8

Gedempte stemmen verderop in de gang slepen me weg uit een diepe slaap. Slaperig knipper ik met mijn ogen, die als warme, loden knikkers aan mijn oogleden lijken gekleefd. Wanneer ik op de wekker kijk, zie ik dat het twee uur in de nacht is. Ik ben zo'n acht uur onder zeil geweest en ik wil geen minuut missen van de vijf die ik nog te goed heb voor de wekker gaat. Even blijf ik liggen in de hoop dat de geluiden zullen verstommen. Maar als dat ijdele hoop blijkt te zijn, kom ik moeizaam uit bed, trek mijn hemd, spijkerbroek en schoenen aan, en ga dan op zoek naar de nachtbrakers. Het trappenhuis is donker, en ik vraag me af waar ik het licht - welk licht dan ook - kan vinden. Maar vanuit de diepte schijnt een oranje gloed van het licht boven de receptie omhoog en aan het eind van de gang zie ik door de kieren van een deur helder licht naar buiten schijnen. Een houten paneel ernaast vermeldt in reliëfletters De Bruidssuite. Het rumoer komt vanachter die deur. Ik klop aan. Tot mijn verbijstering is het Rhona Cochrane die in een zwarte cocktailjurk de deur opendoet. In de kamer achter haar zie ik Matt, Dale, Laura, dokter Vallence, Jennifer, de apotheker en nog anderen, allemaal met een glas in hun hand en in avondkleding. Op de muur achter hen hangen portretten van Angela Lamond en de vrouw in het medaillon. 'Alex!' roept Rhona uit, me naar binnen trekkend. 'We waren al bang dat je te laat zou komen. Het is bijna zover.'
'Zover?' Dokter Vallence duwt een cocktail in mijn willoze hand. 'Geleende tijd,' zegt hij, me over zijn neus aankijkend. 'Geleende tijd?'
'Daarom zijn we allemaal hier.' Tegen mijn wil word ik door het gedrang van de mensen om me heen verder de kamer ingeduwd. In de menigte om me heen herken ik mensen uit de stad. In deze maalstroom van mensen en stemmen bots ik op tegen een high-schoolversie van Rhona. 'Hoi,' zegt ze, 'vind je het een leuk feest?'
'Ik... ik ben hier net.' Achter haar zie ik in de bewegende menigte opeens Sophie Donehan, nu gekleed in een smaragdgroene velours jurk en haar ogen zijn zwaar aangezet met mascara. Ze staart naar ons beiden en naar mij in het bijzonder. 'Heb je een sigaret voor me?' vraagt Rhona. Volkomen in verwarring en met het gevoel dat ik voor deze gelegenheid een beetje pover ben gekleed, klop ik op mijn zakken. 'Nee, ' zeg ik. Ik moet ze op mijn kamer hebben laten liggen. '
'Geeft niet, neem er maar een van mij.' Over Rhona's schouder werpt Sophie me een dodelijke blik van jaloezie toe wanneer Rhona me een sigaret toesteekt. 'Als je wilt kunnen we op het balkon wachten. De anderen roepen ons wel als het tijd is' 'Balkon?' Ze staat zo dicht tegen me aan dat ik haar lichaamswarmte kan voelen. Haar korte, krullende haar valt achter haar oren wanneer ze haar gezicht naar me opheft. De kus die volgt is verrassend hartstochtelijk. Het puntje van haar tong wervelt rond en langs die van mij alsof het de tango danst. Dan doe ik verward een stap achteruit. 'Dit is allemaal waanzin,' zeg ik. Hoewel ik de donkere, starende ogen van Sophie niet meer zie, worstel ik me door het gedrang, ongeveer de kant op waar ze heeft gestaan. De stemmen van de menigte vormen samen een vrijwel onbegrijpelijke woordenbrij, waardoor ik nauwelijks een afzonderlijk woord uit de vele gesprekken om me heen kan verstaan. Langs een mij onbekend jong, ouderwets gekleed echtpaar, dat hand in hand burgemeester Saville vertelt hoe prachtig en rustig ze het hier vinden, weet ik de muur te bereiken waar de portretten hangen. Gemma Larson, met de uitdrukking van een kunstcritica op haar gezicht, staat ze te bekijken. 'Wat doe jij hier?' zeg ik. 'Jij komt toch niet van Winter's End. Waarom zou jou tijd op zijn?'
'Die is niet op,' zegt ze, me weer charmant toelachend. 'Ik ben hier om van iedereen de persoonlijke gegevens te noteren, voor de morgue.' Dan pas valt me op dat ze niet zo is gekleed als de anderen, maar nog steeds een laboratoriumjas en een voorschoot draagt. 'O,' is alles wat ik kan uitbrengen. 'Mag ik meteen even je maten nemen? Ik wil er zeker van zijn dat je iets krijgt dat past.' Ik knik stompzinnig en laat haar met een meetlint mijn maten opnemen. 'Jammer, ' zegt ze. 'Ik had je graag wat beter leren kennen.'

Even knijpt ze teder in mijn hand en haar lippen beroeren vluchtig mijn wang voor ze naar Dale gaat om hem op te meten. Even later wordt er op de deur geklopt. Rhona maant de aanwezigen tot stilte, die daarop met hun glas in de hand naar de deur staren, en doet dan open. Ze klapt enthousiast, en de andere gasten juichen wanneer ze Nicholas, met ontbloot bovenlijf en met in iedere hand een mes, in de deuropening zien staan. 'Hallo, allemaal, ' zegt hij. 'Het is tijd. Ik kom mijn zielen opeisen.' Terwijl het juichen doorgaat, neemt het moorden een aanvang. Twee messen hakken in op lachende gasten, kelen worden doorgesneden, lichamen doorstoken. Het pasgetrouwde jonge stel valt het eerst, gevolgd door Rhona en de gedrongen gestalte van Saville. Daarna kan ik geen afzonderlijke slachtoffers meer onderscheiden; Nicholas bevindt zich in de menigte en gaat schuil achter massa's lichamen, klappende handen en rondspuitend bloed. Ik draai me om en vlucht, mensen opzij duwend die blijven staan alsof ze nieuwjaar vieren. Achter in de kamer geven een paar openslaande deuren toegang tot een patio aan de achterkant van wat nu het St. Valentine's kindertehuis blijkt te zijn. Ik hoor iemand achter me en blijf rennen, over het gras, het bos in. Doornen en twijgen ranselen op me neer wanneer ik me half struikelend een weg baan tussen dicht struikgewas, boomwortels en stronken door. Maar hoe hard ik ook loop, de voetstappen klinken steeds luider en winnen terrein. En naarmate ze dichterbij komen, verandert hun geluid en wordt het hoger en hoger. Biep, hiep, hiep. Het is de wekker die me wegsleurt uit het bos, terug naar een ontwakende wereld.