5

Claudel zat tegenover mijn bureau, met zijn wenkbrauwen, neus en mond naar het zuiden gericht. Toen ik binnenkwam, ging hij niet staan en begroette me niet. Ik bejegende hem al even hartelijk.

‘Bent u klaar?’

‘Nee, monsieur Claudel. Ik ben nog maar nauwelijks begonnen.’ Ik ging zitten. ‘Ik heb echter wel een paar verontrustende dingen ontdekt.’

Claudel kromde zijn vingers in een gebaar van vertel-het-me-maar.

‘Op grond van de kenmerken van de schedelbeenderen en de heupbeenderen kan ik u vertellen dat skelet 38426 van een jonge vrouw is die in het midden van haar tienerjaren of aan het eind van die periode is overleden. Een analyse van de lange beenderen zal me in staat stellen die grenzen wat nauwkeuriger te bepalen, maar het is duidelijk dat de basilaire sutura pas net is gedicht en het os ilium…’

‘Ik heb geen lesje anatomie nodig.’

Wat zou je denken van een trap onder je kont?

‘Het slachtoffer is jong.’ Met ijskoude stem.

‘Gaat u door.’

‘Ze zijn allemaal jong.’

Claudels wenkbrauwen gingen vragend omhoog.

‘Vrouwen. Tieners, of net iets ouder.’

‘Doodsoorzaak?’

‘Het vaststellen daarvan zal een gedetailleerd onderzoek van elk skelet vereisen.’

‘Mensen gaan dood.’

‘Gewoonlijk niet op jonge leeftijd.’

‘Ras?’

‘Op dit moment onzeker.’ Hoewel ik dat nog moest onderzoeken, suggereerden details van schedel en aangezicht dat ze alle drie blank waren.

‘Dus is het mogelijk dat we Pocahontas en haar hofhouding hebben opgegraven.’

Ik slikte een reactie in. Ik zou me door Claudel niet laten verlokken tot een premature verklaring.

‘Hoewel de beenderen uit het krat en die uit het noordoostelijke rooster geen zacht weefsel meer hebben, vertonen die van het in een leren lap gewikkelde skelet sporen van lijkenvet. Ik ben er niet van overtuigd dat ze in een ver verleden zijn gestorven.’

Claudel stak zijn handen op, met de handpalmen omhoog. ‘Vijf jaar? Tien jaar? Een eeuw?’

‘Daar zal ik nader onderzoek voor moeten verrichten. Op dit moment ben ik niet bereid die stoffelijke overblijfselen af te schrijven als historisch of prehistorisch.’

‘Ik heb geen instructies nodig voor het schrijven van mijn rapport. Wat wilt u me precies vertellen?’

‘Ik vertel u dat we net drie dode meisjes in de kelder van een pizzeria hebben gevonden. In deze fase van het onderzoek is het niet juist om te concluderen dat de beenderen heel oud zijn.’

Claudel en ik staarden elkaar een paar seconden nijdig aan. Toen stak hij een hand in zijn borstzak, haalde er een plastic zakje met een rits uit en smeet dat op het bureaublad.

Langzaam liet ik mijn blik zakken.

In het zakje zaten drie ronde voorwerpen.

‘Haalt u ze er rustig uit.’

Ik trok de rits open en liet de dingen op mijn handpalm vallen. Stuk voor stuk waren het platte metalen schijfjes met een diameter van iets meer dan tweeëneenhalve centimeter. Ondanks het feit dat de schijfjes waren gecorrodeerd, kon ik zien dat er op de voorkant een vrouwelijk silhouet stond, en er op de achterkant een oogje was aangebracht. Naast elke oogje waren de initialen st geëtst.

Ik keek Claudel vragend aan.

‘Na enig aandringen heeft de Pizzakoning toegegeven bepaalde dingen te hebben bevrijd toen hij de beenderen in het krat deed.’

‘Knopen?’

Claudel knikte. ‘Waren ze bij het skelet begraven?’

‘Het heerschap deed een beetje vaag over de afkomst. Maar het zijn inderdaad knopen, en het is duidelijk dat ze oud zijn.’

‘Hoe kunt u van dat laatste zo zeker zijn?’

‘Dat kan ik niet. Dr. Antoinette Legault van het McCord kon dat wel.’

Het McCord Museum of Canadian History herbergt meer dan een miljoen artefacten en meer dan zestienduizend daarvan horen thuis in de categorie kleding en aanverwanten.

‘Legault is een expert op het gebied van knopen?’

Claudel negeerde mijn vraag. ‘De knopen zijn in de negentiende eeuw gemaakt.’

Voordat ik daar iets op kon zeggen gaf Claudels pieper geluid. Zonder zich te excuseren ging hij staan en liep de gang op.

Ik keek weer naar de knopen. Betekenden zij dat de skeletten een eeuw of nog langer in de grond hadden gelegen?

Binnen nog geen minuut was Claudel terug.

‘Er heeft zich iets belangrijks voorgedaan.’

Ik kon inrukken.

Soms kan ik uit mijn slof schieten. Dat geef ik toe. Claudels neerbuigendheid gaf me een zetje die kant op. Ik had omwille van zijn schema heel snel een eerste evaluatie gerealiseerd, aannemend dat dit onderzoek hoge prioriteit genoot, en nu zette hij me na een oppervlakkig gesprek aan de kant.

‘Betekent dat dat deze zaak mét belangrijk is?’

Claudel liet zijn kin zakken en keek me aan alsof zijn geduld tot het uiterste op de proef werd gesteld.

‘Ik ben politieman. Geen historicus.’

‘En ik ben wetenschapper. Geen gisser.’

Nonchalant wees hij met een hand op de knopen. ‘Die artefacten dateren uit een andere eeuw.’

‘De drie dode meisjes stammen uit deze eeuw.’ Ik ging abrupt staan.

Claudels lichaam verstijfde en zijn ogen werden samengeknepen.

‘Er is in L’hôpital Notre-Dame net een prostituee binnengebracht met een schedelfractuur en een mes in haar buik. Haar collega heeft minder geluk gehad. Zij is dood. Mijn partner en ik gaan een bepaalde pooier arresteren om de overlevingskansen van de andere dames te vergroten.’

Claudel stak een vinger mijn kant op.

‘Dat, mevrouw, is belangrijk.’

Toen liep hij met grote passen mijn kantoor uit.

Ik bleef even staan, met een van woede gloeiend gezicht. Ik haat het dat Claudel me – soms om onlogische redenen – razend kan maken. Maar het was hem opnieuw gelukt.

Ik liet me in mijn stoel zakken, draaide hem, legde mijn voeten op de vensterbank en liet mijn hoofd tegen de muur naast me rusten. Elf etages onder me strekte de stad zich uit in de richting van de rivier. Miniatuur-autootjes en -vrachtwagens reden over de Jacques-Cartier-brug naar het Île Ste-Hélène, de voorsteden op de zuidelijke oever, de staat New York.

Ik deed mijn ogen dicht en ademde een paar keer in yogastijl. Langzaam zakte mijn woede. Toen ik mijn ogen weer opendeed, voelde ik me… wat?

Platgewalst.

Verward.

Onderzoeken naar een doodsoorzaak zijn al ingewikkeld genoeg. Waarom was het met Claudel altijd dubbel moeilijk? Waarom konden hij en ik niet genieten van de gemakkelijke gesprekjes die mijn professionele omgang met de andere rechercheurs van de afdeling Moordzaken typeerden? En met Ryan?

Ryan.

Doris tikte op mijn schouder voor een paar beelden uit Pillow Talk.

Sommige dingen waren duidelijk. Claudel was tot een conclusie gekomen. Hij hield niet van ratten. Hij hield niet van de pizzeria. Hij dacht niet dat deze beenderen zijn aandacht waard waren. Steun die ik bij mijn onderzoek nodig kon hebben, zou ik via andere bronnen moeten zien te verkrijgen.

‘Oké, hooghartige, naar verwachting reagerende scepticus. Drijf de spot maar met mijn analyse zonder te proberen die te begrijpen. We doen dit wel zonder jou.’

Ik pakte mijn klembord en ging weer naar beneden.

Drie uur later had ik het skelet lsjml 38426 geïnventariseerd. Het was volledig, met uitzondering van het tongbeen, een klein, U-vormig bot dat in het zachte weefsel van de keel hangt, en een aantal van de kleinere hand- en voetbeenderen.

Lange beenderen blijven groeien zolang hun epifysen – de kleine schijven aan beide uiteinden van de als kraakbeen aangelegde beenderen – niet zijn verbeend. Zodra dat is gebeurd, stopt de groei. Gelukkig voor de antropoloog marcheert elke set epifysen conform een eigen klok.

Door de mate van ontwikkeling te bekijken van de beenderen van armen en benen en de sleutelbeenderen, was ik in staat de leeftijd wat nauwkeuriger te bepalen. Ik had verzocht om röntgenfoto’s van het gebit, om de ontwikkeling van de tandwortels te kunnen bekijken, maar ik twijfelde al niet meer. Het meisje uit het krat was tussen haar zestiende en haar achttiende jaar gestorven.

Op het formulier stonden een stuk of tien controlepunten in de kolom die voor Europese afkomst was bestemd. Smalle neusgaten. Scherp uitstekende ondergrens van de neus. Neusrug met hoge hoek. Jukbeenderen strak tegen het aangezicht. Alle kenmerken en maten bevestigden dat dit meisje blank was geweest.

En klein. Uit de lengte van de beenderen van de benen kon ik opmaken dat ze slechts een meter tweeënvijftig lang was geweest.

Hoewel ik alle beenderen en fragmenten van beenderen had onderzocht, had ik geen enkel teken ontdekt dat op geweldpleging duidde. Een paar krassen in de buurt van de rechtergehoorgang leken onder de microscoop oppervlakkig en V-vormig. Ik vermoedde dat ze na het intreden van de dood waren ontstaan, een gevolg van schuren in of over de grond, of zorgeloos beetpakken tijdens de verplaatsing naar het krat.

Het gebit gaf blijk van slechte gebitsverzorging, en er was geen tandarts aan te pas gekomen.

Nu besteedde ik aandacht aan de vraag hoelang ze al dood was. Dat zou verdraaid lastig zijn nu ik alleen droge beenderen tot mijn beschikking had.

Het menselijk lichaam is een Copernicus-achtige microkosmos van koolstof, waterstof, stikstof en zuurstof. Het hart is de dagster, de levensbron van elk metabolisch systeem in het melkwegstelsel.

Als het hart ophoudt met pompen, is er sprake van chaos van het celplasma. Enzymen beginnen als kannibalen de eigen koolhydraten en proteïnen van het lichaam op te peuzelen. Celmembranen barsten open en geven voedsel af voor legers micro-organismen. Bacteriën in de ingewanden beginnen zich een weg naar buiten te vreten. Bacteriën van buitenaf, aasetende insecten en andere dieren snoepen zich een weg naar binnen.

Wanneer een lijk is begraven, in het water heeft gelegen of is gebalsemd, wordt dat ontbindingsproces vertraagd. Dan krijgt het een duwtje van bepaalde mechanische en chemische elementen.

Dus hoelang hadden de meisjes geleefd?

Als het extreem heet en vochtig is, kan het zachte weefsel al in drie dagen verloren gaan. Dat is echter wel een record. Onder normale omstandigheden zal een lichaam er in een niet al te diep graf zes maanden tot een jaar over doen om een skelet te worden.

In een kelder liggen zou dat proces kunnen vertragen. In een subarctische kelder liggen zou het nog veel meer kunnen vertragen.

Welke feiten had ik tot mijn beschikking?

De lichamen waren in ondiepe graven aangetroffen. Waren ze daar ook in eerste instantie begraven? Hoe snel na het intreden van de dood waren ze daar neergelegd?

Bij minstens twee van de lijken hadden de knieën strak tegen de borstkas gedrukt gezeten. Minstens één lichaam was in een lap leer gewikkeld geweest. Verder wist ik niets. Vochtigheidsgraad. Zuurgraad van de grond. Temperatuurschommelingen.

Wat kón ik zeggen?

De beenderen waren droog, los en volledig van vlees en geur ontdaan. Er waren wel vlekken, en in de schedelholten en mergpijpen had ik wat aarde aangetroffen. Tenzij de knopen van Claudel écht met deze skeletten in verband konden worden gebracht, waren de meisjes naakt en anoniem begraven, zonder spulletjes erbij.

Beste schatting. Meer dan een jaar en minder dan een millennium. Dat zou Claudel geweldig vinden.

Gefrustreerd borg ik lsjml-38426 weer op, vastbesloten nog een heleboel vragen te stellen.

Net toen ik lsjml-38427 aan het pakken was, rinkelde de telefoon achter me opnieuw. De onderbreking irriteerde me. Ik trok mijn masker woest omlaag en griste de hoorn van de haak, het arrogante cynisme van Claudel verwachtend.

‘Brennan.’

‘Mevrouw Temperance Brennan?’ Een vrouwenstem, trillend en onzeker.

Oui.’

Ik keek op mijn horloge. Vijf minuten voordat de telefooncentrale werd overgeschakeld naar de nachtdienst.

‘Ik verwachtte eigenlijk niet dat u zou opnemen. Ik bedoel… Ik dacht dat ik weer een secretaresse aan de lijn zou krijgen. De telefo…’

‘Kan ik u ergens mee helpen?’

Er volgde een stilte, alsof de vrouw echt over die vraag nadacht. Op de achtergrond kon ik geluiden horen die van vogels afkomstig leken te zijn.

‘Dat weet ik niet. Ik dacht eigenlijk dat ik u misschien zou kunnen helpen.’

Geweldig. Nog een vrijwilliger uit de burgermaatschappij.

Leden van eenheden van de technische recherche zijn door de bank genomen geen wetenschappers. Het zijn techneuten. Ze verzamelen haren, vezels, glasscherven, stukjes verf, semen, speeksel en ander fysiek bewijsmateriaal. Ze zoeken naar vingerafdrukken. Ze maken foto’s. Als alles van een etiket is voorzien en genoteerd, zit de taak van de technische recherche erop. Geen hightechmagie. Geen schietpartijen. Universitair opgeleide specialisten nemen het wetenschappelijke deel voor hun rekening. Smerissen zitten achter de slechteriken aan.

Maar Tinsel Town heeft een andere tapdans uitgevoerd. Het publiek is in de waan gebracht dat mensen van de technische recherche wetenschappers en rechercheurs zijn, en elke week word ik gebeld door enthousiaste kijkers die denken iets te hebben ontdekt. Ik probeer dan vriendelijk te zijn, maar die laatste door Hollywood geproduceerde mythe dient een trap onder zijn kont te krijgen.

‘Het spijt me, mevrouw. Om in dit laboratorium te kunnen werken, moet u formeel solliciteren en uw papieren laten zien.’

‘O.’ Ik hoorde haar scherp inademen.

‘Als u bij de personeelsafdeling langsgaat, zult u ongetwijfeld materiaal kunnen krijgen waarin banen staan beschreven en…’

‘Nee, nee. U begrijpt me verkeerd. Gisteren heb ik uw foto in Le Journal gezien. Ik heb uw kantoor gebeld.’

Erger dan iemand die aan politiefilms verslaafd was. Een bemoeizieke buurvrouw met de tip van de eeuw. Of iemand die een beloning in de wacht wilde slepen.

Ik smeet mijn pen op het vloeiblad en liet me in de stoel ploffen.

‘Dit kan krankzinnig klinken.’ Zenuwachtig keelgeschraap. ‘En ik weet hoe druk u het moet hebben.’

‘In feite ben ik ook druk bezig, mevrouw…’

De naam was door de statische geluiden niet goed te verstaan. Gallant? Ballant? Talent?

‘… beenderen die u hebt opgegraven.’

Weer een pauze. Opnieuw gefluit en gepiep op de achtergrond.

‘Wat is daarmee?’

De stem werd krachtiger.

‘Ik heb het gevoel dat dit mijn morele verantwoordelijkheid is.’

Ik zei niets, staarde naar de beenderen op de brancard en dacht aan morele verantwoordelijkheden.

‘Mijn morele plicht dit door te zetten. Op zijn minst met een telefoontje. Voordat ik vertrek. Dat is het minste wat ik kan doen. Mensen nemen tegenwoordig nergens meer de tijd voor. Niemand maakt zich er druk over. Niemand wil ergens bij betrokken raken.’

Op de gang hoorde ik stemmen. Er werd met deuren geslagen. Toen was het weer stil. Het werk van de technici zat er voor deze dag op. Ik leunde achterover, vermoeid maar in de hoop dit gesprek zo snel mogelijk te kunnen beëindigen en weer aan het werk te gaan.

‘Wat zou u me graag willen vertellen?’

‘Ik woon al heel lang in Montreal, en ik weet wat er in dat gebouw gaande was.’

‘In welk gebouw?’

‘Het gebouw waar die beenderen in waren verstopt.’

Nu had de vrouw mijn volledige aandacht.

‘De pizzeria?’

‘Nu is het een pizzeria.’

‘Maar…’

Op dat moment rinkelde een bel, zoals je die vroeger na een lesuur in oude schoolgebouwen kon horen.

De verbinding werd verbroken.