4
Bij het wakker worden voelde ik me depressief, en ik wist niet waarom.
Omdat ik in mijn eentje was? Omdat ik mijn bed alleen met een grote witte kat deelde? Zo had ik mijn leven niet gepland. Het was de bedoeling van Pete en mij geweest samen oud te worden. Getrouwd en wel het leven na de dood in te gaan.
Toen had mijn echtgenoot-voor-het-leven een vrouwelijke makelaar leren kennen.
En had ik een affaire met de fles gehad.
Wat doet het er ook toe, zou Katy zeggen. Het leven gaat door.
Het was een grijze, winderige en weinig uitnodigende dag. De wekker wees tien over zeven aan. Birdie was in geen velden of wegen te bekennen.
Ik trok mijn nachtjapon uit, nam een hete douche en föhnde daarna mijn haar. Birdie kwam naar binnen toen ik mijn tanden aan het poetsen was. Ik begroette hem en keek toen glimlachend in de spiegel, me afvragend of dit een dag voor mascara was.
Toen herinnerde ik het me.
Ryans snelle vertrek. De blik in zijn ogen.
Ik zette mijn tandenborstel weer op de oplader, liep de slaapkamer in en staarde naar het met een laagje ijs bedekte raam. Kristallen spiraaltjes en geometrische sneeuwvlokjes. Zo delicaat. Zo breekbaar.
Net als de door mij opgebouwde fantasie over een leven met Ryan?
Ik vroeg me opnieuw af wat er gaande was.
En waarom ik me gedroeg als de malloot in een komedie van Doris Day.
‘Doris, kap hiermee!’ zei ik hardop.
Birdie keek op, maar maakte me geen deelgenoot van zijn gedachten.
‘En jij kunt barsten, Ryan.’
Ik liep terug naar de badkamer en bracht een dikke laag Revlon aan.
Het Laboratoire des Sciences Judiciaires et de la Médecine Légale neemt de twee bovenste verdiepingen van het Édifice Wilfrid-Derome in beslag – een T-vormig gebouw in het district Hochelaga-Maisonneuve, even ten oosten van Centre-ville. Het Bureau du Coroner bevindt zich op de tiende verdieping, en het mortuarium is ondergebracht in de kelder. De resterende ruimte is van de sq.
Om kwart over acht kwamen er steeds meer mannen en vrouwen in witte jassen naar de tiende verdieping. Een aantal van hen groette me toen ik mijn pasje gebruikte, eerst bij de ingang van de lobby en toen bij de glazen deuren die de medisch-juridische vleugel scheiden van de rest van de t. Ik beantwoordde hun ‘bonjour’ en liep door naar mijn kantoor, omdat ik niet in de stemming was om te praten. Ik was nog van streek door de ontmoeting met Ryan de avond daarvoor. Maak daar maar non-ontmoeting van.
Zoals op de meeste kantoren van een lijkschouwer begint elke werkdag bij het lsjml met een stafbespreking. Ik had mijn jas nog maar net uitgetrokken toen de telefoon rinkelde. Pierre LaManche. Het was een drukke nacht geweest, en de baas wilde zo snel mogelijk beginnen.
Toen ik de vergaderruimte in liep, zaten alleen LaManche en Jean Pelletier aan de tafel. Beiden kwamen half overeind, zoals oudere mannen dat doen wanneer een vrouw een kamer in komt.
LaManche vroeg naar het proces van Pétit. Ik zei dat mijn getuigenverklaring naar mijn idee goed was verlopen.
‘En hoe zit het met wat maandag is gevonden?’
‘Afgezien van een lichte vorm van onderkoeling en het feit dat jouw beenderen van dieren in werkelijkheid van drie mensen bleken te zijn, is ook dat goed gegaan.’
‘Begin je vandaag met je analyses?’ vroeg LaManche in zijn Sorbonne-Frans.
‘Ja.’ Ik maakte geen melding van wat ik al meende te weten op grond van mijn vluchtige onderzoek in de kelder. Ik wilde zeker van mijn zaak zijn.
‘Rechercheur Claudel heeft me gevraagd je mee te delen dat hij vandaag om halftwee naar je toe zal komen.’
‘In dat geval zal hij lang moeten wachten, want dan zal ik nog maar nauwelijks zijn begonnen.’
Ik hoorde Pelletier iets brommen en keek zijn kant op.
Hoewel Jean Pelletier een ondergeschikte van LaManche is, was hij al tien jaar in het lab werkzaam toen de baas werd ingehuurd. Hij was een kleine, compact gebouwde man met dun, grijs haar en immense wallen onder zijn ogen.
Pelletier was een trouwe lezer van Le Journal. Ik wist wat er zou komen.
‘Oui.’ De vinger van Pelletier waren blijvend geel geworden door een halve eeuw Gauloise-sigaretten roken. Een daarvan werd op mij gericht. ‘Oui. Deze hoek is veel flatteuzer. Accentueert je mooie groene ogen.’
Als reactie rolde ik met mijn mooie groene ogen.
Terwijl ik ging zitten, voegden Nathalie Ayers, Marcel Morin en Emily Santangelo zich bij ons. Er werd ‘Bonjour’ en ‘Comment ça va?’ gezegd. Pelletier maakte Santangelo een compliment over haar kapsel. Haar blik suggereerde dat dat onderwerp beter onbesproken kon blijven. Ze had gelijk.
Nadat LaManche kopieën had uitgedeeld van de werklijst van die dag, begon hij de afzonderlijke zaken te bespreken en toe te wijzen.
Een zevenenveertigjarige man was hangend aan een kruisbalk in zijn garage in Laval aangetroffen.
Een vierenvijftigjarige man was door zijn zoon doodgestoken na een ruzie over overgebleven worstjes. Mama had de politie van St-Hyacinthe gebeld.
Een inwoner van Longueuil was op een landweg in de Gatineau met zijn terreinwagen op een berg sneeuw geknald. Daar was alcohol bij in het spel geweest.
Een van elkaar vervreemd echtpaar was in een huis in St-Léonard aangetroffen, gedood door kogels. Twee voor haar, een voor hem. De aanstaande ex had deze wereld verlaten met een 9mm-Glock in zijn mond.
‘Als ik jou niet kan hebben, mag niemand je hebben.’ Pelletiers gebit rammelde onder het spreken.
‘Typerend.’ Ayers’ stem klonk bitter.
Ze had gelijk. We hadden dat scenario maar al te vaak gezien.
Een jonge vrouw was gevonden achter een karaoke-bar aan de Rue Jean-Talon. Men vermoedde een combinatie van een overdosis en onderkoeling.
De skeletten uit de kelder van de pizzeria hadden de lsjml-nummers 38426, 38427 en 38428 gekregen.
‘Rechercheur Claudel heeft het idee dat die skeletten oud zijn en waarschijnlijk in forensisch opzicht weinig interessant.’ LaManche liet het eerder als een vraag dan als een constatering klinken.
‘En hoe zou monsieur Claudel dat kunnen weten?’ Hoewel het zou kunnen, ergerde het me dat Claudel zonder enig verstand van zaken een mening had geventileerd.
‘Monsieur Claudel is een man met veel talenten.’ Hoewel Pelletier zijn gezicht strak in de plooi hield, liet ik me daardoor niet in de maling nemen. De oude patholoog was op de hoogte van de wrijving tussen Claudel en mij en genoot ervan mensen te plagen.
‘Heeft Claudel archeologie gestudeerd?’ vroeg ik.
De wenkbrauwen van Pelletier vlogen omhoog. ‘Monsieur Claudel besteedt uren aan het onderzoeken van oude artefacten.’
De anderen bleven zwijgen, wachtend op de clou.
‘Werkelijk?’ Man, zeg wat je zeggen wilt!
‘Bien sûr. Elke morgen controleert hij zijn snikkel.’
‘Dank u, dr. Pelletier.’ LaManche hield zijn gezicht eveneens in de plooi. ‘Wilt u zich bezighouden met de man die zich heeft verhangen?’
Ayers kreeg de steekpartij toegewezen. Het slachtoffer van het ongeluk met de terreinwagen ging naar Santangelo, en Morin moest de zelfmoord/moord voor zijn rekening nemen. LaManche noteerde de initialen op zijn lijst. Pe. Ay. Sa. Mo.
Br zou zich bezighouden met de dossiers 38426, 38427 en 38428: de beenderen uit de kelder van de pizzeria.
Omdat LaManche een langdurige bespreking voorzag met de provinciale commissie die de dood van heel jonge kinderen onderzoekt, wees hij zichzelf geen lijkschouwing toe.
We gingen uiteen en ik liep terug naar mijn kantoor. LaManche stak even later zijn hoofd om de hoek van de deur. Een van de technici die bij een lijkschouwing assisteerden was geveld door een bronchitis. Gezien de vijf lijkschouwingen die moesten worden verricht, zorgde dat voor een probleem. Zou ik het erg vinden in mijn eentje te werken?
Geweldig.
Terwijl ik drie formulieren op een klembord vastzette, zag ik het rode lampje van mijn telefoon flikkeren.
Heel even een vlindertje in mijn buik. Ryan?
Doris, zet je eroverheen.
Ik toetste de code van mijn mailbox in.
Een journalist van Allô Police.
Een journalist van de Gazette.
Een journalist van het avondjournaal van ctv.
Teleurgesteld wiste ik de boodschappen en liep snel naar de garderobe voor vrouwen. Nadat ik mijn werkkleding had aangetrokken, liep ik via een zijgang naar een enkele lift die was ingeklemd tussen het secretariaat en de bibliotheek. Die lift mocht alleen worden gebruikt door mensen die daar toestemming voor hadden gekregen en stopte slechts bij drie afdelingen. lsjml. Lijkschouwer. Mortuarium. Ik drukte op de knop met de M en de deuren schoven dicht.
Beneden loopt achter nog een beveiligde deur een lange, smalle gang over de gehele lengte van het gebouw. Links in die gang bevinden zich een röntgenkamer en vier snijkamers – drie met een enkele tafel, een met twee tafels. Rechts staan droogrekken, computers en karretjes op wielen om specimens naar de afdelingen histologie, pathologie, toxicologie, dna en odontologie/antropologie boven te vervoeren.
In elke deur was een raampje aangebracht, en ik kon zien dat Ayers en Morin in de kamers een en twee begonnen aan het uitwendig onderzoek. Ze werkten allebei samen met een fotograaf van de politie en een technicus.
In kamer drie was een andere technicus instrumenten aan het klaarleggen. Hij zou Santangelo assisteren.
En ik zou in mijn eentje werken.
En Claudel zou hier over nog geen vier uur arriveren.
Ik was deze dag al depressief begonnen, en met mijn stemming ging het steeds verder bergafwaarts.
Ik liep door naar kamer vier. Mijn kamer. Een kamer met een speciaal ventilatiesysteem voor in ontbinding verkerende lijken, lijken die uit het water zijn gevist, gemummificeerde lijken, en andere geuren.
Net als de andere kamers heeft kamer vier dubbele deuren die naar de koelruimte leiden waarin de lijken in afzonderlijke koelcellen op brancards worden opgeborgen.
Ik smeet mijn klembord op het aanrecht, viste een plastic schort uit een la en handschoenen en masker uit een andere la. Ik deed alles aan, haalde een metalen karretje uit de gang en duwde de dubbele deuren met mijn rug open.
Bedden tellen.
Zes witte kaartjes. Een rode sticker.
Zes lijken, een hiv-positief.
Ik zocht en vond de kaartjes met mijn initialen. lsjml 38426. lsjml 38427. lsjml 38428. Ossements. Ittconnu. Beenderen. Niet-geïdentificeerd.
Normaal gesproken zou ik de casussen één voor één volledig hebben afgehandeld. Maar Rechercheur Kostelijk zou om halftwee arriveren. Anticiperend op het ongeduld van Claudel besloot ik het protocol te laten voor wat dat was en van elke set stoffelijke overschotten snel te bepalen hoe oud en van welk geslacht ze waren.
Dat was een vergissing waar ik later spijt van zou krijgen.
Terwijl ik van de ene deur van roestvrij staal naar een tweede en vervolgens een derde liep, pakte ik de beenderen die ik in de kelder van de pizzeria al had bekeken, legde ze op het karretje en nam ze mee naar kamer vier.
Nadat ik de relevante informatie op een formulier had genoteerd, begon ik met 38426: de beenderen uit het krat van dr. Energy.
Eerst de schedel.
Lichte spieraanhechtingen. Rond achterhoofd. Kleine slaapbenen. Gladde supraorbitale randen, eindigend in scherpe randen van de oogkassen.
Ik bekeek het bekken.
Brede heupbeenderen. Lange schaambeenderen met een kleine rand aan de kant van de buik. Onder de schaambeenderen een stompe hoek. Brede heupknoop.
Ik kruiste die gegevens aan op de pagina ‘geslachtsbepaling’ en noteerde mijn conclusie.
Vrouw.
Toen pakte ik de paragraaf ‘leeftijdsbepaling’ en zag dat de ruimte tussen het achterhoofdsbeen en het wiggebeen onder aan de schedel kortgeleden was gedicht. Dat vertelde me dat het meisje waarschijnlijk ergens midden in haar tienerjaren had gezeten, of het eind van die periode was genaderd.
Terug naar het bekken.
Tijdens je jeugd bestaat elk heupbeen uit drie afzonderlijke elementen: het darmbeen, het zitbeen en het schaambeen. Bij een jonge adolescent vergroeien die beenderen met elkaar in de gewrichtsholte van het heupbeen.
Dit heupbeen had de puberteit zien komen en gaan.
Ik zag groeven over de plaats waar de twee helften van de heupbeenderen elkaar aan de voorkant van het lichaam raken. Ik draaide het been om.
De bovenrand van het heupbeen liet kronkellijnen zien, die wezen op het ontbreken van een beenkam. Het zitbeen vertoonde hetzelfde patroon, in de buurt van de plaats waar het lichaam bij het zitten wordt gesteund.
Ik voelde de bekende kou in mijn buik opkomen. Ik zou het gebit en de lange beenderen ook controleren, maar alle aanwijzingen bevestigden mijn eerste indruk.
De verstekeling in het krat van dr. Energy was een meisje dat midden in haar tienerjaren of tegen het eind van die periode was gestorven.
Ik legde 38426 weer op het karretje en concentreerde me op de beenderen die ik van 38427 had uitgekozen. Daarna was 38428 aan de beurt.
De wereld kreeg een andere dimensie. Telefoons. Printers. Stemmen. Karretjes. Alles verdween. Er bestond niets anders meer dan de fragiele stoffelijke overblijfselen op mijn tafel.
Ik werkte de hele lunchpauze door, en met elke waarneming raakte ik triester gestemd.
Ik word er vaak van beschuldigd dat ik meer warmte voel voor de doden dan voor de levenden. Dat is niet waar. Ik rouw om degenen die op mijn tafel belanden, maar ik ben me ook terdege bewust van het verdriet van degenen die zijn achtergebleven. Deze casus vormde geen uitzondering op die regel. Ik had erg te doen me de families die van deze meisjes hadden gehouden en hen hadden verloren.
Om precies vier minuten over halftwee rinkelde de telefoon luid. Ik trok mijn masker omlaag en liep naar het bureau.
‘Brennan.’
‘Bent u klaar?’ Hoewel hij zijn naam niet noemde, herkende ik de stem meteen.
‘Ik heb een paar eerste gegevens. Kamer vier.’
‘Ik zit in uw kantoor te wachten.’
Mij best, Claudel. Doe maar alsof je thuis bent.
‘Zou u graag willen zien wat ik heb ontdekt?’
‘Dat is niet nodig.’
Claudels afkeer van lijkschouwingen is legendarisch. Vroeger speelde ik daarop in, verzon ik listen om hem benedendeks te krijgen. Nu nam ik die moeite niet meer.
‘Ik heb een paar minuten nodig om alles op te ruimen,’ zei ik.
‘Dit is waarschijnlijk sowieso zinloos.’
‘Dat hoop ik oprecht.’ Ik legde de hoorn op de haak.
Rustig aan. Het is Claudel. Die man is een atavisme.
Ik drapeerde een laken over de tafel heen, trok mijn handschoenen uit, waste me grondig en ging naar boven. Ik werd steeds banger.
Ik kende mijn beenderen. Ik wist dat ik gelijk had.
Ondanks Claudels schijnheilige arrogantie hoopte ik uit de grond van mijn hart dat hij ook gelijk zou hebben.