19

LaManche liep om de tafel heen en ik gaf hem het vergrootglas. Hij bekeek Parents gebit en nam toen, zonder weer rechtop te gaan staan, het woord.

‘Een veer.’

‘Inderdaad.’

LaManche gebruikte een pincet om de veer in een plastic buisje te stoppen. Toen spreidde hij Parents kaken en bekeek de kiezen achter in haar mond.

‘Ik zie geen andere.’ Gedempt door zijn masker.

‘Luma-Lite?’

‘Graag.’ Hij wendde zich tot de hem terzijde staande vrouwelijke technicus. ‘Lisa?’

Terwijl ik het apparaat uit een kast viste, legde Lisa Parent op een brancard en reed haar naar de aangrenzende röntgenkamer. Toen ik me weer bij hen voegde, had ze de oma-nachtjapon eveneens gehaald en op de röntgentafel gelegd.

Terwijl LaManche en ik een plastic bril met oranje glazen opzetten, hing Lisa de Luma-Lite op: een alternatieve lichtbron die bestaat uit een zwarte doos en een versterkte blauwe, vezeloptische kabel. Daarmee zouden we sporen kunnen zien die door het naakte oog niet konden worden waargenomen.

‘Bent u er klaar voor?’ vroeg Lisa.

LaManche knikte.

Lisa zette haar bril op en draaide de schakelaar om.

In het donker begon de patholoog Parents nachtjapon te scannen. Her en der lichtten haren op als kleine witte draadjes. Met een pincet hevelde Lisa die over in een plastic buisje.

Toen we klaar waren met de nachtjapon, draaide LaManche zich naar het lijk toe. Langzaam kroop het licht over de voeten en benen van Parent. Het onderzocht de heuvels en dalen van haar schaamstreek, buik, ribbenkast en borsten. Belichtte het holletje aan de onderkant van haar hals.

Er lichtten alleen nog een paar haren op.

‘Ze lijken identiek te zijn aan haar hoofdhaar,’ zei ik.

‘Inderdaad,’ bevestigde LaManche.

Parents handen en vingernagels leverden niets op. Haar ogen, neusgaten en oren waren schoon.

Toen ging de lichtstraal de mondholte van de vrouw in.

‘Bonjour,’ zei Lisa in het donker.

Een kies lichtte als fosfor op bij de rand van het tandvlees.

‘Dat is geen haar,’ zei ik.

Lisa verwijderde het ding met het pincet.

Hoewel we nog een halfuur in het donker doorwerkten, leverde ons dat alleen nog twee haren op, allebei fijn en golvend, zoals die van het slachtoffer.

Toen Lisa de gewone lampen weer had aangedaan, liepen LaManche en ik terug naar de snijkamer. Daar maakte hij het buisje open waarin het ding dat bij de kies was weggehaald zat en bekeek de inhoud onder een microscoop. Het leek een eeuw te duren voordat hij iets zei.

‘Het is nog een deeltje van een veer.’

LaManche en ik keken elkaar even aan en kregen een identiek vermoeden.

Op dat moment verscheen Lisa weer met mevrouw Parent. LaManche liep naar de brancard toe en ik ging achter hem aan.

LaManche pakte de bovenlip van de vrouw stevig vast en rolde hem naar boven. De binnenkant leek normaal te zijn.

Toen LaManche de onderlip van Parent omlaag trok, kon ik kleine horizontale scheurtjes in het verder gladde, purperen vlees zien. Elk daarvan stemde overeen met de positie van een ondertand.

Met duim en wijsvinger duwde de patholoog de linkeroogleden van Parent verder uit elkaar. Toen was het rechteroog aan de beurt. Beide ogen vertoonden petechiae – kleine, puntvormige rode vlekken – en bij beide ogen waren de harde oogrokken en de bindvliezen opgezet.

‘Gewurgd,’ zei ik terwijl ik afschuwelijke beelden voor ogen kreeg.

Ik stelde me de vrouw voor, alleen in haar bed. Haar veilige plek. Haar toevluchtsoord. Een dreigend silhouet in de duisternis. Vingers die om haar keel werden geslagen. Grote behoefte aan zuurstof. Een van doodsangst bonzend hart.

‘Temperance, dergelijke bloedingen kunnen door veel dingen worden veroorzaakt. De aanwezigheid ervan duidt op weinig meer dan het springen van een haarvaatje.’

‘Als gevolg van een onverwachte, toenemende bloeddruk in de aderen van het hoofd,’ zei ik.

‘Inderdaad,’ zei LaManche.

‘Zoals bij wurging,’ zei ik.

‘Ze kunnen zich ook voordoen als gevolg van hoesten, niezen, overgeven, persen tijdens de stoelgang, weeën tijdens een bevalling…’

‘Ik betwijfel of deze vrouw een kind aan het krijgen was.’

LaManche bleef spreken terwijl hij Parents keel met een gehandschoende vinger onderzocht.

‘… obstructie door een lichaamsvreemd object, kokhalzen, opzwelling van het weefsel van de luchtwegen.’

‘Zie je daar indicaties van?’

LaManche keek me aan.

‘Ik ben nog maar nauwelijks met het uitwendig onderzoek begonnen.’

‘Ze kan de verstikkingsdood zijn gestorven.’

‘Er zijn geen schrammen, geen kapotte nagels, niets wat wijst op geweldpleging of een gevecht om lijfsbehoud.’

‘Ze kan in haar slaap de verstikkingsdood zijn gestorven. Door middel van een kussen.’ Ik was gedachten die zich in mijn hoofd vormden onder woorden aan het brengen. ‘Een kussen zou geen sporen achterlaten. Een kussen zou de veren in haar mond en de sneetjes in haar lip kunnen verklaren.’

‘Petechiae zijn niet ongewoon bij lijken die op hun buik zijn aangetroffen, met het hoofd lager dan de rest van het lichaam.’

‘De lijkvlekken op haar rug en schouders suggereren dat ze op haar rug lag toen ze is gestorven.’

LaManche ging rechtop staan. ‘Rechercheur Ryan heeft beloofd vanmiddag foto’s van de plaats van overlijden af te leveren.’

Even keken we elkaar strak aan. Toen trok ik mijn masker omlaag en vertelde het verhaal van mevrouw Parent.

De trieste oude ogen bleven recht in de mijne kijken. Toen: ‘Ik waardeer het dat je jouw betrokkenheid met het slachtoffer onder mijn aandacht brengt. Ik zal het inwendige onderzoek extra nauwkeurig verrichten.’

Die mededeling was onnodig. Ik wist dat LaManche met mevrouw Parent even nauwgezet te werk zou gaan als met elk lijk dat hij onderzocht. Of het nu om een premier of een kruimeldief ging: Pierre LaManche weigerde genoegen te nemen met een dood die niet te verklaren was.

Om halfelf had ik het skelet dat in het tweede rooster in de kelder van de pizzeria begraven was geweest voor me liggen.

Om halftwaalf had ik alle beenderen losgehaald van het leer, ze ontdaan van aarde en lijkenvet en ze op hun anatomisch juiste plaats op de snijtafel gelegd.

Om tien over halfvier had ik mijn inventarisatie en mijn onderzoek voltooid.

Het skelet lsjml-38428 was van een blanke vrouw, een meter vijfenzestig tot een meter tweeënzeventig lang, die was overleden tussen haar achttiende en haar tweeëntwintigste jaar. Haar gebit was slecht verzorgd en had nooit een tandarts gezien, en de rechterpols had een Colles-fractuur gehad die goed was genezen. Haar skelet vertoonde slechts minimale postmortem-schade en niets wees op trauma tijdens of rond het tijdstip van overlijden.

Mijn eerste conclusies waren terecht geweest. Hoewel dit derde meisje iets ouder was, leek ze verontrustend veel op de andere twee.

Ik was een paar laatste aantekeningen aan het maken toen ik de deur van het kantoortje van de snijkamer hoorde openen en sluiten. Een paar seconden later verscheen LaManche. Zijn gezichtsuitdrukking maakte me duidelijk dat hij niet naar me toe was gekomen om een aneurysma te melden.

‘Ik heb in het aderlijk bloed een te grote hoeveelheid zuurstofloze hemoglobine aangetroffen, wat op cyanose wijst.’

‘Asphyxia, dus.’

‘Ja.’

‘Verder nog iets?’

‘Niets wat niet typerend is voor een vrouw van in de zeventig.’

‘Dus ze kan de verstikkingsdood zijn gestorven.’

‘Ik ben bang dat dat inderdaad een mogelijkheid is.’

‘Verwondingen?’

LaManche schudde zijn hoofd. ‘Geen fracturen. Geen bloedingen. Geen schrammen. Geen weefsel onder haar nagels. Niets wat een gevecht suggereert.’

‘Ze kan zijn aangevallen toen ze sliep. Of nadat ze was verdoofd.’

‘Ik zal om een volledig toxicologisch onderzoek verzoeken.’

Weer ging de deur van het kantoortje open en dicht, en ik hoorde laarzen stappen.

Rechercheur Ryan ging die dag nonchalant gekleed. Denim shirt, spijkerbroek, bruine wollen blazer met lappen op de ellebogen.

Ryan en LaManche wisselden een ‘bonjour’ uit.

Ryan en ik gaven elkaar een knikje.

LaManche stelde Ryan op de hoogte van zijn bevindingen.

‘Tijdstip van overlijden?’ vroeg Ryan.

‘Heb je sporen gevonden van een laatste maaltijd?’

‘Sauspannetje, lepel en kom in het afdruiprek. Leeg soepblik in de vuilnisbak. Groentesoep.’

‘De maag was leeg, en dat zou na het eten van soep binnen drie uur het geval zijn.’

‘Volgens het nichtje aten de dames ’s avonds gewoonlijk rond de klok van zeven en gingen ze om negen, tien uur naar bed.’

‘Als de soep haar avondeten was, en niet haar lunch.’ LaManche stak een vinger op. ‘En onthou goed dat de fysiologie van de maag extreem variabel is. Stress en bepaalde ziekten kunnen het legen van de maag vertragen.’

Ik herinnerde me de onvaste stem aan de andere kant van de lijn. Zelfs vanaf een afstand was Parents agitatie duidelijk geweest.

‘Ik zal verzoeken om inbeslagname van het telefoondossier.’

‘Maar de staat van ontbinding doet vermoeden dat de dood vrijdag is ingetreden.’ LaManche vouwde zijn handen op zijn rug. ‘En wat hebt u voor ons, rechercheur?’

Ryan haalde een bruine envelop uit een jaszak en spreidde kleurenfoto’s op het aanrecht uit.

Een voor een maakten die ons deelgenoot van de laatste dag van het leven van Louise Parent.

De buitenkant van een bungalow van lichtgele steen. Paden ontdaan van sneeuw en ijs. Veranda aan de voorkant, lichtjes in allerlei kleuren bij het raam. Blauw geverfde houten deur. Krans met Joyeuses Fêtes! op een roodfluwelen lintje. Op het gazon van de voortuin een plastic rendier.

Omheinde achtertuin. Een kinderslee die rechtop tegen het harmonicagaas achter in die tuin stond. Sneeuwschop.

Zonder iets te zeggen bekeken LaManche en ik alle foto’s.

Close-ups van de voordeur en de achterdeur, met onbeschadigde deurkrukken en grendels.

Een keuken, eerst van rechts en daarna van links gefotografeerd. Fornuis, koelkast, rondlopend aanrecht met spoelbak van roestvrij staal. Losstaand hakblok.

Een enkele lepel, kom en pan in het afdruiprek.

‘Ziet er heel netjes uit,’ zei ik.

‘Alles staat op zijn plaats,’ zei Ryan instemmend. ‘Geen enkel spoor van een inbraak. Niets wat erop wijst dat ze gezelschap had.’

‘De deuren zaten op slot?’ LaManche.

‘Bastillo denkt van wel, maar durft er niet op te zweren.’

‘Bastillo is het nichtje?’

Ryan knikte. ‘Bastillo kreeg op haar gsm een telefoontje toen ze bij haar moeder voor de deur stond. Ze kan zich herinneren dat ze problemen had met haar sleutel, maar denkt dat dat kwam omdat ze de gsm in haar ene hand hield en met haar andere hand probeerde de deur open te maken. Als de deur niet op slot was, is het mogelijk dat ze hem zonder het te beseffen op slot heeft gedaan en weer van het slot heeft gehaald, zegt ze.’

‘Was het huis voorzien van een alarmsysteem?’ LaManche.

Ryan schudde zijn hoofd, haalde toen een kiekje uit zijn zak en overhandigde dat aan LaManche. LaManche gaf het weer door aan mij.

Op die foto stond een gezette vrouw met abrikooskleurig haar en Jackson Pollock-make-up. Zo te zien leek ze de zestig net te zijn gepasseerd.

‘Rose Fisher?’ vroeg ik.

Ryan knikte.

Ik gaf hem het kiekje terug en besteedde weer aandacht aan de foto’s die op de plaats delict waren genomen.

Huiskamer met grote en kleine bank. Erker. Kanten gordijnen. Dichte luxaflex. Vogelkooi op een bewerkte metalen standaard.

Ik herinnerde me het getjilp op de achtergrond tijdens de telefoongesprekken met Parent.

‘Wat voor een vogel?’ vroeg ik somber.

‘Kaketoe.’

Net als Katy. Dat waren de geluiden die ik over de telefoon had geprobeerd te plaatsen.

‘Wie zorgt voor dat dier?’

Ryan zond me een eigenaardige blik toe. ‘Bastillo.’

‘Is de zuster van het slachtoffer al boven water gekomen?’ vroeg LaManche.

‘Rose Fisher? Nee.’

‘Wat heeft dat volgens u te betekenen?’

‘Bastillo zegt dat haar moeder en tante graag op stap gingen, maar haar daar gewoonlijk wel van in kennis stelden.’

‘Zodat zij de vogel te eten kon geven,’ zei ik, radend.

Ryan knikte.

‘Gingen die dames dan met een auto de hort op?’ vroeg LaManche.

‘Ja. Die van Fisher. Een Pontiac Grand Prix uit 1994.’

‘Wordt die wagen nu vermist?’

‘Hij staat niet bij Fishers huis. Ik heb om opsporing verzocht. Als hij ergens is, moet iemand het kenteken opvallen.’

‘Wie is Alban Fisher?’ vroeg ik.

‘Fishers echtgenoot. Belastingadviseur. Is overleden in vierennegentig.

Rose heeft nooit de moeite genomen de telefoon op een andere naam te laten overschrijven.’

‘Kan Bastillo iemand bedenken die haar moeder of haar tante kwaad wilde berokkenen?’

‘Ze hadden al geruime tijd ruzie met de een of andere buurman, die een suv te dicht bij hun oprit parkeert. Bastillo staat erop dat we met die man gaan praten.’

‘Lijkt Bastillo geloofwaardig?’ vroeg ik.

‘Ik betwijfel of ze door de Ronde Tafel van Berkeley als lid zou worden aangenomen, maar ze lijkt heel oprecht.’ Ryan knikte in de richting van LaManche. ‘Als u zegt dat het moord is, zal ik gaan graven in de achtergrond van de dame.’

LaManche en Ryan werden stemmen zonder lichamen terwijl ik de reeks foto’s verder bekeek.

Een gang. Een slaapkamer. Een badkamer. Een tweede slaapkamer, iets kleiner dan de eerste. Dressoir van esdoornhout, nachtkastje, hemelbed.

Dood lichaam.

Onder het lichtroze beddengoed leek Louise Parent de grootte van een kind te hebben. Ze lag met haar gezicht naar de deur gekeerd, de rechterarm omhoog, het hoofd in een rare hoek op een kussen met gekreukte sloop. Haar ogen waren donker en leeg. Grijs haar hing slap rond haar gezicht.

Een roze, gebloemde sprei lag keurig teruggeslagen op het voeteneinde van het bed. Op die sprei een tweede kussen. Zonder sloop.

‘Heeft Bastillo het lichaam verplaatst?’ vroeg ik aan niemand in het bijzonder.

‘Ze zegt dat ze haar tante bewusteloos aantrof en heeft geprobeerd haar weer bij haar positieven te brengen.’

‘Heeft ze het kussen aangeraakt?’

‘Dat weet ze niet meer.’

Onder het bed zag ik twee pantoffels staan, keurig naast elkaar. Op het nachtkastje een bril, een mok en een buisje met pillen waarvoor een recept was uitgeschreven.

‘Is dat de Ambien die naar ons toe is gestuurd?’ vroeg LaManche.

‘Ja. Volgens het etiket dertig pillen, afgelopen woensdag verstrekt. Er ontbreken er acht.’

‘Weet u wat er in die mok zat?’

‘Water. Bastillo heeft dat erin gedaan toen ze haar tante niet wakker kon krijgen. Zegt dat ze van streek raakte en niet wist wat ze moest doen.’

‘Was hij aanvankelijk leeg?’

‘Ze denkt van wel. Vergeet niet dat Bastillo nu niet direct een van de allerslimsten is.’

‘Hebt u nog andere medicijnen gevonden dan die welke met het lichaam mee zijn gekomen?’ vroeg LaManche.

‘Vioxx tegen reuma. Dat spul hebt u hier al. Verder hebben we alleen de gebruikelijke medicijnen aangetroffen. Kalktabletten, aspirine. Een halfvolle tube Neosporin. Medicijnen tegen allergie die zonder recept verkrijgbaar zijn.’

‘Is iemand iets ongebruikelijks aan die mok in de slaapkamer opgevallen?’ vroeg ik.

‘Volgens Bastillo haalt het gesnurk van haar moeder een zeven op de schaal van Richter. Parent sliep licht en dus was het haar gewoonte een paar Ambiens met kamillethee in te nemen zodra ze tussen de lakens was gekropen. Als er iets in de mok zat – en nogmaals: daar is ze niet meer zeker van – zal het naar Bastillo’s idee wel thee zijn geweest, die ze door de gootsteen heeft gespoeld.’

‘Het zou waarschijnlijk een goed idee zijn die mok op te halen,’ zei ik.

‘Jawel, mevrouw.’ Ryan knikte plechtig.

Mijn wangen werden knalrood. Natuurlijk hadden ze die mok al in beslag genomen.

‘We zouden het kussen van Parent op speeksel kunnen onderzoeken, maar daar zullen we niet direct veel aan hebben,’ zei LaManche.

‘Oude dames kwijlen,’ zei ik.

‘Daar staan ze om bekend,’ zei Ryan instemmend.

‘Hebt u iets gevonden wat kan aangeven wanneer Rose Fisher voor het laatst thuis heeft geslapen?’ vroeg LaManche.

‘Het bed was opgemaakt. Nachtjapon hing aan een haakje aan de badkamerdeur.’ Ryan richtte een vinger op mij. ‘Geen mok op het nachtkastje.’

Ik kon zo direct geen gevat antwoord bedenken.

‘Bastillo zei dat haar moeder vaak later naar bed ging dan haar tante,’ zei Ryan.

Een volle minuut lang bestudeerden we alledrie de foto’s. Toen richtte Ryan het woord tot LaManche.

‘En? Zitten we met een moord?’

LaManche ging rechtop staan, met zijn handen nog altijd op zijn rug gevouwen.

‘Ga door met uw onderzoek, rechercheur. Dit is zeer beslist verdacht. Ik zal u bellen zodra ik de uitslag van het toxicologisch onderzoek heb.’

Toen LaManche was vertrokken, bekeken Ryan en ik de foto’s nog eens vluchtig. Ik kreeg een steeds beroerder gevoel in mijn maag.

Ik was degene die de stilte verbrak.

‘Ze is vermoord.’

‘LaManche is daar niet helemaal van overtuigd.’ Ryans stem klonk uiterst verstandig.

‘Parent heeft me gebeld met de bewering dat ze informatie over de drie dode meisjes had. Vier dagen later wordt ze levenloos in bed aangetroffen, met veren in haar mond.’

‘Oude dames gaan dood.’

‘Waar is haar zuster dan?’

‘Ook dat is een mysterie.’

‘Wat wilde Parent me over de beenderen vertellen?’

‘Dat is ook een mysterie.’

Ryan knipoogde.

Ik kreeg weer vlinders in mijn buik.

Ik haalde een keer diep adem.

‘Andy, hoe zal het nu verder gaan tussen ons?’

Ryan keek me aan met ogen die even blauw waren als een baai bij de Bahama’s.

Een panel nam plaats in mijn hoofd om te debatteren. Voor: confronteer hem met de koningin van het schoolbal die door Charbonneau is gezien. Tegen: hou het voor je.

Prijs voor het tegen. Verstandiger er mijn mond over te houden.

Verstandiger, maar niet haalbaar.

‘Charbonneau maakte vanmorgen melding van iets vreemds.’

‘Als je het over de schietpartij van zaterdag hebt… Die stelde niet veel voor.’

‘Hij heeft je afgelopen augustus bij het gerechtsgebouw gezien.’

‘Ik ben een hardwerkende jongen.’ Jongensachtige grijns.

‘In de week nadat je uit Charlotte was vertrokken.’

Het wateroppervlak van de baai bij de Bahama’s bleef spiegelglad.

‘Voor een familiecrisis in Nova Scotia.’

Kalm water.

‘Je was niet alleen.’

‘Het is anders dan jij denkt.’

‘Wat denk ik dan?’

Even verdween Ryans glimlach bijna. Toen kwam hij weer terug. Zijn vingertoppen streken langs mijn wang. Daarna pakte hij de foto’s van het aanrecht en overhandigde mij de envelop. Lange tijd keek hij me recht aan. Toen zei hij: ‘Ik hou van je, weet je.’

Ik keek naar mijn schoenen terwijl emoties als kanonskogels door mijn borstkas schoten. Ik deed mijn ogen dicht.

De deur naar het kantoortje klikte, klikte nogmaals.

Toen ik mijn ogen opendeed, was Ryan vertrokken.

De eerste drie dagen daarna gebeurde er niet veel.

Toen kwam mijn eerste doorbraak.

En mijn tweede.

En mijn derde.