Hoofdstuk 21
Uiteindelijk, nadat ik mevrouw Barclay had verzekerd dat ze altijd nog dezelfde maat had en dat het mijn fout was omdat ik haar veel te kleine kleren had gebracht, en nadat ik weer naar beneden, naar de hoek van Armani was geweest om meer geschikte broek- en mantelpakken in de juiste maat te zoeken, en nadat ik mevrouw Barclay ervan had weten te overtuigen dat het donkerblauwe mantelpak met de lichte pofmouw en kokerrok die ik ten slotte voor haar had uitgezocht in combinatie met de roomkleurige blouse van Burberry zo veelzijdig was dat het de zeshonderdzeventig pond dubbel en dwars waard was, en nadat ik had gewacht tot Inez, onze naaister, de rok had afgespeld en de mouwen van het jasje een fractie van een centimeter had ingekort, en nadat ik mevrouw Barclay beloofd had dat ik het mantelpak, wanneer het terugkwam van Inez, voor haar zou bewaren tot wanneer ze na haar lange zomervakantie weer in Londen was en het kon komen halen, nou, na dát alles was het over enen toen ik eindelijk aan mijn middagpauze kon beginnen.
Dus tegen de tijd dat ik in Fulham was, was ik nagenoeg hysterisch, en datzelfde gold voor Fluffy, die de hele ochtend getracht had een gat in de deur te krabben, en zich te goed had gedaan aan de enkellaarsjes die ik had gedragen op de dag dat Mark me ten huwelijk had gevraagd.
Tegen halfdrie was ik weer terug bij de zaak. Ik ging gebukt onder het gewicht van mijn grote, rode canvas handtas. Manny, de portier die bij de hoofdingang de wacht hield, gaf me een knipoog toen hij me uit de taxi zag stappen.
‘Hé, wat heb je daar bij je, Annie?’ vroeg hij, met zijn kin op de tas wijzend. ‘Een tweepersoonsbed? Mag ik het met je delen?’
Ik glimlachte om zijn walgelijke grapje – het was niet de eerste keer dat ik het hoorde sinds grote tassen in de mode waren gekomen, en ik wist dat het ook niet de laatste keer zou zijn. Ver naar één kant overleunend sjouwde ik hem langs het bordje met ‘Verboden voor honden’ door de draaideur naar binnen. In plaats van even te blijven staan voor een praatje met de verkoopsters van de cosmetica-afdeling, liep ik regelrecht door naar de klantenliften en wachtte op eentje die uit de kelder moest komen. En, wíé moest daar uitgerekend in de lift staan toen de stalen deuren openschoven? Niemand meer of minder dan George Haines, de eigenaar van de zaak. Hoe had ik het zo slecht kunnen treffen.
‘Ah, Annie!’ Hij keek me stralend aan. ‘Wat een leuke verrassing!’
In plaats van de lift in te stappen, deed ik een stapje naar achteren. ‘Meneer Haines!’
‘Kom erin, kom erin.’
‘O, ik…’ Ik pijnigde mijn hersens voor een smoes om weg te kunnen lopen, maar toen mij niets te binnen wilde schieten, kon ik alleen maar hopen dat de deuren dicht zouden schuiven en hij me niet meer zou kunnen zien. Na iets wat als honderd jaar voelde, maar wat in werkelijkheid iets van drie milliseconden geweest moest zijn, begonnen ze te sluiten, maar George drukte zijn vinger op het knopje. Nog voor de deuren zelfs maar voor de helft dicht waren, kwamen ze tot stilstand, en schoven weer open.
‘Kom vlug, lieverd,’ zei hij, met een bezorgde blik. ‘We mogen de klanten niet laten wachten, wel?’ Ik kon er niet onderuit en dus klemde ik mijn kiezen op elkaar en stapte erin. ‘Tweede verdieping, neem ik aan?’
‘Graag,’ antwoordde ik met een piepstemmetje. Hij drukte op een knopje, de deuren schoven dicht en we zaten samen in de val. Ik voelde hoe ik vanaf mijn middel begon te blozen en hoe er in het dal tussen mijn borsten een plasje zweet ontstond. Ik voelde me even schuldig als een drugssmokkelaar die met een geheim vrachtje heroïne op het vliegveld door een ambtenaar van de douane in een hoek was gedreven. Zo voorzichtig als ik maar kon, zette ik de tas tussen mijn benen op de grond, en kuchte om het ritselen ervan te overstemmen. Ik gebruikte mijn beide handen om mijzelf koelte toe te wuiven. ‘Hemel, wat is het warm, hè?’
‘Nou, eigenlijk vind ik de airconditioning een beetje aan de frisse kant.’ Hij keek met iets van bevreemding naar de tas die ik tussen mijn knikkende knieën in hield geklemd. Volledig in strijd met elke wet van de zwaartekracht, schoot mijn maag omhoog naar mijn keel. ‘Nou, ik wéét natuurlijk wel dat ik ontzettend ouderwets ben,’ mompelde George, ‘maar heus, die handtas van jou is bijna zo groot als de hutkoffer die ik vroeger meenam naar kostschool!’ Ik plooide mijn lippen in een flauw glimlachje. ‘Ik vrees dat deze trend van grote handtassen mij nét iets te ver gaat,’ ging hij verder. ‘Hoe kunnen jullie vrouwen daar de hele dag mee sjouwen?’
‘O, dat valt reuze nee! En u weet toch wat ze zeggen – wie mooi wil zijn moet pijn lijden.’
‘Ja, maar waarom zou iemand zo’n knoert van een tas willen hebben? Waar díénen ze voor? Wat stop je erin?’
‘Van alles en nog wat!’
‘Mag ik?’ Zonder op mijn toestemming te wachten, pakte George de hengsels van mijn tas vast. ‘Goeie genade! Wat is dat ding zwaar – ik kan hem amper tillen! Is dit er eentje van ons?’
‘Mmm.’ Ik schraapte luid mijn keel, en kletste erop los. ‘Het is een Orla Kiely van vorig seizoen. De afdeling accessoires heeft er een heleboel van verkocht. Kom, geeft u hem maar hier, voor u uw rug nog bezeert.’
‘Weet je,’ dacht George hardop, ‘misschien is het een goed idee om ergens beneden een bord op te hangen waarop staat dat we niet verantwoordelijk zijn voor eventuele schadelijke gevolgen van dit soort grote tassen. “Grote Tassen Kunnen Uw Gezondheid Schaden.” Iets in die geest. We willen uiteindelijk niet aansprakelijk worden gesteld. Misschien een idee om het daar met de inkopers over te hebben.’
‘Dat lijkt me een uitstekend plan!’ De deuren op de tweede verdieping schoven open, en ik struikelde bijna in mijn haast om de lift uit te komen. ‘Dag, meneer Haines,’ riep ik over mijn schouder toen de deuren achter me dichtschoven. Oef! Hoewel ik een atheïst in hart en nieren was, dankte ik God voor Zijn hulp. En om Hem mijn dankbaarheid te tonen, bezwoer ik Hem dat ik van nu af aan altijd wat extra zou betalen voor de daklozenkrant en dat ik nooit meer zou liegen.
Maar ik was nog lang niet veilig, want ik moest de rest van de dag nog door. Ik hees mijn tas over mijn schouder en liep neuriënd, om het zachte grommen dat er nu uit opklonk te overstemmen, over de afdeling casual naar de receptieruimte van personal shopping, waar Charlotte bezig was met het herschikken van de lange witte rozen die ze altijd op haar bureautje had staan.
‘Goedemiddag, Annie. Hoe gaat het met je?’
‘Dank je, Charlotte, nog precies hetzelfde als een uur geleden. Is Eva in de buurt?’
‘Ze is op dit moment bezig met een klant. Je weet wel, Su Lee en nog wat. Die zakenvrouw uit Shanghai die zo af en toe komt?’ Haar blik viel op mijn tas. ‘Hé, is dat niet die Orla Kiely van afgelopen seizoen?’
‘Dat heb je heel goed gezien.’
‘Wat heb je erin zitten? Het lijkt wel alsof hij beweegt!’
‘Dat is de handtassengeest,’ antwoordde ik gevat. ‘Heb je dat nog niet gehoord? Het laatste snufje uit Milaan?’ Ze lachte onzeker omdat ze duidelijk niet wist of ik al dan niet een grapje maakte. ‘Zodra Eva klaar is met haar klant, zou je haar dan willen vragen of ze naar mijn kantoor komt? Maar laat me verder door niemand storen, alsjeblieft – met inbegrip van jouzelf, helaas. Ik zit tot over mijn oren in het werk.’ Tot zover mijn belofte aan God om nooit meer te liegen. Het was maar goed dat ik niet in Hem geloofde, want anders kon ik het wel vergeten.
‘Ja hoor. Ik wens je een fijne –’
‘Nee, nee, niet zeggen alsjeblieft, Charlotte!’ viel ik haar in de rede. ‘Want dat heb ik niet.’
In mijn kantoor, met de deur dicht, zette ik de tas op de grond en ritste hem open. De handtassengeest stak zijn kop boven de rand uit. Terwijl hij zijn pootjes uit de tas probeerde te krijgen, haalde ik de zijden sjaal van zijn snuit die ik eromheen had gebonden om te voorkomen dat hij, bij het binnensmokkelen van de winkel, zou blaffen. ‘Ssst! Waag het niet om een kik te geven,’ fluisterde ik. Hij schudde zich uitbundig, zette zijn poten op mijn schoot en likte mijn handen om te laten zien hoe dankbaar hij was dat ik hem niet alleen thuis had gelaten. Ik zei dat hij braaf moest zijn en liet hem, in de hoop dat hij stil zou zijn, onder mijn bureau zitten. Wonder boven wonder deed hij braaf wat ik hem gezegd had. Ik zette mijn computer aan, klikte op mijn e-mail en keek naar de enorme lijst nieuwe berichten die in mijn postvakje waren beland – eentje van de persvoorlichtingsdienst van Prada, eentje van de secretaresse van George, twee à drie van klanten, en honderdzevenenzestig aanbiedingen voor scherp geprijsde Viagra, penisverlengingen, borstverkleiningen en ‘45 tips voor een orgasme’.
Toen ik wilde beginnen met het wissen van alle junkmail – hetgeen zo ongeveer het enige was wat ik kon – had Fluffy zijn vervelingsdrempel bereikt en stond hij op om mijn kantoor te onderzoeken. Ik sloeg hem zenuwachtig gade terwijl hij achtereenvolgens aan de stapel oude Vogues en Tatlers in de hoek snuffelde, de dossiermappen met krantenknipsels op de vloer inspecteerde, zijn spitse snuit in mijn overvolle prullenbak stak en daar een verkreukelde Cadbury’s Fruit and Nut-wikkel uit viste waar nog een restje chocolade aan kleefde.
Hij ging zitten, klemde de verpakking tussen zijn voorpoten en begon hem schoon te likken terwijl ik hem angstvallig in de gaten hield en bereid was me boven op hem te storten zodra hij zelfs maar één keer zachtjes piepte. Opeens probeerde hij de wikkel in te slikken, en stikte er bijna in. Ik ging op mijn handen en knieën zitten en probeerde, terwijl hij boos naar me gromde, zijn kaken vaneen te drukken om het slijmerige ding uit zijn strot te trekken. Toen hij even ergens door werd afgeleid, lukte het. Ik stopte de wikkel in de la van mijn bureau. Fluffy, die dacht dat het een spelletje was, ging braaf attent naast mijn bureaustoel zitten, keek me met zijn kraaloogjes strak aan en blafte een keer kort en krachtig. ‘Hou je kop!’ siste ik. ‘Er mogen geen honden in dit gebouw! Als je geluid maakt, krijg ik de grootste moeilijkheden!’
Maar het was al te laat. Het volgende moment werd er op mijn deur geklopt. ‘Ja?’ riep ik.
‘Ik ben het maar,’ zei Charlotte. ‘Is alles goed met je, Annie?’
‘Ja, dank je.’
‘Ik vraag het alleen maar omdat – nou, ik zou zweren dat ik zojuist een heel vreemd geluid uit je kantoor hoorde komen.’
Exact op dat moment liet Fluffy opnieuw een fel, kort blafje horen. Ik legde mijn hand om zijn snuit. ‘Bedoelde je dát?’ vroeg ik. ‘Dat is mijn rokershoest.’
‘Ik wist niet dat je daar last van had. Ik wist zelfs niet eens dat je rookte, Annie.’
‘Dat doe ik ook niet.’ O god, wat zei ik nou weer? ‘Ik bedoel, dat deed ik niet. Ik ben er vorige week mee begonnen. Oké?’
‘Ah, goed.’ Het bleef zo lang stil dat ik dacht dat ze misschien wel weg was gegaan, maar toen ik mijn oor tegen de deur legde, hoorde ik haar ademhalen. ‘Ik weet dat het me niets aangaat,’ zei ze, vlak bij mij oor, ‘maar het is ontzettend dom van je om nu met roken te beginnen. Ik heb er vorige maand in Cosmo nog een artikel over gelezen. Wist je wel dat je er diepe rimpels rond je mond van krijgt?’
‘Ja, dank je, Charlotte, dat is mij bekend.’
Ik zag dat Fluffy aanstalten maakte om opnieuw te blaffen, dus ik begon zelf heel overdreven te hoesten terwijl ik hem de chocoladewikkel teruggaf. Hij dook er bovenop, ging liggen, hield het tussen zijn poten geklemd en begon het te verslinden. Ik hoestte opnieuw, en hoopte vurig dat Charlotte klaar was met haar preek en weer aan haar werk zou gaan. Maar nee.
‘Annie?’
‘Ja?’
‘Moet je horen, ik weet wel dat je zei dat je niet gestoord wilde worden…’
‘Inderdaad.’
‘Maar… mag ik een kopje kruidenthee voor je maken? Of gewone thee? Zal ik snel even naar de drogist gaan en een hoestmiddel voor je halen, of zo?’
‘Dat is heel lief van je, Charlotte, heel attent. Maar nee, dank je, dat is niet nodig. Zo erg is het niet.’
Na het nuttigen van de wikkel kwam Fluffy overeind en ging op zoek naar iets nieuws om te vernielen. Nu vond hij een zwarte lycra-panty die ooit eens in de paskamer was gebruikt en sindsdien ergens op een van de onderste planken van mijn kantoor was blijven liggen. Ach, wat zou het, dacht ik, en liet hem zijn gang gaan. Hij had inmiddels al heel wat panty’s op, en hij had ze allemaal overleefd, dus ik maakte me geen zorgen.
Ik schrok toen er twee keer kort op de deur werd geklopt. ‘Ja?’ vroeg ik, achterdochtig.
‘Annie?’
Het was Eva. Ik wist dat het zinloos was om te proberen de waarheid voor haar verborgen te houden, want in tegenstelling tot Charlotte was ze slim genoeg om het zelf te kunnen bedenken, en bovendien had ze, sinds ik haar de baan had gegeven, op talloze manieren laten blijken dat ze helemaal achter me stond. ‘Wacht even,’ riep ik. Ik pakte Fluffy bij zijn halsband en opende de deur op een kiertje. Toen ze zich naar binnen wurmde en hem zag, zette ze enorme ogen op en deed ze de deur snel weer achter zich dicht. ‘O, Annie, wat heb je gedaan?’ fluisterde ze, terwijl ze hurkte om zich door Fluffy te laten besnuffelen. Hij stortte zich boven op haar – want er was niets waar hij zo dol op was als een waarderend publiek, en hij scheen automatisch aan te voelen dat hij er een bewonderaarster bij had.
‘Ik moest hem wel meenemen, Eva. Hij werd helemaal gek, daar in zijn eentje op die zolder.’
‘Maar hoe heb je hem dan langs de bewaker naar binnen kunnen smokkelen?’
Ik wees op mijn Orla Kiely en we moesten alle twee giechelen – ik nogal nerveus. ‘En wat denk je? In de lift naar boven ontmoette ik George, en hij had niets in de gaten. We moeten Fluffy geheimhouden. Jij bent de enige die weet dat hij hier is.’
‘Natuurlijk.’ Ze ging staan en veegde de hondenharen van haar rok. ‘Maar denk je dat ik je even zou kunnen lenen?’
Ik keek naar Fluffy, die aan haar rok krabbelde. ‘Kan het niet wachten?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik heb een klant die niet kan kiezen tussen twee jurken die haar allebei fantastisch staan. Ik dacht dat jij haar misschien wat meer inzicht zou kunnen geven over de jurk waar ze het meest aan heeft.’
Ik wist dat ik moest gaan, maar wat kon ik doen om ervoor te zorgen dat Fluffy tijdens mijn afwezigheid geen enorm kabaal zou maken? Snel doorzocht ik mijn bureau en vond, onder in een la, een oud Digestive-koekje, dat ik in een envelop stopte, en toen in nog een envelop en nog een. Ik liet het pakketje voor hem op de grond vallen, in de hoop dat hij zich er een paar minuten mee zou kunnen amuseren. Misselijk van angst trok ik de deur stevig achter me dicht en volgde Eva naar een van de paskamers. Enkele minuten later werd mijn nogal afwezige gesprek met de klant onderbroken door een luide gil, en Charlotte die lijkbleek de paskamer in kwam gerend.
‘Annie!’ riep ze. ‘Neem me niet kwalijk… Het spijt me dat ik je moet storen, maar… Je handtassengeest is ontsnapt!’
‘Ik weet werkelijk niet wat ik hiervan moet zeggen, Annie.’
Een halfuur later zat ik in George Haines’ kantoor. Ik schaamde me even diep als die dag, jaren geleden, toen Clarissa en ik bij het schoolhoofd waren ontboden nadat we een mierenkolonie hadden laten ontsnappen uit het terrarium in het biologielokaal. We hadden die week de taak om de familie van kleine insecten van water en honing te voorzien, en aangezien we alle twee even weinig op die diertjes gesteld waren, hadden we het veel te snel willen doen en waren daarbij vergeten om het buisje waarlangs het water gegeven moest worden na afloop weer van een wattenprop te voorzien. De volgende dag was er niet een mier meer in het formicarium geweest, zoals die walgelijke, met aarde gevulde accubak officieel had geheten. Zes maanden later had de hele school onder de mieren gezeten en moest de ongedier te be strijding komen om de boel te ontsmetten. Mijn vader en Clarissa’s ouders hadden voor de kosten moeten opdraaien.
In tegenstelling tot de mieren, bij wie het een halfjaar had geduurd voor ze zich opnieuw hadden vertoond, was Fluffy al na tien minuten weer boven water gekomen. Een spoor van verbaasde klanten en personeel achterlatend, was hij van personal shopping naar lingerie gerend, waar hij door de paskamers was geraasd, de gordijnen eraf had getrokken, en zichzelf getooid had met een beha van La Perla – Black Label Pizzo – maatje 90D. Met deze kostbare trofee om zijn hals was hij vervolgens teruggekeerd naar mijn kantoor, maar niet alvorens de receptiebalie met zijn persoonlijke wijwater gedoopt te hebben.
‘Het spijt me echt verschrikkelijk, meneer Haines,’ zei ik kleintjes. ‘Ik weet niet wat Fluffy bezielde. Hij heeft nog nooit eerder binnenshuis geplast.’
‘Hij had helemaal niet in de winkel mogen zijn!’ George keek me vanonder zijn grijze, goedverzorgde wenkbrauwen woedend aan. ‘Je werkt hier al lang genoeg om te weten wat onze voorschriften ten aanzien van honden zijn, Annie. Er mogen geen honden in de winkel komen, tenzij het blindengeleide- of hulphonden zijn. Haines and Hampton is geen plek voor huisdieren, zoals dat beest…’ hij wees met een fel gebaar op Fluffy die, stevig aangelijnd, berouwvol naast me zat ‘…ook wel heel duidelijk heeft gemaakt. Hemel, zelfs de koningin laat haar Corgi’s in het paleis wanneer ze hier komt om kerstcadeautjes te kopen! En van jou had ik toch echt wel verwacht dat je goed zou beseffen dat een winkel zoals de onze een reputatie heeft hoog te houden.’
‘Maar dat doe ik ook!’
George sloeg met zijn vuist op zijn bureau. ‘Een wild beest dat als een bezetene tekeergaat in de paskamers van de lingerieafdeling! Dat kán gewoonweg niet. En dan de manier waarop je hem hebt binnengebracht – zoals je hem pal onder mijn neus naar boven hebt gesmokkeld! Moet ik je dan echt nog met zoveel woorden zeggen dat dit stiekeme gedrag van jou me helemaal niet bevalt?’
‘U hebt volkomen gelijk en er is geen enkel excuus voor wat ik heb gedaan. Ik ben op heterdaad betrapt.’
‘Nou, het is hoogst onprofessioneel. Ik sta werkelijk van je te kijken! En dat niet alleen, Annie. Ik ben vooral ernstig in je teleurgesteld,’ ging hij verder. ‘Wat heeft je er eigenlijk toe gebracht om zoiets doms te doen?’
‘Nou, het was… een noodgeval.’ Hoewel ik mijn liefdesleven, of het gebrek daaraan, nooit op mijn werk ter sprake had gebracht, en ik niet de gewoonte had om persoonlijke kwesties met George te bespreken, had ik hem altijd beschouwd als een soort vaderfiguur, en zo kwam het dat ik ineens de behoefte had om hem alles te vertellen. Als hij wist wat ik op dat moment doormaakte, zou hij ongetwijfeld begrip voor me kunnen opbrengen. ‘U moet namelijk weten, meneer Haines, dat Mark en ik aan het scheiden zijn.’
‘Mark?’ George was op mijn bruiloftslunch geweest, maar ik zag dat het hem moeite kostte om de naam van een gezicht te voorzien. Ten slotte knikte hij. ‘O ja, nu weet ik het weer. Is hij het afgelopen jaar niet in korte broek op onze kerstviering verschenen?’
‘Ja. En op dit moment zijn we aan het scheiden.’
‘Nou, dat spijt me voor je. Maar wat heeft dat met de hond te maken?’
Ik begon hem te vertellen over onze strijd om Fluffy, maar toen ik zijn verbaasde gezicht zag, gaf ik het op. ‘Ach, wat kan ik er verder nog van zeggen,’ besloot ik tam. ‘Ik realiseer me terdege dat ik Fluffy niet naar binnen had mogen smokkelen, maar dat heb ik wel gedaan en het spijt me. Het spreekt vanzelf dat ik het reinigen van de vloerbedekking en de beha van La Perla zal betalen. Hij schijnt helaas een voorkeur te hebben voor dure lingerie.’
George trok even met zijn mond. ‘Goed, Annie,’ zei hij. ‘Dan zal ik het deze keer door de vingers zien. Maar ik verwacht meer van mijn personeel – en helemaal van jou, een van mijn tot op dit moment beste krachten.’
Intussen was ik zo ongeveer in tranen. ‘Ik beloof u plechtig dat het niet nog eens zal gebeuren.’
Maar ik denk dat we alle twee inzagen dat het niet bij deze ene keer zou blijven.