17
Anne sliep nog toen ik maandagmorgen naar het lab vertrok. Ik liet een briefje voor haar achter met het verzoek me te bellen als ze wakker was geworden. Ik verwachtte niet dat dat voor twaalf uur ’s middags zou gebeuren.
Toen ik de garage uit reed, werd ik bijna verblind. De lucht was strakblauw en de zon werd fel weerkaatst door de sneeuw van een heel weekend.
Opnieuw had de armada sneeuwploegen van de stad succes geboekt. Alle wegen in Centre-ville waren schoongeveegd. Verder naar het oosten konden de meeste zijstraten ermee door, ook al stonden er langs de stoepranden auto’s die tot hun dak in de sneeuw waren begraven. Die auto’s zagen eruit als bevroren nijlpaarden in rivieren van melk.
Eens in de zoveel tijd reed ik langs gefrustreerde forenzen die druk aan het sneeuwruimen waren en wier ademwolkjes een nabootsing waren van de uitlaatgassen van hun half aan het oog onttrokken voertuigen.
De kleinere straten in de buurt van het lab waren ontoegankelijk, dus parkeerde ik mijn auto op het terrein van Wilfrid-Derome. Toen ik naar de achteringang van het gebouw ging, baande ik me een weg tussen sneeuwbergen door en liep om een kleine sneeuwruimer heen die op de stoep het licht van zijn gele knipperlampen de heldere lucht in stuurde.
Mijn voetstappen klonken hard en knisperend. In de verte wekten sleepwagens de omwoners ruw uit hun slaap met hun tweetonige klanken die dwars door je hoofd sneden. Je bed uit! Kom eens in actie! Haal je auto weg!
Net toen ik mijn voicemail wilde controleren, liep de eerste verrassing van die dag op zijn dooie gemak naar binnen.
Michel Charbonneau is een grote man die er met het stijgen der jaren niet kleiner op wordt. Zijn dikke nek, dito gezicht en stekeltjeshaar laten hem eruitzien alsof hij onder stroom heeft gestaan.
Anders dan Claudel, die een voorkeur heeft voor zijde en wol, gaat de smaak van Charbonneau de kant op van polyester en uitverkoopjes. Deze dag had hij een oranje en bruin shirt aan, een zwarte broek en een das om die eruitzag als een straatgevecht aan de zuidelijke kant van een kleurenschema. Zijn jasje had een weinig fraaie bruine ruit.
Charbonneau liet zich in een stoel vallen en drapeerde zijn jas over zijn schoot. Ik zag een schram op zijn linkerwang.
Charbonneau zag dat ik dat zag.
‘U zou die andere man eens moeten zien.’
Hij grinnikte.
Ik deed dat niet.
‘Sorry dat ik niet heb teruggebeld. Claudel en ik waren op het laatste moment uitgeleend aan de afdeling Narcotica, en afgelopen vrijdag zijn de arrestaties verricht. Ik neem aan dat u daar iets over hebt gelezen?’
‘Nee.’ Anne en ik hadden het weekend afgezien van alle vormen van journalistiek en gekozen voor videobanden en oude films op Movie Channel.
‘De speciale eenheid was er al maanden mee bezig geweest.’
Ik liet hem doorpraten.
‘Een paar farmaceutische heren in streepjespakken waren nep-efedrine onder de toonbank aan het verkopen. Dat spul wordt gebruikt voor het maken van methamfetaminen. Het product was opgeslagen in Quebec en Ontario en werd door heel Canada en ook over de grens verspreid.’
Charbonneau boog zich naar voren, zette zijn ellebogen op zijn dijbenen en liet zijn handen bungelen.
‘Die bozo’s waren verslaafden van Halifax tot Houston aan het bedienen. Drieëndertig hebben we er vrijdag achter de tralies gezet, en zaterdag nog eens elf. Heel wat advocaten kunnen voorschotten gaan innen.’
‘Was Andrew Ryan daarbij betrokken?’
Charbonneau glimlachte en bewoog zijn hoofd.
‘Ook al behoort hij tot de sq… hij is legendarisch.’
Zeggen dat er enige rivaliteit bestaat tussen de sq en de cum is net zoiets als zeggen dat de Palestijnen het een en ander te regelen hebben met de Israëliërs.
‘Hoe komt dat?’ Ik pakte een pen en begon vierkantjes in vierkantjes te tekenen.
‘Zaterdagmorgen wordt Ryan bijna naar de andere wereld geholpen, en diezelfde avond zie ik hem heel koel een dametje het hof maken dat ongeveer half zo oud is als hij.’ Charbonneau leunde achterover en tekende met zijn handen het cijfer acht in de lucht. ‘Heel weinig spandex en kilometers blote huid. Hoe oud is Ryan? Vijfenveertig? Zevenenveertig? En dat grietje had net haar beugel in de kast kunnen leggen.’
Ik bracht een onderverdeling in een vierkantje aan. Ongeïnteresseerd.
‘De señorita vond het nog steeds best, dus neem ik aan dat hij nog altijd heeft wat voor zoiets nodig is.’
Ryan en ik waren discreet geweest. Meer dan dat. Charbonneau kon op geen enkele manier weten dat wij geliefden waren geweest.
‘Ze vond het nog steeds best?’ Nonchalant.
Charbonneau haalde zijn schouders op. ‘Ik had hen al een keer eerder samen gezien.’
‘Werkelijk?’
‘Eens even nadenken wanneer.’ Charbonneau ging door, zich niet bewust van het effect dat zijn woorden op mij hadden. ‘Augustus? Ja. In augustus, toen het gloeiend heet was.’
Een dikke vinger werd mijn kant op uitgestoken.
‘Ik was hierheen gekomen om naar een zaak te vragen. U was in het zuiden. Ik moest een getuigenverklaring afleggen, en de hoorzitting werd begin augustus gehouden. Toen ik het gerechtsgebouw uit liep, zag ik Ryan en de koningin van het schoolbal. Ja. Het was de eerste week van augustus.’
De eerste week van augustus. Ryan in Charlotte. Een dringend telefoontje. Problemen met zijn nichtje. Een niet-geplande terugreis naar Canada.
Ik smeet de pen neer en dwong mezelf opgewekt te kijken.
‘Monsieur Charbonneau, ik heb u vrijdag gebeld omdat ik informatie heb die te maken heeft met de skeletten uit de kelder van de pizzeria.’
Charbonneau ging weer op zijn gemak zitten, met zijn benen gestrekt. ‘Ik luister.’
‘Ik heb een second opinion verkregen over de knopen die door Matoub zijn gevonden.’
Charbonneau keek neutraal.
‘De eigenaar van de pizzeria.’
‘De man die de skeletten heeft gevonden.’
‘Die zijn door de loodgieter gevonden, maar dat is niet zo belangrijk. Matoub heeft toegegeven drie zilveren knopen in zijn zak te hebben gestoken terwijl hij de beenderen aan het verzamelen was.’
‘Inderdaad.’
‘Uw partner heeft die knopen meegenomen naar het McCord om ze te laten evalueren.’
‘De dame zei dat ze oud waren.’
‘Antoinette Legault. Ze had slechts gedeeltelijk gelijk.’
‘Werkelijk?’
‘Volgens Monique Mousseau van Pointe-à-Callière dateren slechts twee van de knopen uit de negentiende eeuw. De derde is een vervalsing.’
‘En dat betekent?’
‘Dat wist ze niet.’
‘Hoe oud is die nepknoop?’
‘Dat kon ze niet precies zeggen, maar ze was van mening dat hij niet erg oud kon zijn.’
‘Oké. Dan horen de knopen misschien niet bij de beenderen. Dat is nu niet direct wereldschokkend.’
‘Hebt u wel eens gehoord van een man die Nicolò Cataneo heet?’
‘Nick the Knife? Wie heeft niet van hem gehoord?’
‘Het gebouw waarin de pizzeria van Matoub zit, is tegenwoordig het eigendom van Richard Cyr. Cyr heeft het gekocht van Nicolò Cataneo.’
‘O ja? Wanneer?’
‘In 1980.’
Charbonneau trok zijn benen in en ging rechtop zitten.
‘Hoelang heeft Cataneo dat gebouw in eigendom gehad?’
‘Tien jaar.’
Charbonneau fronste zijn wenkbrauwen.
‘Heeft dat iets te betekenen?’ vroeg ik.
‘Dat zou kunnen.’
‘Ik weet dat Cataneo contacten met de maffia had.’
Charbonneau begon te friemelen aan de nagelriem van zijn rechterduim.
‘Wat houdt u voor me achter?’
Charbonneau keek even besluiteloos en zakte toen weer wat dieper in zijn stoel weg.
‘Tegen het eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn de zaken hier geëxplodeerd. De facties uit Calabrië en Sicilië legden elkaar het vuur na aan de schenen. De machtsstrijd eindigde met de moord op een maffiabaas die Paolo Violi heette.’
‘En?’
‘En toen kwam er een nieuwe baas.’
Verderop in de gang hoorde ik een telefoon rinkelen. Toen nog een. En nog een. LaManche was zijn troepen aan het verzamelen voor de ochtendbespreking.
‘En?’
‘De nieuwe baas brak met de Bonanno’s in New York en knoopte banden aan met de maffia van Montreal en de familie Caruana/Cuntrera.’
‘Wat wilt u daar precies mee zeggen?’ Ik keek nadrukkelijk op mijn horloge.
‘Het is er toen wild aan toe gegaan.’ Charbonneau haalde zijn schouders op. ‘Er zijn nogal wat kerels vermoord.’
‘En misschien een paar meiden?’
Charbonneau haalde opnieuw zijn schouders op. ‘U hebt niets gezegd over trauma op die beenderen.’
‘Die heb ik ook niet gevonden. Zult u dit met uw partner bespreken?’
Charbonneau trok aan een oorlel, draaide zijn ogen naar opzij en keek me toen weer aan. Hij aarzelde even en leek toen een beslissing te hebben genomen.
‘Luc heeft met Cyr gesproken.’
‘Dat weet ik.’
‘Ik neem aan dat hij u dat niet heeft verteld?’
‘Dat klopt.’
‘Dat hadden we waarschijnlijk wel moeten doen.’
‘Dat zou prettig zijn geweest.’
‘Die oude man heeft de naam Cataneo niet één keer laten vallen.’
‘Misschien heeft dat iets te maken met de sociale vaardigheden van uw partner.’
‘Bent u verder nog iets te weten gekomen?’
Ik vertelde hem over Cyrs lijst van huurders en de telefoontjes die ik had gepleegd.
‘Wie stond u het meest aan? De drag queen of de man met de lange haarlok en de zwarte hoed?’
‘Die heel orthodoxe joden hebben geen lange haarlokken en zwarte hoeden.’
‘Ik was een beetje de draak met u aan het steken. Denkt u dat een van beiden er iets mee te maken kan hebben?’
‘U vraagt naar mijn mening?’
Charbonneau knikte.
‘Dat is niet waarschijnlijk.’ Ik ging staan.
Charbonneau krabbelde eveneens overeind, sloeg zijn jas over een arm en haalde een papiertje uit zijn zak. ‘Ik word geacht dit aan u te geven.’
Op het papiertje stonden het telefoonnummer dat mevrouw Ballant/Gallant/Talent had achtergelaten, de naam Alban Fisher en een adres.
‘Is dat een telefoontje dat moest worden getraceerd?’
Ik knikte.
‘Maakt iemand het u lastig?’
‘Los van de gek die in mijn appartement heeft ingebroken?’
‘Wat zegt u?’ De gezichtsuitdrukking van Charbonneau werd gespannen.
Vergissing.
‘Het heeft niets te betekenen, en Ryan heeft voor extra surveillance gezorgd.’
Ik keek weer even naar het papiertje dat Charbonneau me had gegeven.
‘Deze vrouw heeft me gebeld met de mededeling dat ze iets wist over de beenderen in de kelder van de pizzeria.’
‘Wat wist ze dan?’
‘Daar heb ik geen idee van. Ze zei dat ze wist wat er in het gebouw van Cyr gaande was geweest.’
‘Wilt u me zodra u met die dame hebt gesproken laten weten wat ze heeft gezegd? Als u haar vandaag niet kunt bereiken, zal ik naar het opgegeven adres rijden. En laat het me weten wanneer iemand u lastigvalt. Dat meen ik.’
Opnieuw aarzelde Charbonneau, langer deze keer.
‘Laat u door Luc niet van streek maken. Hij draait wel bij. Verder zal híj het ook niet toestaan dat u wordt lastiggevallen. Dat is de waarheid.’
Ik vroeg me af of dat echt zo was.
Nadat ik het mijnenveld van het gesprek met Charbonneau had overleefd, had ik voorbereid moeten zijn op de volgende verrassing. Toch was dat niet het geval.
Toen ik de vergaderruimte in liep, waren de vijf pathologen diep met elkaar in gesprek.
Ik mompelde een verontschuldiging voor het feit dat ik te laat was. LaManche schoof een fotokopie over de tafel heen.
Drie lijkschouwingen waren al toegewezen. Pelletier kreeg twee crackverslaafden die waren gevonden in de ondergrondse van Lionel naar Groulx. Morin zou een fietser die door een brandweerwagen was overreden voor zijn rekening nemen.
Ik sloeg een bladzijde om en bekeek snel de laatste twee casussen.
Onder aan de trap aan de Mont Royal-kant van Drummond was een man aangetroffen die op zijn buik lag.
Nom de décédé: Inconnu. Onbekend.
Een vrouw was dood in haar bed aangetroffen.
Nom de décédé: Louise Parent.
Date de naissance: 18-06-1943
Info: Mort suspecte
Ik keek naar de volgende regel.
En voelde me meteen hondsberoerd.