3

Het was donker toen ik het gerechtsgebouw uit liep. Witte lichtjes twinkelden in de bomen langs de Rue Notre-Dame. Een koets reed langs. Het paard had rode oorwarmers op en was opgesierd met een dennentakje. Sneeuwvlokjes dansten rond namaak-gaslantaarns.

Bonne fête! Kerstmis in Quebec.

Het verkeer reed opnieuw bumper aan bumper. Ik voegde me voorzichtig in de verkeersstroom op St-Laurent, nog high na het afleggen van mijn getuigenverklaring, en koerste naar het noorden.

Mijn vingers roffelden op het stuur. Mijn gedachten schoten van het ene naar het andere onderwerp. Mijn getuigenverklaring. De skeletten in de kelder van de pizzeria. Mijn dochter. De komende avond.

Wat had ik de jury nog meer kunnen vertellen? Had mijn verklaring helderder kunnen zijn? Hadden ze het begrepen? Zouden ze de schuldige rotzak veroordelen?

Wat zou ik morgen in het lab ontdekken? Zouden de skeletten echt zijn wat ik al wist dat ze waren? Zou Claudel zijn gebruikelijke onaangename zelf zijn?

Waarom voelde Katy zich ongelukkig? Toen we elkaar voor het laatst hadden gesproken, had ze erop gezinspeeld dat het in Charlottesville niet allemaal rozengeur en maneschijn was. Zou mijn dochter haar laatste jaar aan de universiteit afmaken, of zou ze met Kerstmis aankondigen dat ze haar studie staakte?

Wat zou ik vanavond tijdens het diner te horen krijgen? Zou mijn recent erkende liefde imploderen? Was er wel spráke van liefde?

Bij De la Gauchetière reed ik onder de drakenpoort door, Chinatown in. De winkels waren aan het sluiten en de laatste paar voetgangers haastten zich naar huis, met ingepakt gezicht en gekromde schouders vanwege de kou.

Op de zondagen krijgt Chinatown de sfeer van een bazaar. Restaurants serveren dim sun, bij redelijk weer zetten kruideniers buiten stalletjes op met exotische producten, ingemaakte eieren, gedroogde vis en Chinese kruiden. Op feestdagen zijn er drakendansen, demonstraties van oosterse vechtkunst en vuurwerk. De doordeweekse dagen zijn echter strikt voor zaken gereserveerd.

Ik dacht weer aan mijn dochter. Katy vindt het hier prachtig. Als ze naar Montreal komt, valt er over een uitstapje naar Chinatown niet te onderhandelen.

Voordat ik linksaf ging op René-Lévesque keek ik over het kruispunt de rivier op. Net als de Rue Notre-Dame zag The Main er op zijn kerstbest uit.

De St. Lawrence. The Main. Een eeuw geleden een belangrijke slagader van de handel, waar immigranten van boord gingen. Ieren. Portugezen. Italianen. Joden. Ongeacht hun land van herkomst of etnische afkomst brachten de meeste nieuwkomers tijd door in de straten en lanen rond de rivier.

Terwijl ik bij Peel voor een rood verkeerslicht stond, stak een man over. Lang, verweerd gezicht, zandkleurig haar dat door de wind in de war was geblazen.

Hij deed me meteen aan iemand denken.

Andrew Ryan, Lieutenant-détective, Section des Crimes contre la Personne, Sûreté du Québec. Mijn eerste romance nadat mijn huwelijk van twintig jaar op de klippen was gelopen.

Mijn partner in de kortste affaire uit de geschiedenis?

Mijn vingers gingen sneller roffelen.

Omdat Ryan bij de afdeling Moordzaken werkte en ik in het mortuarium, kruisten onze professionele levens elkaar vaak. Ik identificeer de slachtoffers. Ryan pakt de daders in hun kraag. Tien jaar lang hebben we groepsverkrachters, aanhangers van een sekte, psychopaten en mensen die een bloedhekel aan hun wederhelft hadden, onderzocht.

Door de jaren heen had ik verhalen gehoord over Ryans verleden. Zijn wilde jeugd. Zijn bekering tot de goede kant. Zijn carrière bij de provinciale politie.

Ik had ook verhalen gehoord over Ryans heden. Het thema veranderde nooit. De man was een speler.

Vaak stelde hij voor met mij te spelen.

Ik heb een vaste stelregel met betrekking tot amour op het werk.

Maar Ryans ideeën strookten dikwijls niet met de mijne. En hij is dol op een uitdaging.

Hij hield vol, ik hield voet bij stuk. Stuwende kracht. Zich verzettend object. Ik leefde nu twee jaar gescheiden van mijn echtgenoot Pete en wist dat ik niet meer naar hem zou teruggaan. Ik vond Ryan aardig. Hij was intelligent, gevoelig en verdomd sexy.

Vier maanden geleden. Guatemala. Voor ons beiden een in emotioneel opzicht heel moeilijke tijd. Ik besloot tot een herwaardering.

Ik had Ryan uitgenodigd in North Carolina. Ik had heel veel minuscuul ondergoed gekocht, en een mannenverslindende zwarte jurk. Ik had de sprong in het diepe gewaagd.

Ryan en ik hadden een week bij het strand doorgebracht en de oceaan nauwelijks gezien. Evenmin als de zwarte jurk.

In mijn buik verschenen de vlinders die me bekend zijn wanneer ik aan Ryan denk. En aan die week aan de kust.

Voeg nog iets toe aan de lijst van positieve zaken. Canadees of niet, in bed is hij Captain America.

Sinds augustus waren we misschien geen ‘stel’, maar we hadden wel ‘iets’. In het geheim. We hielden het voor ons.

De tijden die we samen doorbrachten leken op de clichématige scènes uit romantische komedies. Hand in hand lopen. Dicht tegen elkaar aan bij de brandende haard zitten. In bladeren stoeien. In bed stoeien.

Waarom had ik dan het gevoel dat er iets niet oké was?

Toen ik Guy op draaide, dacht ik daarover na.

Nadat Ryan vanuit North Carolina naar Montreal was teruggekeerd, hadden we ’s avonds laat lange gesprekken gevoerd. De laatste tijd had hij me minder vaak gebeld.

Nou en? Je bent elke maand in Montreal.

Dat is zo. Maar de laatste keer was Ryan minder beschikbaar geweest. Stikdruk op het werk, had hij beweerd. Ik vroeg me af of dat waar was.

Ik was zo gelukkig geweest. Waren bepaalde signalen me ontgaan, of had ik die verkeerd geïnterpreteerd? Was Ryan afstand tussen hem en mij aan het scheppen?

Verbeeldde ik me dat alleen maar, was ik met mijn ziel onder mijn arm aan het rondhangen als een heldin in een pulproman?

Om mezelf af te leiden zette ik de radio aan.

Daniel Bélanger zong ‘Sèche Tes Pleurs’. Droog je tranen.

Een goede raad, Daniel.

Het was nu harder gaan sneeuwen. Ik zette de ruitenwissers aan en concentreerde me op het rijden.

Als we bij Ryan of bij mij thuis eten, maakt hij gewoonlijk de maaltijd klaar. Voor vanavond had ik mezelf als vrijwilliger aangeboden.

Ik kan goed koken, maar niet op gevoel. Ik heb recepten nodig.

Ik was om zes uur thuis, nam een paar minuten de tijd om Birdie verslag te doen van mijn dag en pakte toen de dossiermap waarin ik recepten bewaar die ik uit de Gazette heb geknipt.

Vijf minuten zoeken leverde iets geweldigs op. Gegrilde kippenborst met meloensalsa. Wilde rijst. Salade van tortilla en arugula.

De lijst van ingrediënten was verhoudingsgewijs kort. Hoe moeilijk zou het kunnen zijn?

Ik deed mijn parka aan en liep naar Le Faubourg Ste-Catherine.

Kip, groente, rijst. Geen probleem.

Heb jij ooit geprobeerd in een ijskoude decembermaand een Crenshaw-meloen op de kop te tikken?

Een discussie met een vakkenvuller loste de crisis op. Ik koos voor kanteloep.

Om kwart over zeven was de salsa aan het marineren, kookte de rijst, werd de kip gebakken en was de sla gehusseld. Sinatra kwam vloeiend een cd uit en ik rook naar Chanel No. 5.

Ik was er klaar voor. Knalrode broek die me dwong mijn buik in te houden. Haar achter mijn oren gestopt en van achteren nonchalant gecoiffeerd à la Meg Ryan. Bolle pony. Oogschaduw in de kleuren orchidee en lavendel. Katy’s idee. Hazelnootbruine ogen, lavendelkleurige oogschaduw. Betoverend!

Ryan arriveerde om halfzeven met een six-pack Moosehead, een baguette en een wit doosje van een patisserie. Zijn gezicht was rood door de kou en op zijn haar en schouders glinsterde verse sneeuw.

Hij bukte zich, kuste me op mijn mond en sloeg toen zijn armen om me heen.

‘Je ziet er goed uit.’ Hij drukte me dicht tegen zich aan. Ik rook Irish Spring en aftershave in combinatie met leer.

‘Dank je.’

Ryan liet me los, trok zijn bomberjack uit en smeet het op de bank.

Birdie liet zich als een haas op het kleed ploffen en rende de gang door.

‘Sorry. Ik had dat mannetje niet gezien.’

‘Hij overleeft het wel.’

‘Je ziet er écht goed uit.’ Ryan streelde mijn wang met zijn knokkels.

De vlinders kwamen weer in beweging.

‘Je ziet er zelf ook niet beroerd uit, meneer de rechercheur.’

Dat is ook zo. Ryan is lang en slank, heeft zandkleurig haar en onmogelijk blauwe ogen. Deze avond had hij een spijkerbroek en een Galway-sweater aan.

Ik stam uit een generatie van Ierse boeren en vissers. Geef mijn dna er maar de schuld van. Ik val als een blok voor blauwe ogen en een kabeltrui.

‘Wat zit er in dat doosje?’ vroeg ik.

‘Verrassing voor de kok.’

Ryan pakte een biertje en legde de rest in de koelkast.

‘Iets ruikt lekker.’ Hij tilde het deksel van de kom met salsa op.

‘Meloensalsa. Crenshaws zijn in de winter moeilijk te vinden.’ Daar liet ik het bij.

‘Heb je trek in een biertje of een mix-drankje, snoezepoes?’ Ryan trok zijn wenkbrauwen op en deed alsof hij de as van een sigaar af tikte.

‘Geef mij maar het gebruikelijke.’

Ik controleerde de rijst. Ryan haalde een caloriearme cola uit de koelkast en zijn mondhoeken gingen omhoog terwijl hij me het blikje aanbood.

‘Wie belt er het vaakst?’

‘Sorry?’ Ik begreep zijn vraag niet.

‘Agenten of talentenjagers?’

Mijn hand bleef midden in de lucht hangen. Ik wist wat er zou komen.

‘Waar?’

‘Le Journal de Montréal.’

‘Van vandaag?’

Ryan knikte. ‘Boven de vouw.’

‘Voorpagina?’ vroeg ik geërgerd.

‘Pagina veertien. Kleurenfoto. Je zult de hoek waarin je bent gekiekt prachtig vinden.’

‘Foto’s?’

Ik kreeg in een flits een beeld voor ogen. Een magere zwarte man in een sweater die tot zijn knieën reikte. Een luik. Een camera.

Dat rotzakkie in de pizzeria had zijn kiekjes verkocht.

Als ik met een zaak bezig ben, weiger ik altijd interviews aan de media te geven. Veel journalisten vinden me onbeschoft. Anderen hebben me in kleurrijkere termen beschreven. Het kan me niets schelen. Door de jaren heen heb ik geleerd dat verklaringen onvermijdelijk tot verkeerde citaten leiden. En verkeerde citaten hebben onveranderlijk problemen tot gevolg.

Verder zie ik er op foto’s nooit goed uit.

‘Zal ik hem voor je openmaken?’ Ryan pakte het blikje cola weer terug, trok aan het lipje en overhandigde mij het drankje opnieuw.

‘Ik twijfel er niet aan dat je een exemplaar van die krant hebt meegenomen,’ zei ik terwijl ik het blikje op het aanrecht zette en de deur van de oven woest opentrok.

‘In verband met de veiligheid van de gasten mag die pas worden bekeken wanneer al het bestek is afgeruimd.’

Tijdens het eten vertelde ik Ryan over mijn dag in de rechtszaal.

‘De recensies zijn goed,’ zei hij.

Ryan heeft de beschikking over een netwerk van spionnen dat de cia op een groep verkenners laat lijken. Hij weet gewoonlijk al wat ik heb gedaan voordat ik hem dat vertel. Dat ergert me mateloos.

Het feit dat het artikel in Le Journal hem zo overduidelijk amuseerde, verlaagde de drempel van mijn irritatie.

Brennan, zet je eroverheen. Neem jezelf niet zo serieus.

‘Werkelijk?’ Ik glimlachte.

‘De recensenten hebben je vier sterren gegeven.’

Maar vier?

‘O.’

‘Men zegt dat Pétit zal worden veroordeeld.’

Ik zei niets.

‘Vertel me eens over de zaak van die pizzeria.’ Ryan schakelde over op een ander onderwerp.

‘Staat daar niet alles over in Le Journal?’ Ik nam nog wat sla.

‘Ze houden het een beetje vaag. Mag ik daar ook wat van?’

Ik overhandigde hem de kom.

Drie volle minuten lang aten we arugula. Toen verbrak Ryan de stilte.

‘Ga je me nog vertellen over je beenderen?’

Onze blikken kruisten elkaar. Hij leek er echt belangstelling voor te hebben.

Ik gaf toe, maar hield mijn verslag kort. Toen ik was uitgesproken, ging Ryan staan en haalde een deel van de krant uit zijn jack.

Beide foto’s waren van boven en van rechts genomen. Op de eerste foto was ik met Claudel aan het praten, met boze ogen en een gehandschoende vinger die de lucht in prikte. ‘Aanval van de feeks’ had het bijschrift kunnen luiden.

Op de tweede foto zat de feeks op handen en voeten, met haar derrière omhoog.

‘Heb je enig idee hoe de krant aan deze foto’s is gekomen?’ vroeg Ryan.

‘Ja. Die slijmbal van een assistent van de eigenaar heeft ze genomen.’

‘Claudel heeft de zaak in behandeling gekregen?’

‘Ja.’ Ik viste broodkruimels van het tafelblad op.

Ryan stak een hand uit en legde die op de mijne. ‘Claudel is heel wat redelijker geworden.’

Daar reageerde ik niet op.

Ryan wilde weer iets zeggen toen zijn gsm geluid gaf.

Hij kneep even in mijn hand, haalde het apparaat van zijn broekriem en controleerde door wie hij werd gebeld. Hij keek gefrustreerd. Of geïrriteerd. Of iets wat ik niet kon duiden.

‘Ik moet dit telefoontje aannemen,’ zei hij.

Hij schoof zijn stoel naar achteren, ging staan en liep de gang op.

Terwijl ik de tafel afruimde, kon ik het ritme van het gesprek horen. De woorden waren gedempt, maar de cadans suggereerde agitatie.

Binnen de kortste keren was hij weer terug.

‘Sorry, schat, maar ik moet gaan.’

‘Je gaat weg?’ Ik was stomverbaasd.

‘Mijn werk roept, helaas.’

‘We hebben die lekkernij van jou nog niet opgegeten.’

De Ierse blauwe ogen weigerden me aan te kijken.

‘Sorry.’

Een kusje op mijn wang.

De kok was alleen met de niet-geconsumeerde verrassing.