen,’ zei Ryan.

Charbonneau zei iets.

‘Ja. Hem een beetje onder druk zetten en kijken hoe hij reageert.’

Ryan verbrak de verbinding en gaf mij de gsm terug.

‘Heb je zin in een gesprekje met die kerel?’

‘Menard?’

Ryan knikte.

‘Reken maar!’

De gedachte in mijn achterhoofd leek zich iets te ontspannen.

Toen Ryan en ik het restaurant uit waren gelopen, hadden we er geen idee van gehad dat we in de gaten werden gehouden.