15
Dale rijdt me naar het ziekenhuis in Houlton.
Ik vertrouw hulpsheriff Miller de sleutels van mijn Corvette toe
nadat hij heeft beloofd dat hij hem ongeschonden bij het
gerechtsgebouw zal afleveren. De meeste tijd van de rit staar ik
zwijgend uit het door regen gegeselde raam naar de voorbijflitsende
bomen en vervolgens naar de zich kilometers ver uitstrekkende
verlaten groene velden. Wanneer we de afslag voor de 1-95 naderen,
doet Dale een poging om me uit mijn apathie te krijgen. 'Hij was
een moordenaar, Alex, ' zegt hij. 'Of hij nu wel of niet je broer
was doet er verder niet toe. Je deed wat je moest doen.'
'Ja, dat zal wel, ' zeg ik, kijkend hoe het tegemoetkomende verkeer
wolken water van het wegdek opwerpt, om er daarna weer het zwijgen
toe te doen. 'Hoe wist je dat hij bij het meer zou zijn?'
'Dat wist ik pas toen ik daar was. ' Dale kijkt me van opzij aan en
stelt een vraag waarvan ik zeker ben dat Gemma hem daar het
antwoord al op heeft gegeven. 'Waarom ging je er dan heen?'
'Ik wilde dicht bij mijn vader zijn. Ik wilde voelen hoe hij was,
zodat ik hem kon begrijpen. Ik wilde weer naast hem zitten en
praten, zoals we vroeger deden.' Ik kijk Dale aan. 'Hoe is het
mogelijk dat Nick en ik zo van elkaar verschilden? Hij was zo
vervuld van woede over dingen waar ik nooit iets van heb geweten.
Ik geloof niet dat ik ooit zo zou kunnen zijn. Terwijl we dezelfde
vader hadden. Ik begrijp het gewoon niet. ' Dale haalt zijn
schouders op. 'Die vraag moet je aan iemand anders stellen. Wees
maar blij dat jullie niet op elkaar leken. '
'Misschien wel, ja.'
'Luister, Alex. Nick verkoos te zijn wie hij was. Er hebben
honderden kinderen op St. Valentine's gezeten, en zelfs als het
slecht werd geleid, dan is er voor zover ik weet maar een van hen
een moordenaar geworden. Hij hoefde niet zo te zijn. Hij leek net
zo slim als jij, dus hij had kunnen worden wat hij maar wilde. Daar
had jij of je vader niets mee te maken.' Terwijl mijn verwondingen
in het ziekenhuis worden behandeld, komt Gemma me opzoeken. Ze zegt
niet veel - ik denk dat ze wel weet dat ik zou praten als ik daar
behoefte aan had - maar ze grijpt mijn hand en legt haar hoofd op
mijn schouder. Ik negeer de pijnlijke protesten van mijn ribben,
waarvan er drie zijn gebroken. Maar de enkele woorden die ze tegen
me zegt zijn zacht en teder. Ze verdrijven mijn neerslachtigheid,
hoewel ik ze me niet precies meer kan herinneren als ik eenmaal uit
mijn verdoving ben. Dale komt wat later weer langs, om te kijken of
ik in staat ben om voor de officier van justitie de vragen te
beantwoorden en de papieren in te vullen die volgen op elk
schietincident waarbij de politie betrokken is.
Ik zeg hem dat ik het morgen zal doen, en daar
lijkt hij verheugd over te zijn. In feite maakt hij helemaal een
tevreden indruk, ik veronderstel omdat het hem is gelukt de zaak
Lamond op te lossen zonder de hulp van een ander politiekorps of
federale instantie. Zijn prestige in de staat moet behoorlijk zijn
toegenomen en burgemeester Savil-le zal hem ongetwijfeld ophemelen
tegenover iedereen die het maar wil horen. Ik misgun hem zijn
succes niet. Gemma neemt me mee naar huis, waar ik vrijwel direct
in slaap val nadat ik de dekens omhoog heb getrokken. Ik droom dat
ik weer acht jaar oud ben en de late middagzon het honkbalveld weer
in een warme gloed zet. Wanneer ik naar het tweede honk loop, gaat
mijn blik langs de gezichten van de kleine groep kwebbelende,
juichende mensen die zijn gekomen om naar de wedstrijd te kijken.
Op het eind van een van de rijen zie ik mijn ouders zitten. Mijn
moeder zwaait en blaast me een kushandje toe, mijn vader glimlacht
alleen maar, gelukkig en trots. Ik weet niet hoe de wedstrijd
afliep. Het lijkt ook niet belangrijk. De volgende morgen rijd ik
terug naar Winter's End om mijn spullen op te halen, wat me het
oprechte genoegen verschaft me uit te laten schrijven bij de
Crowhurst Lodge. Met mijn reistas aan mijn schouder loop ik voor de
laatste keer de stille trap af. Zoals gewoonlijk is de receptie
onbemand. In plaats van te bellen om iemand te laten komen, geef ik
toe aan de verleiding om zacht naar de dikke houten deur achter de
balie te lopen. Onzeker van wat ik kan verwachten, draai ik de knop
om en duw de deur open. Voor me zie ik een smalle kamer,
volgestouwd met kranten, beschimmelde kasboeken en handgeschreven
rekeningen. Aan de andere kant staat een tafel, met daarop een oude
draagbare televisie, een elektrische waterketel en een uitgebreide
collectie koffiepotten, zakjes melkpoeder en suikerzakjes. De hele
kamer ruikt muf en bedompt. De oude bedrijfsleider zit voor de
televisie naar een herhaling van M*A*S*H te kijken. 'Wat doet u
hier?' vraagt hij, verrast door mijn aanwezigheid. 'Gasten mogen
hier niet komen.'
'Eh... ik wil vertrekken. U kunt de rekening naar het Sheriffs
Department sturen; zij betalen. Doet u dit de hele dag, elke dag?'
vraag ik, naar de televisie kijkend. 'Niet steeds naar hetzelfde
programma,' zegt hij, alsof dat alles verklaart. En misschien doet
dat het ook. 'Hoezo, wat gaat u dat aan?' Ik schud mijn hoofd.
'Niets, het is alleen... Ik ga ervandoor.' Buiten zijn de wolken
weggedreven en schijnt de zon weer. De twee mozaïeken, die bij een
nadere beschouwing behoorlijk door de tijd en de elementen zijn
aangetast, blijken niet meer te zijn dan vormeloze rode en groene
contouren. De bomen rond de parkeerplaats zijn gezond en uitbundig
groen. Ik rijd naar de weg en sla af in zuidelijke richting.
Winter's End lijkt opgewekter en misschien ook een beetje
bedrijviger dan anders. Maar misschien vergis ik me, of kijk ik er
anders tegenaan. Ongeveer halverwege de stad zie ik Sophie Donehan
in Main Street lopen. Haar haren glanzen in het zonlicht. Ik stop
vlak voor haar en draai mijn raampje omlaag. 'Hoi, ' zegt ze,
glimlachend met donkerrood aangezette lippen. 'Hoi. Mocht je nog
van plan zijn om hier te vertrekken, ik vertrek waarschijnlijk het
weekend.'
'Ja, ik heb gehoord dat alles voorbij is. Ze
zeiden dat je een man hebt neergeschoten.' Ik knik. 'Dat klopt.
Hoewel ik niet weet of ik wel zo blij moet zijn dat ik hem heb
gedood. En, wil je nu weg of niet?'
'Nee, ik denk dat ik nog maar even blijf voor de diploma-uitreiking
en de zomervakantie. In de herfst ga ik naar college.'
'O ja? Waar?' Sophie geeft me een schalks lachje. 'In Boston,' zegt
ze. 'Dus waarschijnlijk zie ik je nog wel, Alex.' Ze geeft me een
kus op mijn wang en loopt dan weg, nog één keer achteromkijkend en
over haar schouder zwaaiend. Ik start de auto weer en rijd weg van
het trottoir. De vertrouwdheid met Winter's End roept nog steeds
emoties op, maar niet meer zo sterk als bij mijn terugkeer, ruim
een week geleden. De straten zijn nu gewoon rijen huizen en winkels
zijn gewoon winkels. De meeste mensen zijn vreemden voor me, gewone
mensen van een gewone stad. Ik heb niet meer het gevoel dat het
verleden zijn stempel drukt op het heden. De week daarna gebruik ik
om de papierwinkel af te handelen van het schietincident met
Nicholas en om toe te zien hoe Dale de laatste details van de zaak
afhandelt. Nauwgezet onderzoek door het departement van de spullen
die Nick in de hut heeft achtergelaten, levert meer dan genoeg op
om te bewijzen dat hij Garner en Lamond heeft vermoord. Op dinsdag
informeert de State Police ons dat ze Arthur Tilley hebben gevonden
en gearresteerd, de apotheker die in opdracht van dokter Vallence
mijn medicijnen heeft verwisseld. Tijdens de ondervraging slaat hij
volkomen door en bekent dat hij de pillen heeft omgeruild, op
recepten van Vallence drugs heeft verstrekt, zijn eigen
morfineverslaving, alles. Als het hem was gevraagd, had hij
waarschijnlijk ook de moord op John F. Kennedy en het uit de weg
ruimen van Jimmy Hoffa toegegeven. Ook de inspanningen van het
departement om vroegere personeelsleden van St. Valentine's op te
sporen leveren eindelijk iets op. De naam van Sarah Decker,
getrouwd Sarah Weir, wordt aangetroffen op een melding voor
vermiste personen die ongeveer vier jaar geleden door haar man is
gedaan. Het lot van Dorian Blythe blijft een mysterie. Ik vermoed
dat hun overblijfselen ergens in New York State en Californië zijn
begraven of op de bodem van een meer of een rivier liggen.
Misschien heb ik het mis, en is Matthew hen niet achternagegaan of
heeft hij ze niet kunnen vinden. Mensen verliezen elkaar zo vaak
uit het oog. Als het hele verhaal in de publiciteit komt, melden
zich nog een aantal voormalige bewoners van St. Valentine's om hun
eigen relaas te vertellen hoe het leven daar was. Dale slaagt erin
om elke vermelding dat Matthew mijn halfbroer was uit de kranten te
houden en vrijwel niemand stelt lastige vragen. Ik blijf de hele
week bij Gemma in haar huis in Houlton, een regeling die ons beiden
verrassend goed bevalt en die ons de gelegenheid geeft om elkaar
beter te leren kennen. De dagen zijn heerlijk, de avonden prachtig,
en de nachten - afgezien van het ongemak van mijn gebroken ribben -
geweldig. Onze tijd samen is verreweg de gelukkigste die ik sinds
lang heb gekend. Op mijn laatste dag in Houlton komen Dale en Laura
rond de middag naar Gemma's huis om me uit te zwaaien.
We drinken koffie met z'n vieren, waarna ik met
tegenzin mijn tas naar de Corvette breng. 'Ik laat je weten hoe de
zaak zich ontwikkelt, ' zegt Dale, mijn hand schuddend. 'Van dat
schietincident verwacht ik verder geen problemen. De man was
gewapend, en niemand zal een traan om hem laten. De rest spreekt
voor zich.'
'Gelukkig, ' zeg ik. 'Nou, dat was het dan, veronderstel ik.
Probeer deze keer contact te houden.'
'Dat zal niet moeilijk zijn, ' zeg ik lachend, maar het is Gemma
naar wie ik kijk. 'Ik zal hier zo vaak zijn als ik kan. '
Wanneer het zover is, hebben Gemma en ik geen woorden nodig en
omhelzen elkaar alleen maar lang en innig. De kleur van haar ogen
en de warmte van haar lichaam zijn al veilig in mijn geheugen
weggeborgen. Daar moet ik het mee doen tot de volgende keer dat ik
haar weer zie. Ideaal is het niet, maar het is voldoende. Ik stap
in de auto en start de motor. Matthews medaillon hangt nu aan de
achteruitkijkspiegel. Terwijl ik in westelijke richting rijd,
betrap ik mezelf erop dat ik er soms naar kijk en denk aan Joanna
Thorne en de andere familie, aan het andere verleden dat ik bijna
had gehad. Weer rijd ik over het rotsachtige pad naar Ckye Lake,
deze keer in het schitterende licht van een late lentezon. Voor de
deur van de hut is een stuk politietape gespannen, maar niet zoveel
dat het me afleidt van de schoonheid van de plek. Aan de overkant
van het spiegelgladde water bedekken dennenbossen grote stukken van
de hellingen van Brightwell Mountain. De hoger liggende gedeelten
en de kale rotsen ertussen gloeien donkerrood op in het laagstaande
licht, en de bergstromen langs de hellingen lijken wel riviertjes
van flikkerend kwikzilver. Nu de regen is opgehouden, lijkt het bos
rond de hut transparanter, en ik ruik de pittige lucht van
bladaarde, spruitend spinthout en gezonde oude bomen. Vanaf de
takken zingen tientallen soorten vogels hun lied. Ontdaan van alle
sporen van Nick, lijkt de hut weer veel meer op die uit mijn jeugd.
De wanden zijn dezelfde solide planken en het huis zelf lijkt
robuust en compact. Bijna kan ik alles vergeten wat hier heeft
plaatsgevonden. Ik loop om het huis heen naar de steiger. Ik zit op
de verweerde planken, met een blikje bier van het favoriete merk
van mijn vader, en staar uit over het zilverblauwe meer. Dan praten
we een uur of zo met elkaar, net zoals we vroeger deden, voor de
tijd dat we ruzie kregen. We drinken bier en staren voor ons uit.
Het is wat we hadden moeten doen voor ik wegging om te studeren, en
waarvoor ik na het ongeluk nooit meer de kans heb gehad. We voeren
geen diepgaande gesprekken, gewoon vader-zoon gepraat, maar ik voel
me er beter door. Wanneer ik klaar ben om te gaan, haal ik het
medaillon uit mijn zak en kijk er voor een laatste keer naar. Dan
zwaai ik mijn arm naar achteren en werp het zo ver als ik kan in
het meer. Het kleine bekraste gouden sieraad vliegt met een grote
boog bij me vandaan, schitterend in het zonlicht tot het de
waterspiegel raakt en verdwijnt, nauwelijks een rimpel
achterlatend, het verleden met zich meenemend. Dan neem ik afscheid
van mijn vader en loop weg.
'Het is altijd beter om onze dierbaren te wreken dan te berusten in rouw. Voor ieder van ons betekent leven in deze wereld wachten op onze eindbestemming. ' - Beowulf.