3

Het is zes uur wanneer ik de volgende morgen gapend mijn voordeur uitkom en de trap afloop naar mijn auto. Het is een koele dag en de verstilde lucht van de dageraad zal blijven tot ze wordt verstoord door een ontwakende wereld. Ik neem plaats op de met leer beklede stoel achter het stuur, gooi mijn weekendtas in de voetenruimte voor de passagiersstoel en schakel de startonderbreker uit, naderhand ingebouwd, omdat mijn auto te oud is om hem standaard te hebben. Wanneer de motor grommend tot leven komt en ik mijn handen op het stuur laat rusten, besef ik voor de zoveelste keer dat ik in een oldtimer rijd. Ik gebruik hem niet vaak; met de verkeerssituatie en de parkeerproblemen van Boston is dat te onpraktisch. Misschien is het ook maar beter zo. De auto die ik behoedzaam uit mijn privé-parkeer-plaats manoeuvreer om in noordelijke richting de brug over de Charles River te passeren, is een Corvette Stingray uit 1969. Een lichtblauwe metallic carrosserie die een zeven liter V8-motor herbergt, een motor die goed is voor 400 pk. Het is niet de krachtigste Corvette uit zijn tijd, maar veel scheelt het niet. Als ik een psychiater had, zou hij zeggen dat ik er iets mee compenseerde. Misschien is dat ook zo. De meeste onderdelen, zoals de airco, de verwarmde ramen en de rembekrachtiging zijn standaard of op z'n slechtst moderne replica's. Slechts een paar dingen, zoals de startonderbreker en de cd-speler, zijn helemaal nieuw. Mijn auto vraagt veel onderhoud en is duur in het gebruik; als alles meezit, haal ik met moeite 6,5 kilometer met één liter. In veel opzichten compenseert de Corvette de afwezigheid van een gezin. Evenals de keuze van mijn kleding en uiterlijk, staat het ook voor een complete breuk met mijn tijd bij de FBI. Agenten worden geacht er altijd keurig en representatief uit te zien. Hoewel de obligate onopvallende bruine sedan een beetje uit de tijd is, komt het toch nog wel dicht bij de waarheid. Na mijn vertrek heb ik het voorkomen van de typische FBI-man laten varen, en toen ik op een veiling deze 'Corvette voor liefhebbers' zag, was ik verkocht. Ik gebruik hem alleen maar wanneer ik buiten de stad moet zijn. De verkeerschaos in de stad en het verbeten gevecht om elke vrijkomende parkeerplek maken hem ongeschikt voor dagelijks gebruik. Maar dat maakt me niet veel uit; op de snelweg kan ik hem in ieder geval een beetje op zijn staart trappen. Wat ik dan ook doe. Met het boven de ronkende motor uit weeklagende 'Sitting at Home Alone' van Hound Dog Taylor, jaag ik hem met een snelheid van honderdveertig over de 1-95. Het lint van eindeloos beton voert door Massachusetts en New Hampshire, om dan even af te buigen van de schilderachtige kust van Maine, die zich nu al begint te vullen met toeristen. Weelderige bomen, heggen en wat Victoriaanse huizen in New England-architectuur.

Verbeten vrachtwagenchauffeurs die, onderweg naar Portland in het noorden of Boston in het zuiden, uitwijken voor de drukte van de kust en Route 1, die overvol is met vakantieverkeer en gewoonlijk langer duurt. Winter's End krijgt nooit veel bezoekers. Meestal wat hikers, snowmobielberijders, mensen die komen vissen en jagen, en een paar avontuurlijk ingestelde types die iets anders willen dan platgetreden paden, maar niet de hordes die de kust en de vakantieoorden in de bergen bevolken. Wat niet zo vreemd is, het hele oostelijke deel van Aroostook County is één pot nat. Alleen maar bos, koud weer, en aardappelboeren. Ik vraag me af of ik tijdens deze trip wel tijd heb om mijn geboorteplaats te bezoeken. Sinds mijn vertrek naar college ben ik hier niet meer geweest. Het lijkt me interessant om te zien of de plaats veel is veranderd of niet. Het kan ook nogal deprimerend worden. Ook vraag ik me af of iemand zich mij nog herinnert, of nog weet wie mijn ouders waren, en hoeveel er nog zijn die zich het ongeluk nog herinneren. Gepensioneerd naar Florida, samen met een paar familieleden van ma en een paar van pa's vrienden. Na twee jaar rustig leven in de zon, toen ik hen tijdens een bezoek naar de stad reed, werd mijn auto van opzij geramd en verwoest door een gestolen personenauto. De politie had de dader nooit gepakt. Ik was eenendertig toen ik mijn ouders begroef op Hamworthy Cemetery, iets ten noorden van Miami. Zes maanden later volgde de zenuwinstorting die een einde maakte aan mijn loopbaan als federaal agent. Na het geregelde leven bij de plaatselijke FBI-vesti-ging in Atlanta, vond ik het werk bij de NC AVC, de onderdivisie geweldsmisdrijven van de FBI, maar een hectische en rommelige aangelegenheid. Bij deze laatste instelling begon mijn leven als agent en leerde ik Rob Garrett kennen. Bij vrijwel elke actie van de NCAVC, waarvoor nooit voldoende mensen beschikbaar leken te zijn om het te doen zoals we het wilden, stonden mensenlevens op het spel. En de interne politiek in Quantico maakte de zaak er niet beter op. Hoewel ik nog steeds trots ben op het werk dat we daar deden, was het een ze-nuwenbaan. Maar misschien kan ik niet zo goed met druk omgaan. Misschien was de dood van mijn ouders net de druppel die de emmer deed overlopen. Op een oktobermorgen stortte ik zowel geestelijk als lichamelijk helemaal in. De voorafgaande weken was ik steeds irrationeler geworden en ervan overtuigd dat ik opzettelijk overvoerd werd met werk, en ook dat het allemaal boven mijn hoofd groeide. Ik at of sliep niet meer behoorlijk, dronk te veel koffie en rookte bijna aan één stuk door. Diverse keren kreeg ik zware psychotische aanvallen, gelukkig wanneer niemand in de buurt was, en als het me al lukte om te slapen, kreeg ik vreselijke nachtmerries waarin als in een late horrorfilm de slachtoffers van de daders voorkwamen die we probeerden te vinden; een aaneenschakeling van moord, pijn, en marteling. Uiteindelijk werd het allemaal te veel. Enige tijd later kwam ik tot mezelf in een ziekenhuis in Kansas City. Betaald ziekteverlof. De eerste dagen waren een roes van tranquillizers, antidepressiva en anti-psychotica. Ik werd van mens zombie, van zombie weer mens, steeds weer. Na een poosje werden de medicijnen afgebouwd en kon ik naar huis voor een paar maanden minder intensieve therapie. Net toen ik begon na te denken over mijn toekomst als afgebrande eenendertigjarige bij de FBI, nam Rob contact met me op en bood me een baan aan bij zijn bedrijfje in Boston. Het was de gemakkelijkste beslissing die ik ooit had gemaakt.

Sinds de laatste keer dat ik, niet ver van de Canadese grens, de 1-95 bij afslag 62 verliet en de stad Houlton vanuit het zuiden binnenreed, was er een hoop water onder mijn persoonlijke brug doorgestroomd. Met een bijna stationair draaiende motor nader ik langzaam het stadscentrum. Goed onderhouden huizen van rode baksteen, iets verbleekt door het klimaat. Rijen doosvormige supermarkten en winkels voor buitenkleding en schoeisel. Aan een van de puien wappert een verschoten Stars and Stripes. De mensen zijn gekleed voor de lente en de vroege zomer - vrolijke kleuren en luchtige kleren. Genietend van de vrije zaterdag, spelen kinderen op het trottoir en maken echtparen een praatje. Sommigen werpen onwillekeurig een blik op de auto. Als ik de Meduxnekeag River oversteek, maakt het toenemende aantal mensen en etalages me duidelijk dat ik, als ik het nog niet wist, het stadscentrum bijna heb bereikt. Wat niet lang daarna wordt bevestigd wanneer ik Market Square passeer en Main Street binnenrijd, waar sommige van de vele winkels meer dan honderd jaar oud zijn. Aan de rechterkant zie ik een klein restaurant met een glazen voorpui waar het soort voedsel wordt geserveerd dat veel van de gezondheidsfreaks onder de advocaten die ik in Boston ken huiverend naar hun vitaminesupplementen zou doen grijpen. Na een kop koffie in een wegrestaurant aan de 1-95 drie uur geleden, verga ik van de honger en ik neem me voor om direct nadat ik me bij Dale heb gemeld hier te gaan lunchen. In Military Street, op een steenworp afstand van de gevangenis van Aroostook County en het relatief kleine kantongerecht, staat het Houlton Superior Court Building, dat eveneens onderdak biedt aan de belangrijkste kantoren van het Sheriffs Department. Ik draai de Cor- vette de parkeerplaats van het gerechtsgebouw op en stop naast een Jeep Grand Cherokee met zwaailichten op het dak en de zespuntige ster van het Sheriffs Department op de zijkant. Een eindje verderop staat een blauw-witte patrouillewagen van de State Police. Ik stap uit mijn auto, die hier uit de toon valt als een ijsbeer op een tropisch eiland, en trek mijn leren jack aan. Ik voel me net de geheimzinnige vreemdeling uit een cowboyfilm die zijn paard vastbindt voordat hij de saloon binnengaat om daar in een chaotische knokpartij te belanden. Ik duw de deuren van het gerechtsgebouw open.
Een houten bord op de muur verwijst me naar de trap die voert naar de kantoren van het Sheriffs Department op de eerste en tweede etage. Daar kom ik door een paar openstaande deuren in een klein maar keurig kantoor, ingericht met een paar glanzende houten bureaus met daarop computers, aflegbakjes en wat persoonlijke spullen. Een man in uniformhemd met daarop een badge met het opschrift 'Desk' kijkt op vanachter de korte balie waarachter hij zit wanneer ik binnenkom. Afgezien van een naast hem zittende hulpsheriff die koffie drinkend naar een voor hem oplichtende monitor zit te kijken, is er verder niemand. Aan de andere kant van het vertrek zijn twee gesloten deuren met naamplaatjes, maar ik sta te ver weg om ze te kunnen lezen. 'Kan ik u van dienst zijn, meneer?' vraagt de baliemedewerker met een neutrale uitdrukking op zijn gezicht. 'Ja,' zeg ik. 'Mijn naam is Alex Rourke. Ik heb een afspraak met sheriff Townsend.' De man knikt alsof hij mijn antwoord al had geraden en gebaart naar de linkerdeur. 'Loop maar door, de chef is in zijn kantoor.'
'Bedankt.'
'Alex!' zegt Dale wanneer ik zijn kantoor binnenstap.

Hij is niet zoals ik me hem tijdens ons telefoongesprek heb voorgesteld. Zijn donkere stem suggereerde een baard, maar hij heeft een snor en een omvangrijke buik die erop wijst dat hij, nu hij zijn veertigste nadert, een calorierijk dieet gebruikt. Boven op zijn hoofd begint zijn donkere haar uit te dunnen, hoewel ik hem nog wel tien jaar geef voor hij met de onvermijdelijke keuze wordt geconfronteerd om wat nog over is te laten staan of compleet af te scheren. Rond zijn ogen hebben zich rimpels gevormd en zijn wangen beginnen te hangen. De gelijkenis met zijn vader is treffend. Er volgt zo'n moment dat alle mensen hebben die elkaar jaren niet hebben gezien: opnemend, inschattend, zich herinnerend. 'Goed om je weer te zien, Dale. Het heeft veel te lang geduurd. '
'Van hetzelfde. Je ziet er goed uit. Goeie reis gehad?'
'Prima, ' zeg ik. 'Maar ik rammel van de honger. Vind je het goed dat we tijdens de lunch verderpraten? Op de hoek heb ik een restaurant gezien.' 
'Pete's? Prima. Zelf lust ik ook wel wat. ' Wanneer we over de zonovergoten parkeerplaats lopen, wijst hij lachend naar mijn Corvette en zegt: 'Toch niet van jou, he?' 
'Toen ik hem drie jaar geleden op een veiling zag, moest en zou ik hem hebben. ' Ik neem aan dat je hem tijdens je werk niet veel gebruikt. ' 
'Hij is een beetje te opvallend voor surveillancewerk, ' geef ik toe. 'Maar dat doe ik toch al niet veel in Boston. Maar in dat geval pak ik een taxi. Dan ben ik in ieder ge- val niet degene die problemen heeft met het vinden van een parkeerplaats. ' We steken het kruispunt over en lopen Pete's Diner binnen. Zoals in elke soortgelijke eetgelegenheid ter wereld ruikt het er naar gebakken patat. Personeel in roodwit gestreepte shirts manoeuvreert als balletdansers tussen de tafeltjes heen en weer. Het is goed bezet maar niet stampvol en we hebben geen moeite om een tafeltje en snelle bediening te vinden. Ik bestel een kort gebakken biefstuk en Dale kiest voor gegrilde vis met aardappelpuree. Zijn vrouw heeft hem op dieet gezet, legt hij uit. Wanneer het eten wordt gebracht begrijp ik waarom. Het is gigantisch. Het is geen biefstuk; het is praktisch een halve koe. Wat een salade moet zijn, lijkt meer op een groentetuin. En de patat heeft veel weg van een verre, met zout in plaats van sneeuw bepoederde berg. Ik vermoed dat het heel lang zal gaan duren voor ik weer honger heb. 'Is er sinds je de transcripties van het verhoor hebt gestuurd nog iets veranderd aan het verhaal van onze man?' vraag ik Dale tussen twee grote happen door. Hij schudt zijn hoofd. 'Nee. Hij komt steeds met hetzelfde verhaal; maar nog geen naam. Heb je zoiets ooit eerder meegemaakt?'
'Ik heb wel gehoord dat er verdachten zijn die weigeren om de agenten hun naam te noemen, om zo het feit te verhullen dat ze al eerder zijn gepakt, maar aangezien we in dat geval hun vingerafdrukken hebben, geven ze het na een paar uur op. ' Ik neem een flinke slok zwarte koffie. 'Is hij al voorgeleid?'
'Ja, ' bevestigd Dale. 'Hij is gisteren op de rechtszitting geweest. Omdat hij weigerde zijn naam te noemen, gaf de rechter hem een vermaning wegens minachting van het hof. '

'Hij weigerde voor de rechtbank zijn naam te noemen?'
'Hij speelde hetzelfde spelletje. Ze wachten nog even met het bepalen van een procesdatum; om ons de kans te geven uit te vinden wie hij is.' Knikkend werk ik de laatste happen van mijn lunch weg. 'Waar heb je me ondergebracht? Voordat ik met die knaap ga praten, kan ik misschien beter even mijn bagage wegbrengen en een sleutel ophalen.' Dale kijkt me een beetje verlegen aan. 'Weet je, ik dacht dat je misschien je oude stad wel weer terug wilde zien, dus heb ik in plaats van in Houlton een kamer geboekt in de Crowhurst Lodge in Winter's End. Het is nog geen uur rijden.'
'Dat is prima.'
'Zeker weten?' Dale zet zijn beker voor zich neer. 'He, Alex, ik wilde je dit eigenlijk al tijdens de Sharp-zaak vragen: hoe komt het eigenlijk dat je na college hier nooit meer op bezoek bent geweest?' 'Ik was een lastige tiener, ' zeg ik tegen hem. 'Vlak voor ik wegging had ik ruzie met mijn ouders. Tegen de tijd dat ik het weer wilde bijleggen, had ik het te druk om terug te komen.'
'Ja, Chris noemde al zoiets. Ik hoop niet dat je het vervelend vond dat ik ernaar vroeg.' Ik schud mijn hoofd en drink mijn koffie op. Ik reken dit even af, dan kunnen we daarna naar onze geheimzinnige man.' Vanachter een doorkijkspiegel kijk ik toe hoe twee hulpsheriffs in gevangenisuniform de man de ondervragingskamer binnenleiden en hem aan tafel plaats laten nemen. Hoewel ik zwartwitafdrukken van zijn politie- foto's heb gezien, ziet iedere verdachte er in het echt totaal anders uit. Slordig zittend halflang zwart haar. Waakzame ogen, zo donkerblauw dat ze bijna zwart lijken. Een smalle neus en een dunne mond. Hij is zo'n centimeter of vijf kleiner dan ik, en onder zijn oranje gevangenisoverall lijkt hij goedgebouwd, maar niet zwaar gespierd. Halverwege tot achter in de twintig, schat ik. Niets in zijn houding wijst op enige rancune jegens zijn bewakers; hij knikt ze zelfs beleefd toe wanneer ze hem naar zijn stoel brengen. Dan gaat hij zitten en staart uitdrukkingsloos, zonder met zijn ogen te knipperen, als in meditatie, naar de muur. 'Veel succes, ' zegt Dale, me op de schouder kloppend. 'Hij zal je weinig problemen geven; dat deed hij bij ons ook niet. Maar ik weet niet of je veel uit hem zult krijgen. '
'We zullen zien. ' Wanneer ik gewapend met een kop koffie en een dossiermap de ondervragingsruimte binnenkom kijkt de man op. Ik loop naar de stoel tegenover hem en zet mijn spullen op tafel. Dan, wanneer ik aanstalten maak om te gaan zitten, doe ik net of me iets te binnen schiet. 'Ach, ' zeg ik, 'had je ook koffie gewild? Dat had ik moeten vragen. '
'Nee, dank u, ' antwoordt hij beleefd. Hij is rustig en zijn stem klinkt zacht en vriendelijk. Zijn accent is moeilijk te plaatsen, alsof hij tijdens zijn jeugd op veel verschillende plaatsen in het land heeft gewoond. 'Oké, mocht je je later bedenken, laat het dan even weten. ' Ik steek een Marlboro op en laat het pakje en de aansteker op tafel liggen. Dan zet ik de bandrecorder aan, vermeld de tijd, identificeer mijzelf als hulpsheriff Alex Rourke, en lees de man zijn rechten voor. Ik neem niet de moeite om een naam te vragen.

Dan begin ik. 'Zo, meneer Nobody... Wat een maffe naam is dat. Mag ik ook een naam gebruiken die wat persoonlijker klinkt? Ik vraag je niet je werkelijke naam; als je die niet wilt geven kan ik je niet dwingen.' De man neemt me rustig op, met zijn hoofd een beetje schuin, alsof ik een nieuwe laboratoriumrat ben wiens gedrag hem intrigeert. Donkerblauwe ogen boren zich in me alsof ze mijn gedachten kunnen lezen, maar zonder een spoor van emotie. Wat mijn gedachten ook mogen zijn, kennelijk zijn ze niet verontrustend of om opgewonden van te raken. 'Als u daar prijs op stelt, kunt u me ook Nicholas noemen, hulpsheriff, ' zegt hij glimlachend. 'Vanzelfsprekend is ook dat niet mijn eigen naam.'
'Oké. En je hoeft me geen hulpsheriff te noemen. Rourke, Alex, wat je wilt.' In afwachting van zijn antwoord neem ik een trek van mijn sigaret, maar hij blijft zwijgen. Zijn ogen blijven de mijne zoeken. 'Hoe bevalt je de gevangenis? Sinds de laatste keer dat ik hem zag is hij gerenoveerd. Waarschijnlijk is hij er een stuk op vooruitgegaan; het schilderwerk daar was nogal deprimerend.' Ik kan me beroerdere plaatsen voorstellen.'
'Anders ik wel. Met mijn soort werk kom je soms echte bouwvallen tegen. ' De ogen blijven me aanstaren. Ze zuigen ieder woord in zich op, zodat het lijkt alsof ik in een lege kamer tegen mezelf zit te praten. Eenzijdige ondervragingen zijn een vloek voor een ondervrager en een duidelijk teken dat er iets misgaat. Ik verander van tactiek. 'Het moet je niet meevallen om daar vast te zitten,' zeg ik. 'Zo zonder familie en vrienden om mee te praten. Ik neem aan dat je niet van hier bent?'
'U neemt maar aan wat u wilt, meneer Rourke. '
'Wil je misschien dat we met bepaalde mensen contact opnemen, alleen maar om te laten weten dat je oké bent? Al is het maar om de morgenkrant af te zeggen. ' Meneer Nobody - Nicholas - glimlacht weer vaag. 'Ik ben niet zo'n krantenlezer. Ik geef liever de voorkeur aan minder banale zaken. Dat is opwekkender.'
'Nou ja, men moet altijd zijn horizon proberen te verbreden. Studeer je geschiedenis?'
'Nee, niet in het bijzonder.' Ik kijk in mijn plastic koffiebekertje; alleen maar om te worden teleurgesteld. Zonder het te merken heb ik mijn koffie opgedronken. Ik haat het wanneer zoiets gebeurt. 'Je weet anders wel hoe Winter's End aan zijn naam komt.'
'Zo te horen hebben de mensen van de sheriff hard gewerkt om onze eerdere gesprekken uit te typen. ' Ik knik alsof zoiets vanzelfsprekend is. 'Natuurlijk. Ik zou hier niet naartoe zijn gekomen zonder te weten wat ik kon verwachten.' 'En wat verwachtte u dan?' Hoewel de klank van zijn stem onveranderd blijft, zegt Nicholas het op een manier die neerbuigend overkomt. 'Een kennelijk intelligente man, die om de een of andere reden blijft rondhangen op de plaats van een moord tot de politie hem vindt. Deze county heeft vijfduizend kilometer openbare weg, Nicholas, en het Sheriffs Department heeft drie patrouilleauto's. Vreemd toeval dat Dale juist daar langskwam. '
'Wilt u daarmee beweren dat mijn timing opzettelijk was?' De ogen zijn nog steeds strak op me gericht, maar ik staar door de sigarettenrook gewoon terug.

'Het is zomaar een constatering. Misschien had je gewoon pech. Misschien wilde je wel worden gepakt, zodat iedereen zou weten dat jij het had gedaan.'
'En wat heeft u nog meer van de transcripties opgestoken, meneer Rourke?'
'Niets speciaals, ' antwoord ik, de vraag afwimpelend en de gelegenheid te baat nemend om een nieuwe sigaret op te steken. 'Als je er geen bezwaar tegen hebt, zou ik graag willen horen wat je op de avond dat Angela La-mond stierf daar midden op de weg deed. '
'Daar heb ik al antwoord op gegeven.'
'Wachten, ja. Waar wachtte je op?'
'Gelooft u dat ik een moordenaar ben?'
'Ik ben helemaal hierheen gekomen om daar achter te komen.'
'Ach ja, hoe staan de zaken in Boston, meneer Rourke?' Nicholas buigt zich licht voorover, de eerste beweging sinds hij is gaan zitten. Zijn ogen worden iets groter en wanneer hij praat gaat zijn mond verder open zodat zijn parelwitte tanden zichtbaar worden. Om de een of andere reden komt zijn veranderde houding, hoe minimaal ook, verontrustend op me over. Even voel ik een koude rilling langs mijn ruggengraat omhoogkruipen. 'Of is het agent Rourke?' gaat Nicholas verder. 'Wanneer bent u eigenlijk bij de FBI weggegaan?' De vraag overvalt me volkomen, maar ik probeer het niet te laten merken. 'Je weet dat ik bij de FBI was?'
'Waarom bent u weggegaan?'
'Wat weet je nog meer over me?'
'Waarom bent u weggegaan, agent Rourke?' Ik neem een lange, kalmerende trek aan mijn sigaret. De meest succesvolle ondervragingen zijn gebaseerd op vertrouwen. Verdachten zijn open tegen je omdat ze hun daden tegenover je willen rechtvaardigen, omdat jij degene bent die ze vertrouwen. Vertrouwen is de haak aan het eind van een vislijn, met de bekentenis als grote vette forel. 'Om gezondheidsredenen, ' antwoord ik. 'Daarna bood iemand in Boston me een baan aan in de privé-sector.'
'Gezondheidsredenen?' Nicholas heeft inmiddels zijn oorspronkelijke houding weer aangenomen, maar zijn ogen staan iets wijder open, minder waakzaam. De laatdunkende glimlach op zijn gezicht lijkt daar te zijn bevroren. Tussen zijn iets geopende lippen is de punt van een snijtand te zien. 'Stress. Te veel stress, niet genoeg tijd. Ik had een zenuwinstorting.' Ik druk mijn sigaret uit. Ik zat een poosje in een inrichting.'
'Je zou toch verwachten dat het Bureau je gedurende je opleiding wel zou voorbereiden op wat je tijdens je werk zou kunnen verwachten,' zegt Nicholas. 'Dat doen ze ook, maar dat helpt niet altijd. Iedereen kan afknappen.'
'Zeker.' Ik bespeur een opening. Is zoiets jou wel eens overkomen, Nicholas?'
'Nee, niet zo.' Zijn stem klinkt nog zachter, bijna fluisterend. Bezorgd vraag ik me af of de microfoon het nog opvangt. 'Een keer scheelde het niet veel, maar dat is lang geleden,' zegt Nicholas, me niet langer aankijkend, maar terugblikkend in het verleden. 'Hoe kwam dat?' Mijn stem klinkt nu bijna net zo zacht als die van hem en het is alsof we een gesprek in de kerk voeren.

'Ik voelde mijzelf afglijden. Toen nam ik een besluit en stelde mijzelf een doel. Daarna werd alles weer duidelijk.' 'Wat besloot je?' Nicholas lijkt op te schrikken uit zijn gepeins en zijn ogen verharden zich weer. 'Dat zijn privé-zaken, meneer Rourke. Ik betwijfel trouwens of u het zou begrijpen.'
'Je zou het kunnen proberen.'
'Dat doe ik maar niet.' Dit lijkt een geschikt tijdstip voor een korte onderbreking. 'Wil je koffie, Nicholas?' vraag ik. 'Ik ga er een voor mezelf halen.'
'Nee, bedankt.'
'Zoals je wilt. Als je een sigaret wilt, ga gerust je gang. ' Ik sta op en verlaat de ondervragingsruimte. Eerst haal ik bij de automaat een beker koffie, daarna loop ik naar de verduisterde ruimte, waar Dale nog steeds via de doorkijkspiegel de verdachte observeert. 'Hoe gaat dit in vergelijking met je eerdere gesprekken?' vraag ik. 'Prima,' zegt hij. 'Ik ben geïmponeerd.'
'Laat iemand zijn foto's naar alle psychiatrische inrichtingen in het noordoosten sturen. Hij kan zijn opgenomen wegens een zenuwinstorting. Misschien dat iemand hem herkent.'
'Oké. ' Ik loop terug naar de ondervragingsruimte en zet mijn koffie op tafel. Mijn sigaretten en aansteker liggen nog op precies dezelfde plek als waar ik ze heb achtergelaten. Ik ga weer zitten. 'Kende je Angela Lamond, Nicholas?' vraag ik zodra ik weer zit. 'Wat viel er te kennen?' Zijn gezicht heeft weer die in zichzelf gekeerde uitdrukking gekregen. Ik heb net zoveel idee van wat zich achter dat masker afspeelt, als van hoe het is om op de maan te lopen. 'Ze was een veertigjarige verpleegster die haar hele leven in Winter's End heeft gewoond. Haar ouders verhuisden naar Portland toen haar vader een andere baan kreeg. Ze belden haar om de paar weken op. De laatste keer dat ze haar zagen was toen ze haar lichaam moesten identificeren. ' Ik neem een grote slok van mijn koffie. 'Ze was een intelligente, aantrekkelijke vrouw zonder vaste partner, maar ze had veel vrienden en geen vijanden. Ze was niet rijk, verkeerde niet in slecht gezelschap, en voor zover we weten had niemand een reden om haar te haten. Toch heeft iemand haar ontvoerd, uitgekleed, en haar 's avonds laat op een eenzame weg doodgestoken.' Ik drink mijn koffie op en steek een nieuwe sigaret op. De glimlach wordt breder. 'En volgens u ben ik die iemand.'
'Ik wil gewoon begrijpen waarom het is gebeurd. En haar familie ook, denk ik.'
'Waarom wilt u dat begrijpen?' De vraag is zo emotieloos gesteld, dat ik niet weet of hij sarcastisch is bedoeld, of welgemeend. 'Voor hun gemoedsrust.' Ik neem nog een trek van mijn Marlboro en druk hem dan uit. 'Trouwens, naarmate we hier meer van begrijpen, kunnen we in de toekomst dit soort dingen beter voorkomen. ' Nicholas staart me zwijgend enkele ogenblikken aan. Zijn gezicht blijft onbewogen. Uiteindelijk zegt hij: 'Eri-pere vitam nemo non homini potest, at nemo mortem; mille ad hanc aditus patent.' Wanneer mijn reactie uitblijft, vertaalt hij: 'Iedereen kan het leven van een mens beëindigen, maar niemand zijn dood; waarnaar duizend deuren openstaan. '
'Wie citeer je daar?'
'Seneca. Ik neem aan dat u op college weinig gelegenheid heeft gehad om de klassieken te bestuderen, meneer Rourke. Criminologie en rechten, was het niet?' Ik blijf zwijgen. 'En op de high school heeft u het, naar ik veronderstel, te druk gehad met het achternazitten van cheerleaders,' vervolgt Nicholas.

'U lijkt me niet een type dat al zijn tijd in de bibliotheek doorbrengt.'
'Maar al te waar.' Nicholas glimlacht naar me, als een toegeeflijke ouder naar zijn kind. Ik voel me een beetje moe, meneer Rourke. Ik vraag me af of we dit later kunnen voortzetten.' Even overweeg ik om zijn verzoek te weigeren en hem te laten blijven tot hij antwoord op mijn vragen geeft. Maar iets zegt me dat zijn verbolgenheid mijn werk alleen maar zou bemoeilijken en dat het beter is dat ik hem in staat stel om zich een beetje te ontspannen en af te wachten tot hij in de fout gaat. Wat me tevens de kans biedt om erachter te komen hoeveel hij van me weet. 'Oké, ' zeg ik. 'Hier stoppen we. ' Ik vermeld de tijd, die later is dan ik had verwacht, en zet de bandrecorder uit. Dan laat ik twee hulpsheriffs komen om Nicholas terug te brengen naar zijn cel. Wanneer hij bijna bij de deur is, blijft hij opeens staan en kijkt me over zijn schouder aan. 'U vroeg waar ik op wachtte, ' zegt hij. 'Ik wachtte op u, meneer Rourke. Op u. '