23
‘Wie bent u?’ De woorden klonken nat en zompig, zoals wanneer iemand iets zegt met een mondvol erwten.
Ryan hield zijn penning omhoog.
‘Plisie?’ Angstig.
‘Mogen we binnenkomen, mevrouw Fisher?’
‘Waas Louisje? Waas mijn susje?’
Mijn hemel. Ze wist het niet.
‘Daarover zouden we graag met u willen spreken.’ Ryans stem klonk kalm en geruststellend.
De kier werd iets breder. Ik zag een gezicht als een pompoen, rond de mond eigenaardig concaaf.
‘Wilt u even wachten?’
De deur ging dicht.
De koude wind trok aan mijn kraag en mijn sjaal. Ik boog mijn hoofd en stampte met mijn voeten.
Ik voelde me heel triest. Ryan en ik zouden slecht nieuws brengen. Onze woorden zouden het leven van Rose Fisher voor altijd veranderen. Ik haatte wat ik zo meteen zou zien. Dit was geen normaal onderdeel van mijn werk, en daar was ik dankbaar voor, maar als ik er wel bij betrokken raakte, vond ik het afschuwelijk.
Minuten later ging de deur weer open en stapten Ryan en ik naar binnen. Door de warmte voelde de huid van mijn gezicht zacht en los aan.
Rose Fisher was niet gezet. Ze was ontzettend dik. Haar opgezwollen gezicht zag er door een slecht uitgevallen haarverf en permanent uit als dat van een clown. Veel te veel make-up maakte het geheel er niet beter op.
‘Waar is mijn zuster?’ De angst was nog vaag te horen, maar verder klonk de stem nu gewoon. Fishers mond zag er weer normaal uit, ook al was hij gerimpeld en van een dikke laag lippenstift voorzien.
Ik voelde me nog beroerder. Mijn hemel. De vrouw had haar kunstgebit in gedaan en zich opgemaakt. Voor onbekenden.
Ryan legde een hand op de schouder van Fisher. ‘Mogen we gaan zitten?’
Een dikke hand vloog naar de knalrode mond. ‘O, mijn god. Er is iets met Louise gebeurd.’ Ogen, omringd door een dikke laag mascara, schoten heen en weer tussen Ryan en mij. ‘U bent hierheen gekomen om me te vertellen dat er iets met Louise is gebeurd. Waar is ze?’
Ryan nam Fisher mee naar de bank in de zitkamer en ging naast haar zitten. In een van de hoeken van de kamer tsjilpte een kaketoe met feloranje wangen, en toen floot het dier zes noten van ‘Edelweiss’.
Ik nam links van Fisher plaats en pakte een dikke hand vast.
Ryan gaf me met een knikje te kennen dat ik als eerste het woord moest nemen.
De kaketoe zei: ‘Bonjour.’ En nog een keer. Toen tsjilpte hij weer.
‘Mevrouw Fisher, we hebben slecht nieuws.’
Fishers ogen gingen dicht en haar vingers klemden zich keihard om mijn hand.
‘Ik vind het heel erg, maar uw zuster is overleden.’
Tsjilp. Tsjilp. Tsjilp.
Fisher bewoog haar hoofd op en neer en kneep haar ogen zo stevig dicht dat ze in het vet rond de oogkassen verdwenen. Bij elke beweging kwam er een hoge, iele kreet uit haar keel omhoog, die vervolgens werd gesmoord door het zorgvuldig ingebrachte kunstgebit.
Ik legde een arm om de schouders van de vrouw.
‘Ik vind het heel erg,’ herhaalde ik.
Fisher bleef haar hoofd bewegen en de mascara en oogschaduw vermengden zich met de oranjerode rouge.
De kaketoe liet zich niet meer horen.
Ryan gaf een klopje op Fishers rechterschouder. Zijn blik kruiste de mijne. Zijn ogen weerspiegelden mijn verdriet.
De kaketoe keek naar zijn baasje, de kam kaarsrecht, de kop in een hoek van veertig graden vastgezet.
Seconden tikten voorbij op een klok op een dressoir. De kaketoe probeerde een paar noten van ‘Alouette’ en gaf het toen op.
Fisher jammerde en bleef haar hoofd bewegen.
Een minuut. Twee minuten.
Ryan glipte de kamer uit en kwam terug met een doos met papieren zakdoekjes.
Drie minuten.
Geleidelijk werd het afschuwelijke gesnik minder.
‘Je t’aime.’ Getjilp. ‘Ik hou van je.’
De varkensoogjes gingen open en Fisher draaide haar hoofd naar de vogel toe.
‘Ik hou ook van jou, petit ange.’
Het kleine engeltje hield zijn kop scheef, maar zei niets.
‘Mijn zuster is stapel op die dwaze vogel.’ Bijna onverstaanbaar. ‘Was stapel op hem.’
Ryan bood papieren zakdoekjes aan. Fisher pakte er een paar en draaide zich toen naar mij toe. Haar gezicht leek wel een veelkleurige ijslolly die in de modder was gegooid en daar lag te smelten.
‘Wie bent u?’
‘Mijn naam is Temperance Brennan, en ik werk voor de lijkschouwer.’
Onder de clowneske make-up werd het gezicht van Fisher wit.
‘Het was een soort van allergische reactie, nietwaar?’
‘De doodsoorzaak is op dit moment nog niet helemaal duidelijk.’
Fisher veegde over de chaos op haar gezicht.
‘Ik had Louise nooit alleen mogen laten toen ze zich niet lekker voelde.’
Fisher zakte weer weg op de bank.
‘Was uw zuster onwel?’ vroeg Ryan zacht.
‘Allergie. Niezen, jeukende ogen, loopneus. Ik had nooit gedroomd…’ Het imposante lijf dook nog verder ineen.
Fishers borstkas ging door een volgend spasme weer op en neer. Ik viste nieuwe papieren zakdoekjes uit de doos en gaf die aan haar.
‘Ik weet dat dit vreselijk moeilijk is,’ zei ik zo geruststellend mogelijk. ‘En het spijt me heel erg dat ik u deze vragen moet stellen. Maar veel mensen hebben deze week geprobeerd u te vinden. Zou u rechercheur Ryan en mij willen vertellen waar u bent geweest?’
‘Louise en ik hadden ons ingeschreven voor een pottenbakkerscursus in Pointe-aux-Pics. We dachten dat het leuk zou zijn te leren hoe je dergelijke spullen kon maken…’
Zucht. Diepe zucht.
‘We zouden bij particulieren overnachten en onze kerstinkopen in de buurt van Charlevoix doen.’
‘Maar uw zuster voelde zich niet goed genoeg om daarheen te gaan?’
Toen Fisher knikte, dook haar kin weg in het vet van haar onderkin.
‘Louise hield vol dat ze zich in haar eentje best kon redden. Ze zei dat ze Claudia zou bellen als ze iets nodig had. Dat is mijn dochter.’ Fishers keel leek te verkrampen. ‘O, mijn god! Weet Claudia het al?’
‘Ja, mevrouw, en ze heeft zich erg veel zorgen over u gemaakt.’
‘We hadden het haar moeten vertellen. Ik had het haar moeten vertellen. Toen Louise besloot thuis te blijven, leek dat niet nodig. Claudia maakt altijd problemen als ik ’s winters ga autorijden. Ze behandelt me alsof ik een dwaas oud mens ben, en wil dat ik voortdurend thuisblijf.’
‘Wanneer bent u teruggekomen uit Charlevoix?’ vroeg Ryan.
‘Kort voordat u hier voor de deur stond. Ik dacht dat Louise naar de kerk was gegaan, want daar organiseren ze op de donderdag bingo-avonden. Ik was moe van de rit, dus stond ik op het punt een briefje voor haar te schrijven en naar bed te gaan.’
Fisher kneep het doorweekte zakdoekje tot een balletje, vouwde het weer open en herhaalde de procedure.
‘Het bed van Louise is niet opgemaakt, en dat is niks voor haar.’
De corpulente boezem ging weer op en neer.
‘Ik zal wat water voor u halen.’
Terwijl ik een glas onder de keukenkraan hield, bleven Ryan en Fisher in de huiskamer met elkaar praten. Af en toe tsjilpte de kaketoe, of zong een flard van een liedje.
Voordat ik terugging liep ik even langs de kamer van Louise Parent. Ik zag weinig anders dan op de foto’s van de technische recherche. Het bed was nu afgehaald en er zat een vlek op het matras op de plaats waar Parents blaas zich op het moment van overlijden had geleegd. Een enkel kussen lag bij het hoofdeinde.
Ik liep terug naar de huiskamer en gaf Fisher het glas water.
Ryan ving mijn blik en schudde subtiel zijn hoofd om aan te geven dat Fisher te erg van streek was om haar zinnige vragen te kunnen stellen.
‘Ik ga uw dochter nu bellen,’ zei Ryan.
Fisher maakte onder het drinken slurpende geluiden.
‘Morgen zullen we opnieuw met u praten, als u zich wat beter voelt.’
‘Wanneer kan ik Louise zien?’
Ryan keek me aan.
‘Dat laat zich wel regelen als u dat echt wilt.’
‘Wat een verschrikkelijke Kerstmis.’ Fishers lippen trilden en tranen glinsterden op haar wangen.
Ik kneep in haar hand. ‘Het is heel moeilijk iemand te verliezen van wie we houden.’
‘Ik moet de begrafenis gaan regelen.’
‘Ik twijfel er niet aan dat Claudia een grote hulp voor u zal zijn.’
‘Ik weet precies wat Louise zou hebben gewild.’
‘Dat is goed,’ zei ik.
‘We vertelden elkaar altijd alles.’
Dat is ook goed, dacht ik.
Claudia arriveerde een paar minuten later.
Voordat Ryan en ik vertrokken, had ik nog een laatste vraag.
‘Mevrouw Fisher, sliep uw zuster op een veren kussen?’
‘Nooit. Louise was allergisch.’
‘Gebruikt u zo’n kussen?’
‘Ik heb een kussen met ganzendons.’ Fishers gezicht betrok weer. ‘Waarom vraagt u dat? Lag mijn kussen op het bed van Louise?’
Ik keek naar Ryan en onze blikken kruisten elkaar.
‘Ze lijkt een aardige dame,’ zei ik terwijl Ryan de wagen in zijn eerste versnelling zette.
‘Een levende dame, en dat is belangrijker.’
‘Geen wonder dat niemand haar auto heeft gezien.’
‘Inderdaad. Die heeft natuurlijk in Pointe-aux-Pics achter een of ander particulier bewoond huis gestaan waar je een kamer met ontbijt kunt krijgen.’
We zwegen een tijdje. Kale takken zorgden voor vreemde patronen in het licht van de straatlantaarns dat door onze voorruit werd weerkaatst. Een paar minuten later draaide Ryan de Victoria-brug op. De wielen maakten het geluid van een duim die over de rand van een heel groot glas strijkt. Onder ons zag de St. Lawrence er zwart en stil uit.
‘Parent is vermoord,’ zei ik grimmig.
‘Daar ziet het wel naar uit.’
‘Met Fishers kussen.’
‘De jongens van de vezels moeten de veren met elkaar kunnen vergelijken.’
‘De een of andere kouwe rotzak is het huis in geglipt, heeft een kussen van Fishers bed gepakt en dat gebruikt om Parent de verstikkingsdood te laten sterven.’
‘Terwijl zij met behulp van Ambien diep in slaap was.’
‘Hoe kan iemand inbreken zonder daar ook maar een enkel spoor van achter te laten?’
‘Ik ben van plan dat met Fisher te bespreken.’
‘En met Bastillo.’
‘En met Bastillo.’
‘Denk je dat Fisher weet dat Parent mij heeft gebeld?’
‘Ook dat wil ik met haar bespreken.’
Toen stokte het gesprek weer.
Prima.
Ik wilde niet denken aan Rose Fisher. Louise Parent. Ryan. Anne. Mijn verloren meisjes.
Ik liet mijn hoofd tegen de rugleuning van de stoel leunen, deed mijn ogen dicht en bedacht frasen om de stilte in de auto te beschrijven.
De stilte van een graftombe. Een verlaten bibliotheek in een kelder van het Vaticaan. Een zwart gat aan het eind van een spiraalvormig melkwegstelsel. Een geschrokken kaketoe.
Ryan zette me af bij mijn auto.
‘Ga je morgen weer mee?’
‘Morgen?’
‘Naar Rose Fisher?’
‘Hoe laat?’
‘Ik zal je bellen nadat ik contact heb opgenomen met Bastillo.’
Toen ik van het lab naar Centre-ville reed, was het vijf over halfacht. Anne was aan het doezelen, met haar gebloemde bril op haar neus en een pocket op haar borstkas. Birdie lag naast haar.
Anne had gestoofd rundvlees gemaakt. We praatten met elkaar terwijl zij de jus bond en ik een salade bereidde.
Onder het eten beschreef Anne haar boek, dat over de dood ging. Ze vond het perspectief van de schrijver verhelderend. Haar keuze van onderwerp maakte mij van streek.
‘Vanwaar die morbide belangstelling voor de dood?’
‘Je klinkt als Annie Hall.’
‘En jij gedraagt je als Woody Allen.’
Anne dacht even na.
‘Om verder te kunnen gaan is een verandering vaak noodzakelijk.’
‘Verder te gaan naar wat? En hoe veranderen?’
‘Qua substantie.’
‘Waar heb je het over?’
‘Cycli.’
Terwijl ik nadacht over dat raadselachtige commentaar, rinkelde de telefoon. Het was Katy.
‘Hallo, mam.’
‘Hallo, schatje. Waar ben je?’
‘In Charlottesville, maar morgen ga ik naar huis.’
‘Zijn de examens goed gegaan?’
‘Natuurlijk. Ik bel om zeker te weten dat je de tweeëntwintigste in Charlottesville zult zijn.’
‘De tweeëntwintigste?’
‘Hannahs laatste vrijgezellenfeestje? Je had beloofd me te helpen.’
Welke dementerende idioot ging er nu met Kerstmis trouwen?
‘Natuurlijk zal ik er zijn.’
‘Ik reken op jouw ervaring van jaren en jaren.’
‘Leuke opmerking.’
‘Ik heb je een paar e-mails gestuurd. Ho! Ho! Ho! De feestdagen komen eraan, en zo. Ik wil met name die sweater van de faculteit Antropologie dolgraag hebben. En de fontein van rust zou me helpen chillen.’
‘Waarom moet je chillen?’
‘Studeren, bedoel ik.’
‘Hmmm.’
Ik hou van je, ma mère. Nu moet ik weer ophangen.’ Katy’s stem leek behangen met hulst en maretakken.
‘Waarover ben jij zo enthousiast?’
‘De feestdagen komen eraan.’
‘Ho. Ho. Ho.’
‘Hou die gedachte vast.’
Toen ik de verbinding had verbroken, ging ik op zoek naar Anne. Ze was al naar bed gegaan. Geen nadere verklaring van vervulling of substantie. Ik had het gevoel dat ze het telefoontje had gebruikt als mogelijkheid om te ontsnappen.
Ik kleedde me uit, waste mijn gezicht, poetste en floste mijn tanden en maakte me al die tijd zorgen over mijn belofte aan Katy. Ik was zo opgegaan in Louise Parent en mijn meisjes uit de kelder dat ik Kerstmis bijna was vergeten. En dat feestje van Hannah al helemaal.
Zou ik deze zaak in een week kunnen oplossen, of zou ik worden gedwongen mijn verloren meisjes gedurende de kerstdagen in de wacht te zetten?
In mijn kamer stak ik een hand uit om de wekker te zetten, maar deed dat niet meteen. Had Ryan gezegd wanneer hij me zou komen halen? Ik wist dat ik daarnaar had gevraagd, maar ik kon me zijn antwoord niet meer herinneren.
Halfelf. Hij zou waarschijnlijk thuis zijn.
Ik liet zijn nummer automatisch draaien. Na twee keer rinkelen werd er opgenomen.
‘Ja?’ Een vrouwenstem.
Iets leek mijn maag en longen te verschroeien.
‘Kan ik Andrew Ryan alstublieft even spreken?’
‘Wie kan ik zeggen dat er aan de lijn is?’ Een jonge vrouwenstem.
‘Mevrouw Brennan.’
‘O! Bent u het.’ Een jonge vrouwenstem die vlijmscherp klonk. ‘Waarom laat u hem niet met rust?’
‘Wat zegt u?’
‘Hou op het hem zo moeilijk te maken.’
‘Spreek ik met Danielle?’
Lange stilte.
Ik dacht als een gek na. Was dat de juiste naam?
‘Spreek ik met het nichtje van rechercheur Ryan?’
De vrouw snoof. ‘Nichtje? Heeft hij u dat verteld? En u hebt hem geloofd? Dan bent u stommer dan ik dacht.’
De waarheid viel op zijn plaats als het mes van een guillotine. ‘Laat hem met rust!’ Ik luisterde naar de kiestoon.