11
Onderweg naar Houlton passeer ik twee
wegblokkades. De eerste is op de 1-95, een cordon van blauw-witte
patrouilleauto's van de State Police en waakzame, met geweren
bewapende politieagenten. Het verkeer wordt uit beide richtingen
tegengehouden, maar het is duidelijk dat ze zich concentreren op
verkeer dat uit het westen komt, uit de richting van Houlton. De
tweede blokkade staat bij de stadsgrens, niet ver van de afslag van
de snelweg. Ik word doorgewuifd zodra de agent die tegen mijn raam
heeft getikt mijn badge ziet. Ik ben blij toe; als ze me van
dichterbij hadden bekeken en gezien in welke staat ik verkeerde,
hadden ze me zeker langs de kant neergezet om te controleren of ik
had gedronken of aan de drugs was. Wanneer ik weer wegrijd, zie ik
hoe twee agenten van het Houlton Police Department de laadruimte
van een grote vrachtwagen nauwgezet doorzoeken. Op het
parkeerterrein van het Superior Court wemelt het van de
patrouillewagens, slecht geparkeerde auto's en verslaggevers. Ik
vind een plek die wat verwijderd is van het mediacircus. Wensend
dat ik deze morgen in een wat betere conditie verkeerde, haal ik
een keer diep adem en begin aan mijn tocht naar de deuren. Ik tref
het; niemand van de buiten samengedromde tv-, radio- en
krantenverslaggevers lijkt te weten wie ik ben. Tot Leonard van de
Bangor Daily News me vanaf de plek waar hij tegen de muur staat
geleund in het oog krijgt. 'Meneer Rourke, ' roept hij, 'hierheen.'
Het idee om veel vragen te moeten beantwoorden staat me niet erg
aan, maar ik vind het ook niet netjes om hem volledig te negeren. ;
ja? 'Kunt u iets over de ontsnapping zeggen?'
'Ik weet het zelf pas net, dus ik neem aan van niet.' Hij knikt.
'Maar de ontsnapte man is wel degene die wordt beschuldigd van de
moord op Lamond, is het niet?' 'Voor zover ik weet wel.' Nu zie ik
sommige andere verslaggevers naar ons kijken, besef ik dat ik tot
het Sheriffs Department behoor en daarom interessant genoeg ben om
mee te praten. Ik kijk een paar keer nadrukkelijk naar de ingang,
in de hoop dat Leonard mijn hint snapt en me zal laten gaan.
Tevergeefs. De verslaggever schijnt het niet te hebben gemerkt.
'Weet u hoe hij is ontsnapt?' vraagt hij. 'Nee, maar als je nu
stopt met het stellen van domme vragen, dat krijg ik misschien de
kans om dat uit te zoeken,' snauw ik. 'Luister, het wordt een
drukke morgen en ik moet aan het werk. Mocht ik iets te weten
komen, dan bel ik je later wel. ' Wanneer ik me langs hem heen heb
gewerkt en de deuren van het gerechtsgebouw heb bereikt, roept hij
me achterna: 'U ziet er niet al te best uit, meneer Rourke. Weet u
wel zeker dat iemand in uw conditie boeven zou moeten vangen?' Met
benen die al moe zijn van de trap naar de eerste verdieping, bereik
ik de kantoren van het Sheriffs Department.
Aan de twee vaste coördinators zijn een paar
hulpkrachten van het departement toegevoegd om bij de opsporing te
assisteren. Dale, plaatsvervangend sheriff Owen Marsh, een man in
het jasje van een inspecteur en twee mannen van de State Police
staan rond een tafel in het midden van het vertrek, waarop een
grote kaart van Maine ligt, druk met elkaar te praten. 'Alex, '
roept Dale als ik een beker koffie neem voor ik naar de tafel loop.
'Kom hierheen, dan praat ik je even bij. Bruce Watts, ' zegt hij,
de inspecteur aan me voorstellend. 'Hij heeft de eerste
ondervragingen van Nicholas gedaan, voordat ik jou vroeg te komen.
De andere twee zijn inspecteur Matheson en brigadier Austin,
allebei van de State Police. ' Dale staart me aan terwijl de
anderen me toeknikken. 'Jezus, Alex, wat zie jij er beroerd uit.
Werken je pillen niet?' Ik schud mijn hoofd. Zelf vind ik hem -
hondsmoe en rode ogen - er ook niet al te best uitzien. 'Ze werken
prima, ' zeg ik. 'Ik heb alleen een vreemde nacht gehad, meer niet.
' Dale kijkt me aan alsof hij wel wat meer zou willen horen, maar
ik zeg verder niets en spoel mijn laatste slok koffie met
sigarettenrook weg. 'Wat heb je tot nu toe?' Matheson gebaart naar
de kaart. 'Ongeveer een uur nadat alarm was geslagen, hadden we
gezorgd voor wegblokkades op de 1-95 en op alle uitgaande wegen in
een straal van tien kilometer van de stad. We hebben de
grenspolitie en de beveiliging van Houlton Airport gewaarschuwd.
Ook zijn alle gegevens betreffende de verdachte naar elk
politiedepartement in de staat verstuurd. De politie van Houlton
patrouilleert nog steeds, voor het geval hij nog steeds hier is. We
hebben zo snel mogelijk een hondenteam naar de gevangenis laten
komen, maar de sporen waren nogal onduidelijk en buiten het gebouw
raakten we ze kwijt. Ook de buitenwijken van de stad worden met
honden afgezocht. '
'Zonder verdere aanwijzing is dat zo'n beetje alles wat we kunnen
doen, ' voegt Watt eraan toe. 'Sinds zijn ontsnapping zijn er geen
meldingen geweest van autodiefstal in de stad, dus als hij een auto
heeft, dan heeft hij er een gestolen die nog niet is vermist, of
hij heeft hulp gehad van buitenaf. In beide gevallen weten we niet
waarnaar we moeten zoeken. Heeft hij geen auto, dan kan het hem op
de een of andere manier zijn gelukt om zijn geurspoor te maskeren.'
Ik wrijf over mijn kin. Ondanks wat er gebeurd is, wordt de
bonkende pijn in mijn schedel die me sinds ik wakker werd heeft
geplaagd, langzaam minder. 'Hoe is hij buiten gekomen?'
'Vlak voordat gisteravond het licht uitging, heeft hij een bewaker
aangevallen en zijn uniform afgenomen,' zegt Dale. 'Daarna heeft
hij het brandalarm doen afgaan en is tijdens de verwarring
ontsnapt. Ze kwamen er pas achter toen zowel het personeel als de
gevangenen werden gecontroleerd. Maar toen was hij al weg. Het
bewakersuniform is nog steeds niet gevonden, dus het is mogelijk
dat hij het nog draagt. '
'Maar hij kan net zo goed iets anders dragen. Hoe eenvoudig is het
om iets dergelijks voor te bereiden?'
'De districtsgevangenis is vrij klein en bepaald niet optimaal
beveiligd, ' zegt Owen Marsh schouderophalend. 'Veroordeelden met
straffen boven de zes maanden accepteren we niet, dus bij de
personeelsbezetting is uitgegaan van gevangenen met een laag
risico. Als hij de plattegrond van het gebouw kende, en de
brandveiligheidsprocedure, dan is het mogelijk.'
'En hij heeft daar dagen gezeten, met niets beters om handen dan de
gevangenis te leren kennen,' merk ik korzelig op, me kwaad makend
over het gemak waarmee Nicholas heeft kunnen ontsnappen.
'Als hij al niet alles wist voor zijn
arrestatie. Ik zou er niet van opkijken als een van de bewakers van
de gevangenis hem de blauwdrukken heeft verschaft in ruil voor een
paar biertjes.'
'Wacht eens even, dit was niet alleen onze schuld, iedereen heeft
fouten gemaakt,' zegt Owen, op een toon alsof ik hem in zijn eer
heb gekrenkt. Jammer dan, ik ben niet in de stemming om me daar
iets van aan te trekken. 'Niet jullie schuld? Het departement is
verantwoordelijk voor de gevangenis. Ik weet niet wie tijdens een
brandalarm een van moord verdachte gevangene de poort uit heeft
laten wandelen, maar als ze nog stommer zijn, dan kun je met twee
keer per week water geven volstaan. Godallemachtig!' Om escalatie
van dit gesprek te voorkomen, wend ik mijn blik van Owen af. 'Denk
jij dat hij steeds van plan is geweest te ontsnappen?' vraagt Dale,
van onderwerp veranderend wanneer zijn plaatsvervanger bij de
automaat nog een beker koffie gaat halen. 'Waarom niet. Net zoals
hij tot nu toe alles heeft gepland. Hij pleegde een moord, liet
zich daarna arresteren, zorgde dat hij vast kwam te zitten - God
mag weten waarom - en zorgde er toen voor dat iemand Garners
lichaam opgroef. Om daarna te ontsnappen.' Ik giet het restant van
mijn koffie naar binnen en werp een boze blik op de kaart. 'Als hij
inderdaad zo slim was om dat allemaal te regelen, dan vermoed ik
dat hij ook slim genoeg was om te zorgen dat bij de gevangenis een
auto op hem stond te wachten. Misschien zijn eigen auto, misschien
die van iemand anders. We vermoeden dat hij misschien mensen van
buiten kent; ze kunnen hem hebben opgepikt, of hun eigen auto
hebben achtergelaten. Het spijt me voor u, inspecteur Matheson,
maar uw wegblokkades en de politie van Houlton zullen hem niet te
pakken krijgen. Hij is er allang vandoor.' De man van de State
Police kijkt me stuurs en met op-eengeperste lippen aan. 'We zullen
zien,' zegt hij na een ogenblik stilte. Dan richt hij zijn aandacht
weer op de kaart. 'Er kan nu elk ogenblik een helikopter starten
die het terrein rond de stad gaat verkennen. Ik ga maar eens terug
naar het hoofdkwartier. Eens kijken wat dat oplevert. Sheriff. '
Hij knikt naar Dale en vertrekt, gevolgd door brigadier Austin.
'Ben je wel in orde?' vraagt Dale. 'Je was nogal bot tegen Owen en
de inspecteur.'
'Ik voel me prima, ' zeg ik. 'Alleen een beetje gespannen. '
'Denk je dat hij er voorgoed vandoor is?' In gedachten zie ik de
half verbrande ruïnes van St. Valentine's, de donkere, dichte
bossen van Mason Woods en het sobere kerkje van St. Francis. Ik
hoor het ritselen van het hoge gras aan weerszijden van Route 11,
en met het verre gerommel van onweer zie ik het nauwelijks te
onderscheiden gezicht van de vrouw in het medaillon. Om de een of
andere reden meen ik de stem van mijn vader te horen; ik kan hem
niet verstaan, maar zijn rustige en gelijkmatige toon is
onmiskenbaar. Dan denk ik aan Nicholas, sprekend op dezelfde
beheerste manier, aan zijn priemende, donkere ogen. Ik denk aan
zijn woorden. 'Nee, ' zeg ik tegen Dale. Ik denk niet dat hij er
voorgoed vandoor is, hoewel hij volgens mij allang niet meer in de
stad is. Maar hij is nog wel in de county, ergens in de omgeving
van Winter's End.'
'Denk je?'
'Hij kwam hier om mensen voor hun "zonden" te stralfen, en uit wat
hij me heeft verteld, blijkt niet dat hij daar al mee klaar is. We
zijn nog niet van hem af.'
Ik denk aan de uitgestrekte bossen, met daarin
verspreid al die lege jachthuizen en vissershutten. Nicholas zou de
spreekwoordelijke naald in de hooiberg kunnen zijn. 'Heb je enig
idee wie hij nog meer zou willen "straffen" voordat hij klaar
is?'
'Niet echt. Ik zou het zo gauw niet weten. En het feit dat we maar
zo weinig van hem weten, maakt het er niet eenvoudiger op.'
'Bruce,' zegt Dale tegen de inspecteur, 'kijk eens of je het zo
kunt regelen dat we altijd een auto in de directe omgeving van
Winter's End hebben. Als hij daar in de buurt is en iets wil
ondernemen, dan wil ik er zeker van zijn dat we snel kunnen
ingrijpen.' De inspecteur knikt en loopt naar een van de
coördinatoren om te overleggen. 'Wij nemen geen deel aan de
klopjacht,' legt Dale uit. 'Daar hebben we de middelen niet voor,
dus is het praktisch een vertoning van de State Police. Over
vertoning gesproken, Owen, zou jij de pers voor je rekening kunnen
nemen wanneer de politie van Houl-ton de resultaten van hun
zoektocht komt melden?' De plaatsvervangend sheriff aan de andere
kant van het kantoor draait zijn hoofd om. 'Komt voor elkaar.
Wanneer verwacht je wat van hen te horen?' Dale haalt zijn
schouders op. 'Geef ze nog een uur of zo. Nick schijnt nogal erg in
je geïnteresseerd,' zegt hij dan, zich weer tot mij richtend. 'Als
hij hier is om mensen te straffen, zou jij dan ook een van zijn
beoogde slachtoffers kunnen zijn?' Opnieuw hoor ik in gedachten
Nicholas' zachte, gelijkmatige stem. 'Nee,' antwoord ik. 'In elk
geval niet als eerste. Ik geloof niet dat hij me mag, maar het
lijkt wel alsof hij me als zijn biechtvader beschouwt. Als hij iets
onderneemt om zijn zaken hier af te wikkelen, dan zou het me niet
verbazen als hij er met me over wilde praten. Maar aangezien hij
mijn telefoonnummer niet heeft, kon het wel eens een probleem voor
hem worden om contact op te nemen.'
'Hij weet wel dat je in Winter's End logeert. '
'Maar niet waar.'
'Het stadje heeft maar één hotel, Alex.'
'Het heeft weinig zin om me daar nu druk over te maken,' zeg ik
schouderophalend. 'Dan kan ik net zo goed meteen opstappen. Ik ben
geen kind, Dale. Ik kan op mezelf passen.'
'Zeker.' Dale blaast zijn wangen op en gaat me voor naar de
koffieautomaat. 'En, was het gisteravond een beetje gezellig met
dokter Larson?'
'Heel gezellig. Meer dan gezellig. Het was een prima geslaagde
avond.'
'Maar één avond?'
'Daar geef ik geen antwoord op.' Even zwijg ik. 'Ze loopt toch geen
gevaar, denk je?' Hij schudt zijn hoofd, zo te zien een beetje
gealarmeerd door mijn bezorgdheid. 'Je hebt het toch niet met haar
over hem gehad? Na de ontsnapping is Houlton beter beveiligd dan
een bank, dus wordt ze goed beschermd. Er zouden niet meer agenten
op straat kunnen zijn dan wanneer er vierentwintig uur per dag een
donutwagen door de stad reed.'
'Oké, goed dan. '
'Wil je je bezighouden met de zoektocht naar Nick?' vraagt Dale,
zich weer op de kaart concentrerend.
Ik schud mijn hoofd. 'Misschien wordt hij bij
de blok kades gepakt, maar hij kan ook over zes maanden door een
verkeersagent in Tennesee worden aangehouden voor een kapot
achterlicht. Als ik erachter kan komen waarom hij hier kwam, dan
wordt me misschien duidelijk wie hij is en waar hij zich verbergt.
Ik wil me blijven concentreren op Garner, het kindertehuis, en de
vrouw in het medaillon. En ik moet dokter Vallence nog een keer
spreken; dat gaat vanmiddag gebeuren. Nog geluk gehad met het
opsporen van de andere stafleden van St. Valentine's? Met Pierce
heb ik gisteren al gesproken.'
'Nog niet, Alex. Decker ging een paar maanden na de brand werken in
een kindertehuis in New York State, waar ze vier jaar geleden
ontslag heeft genomen, maar we hebben niet kunnen ontdekken waar ze
daarna heen is gegaan. Blythe kreeg een leidinggevende functie bij
een kliniek in Californië, maar zes maanden na dat van Decker loopt
ook zijn spoor dood. We doen ons best om ze te vinden, maar in de
huidige situatie hebben we weinig mankracht.' 'Geeft niet, Dale.
Dan moet ik het doen met wat we hebben.'
'Mocht je onze dossiers willen doorkijken, die kun je allemaal
boven vinden,' zegt hij. 'Laat me even weten wanneer je van plan
bent om terug te gaan naar Winter's End, dan neem ik zo nu en dan
contact met je op, voor het geval dat. Zodra de jacht wat minder
intensief is, kan ik je weer bijstaan.'
'Dank je, Dale, ' zeg ik, weglopend met de bedoeling om me een
poosje in de dossiers van Garner en St. Valentine's te verdiepen.
'En, Alex, ' roept hij me na, 'rustig aan met die pillen, wil je?
Het lijkt me geen goed idee om van dat soort dingen afhankelijk te
worden. ' Op zoek naar alle relevante informatie die het
departement me misschien kan verschaffen over de zaak van Nicholas,
breng ik enkele uren door met het doorspitten van dossiers. Het is
een moeizame klus, eerder gebaseerd op giswerk en instinct, dan op
rationeel denkwerk, waarbij ik af en toe iets in de computer of een
dossier aantref dat ik uitprint of kopieer. Afgezien van de ene
keer dat Dale zijn hoofd om de deur steekt om me te vertellen dat -
zoals viel te verwachten - de zoekactie van de politie van Houlton
niets heeft opgeleverd, word ik verder met rust gelaten. Tegen de
tijd dat ik de perfect geordende kantoren uitkom met een armvol
papieren en gekopieerde verslagen -wat luchtige lectuur om mijn
vrije tijd door te komen - is het één uur 's middags. Met prikkende
ogen van het ingespannen lezen van de vele uitgetypte verhoren en
snakkend naar een sigaret, haast ik me naar de uitgang. Buiten, in
de frisse maar windstille lucht, steek ik een Marlboro op en
overweeg Gemma te bellen. Nu Nicholas is ontsnapt, rest me weinig-
anders dan het doorbladeren van mijn nieuwe informatie en af te
wachten of de klopjacht van de State Police iets oplevert. Maar
daar ik verder niets dringends om handen heb, besluit ik in plaats
daarvan naar het ziekenhuis te gaan en haar persoonlijk te spreken.
De middagpauze is bijna voorbij en op straat is het druk met mensen
die zich na een, afhankelijk van financiële en maatschappelijke
status, uitgebreide of goedkope maaltijd terug naar hun werk
haasten. Wanneer ik Pete's Diner passeer, zit het nog steeds vol
met vaste klanten die zitten te bunkeren alsof het einde van de
wereld nabij is en ze met een volle maag ten onder willen gaan. Een
knorrend geluid in mijn maag herinnert me eraan dat ik sinds
gisteravond niets meer heb gegeten, een knagend gevoel, versterkt
door nerveuze spanning.
Ten slotte ben ik genoodzaakt om mijn honger te
stillen met iets uit een snackbar op het marktplein. Ik nuttig mijn
keuze op de brug, kijkend naar het kolkende water onder me. Even
bedenk ik dat het misschien verstandiger zou zijn om te vertrekken,
voordat deze zaak nog meer van mijn gezondheid vergt. Ik zou kunnen
zeggen dat nu Nick weg is mijn werk is afgelopen. En dan terug naar
de veilige, alledaagse routine van Boston die ik de afgelopen paar
jaar zo ben gaan waarderen. Maar terwijl ik het overweeg, weet ik
dat ik het niet zal doen. Mijn instinct, mijn oerdrang als jager,
dwingt me erbij te willen zijn als de val dichtslaat. Iets dat
waarschijnlijk mede heeft geleid tot mijn geestelijke instorting,
maar zo is nu eenmaal mijn aard, iets dat ik niet kan veranderen,
zelfs al zou ik het willen. En dan is er nog een tweede reden om
niet te gaan; een die nu waarschijnlijk terugkomt van haar lunch om
weer aan het werk te gaan. Ik eet mijn snack op en loop naar het
ziekenhuis. In de ontvangstruimte, waar maar een handvol patiënten
met kleine kwaaltjes en verwondingen zit te wachten, loop ik direct
door naar de. liften aan de overkant van het vertrek. Het is
doodstil in de kelderverdieping, het enige geluid is het vage
gebrom van elektrische apparaten en verre machines. Onderweg naar
de aluminium deuren die toegang geven tot de kantoorruimte van het
mortuarium, kom ik verder niemand tegen. Eenmaal daar, klop ik aan
en steek mijn hoofd om de deur. Gemma zit aan haar bureau, met voor
zich een kop koffie en een computeruitdraai. Ze kijkt op en
glimlacht als ze ziet dat ik het ben. 'Hoi,' zeg ik, naar binnen
stappend. 'Ik hoop dat ik niet stoor.'
'Meestal hebben we hier geen dringende zaken, ' zegt ze. 'Weet je
het al van de ontsnapping?'
'Het was op de radio,' zegt Gemma schouderophalend, kennelijk niet
verontrust door het feit dat Nicholas vrij rondloopt. 'Ik had net
Augusta aan de lijn,' zegt ze, van onderwerp veranderend. 'Nog iets
belangwekkends?' Ze schudt haar hoofd, waardoor haar honingkleurige
paardenstaart heen en weer zwiept. 'Niets wat ik al niet had
vastgesteld. De overblijfselen waren die van Garner, en hij is
waarschijnlijk doodgestoken. Maar dat is toch niet de reden van je
komst?'
'Integendeel. Ik wilde me er nog even van overtuigen of onze
afspraak voor vanavond nog doorgaat, ' zeg ik grijnzend. 'Daarnaast
wilde ik je aan het werk zien, dat doktersgroen vind ik bijzonder
opwindend. ' Gemma lacht, spontaan en sprankelend. 'Die moet ik
onthouden. Bij mij, zelfde tijd als gisteravond?'
'Uitstekend. Weer zo'n leuk restaurant?' Haar hand glijdt in de
mijne. 'Ik had zo gedacht: misschien zou ik iets klaar kunnen
maken. Je weet wel, voor ons tweetjes. '
'Klinkt geweldig, ' zeg ik haar. 'Ik ben er om acht uur. ' Ik buig
me naar haar toe en we kussen elkaar. Een, twee keer. 'Op een dag
doe ik dat ook eens voor jou. Maar dan moet ik natuurlijk wel eerst
leren koken. ' Opnieuw lacht ze, en wuift me na als ik door de
deuren verdwijn. Ik rijd terug naar Winter's End, met Son Seals op
de radio en moordenaars in mijn hoofd. De State Police controleert
nog steeds de snelweg, en onderweg naar Route 11 passeer ik een
paar patrouillewagens. Ik schenk weinig aandacht aan ze.
Ik kijk meer uit naar eventuele medeplichtigen
van Nick, aangenomen dat Garners lichaam door een medeplichtige is
opgegraven. En waarom is alleen maar de arm opgegraven? Verblindend
licht door de ramen rukt me uit mijn overpeinzingen. Mijn handen
klemmen zich vast om het stuur en net wanneer ik instinctief op
mijn rem wil trappen, besef ik dat ik de bossen achter me heb
gelaten en nu door de lege velden tussen St. Valentine's en
Winter's End rijd. Geschrokken ga ik wat langzamer rijden. Degenen
die Garners graf verstoorden, groeven alleen maar een arm op omdat
ze niet wisten dat daar een lichaam lag. Opeens helder door de
schrik dat mijn aandacht op de weg volkomen was verslapt, zie ik
het nu duidelijk voor me. Van alle mogelijkheden die ik heb
overwogen, is dit het enige scenario dat klopt. Als het klopt wat
ik denk, dan is Nicks medeplichtige niet nog een moordenaar, maar
een veel gewoner iemand. Helderder dan ik me de hele dag heb
gevoeld, haast ik me naar Winter's End. Na mijn auto in Main Street
tegenover de praktijk van de dokter te hebben geparkeerd, stap ik
uit en steek de straat over. Het stadscentrum is vrijwel
uitgestorven, een lege plek, gehuld in stilte en overdekt door een
dik wolkendek. Het knerpen van mijn schoenen op het gravel van het
wegdek lijkt luid genoeg om door de muren te worden weerkaatst.
Bijna kijk ik op mijn horloge om mezelf ervan te overtuigen dat ik
niet achter mijn stuur in slaap ben gevallen en het nu 's morgens
vroeg is, en niet de woensdagmiddag die het zou moeten zijn. Ik kan
me bijna niet voorstellen dat, ondanks de al heersende angst in de
stad, vrijwel iedereen vanwege een ontsnapte gevangene
binnenblijft. Het zal wel komen doordat het zo lang geleden is dat
ik op het platteland aan een dergelijke zaak heb gewerkt,
veronderstel ik. Wanneer ik bij de praktijk kom, zie ik achter het
glas van de deur een getypt briefje. Praktijk vandaag wegens ziekte
gesloten. Patiënten die dringend medische hulp behoeven s. v. p.
contact opnemen met Ashland Ambulancedienst, tel: 435-6323 Ik tuur
door het glas naar binnen, maar in de kamer erachter is alles
donker en verlaten. Terug in de auto, zoek ik in mijn notities het
privé-adres van dokter Vallence. Hij blijkt in het oosten van de
stad te wonen, maar enkele straten verwijderd van waar ik heb
gewoond. In een klein huis, met helderrood geverfde houten
zijkanten. De oprit is leeg, maar een paar vage olievlekken op het
beton tonen aan dat hij een auto heeft. De voortuin is keurig
verzorgd, maar fantasieloos; de dokter lijkt geen enthousiast
tuinman. Ik bel aan, nog eens, en voor een derde keer, maar niemand
doet open. Er lijkt binnen geen licht te branden en ook hoor ik
geen geluid. Ik vergeet de dokter en slenter terug naar mijn auto.
Dan gaat mijn zaktelefoon. Hoewel ik het nummer niet herken, druk
ik toch op 'call'. 'Hallo?'
'Meneer Rourke, hoe maakt u het?' Nicholas' stem. Enigszins
vervormd door de verbinding, maar onmiskenbaar. Met bonzend hart
steun ik met mijn vrije hand op het dak van de Corvette en kijk
snel om me heen, half en half verwachtend hem op de hoek van de
straat te zien staan. 'Met mij gaat het prima, Nicholas,' zeg ik.
'Hoe kom je aan mijn nummer?'
'Het staat op uw visitekaartje. Erg attent van u.' Over het
kruispunt verderop rijdt een donkerblauwe pick-up, maar die draait
niet mijn kant op.
Ik dwing mezelf om kalm te blijven en mijn
paranoia in toom te houden. Handel rationeel, controleer je
omgeving, hou hem aan de praat, en hoop vurig dat hij zich niet met
een jachtgeweer aan de andere kant van de straat achter een
geparkeerde auto verschuilt. 'Dank je,' zeg ik. 'Blij je van dienst
te kunnen zijn geweest. Ik neem aan dat je iets wilt vertellen.
'
'Misschien wilde ik alleen maar weten hoe het u verging. Nog steeds
oude zaken aan het oplossen? Ik neem aan dat u niet gepost heeft
bij de blokkades op de snelweg.' De ramen aan de overkant van de
straat zijn leeg of versluierd met vitrage. Ik hou mezelf voor dat
iedere kleine beweging aan de rand van mijn blikveld wordt
veroorzaakt door nervositeit. Desondanks bekruipt me hetzelfde
gevoel dat ik had toen ik de route liep die Angela La-mond naar
haar huis had gelopen. Het gevoel te worden bespied. Maar deze keer
zijn het geen tientallen ogen die. me angst aanjagen. Het zijn er
maar twee. Een deel van me, het deel dat op Nick jaagt, hoopt dat
hij hier is. Mijn andere deel, dat zich eenzaam en kwetsbaar voelt,
denkt precies het tegenovergestelde. 'Waarom gaan we niet samen
ergens wat drinken? Dan kunnen we praten zoveel als je wilt.' Het
is een oude en doorzichtige truc, maar toch probeer ik het. 'Nog
steeds aan het vissen, meneer Rourke? U kunt vast beter dan
dat.'
'Wie zegt dat ik je niet aan de praat houd, zodat de politie je
gesprek kan traceren?' De huizen aan mijn kant van de straat maken
net zo'n verlaten indruk als die aan de overkant, lege mausoleums,
met naargeestig starende ogen als ramen. Opdoemend als een
groenzwarte mistbank boven de daken van de huizen, zijn in het
westen aan het eind van de straat net de boomtoppen zichtbaar.
Nicholas grinnikt, droog en kil. Door de telefoon klinkt het bijna
metaalachtig. 'Er zijn geen agenten die dit proberen te traceren.
Tot u mijn stem hoorde, had u geen enkele reden om aan te nemen dat
ik uw nummer wist.' De straat lijkt leeg, maar ik ontspan me niet.
Ik voel me te kwetsbaar. In Main, of in een bar, zou ik hier
rationeler mee om kunnen gaan. Verdomme, ik heb talloze keren met
moordenaars gepraat. Maar nu is het alsof ik mezelf niet in de hand
heb. Desondanks geef ik niet toe aan de instinctieve aandrang om in
mijn auto te stappen. Buiten heb ik rondom een onbelemmerd
uitzicht, maar in de auto kan ik alles wat laag is slecht zien, en
naar achteren ben ik blind. 'Goed, ' praat ik verder, proberend
mijn stem niet nerveus te laten klinken, 'nu je mijn nummer hebt,
kun je er maar beter iets zinvols mee doen voor ik er genoeg van
krijg en het gesprek verbreek.'
'Hebben ze u al-verteld hoe Garner is omgekomen?'
'Doodgestoken.' Ieder ogenblik verwacht ik iemand achter me te
horen bewegen, een voetstap, een geweerschot, de uithaal met een
mes. Het gevoel dat je als kind had als je verstoppertje speelde en
je in het donker hoorde hoe je kameraadje tot twintig telde, om je
daarna muisstil te houden. Weggekropen in de schaduw, wachtend op
de hand op je schouder. 'Doodgestoken?' antwoordt Nicholas. 'Dat
klopt redelijk. Ik veronderstel dat de andere sporen inmiddels zijn
verdwenen.'
'Wil je daarmee zeggen dat jij hem hebt vermoord?'
'Uiteindelijk wel.' Even zwijgt hij, waarschijnlijk genietend van
het besef dat ons gesprek niet wordt opgenomen. 'Ik vond het nogal
ironisch dat de route die ik mei haar van Lamond nam, vlak langs
zijn graf liep.'
'Hoe heb je weten te voorkomen dat we toen we
haar onderzochten geen bladaarde op haar huid hebben gevonden?'
'Voor we uit de auto stapten had ze zich uitgekleed. Daarna heb ik
om haar voeten, haar haren en handen plastic zakken getrokken, en
de rest van haar lichaam in plastic folie gewikkeld. Bij mijn eigen
schoenen heb ik hetzelfde gedaan. Toen we onder aan de inrit van
St. Valentine's de weg hadden bereikt, heb ik alles weggegooid.
Waarschijnlijk hangt het nog ergens aan een boom. ' Even zwijgt
hij. 'Het verbaast me dat u het niet heeft gevonden. Maar ja,
Garner is ook door niemand gevonden. Herinnert u zich hem nog? U
bezocht zijn tehuis toen u nog een kleine jongen was. '
'Vaag. Ik ben daar maar een paar keer geweest. Wie heeft zijn
lichaam opgegraven?' Nicholas negeert de vraag. 'Herinnert u zich
nog dat Garner met uw vader sprak?'
'Wie groef hem op?' vraag ik weer. Zoals eerder, kan ik er niet
tegen dat hij mijn vader ter sprake brengt, met name omdat hij
zoveel over hem schijnt te weten. 'We zijn nu niet in een
ondervragingsruimte, meneer Rourke. ' Ik zucht en besluit van
tactiek te veranderen. 'Je verbaast me, Nicholas. Gewoonlijk doen
alleen domme moordenaars zoiets; de politie bellen om te laten zien
hoe stoer ze wel zijn. Jou had ik hoger ingeschat. Maar misschien
had ik het mis. ' 'Is dat wat ik doe?' Hij grinnikt. '"Beste agent,
hier spreek de moordenaar. " Bedoelt u dat? Slechte spelling en te
veel postzegels opgeplakt?'
'Zoiets, ja. Heb je, nadat je brand in St. Valentine's had
gesticht, een aantal brieven naar mensen gestuurd?'
'Waarom zou ik zoiets doen?'
'Om ze op de proef te stellen en angst aan te jagen. Om jezelf
belangrijker te doen lijken dan je in feite bent. '
'Het spijt me te moeten horen dat u zo'n lage dunk van me heeft,
meneer Rourke. ' Hij klinkt niet verrast. 'Maar anderzijds had ik
niet anders verwacht. '
'Doordat ik weet dat je niet goed snik bent?' 'Door wat u bent.
Door uw verleden. Door wat u me hebt aangedaan. Door wat we gemeen
hebben. '
'We hebben niets gemeen, Nicholas.'
'Weet u dat wel zo zeker?' De verbinding wordt verbroken. Met de
woorden van de moordenaar naklinkend in mijn hoofd, sta ik alleen
in een stille, verlaten straat. Even blijf ik verbijsterd staan.
Dan kijk ik op mijn telefoon naar het nummer vanwaar Nick heeft
gebeld en neem contact op met Dale. 'Ik had net Nicholas aan de
telefoon, ' zeg ik zodra hij opneemt. 'Hij belde met een
zaktelefoon. Kun je een telefoonmaatschappij laten nagaan waar hij
was toen hij belde?'
'Jezus, Alex. Hoe is hij aan je nummer gekomen?'
'Hij zei dat hij het op een visitekaartje had gevonden, maar hoe
moet ik dat weten, verdomme. Kun je het laten natrekken?'
'Dat kan wel even duren. Tegen die tijd is hij waarschijnlijk
allang verdwenen.'
'Ja, maar het geeft ons een idee van waar hij zich ophoudt. ' Ik
geef Nicks nummer. 'Als blijkt dat hij in de buurt van Boston heeft
gebeld, dan is de kans groot dat hij op de vlucht is. En als hij
het vanaf de overkant van de straat heeft gedaan, dan weten we dat
hij dat niet is.'
'Oké, ik bel je op zodra we iets weten. '
'In orde. Probeer eens of je verdere gesprekken vanaf dat nummer
naar mijn telefoon op een ander toestel kunt laten doorschakelen.
Het bevalt me niet erg dat hij me zomaar kan opbellen als hij daar
zin in heeft.'
'Zal ik doen. Zelf moet ik er niet aan denken dat hij me midden in
de nacht belt. Ik zou er de zenuwen van krijgen.'
'Je moest eens weten. Bedankt, Dale. ' Ik verbreek de verbinding en
pak een sigaret. Na mijn gesprek met Nicholas heb ik weinig zin om
de stapel gegevens betreffende Garner, zijn medeplichtigen, en St.
Valentine's door te spitten. Hij had beweerd dat hij Angela Lamond
op de dag dat hij haar had ontvoerd, had meegenomen door het bos.
Misschien is het een goed idee om nu een wandeling in de frisse
buitenlucht te gaan maken. Of misschien toch niet, voor het geval
Nicholas zich in de bossen schuilhoudt. Maar die gedachte jaagt me
niet zoveel angst aan als het telefoontje deed. Zijn stem overviel
me. Maar wanneer ik opduik op de plek waar hij zich verschuilt, dan
overval ik hem. Het is het verschil tussen jagen en opgejaagd
worden, en aan de eerste mogelijkheid geef ik verreweg de'voorkeur.
Ik kijk nog een laatste keer in de verlaten straat om me heen, stap
dan in de Corvette en start de motor. Enkele minuten later draai ik
het hobbelige, modderige pad op dat verdwijnt onder de donkere,
grillige boomkruinen van Mason Woods. Ik stop bij de eerste
parkeergelegenheid en blijf roerloos zitten terwijl het geluid van
de afgezette motor wegsterft. Hoewel ik mezelf voorhoud dat
Nicholas overal kan zijn, zowel dichtbij als ver weg, is het goed
mogelijk dat hij, hopend op mijn komst, hier ergens wacht. Voor het
geval dat, controleer ik of ik mijn Colt bij me heb, en stap uit de
auto. Buiten is het verrassend stil. Er is geen wind om de bo- men
in beroering te brengen, en vogels, insecten en andere dieren
lijken te zijn gevlucht of houden zich verborgen. Als ik door een
dikke laag dorre bladeren naar het Black Ravine ploeter, zijn mijn
voetstappen het enige geluid dat de stilte verstoort. Ondanks het
seizoen is de grond onder het dichte bladerdak bruin en dor,
overdekt met grillige, taaie ranken van braamstruiken en ander
onkruid, waardoor de schijnbaar open ruimte tot een bijna
ondoordringbare wildernis wordt gemaakt. Al gauw hoor ik achter me
de echo van mijn krakende voetstappen in de bladeren. Een paar keer
blijf ik staan en draai me haastig om, maar tussen de bomen achter
me is niets te zien, dus vervolg ik mijn weg. In mijn ooghoeken
neem ik tussen de sombere schaduwen onder de bomen bewegingen waar.
Regelmatig knipper ik met mijn ogen om ze te verdrijven en mijn
blik te verhelderen, maar meestal zonder succes. Ik hoop dat het
gewoon vogels zijn, of bosdieren, of het komen en gaan van andere
normale wezens die je in een bos kunt verwachten. Wanneer ik de
kloof bereik, verscheurt het plotselinge lawaai van het stromende
water, ingesloten en versterkt door de rotsachtige wanden van de
kloof, de doodse stilte. De loodgrijze hemel draagt er niet toe bij
om de benauwende atmosfeer van het bos te verlichten. Beneden
markeert een eenzaam stuk politietape langs de voet van de rotswand
de plek waar Garner werd gevonden. Ik klauter omlaag naar de bodem
van de kloof en neem een paar minuten om de plek in me op te nemen,
die uitkijkt op een enorme, breed uitgroeiende spar aan de
overkant. Hoewel de klim nu niet veel voorstelt, moet het een stuk
riskanter zijn geweest in het donker, toen de overblijfselen werden
opgegraven.
Het zou veel eenvoudiger zijn geweest om de rivier te bereiken op een plek waar de oevers niet zo steil waren, en die daarna te volgen naar het graf. Plotseling hoor ik heftige bewegingen en geluiden in de bladeren boven me. Razendsnel trek ik mijn Colt en draai me gealarmeerd om. Opnieuw heftige bewegingen, dan een kreet als van een stervend dier, en even later vliegt een enorme pikzwarte kraai of raaf luidruchtig op uit de bomen en verheft zich met regelmatige vleugelslagen in de lucht. Alles wordt weer stil. Gejaagd ademend en met waakzame ogen langs de rand van de kloof kijkend, wacht ik af. Het pistool in mijn hand voelt traag en onhandig. Een of twee minuten verstrijken zonder dat er iets gebeurt en langzaam kom ik een beetje tot rust. Ik loop in zuidelijke richting, weg van de rotswand, en volg een poosje de stroom tot waar de rotsachtige oevers overgaan in drassige veengrond. De hele tijd is het geluid van het stromende water het enige dat de stilte verstoort. Als ik het juist heb, kan het niet lang meer duren voor de grond geleidelijk weer omhoogloopt tot een helling die uiteindelijk Ryland Hill zal worden. De bossen die me omringen zijn weer stil geworden. Ik hoor zelfs geen insecten. Op de achtergrond hoor ik alleen nog het stromende water, waarvan ik hoop dat het geen andere geluiden maskeert. Ik heb het gevoel dat ik word bespied - nee, aangestaard. Mijn maag verstrakt. Nerveus, en met het gevoel afgesneden te zijn van de civilisatie, kijk ik om me heen en tuur door de grillige bladerpatronen. Misschien heb ik voor vandaag genoeg gewandeld. Ik ga terug naar mijn auto die eenzaam onder een groenbruin bladerdak staat. Wanneer de parkeerplaatsen aan het eind van het pad in zicht komen, zie ik vaag door de bomen opnieuw de rode Toyota die daar gisteren ook al stond. Instinctief controleer ik of mijn wapen goed zit, en probeer dan zo stil mogelijk door het stuikgewas bij de auto te komen. Als ik ter hoogte van de achterwielen uit de struiken kom, zie ik binnen in de auto geen direct teken van leven. Tussen de zijspiegel en de carrosserie hangt een spinnenweb, waarin een spin, roerloos maar waakzaam, op zijn prooi zit te wachten. Snel werp ik een blik onder de Toyota en kom dan langzaam omhoog om, klaar om bij het eerste teken van onraad weg te duiken, door het raam naar binnen te kijken. Niemand. Door het smerige glas zie ik op de achterbank een oude deken liggen die iets bedekt; iets dat veel te klein is om een mens te zijn, en onregelmatig van vorm. Het portier is niet afsloten, en na snel even om me heen te hebben gekeken, trek ik het open en buig me naar binnen. Ik pak een punt van de deken en sla hem terug om te zien wat eronder ligt. Kleren. Wit. Een stevig katoenen uniformoverhemd, gekreukeld. Met daarop een donkerblauw naamplaatje. A. Lamond, verpleegster. Na meer dan een uur arriveert het forensisch team van de State Police, en daarna duurt het nog een halfuur voor ik ze met hun nauwgezette onderzoek van de Toyota en het terrein eromheen alleen kan laten. Volgens de aangifte was de auto een paar dagen voor de moord op Angela Lamond in Augusta gestolen. Tegen de tijd dat ik in Main Street bij een winkel binnenloop om nog meer sigaretten en een flesje cola te kopen, begint het snel donker te worden.
Er blijft me niet veel tijd meer over om me
klaar te maken voor mijn afspraak. Het lezen van de dossiers zal
moeten wachten. Als ik de winkel uitkom, zie ik een oude bekende.
Leonard, de verslaggever. Onder zijn kalende schedel trekt hij een
onschuldig gezicht. Evenals vanmorgen heb ik niet veel zin om zijn
vragen te beantwoorden. 'Meneer Rourke, ' zegt hij, op me
afstuivend als een jachthond op zijn baas. 'Kan ik u even
spreken?'
'Zeker, Leonard. Brand maar los. Maar hou het kort. '
'De ontsnapte gevangene, die "Nicholas". Acht u het mogelijk dat
hij terugkeert naar de plek waar hij is gearresteerd?'
'Waarom zou hij dat doen?' Leonard haalt zijn schouders op, maar
hij stuurt duidelijk op iets aan. 'Als hij de moordenaar is van
Angela La-mond en van Henry Garner, bestaat dan niet het gevaar dat
hij, om de een of andere reden, ook nog andere inwoners op het oog
heeft?'
'Dat zou je aan hem moeten vragen, ' zeg ik, mijn auto openmakend.
'Of aan een psychiater. Je stelt vragen waarop ik geen antwoord kan
geven.'
'Oké, meneer Rourke, ' gaat hij verder. 'Stel dat deze man
verantwoordelijk is voor Garners dood en de brand in het
kindertehuis, bestaat er dan een kans dat de politie het onderzoek
naar andere sterfgevallen van een paar jaar geleden heropent?'
'Dat zal je Dale Townsend moeten vragen,' zeg ik, mijn portier
opentrekkend. 'Nog één vraag,' zegt hij. 'We zijn ook
geïnteresseerd in de menselijke kant van het verhaal. Wat voor
uitwerking heeft dit onderzoek op u en de andere agenten?'
'Waar heb je het over?' Leonard haalt zijn schouders op. Zijn
gelaatsuitdrukking heeft niets boosaardigs, maar ik weet zeker dat
er meer dan alleen maar onschuldige nieuwsgierigheid achter zijn
vraag schuilt. 'Naar ik heb begrepen, heeft u eerder wel eens
stressproblemen met uw werk gehad,' zegt hij. 'Hoe ondergaat u dit?
Ik bedoel, het feit dat iemand die in uw geboortestad een moord
heeft gepleegd is ontsnapt, de confrontatie tijdens het verhoor,
dat soort dingen. De gedachte dat uw man zijn verdiende straf
ontloopt moet aan u vreten.' 'Bemoei je er niet mee, Leonard, ' zeg
ik, in mijn auto stappend. Mijn vuisten jeuken, maar ik hou mezelf
voor dat hij niets heeft gezegd waarvoor ik hem een dreun kan
verkopen. Bijna overtuig ik mezelf. 'Dat gaat je geen donder
aan.'
'Kom nou, meneer Rourke, dit zijn nou juist de dingen in een
verhaal waar het publiek van smult.'
'Dat kan zijn. Maar daar heb ik geen boodschap aan. In dit soort
dingen heb jij je neus niet te steken. En maak nu dat je wegkomt en
laat me met rust.'
'Wat mag ik uit uw antwoord opmaken?'
'Je mag eruit opmaken wat je wilt, als je dat maar doet waar ik je
niet hoef te zien. En donder nu op.' Mijn woorden lijken hem niet
erg af te schrikken. 'Bedreigt u me, hulpsheriff Rourke?' vraagt
hij alleen maar. Ik negeer hem en sla mijn portier dicht, inwendig
woedend op mezelf dat ik me heb laten gaan. Het sop is de kool niet
waard, hou ik mezelf voor als ik start. Hij roept nog een paar
dingen door het glas, maar geeft het op als de motor ronkend
aanslaat. Een kilometer verderop verlaat ik de weg en draai de
grindweg op, terug naar de verstikkende stilte rond Crowhurst
Lodge, een stilte die alleen door de omringende bomen schijnt te
kunnen worden verbroken.
Het is bijna acht uur, en ik voel me nog
nerveuzer dan eerst. Er lijkt geen enkele logische reden voor te
bestaan, maar het gevoel is er; elke spier voelt een beetje strak,
iedere zenuw in mijn lichaam is gespannen. Een gevoel alsof ik
probeer te stoppen met roken. Ik kan alleen maar hopen dat Gemma's
gezelschap, waar ik naar uitzie als een drenkeling naar een stuk
drijfhout, voldoende zal zijn om dit gevoel te verdrijven. Nu ik de
route naar haar huis beter ken, lukt het me om de rit ernaartoe
vrijwel op de minuut te plannen. Ik heb een fles wijn bij me, ik
hoop dat het een goede is, en een paar benodigdheden voor het geval
ik de nacht overblijf -mijn scheerapparaat, dat ik in de auto laat,
en slaappillen, die ik bij me houd. Na mezelf nog een keer in de
binnenspiegel te hebben geïnspecteerd (nog steeds sjofeler dan me
lief is), sluit ik de auto af en loop de oprit op. Net zoals de
eerste keer, doet Gemma open voordat de gong in de gang is
uitgegalmd, alsof ze me daar heeft staan opwachten. Vanavond draagt
ze een katoenen blouse en een nauwsluitende broek, die beide haar
ranke figuur accentueren. Ze begroet me met een 'kus en gaat me dan
voor naar de zitkamer. Haar huis, dat keurig op orde is, lijkt in
veel opzichten op mijn eigen appartement, in zoverre dat goed is te
zien dat het maar door één persoon wordt bewoond. Zo zijn de
videofilms naast de televisie duidelijk de keuze van één persoon.
Ook ontbreken die typische snuisterijtjes die echtparen gedurende
de jaren verzamelen - foto's, souvenirs, en presentjes van
vrienden. Maar in plaats van in de zitkamer te blijven, volg ik
Gemma naar de keuken, waar ik de fles wijn op het aanrecht zet,
naast een grote schaal met salade. 'Hoe wist je dat het rode wijn
moest zijn?' vraagt ze ter- wijl ze in de oven iets dampends
controleert en langs haar heen de geuren van basilicum en
rozemarijn me tegemoet komen. 'Eh, ik had bijna ook witte wijn
meegebracht, maar ik was bang dat zoiets misschien een beetje
overdreven zou overkomen. Een fles is goed voor bij het eten. Twee
flessen is goed om tipsy te worden. Wat heb je in de oven?'
'Italiaanse lamsbout. Je houdt toch wel van lamsvlees, hoop
ik?'
'Heerlijk,' zeg ik. 'En het ruikt geweldig.' Ik loop naar de gang
om mijn jas op te hangen en kom dan weer terug in de keuken. We
drinken een glas wijn en babbelen wat, de draad van het gesprek
weer opnemend waar we gisteren zijn gestopt. 'Ik wist niet dat je
een foot-ballfan was, ' zeg ik, als ik een koffiemok van de
Patriots op haar afdruiprek zie staan. 'O, dat daar. Nee, ik ben
geen fan. Dat heb ik gekregen van een vriendje toen ik op de
universiteit zat. Jij wel?' 'Ik heb ooit eens een zaak gehad
waarbij een van de stafleden was betrokken, en zo wat vrijkaartjes
gekregen. Maar mijn sport is het niet. ' Als Gemma me een paar
borden aanreikt, kijkt ze me even onderzoekend aan. Misschien is
haar de heftigheid in mijn stem opgevallen; ik moet hebben
geklonken alsof de hele professionele sportwereld me diep heeft
gekrenkt. 'Toch moet het voor je reputatie een belangrijke opdracht
zijn geweest, ' zegt ze. 'Veel publiciteit. Zeker in Boston. '
'Publiciteit is anders ook niet alles. Verdomde verslaggevers. ' Ik
vertel haar over mijn treffen met Leonard van vanmiddag, en wat ik
denk dat hij met zijn laatste vragen insinueerde. Alleen de
gedachte eraan doet mijn ergernis weer opkomen en ik voel mijn
gespannenheid toenemen.
'Hij suggereerde gewoon dat ik niet onder
spanning kon werken. Alsof die klojo niets anders heeft om over te
schrijven dan wat er in mijn hoofd omgaat.'
'Hij doet gewoon zijn werk. En zo te horen lijkt hij niet zoveel te
hebben gezegd.'
'Nee, nu niet misschien, maar toen klonk het wel zo. De schoft!'
Gemma haalt haar schouders op, een beetje verward door de
plotselinge omslag van mijn stemming. 'Hij stelde alleen maar
vragen. Waarschijnlijk bedoelde hij er niets mee.' Mijn gedachten
gaan naar een hoop andere mensen, naar mijn collega-agenten bij de
FBI, die ook niets bedoelden met wat ze zeiden. Ik zie nog hun
bezorgde blikken, niet om mij, maar om de kwaliteit van mijn werk.
Ook herinner ik me nog hoe ze naar me keken toen ik uit het
ziekenhuis kwam. In hun ogen was ik een zenuwpees, iemand om
medelijden mee te hebben, niet uit oprecht medelijden, maar omdat
medelijden zo vaak een dekmantel is voor afschuw. De herinnering
doet alle opgehoopte ergernis omslaan in felle woede, die ik, zoals
eerder, niet kan inhouden. 'Ik geloof niet dat ze begrijpen wat het
betekent, ' zeg ik kwaad tegen Gemma. 'Uren achtereen praten met
een psychopaat. Sinds ik hier ben, heb ik in mijn vrije tijd alleen
maar politierapporten gelezen. En wanneer die verdomde verdachte
dan onder ieders ogen ontsnapt, word ik bekeken alsof het mijn
schuld is en dat ik daar maar beter iets aan kan doen. Als ze me al
niet proberen duidelijk te maken dat ik op het punt sta om in te
storten. Als ze ophouden met hun getreiter en me verdomme met rust
laten, is wat mij betreft alles oké!'
'Ze zijn gewoon bezorgd. En je ziet er een beetje...'
'Een beetje wat? Begin jij nu ook al? Dale deed ook al moeilijk
tegen me, dat ik moet ophouden die medicijnen in te nemen, alsof
hij er verstand van heeft.' Er komt onzekerheid in haar ogen.
'Alex, wat scheelt eraan? Ik zei alleen maar dat ik bezorgd om je
was. Het spijt me als je dat heeft gestoord. '
'Bezorgd over me? Hoezo? Denk je soms dat er iets mis met me is? Is
dat het, ben je het met hen eens?'
'Om eerlijk te zijn, ja. Hoor eens wat je zegt!'
'Bevalt het je niet wat ik zeg?'
'Niet de manier waarop je het zegt!' antwoordt ze, vechtend tegen
haar tranen. Als ik zie hoe van streek en verdrietig ze wordt, het
doet het me niets. 'Hoe wil je dan dat ik zeg? Nou? Zeg het eens, '
snauw ik, met mijn armen over elkaar gevouwen, als een leraar die
het tegen een bijzonder domme leerling heeft. 'Alex, hou op. '
'Ophouden? Ach, waarom ook niet?' grauw ik. 'Ik zal ophouden met je
lastig te vallen, zodat jij kunt ophouden met zeuren. Ik heb genoeg
van je zogenaamde bezorgdheid, van jou en van iedereen! En nog
bedankt voor een geweldige kloteavond! Het ga je goed!' Met die
woorden banjer ik het huis uit, een verwarde en huilende vrouw
achterlatend, waarvan ik diep in mijn hart weet dat ik haar erg heb
gekwetst. Tegen de tijd dat ik beneden aan de oprit sta en de
razernij is gezakt, besef ik wat een hufter ik ben geweest. Ik heb
er een puinhoop van gemaakt, iemand om wie ik geef heb ik zonder
reden pijn gedaan en iets dat mooi was vernield. Ik leun tegen mijn
auto, laat mijn hoofd op het dak rusten en vraag me af wat me in
hemelsnaam bezielde. Er is iets niet in orde, vanavond niet, de
hele dag al niet. Ik zou terug moeten gaan en mijn excuses aan
moeten bieden.
Zou ze me geloven? Zou ze nog wel met me willen praten? Zou het de zaken er beter op maken? Wanneer ik in mijn auto stap, realiseer ik me dat mijn jack nog bij Gemma in de gang hangt. Maar een poosje kou lijden in alleen mijn overhemd is waarschijnlijk niet meer dan me toekomt. Nog één keer kijk ik naar het huis waar ik nu een geweldige avond had kunnen hebben. Dan start ik de auto en rij weg. Tegen elven ben ik niet alleen terug in Winter's End, maar na mijn auto bij het hotel te hebben achtergelaten, zit ik nu ook nog eens bij Larry's, de bar aan de noordkant van de stad, pleisterplaats van vrachtwagenchauffeurs en andere werkers bij de houtbedrijven. Ik zit hier nu twee uur geleidelijk dronken te worden, tegen een prijs die me verbaast. Larry's heeft niet de relatieve beschaving van de Sawmill; in feite is het een kroeg. Met een donker berookt plafond, een met bier doorweekte houten vloer en countrymuziek. Maar ik ben niet in de stemming voor een drankje en een rustige avond. Ik wil zat worden; alles wat me in Gemma's huis bezielde wegspoelen. Ik wil pool spelen en stoom afblazen. Ik wil ruzie zoeken met een paar truckers en een pak op mijn lazer krijgen. Aan de eerste twee eisen is voldaan. Wanneer ik na drie spelletjes pool terugkom van het toilet, vind ik mijn barkruk bezet door een zware, zwetende vent in een geruit hemd en een spijkerbroek die ruimte biedt aan drie boomstammen. Achteraf gezien had ik mijn openingszin wat zorgvuldiger kunnen kiezen dan: 'Ga met je dikke reet van mijn kruk af, zultkop. ' Ook had ik beter een zultkop kunnen uitzoeken die niet twee kameraden bij zich had. Dat had ik kunnen doen. Maar ik deed het niet. De man draait zich langzaam om en kijkt me aan. Donker, dunner wordend haar, vanaf de slapen achterovergekamd. Zijn zware onderkin, stoppelig en bezweet, hangt over zijn kraag zoals zijn buik over zijn broeksriem. 'Wat?' zegt hij, meer knorrend dan pratend. Over zijn schouder zie ik twee mannen belangstellend opkijken. De ene heeft ongeveer hetzelfde postuur als zultkop en zou zijn broer kunnen zijn. De ander is wat jonger en iets slanker; jaren van vette maaltijden en bier in truckstops hebben op zijn figuur nog niet dezelfde uitwerking gehad. Ik buig me wat onzeker voorover naar zultkops oor en zeg, nu wat luider: 'Ga met je kont van mijn kruk, ranzige zultkop!' De man staat op. Hij is zo'n tien centimeter kleiner dan ik, een tekortkoming die ruimschoots wordt gecompenseerd door zijn gewicht; veel natuurlijke stootkussens om klappen op te vangen. 'Je hebt nogal een grote bek, maat,' zegt hij, me met zijn toegeknepen varkensoogjes in terechte woede aanstarend. 'Nog niet half zo groot als jouw reet. Wat voor beroep heb je eigenlijk, voorproever bij een donutfabriek?' Zultkops twee kameraden voegen zich bij hem. De jongste en slankste, die in het midden staat, ziet eruit alsof hij in de juiste proporties wordt geperst. 'Volgens mij heb je genoeg gehad, ' zegt hij op zijn hoede, met de biljartkeu nog steeds in zijn handen. 'Ja, waarom ga je niet weg, wat frisse lucht happen, ' zegt nummer drie. Mijn woede van eerder die avond, nu wat verdoofd door de alcohol, laait weer op. Ik wil een knokpartij, of ik nu win of buiten westen word geslagen. Ik wil ribben horen kraken, van wie ze ook zijn.
Ik wil de misselijkmakende dreun horen van
iemands schedel die tegen de houten vloer slaat. Een bloedoffer
voor wat ik heb gedaan. Ik glimlach, althans, ik ontbloot mijn
tanden. 'Wat zijn jullie, jongens, een gezinnetje ofzoiets?' lal ik
luidruchtig - net nog niet schreeuwend. 'En dan ben jij zeker het
mietje?' Ondanks mijn roes ben ik me ervan bewust dat ons viertal
nu de volle belangstelling heeft. Uit de gelaatsuitdrukking van de
andere vaste barbezoekers valt duidelijk op te maken dat ze
weifelen of ze hun biezen zullen pakken, zich afzijdig zullen
houden, tussenbeide komen, of dat ze erop los zullen gaan. Rechts
van me leunt de barman over de bar en zegt: 'Zo kan-ie wel, maat.
Verdwijn en ga je roes uitslapen. ' Als ik geen sjoege geef, komt
hij achter de bar vandaan om me er eigenhandig uit te smijten.
Desondanks blijf ik de drie clowns tegenover me strak aankijken,
beseffend dat het bierflesje in mijn hand wel eens goed van pas zou
kunnen komen. 'Kom op dan, klojo's,' snauw ik. 'Waar wachten jullie
op?' Gelukkig voor mi(, krijgen ze geen gelegenheid om antwoord te
geven. Net als het drietal collectief lijkt te hebben besloten dat
ze van mijn heldhaftigheid weinig hebben te duchten, roept er van
achter uit de bar een stem: 'Sheriffs Department! Zo is het genoeg,
jongens, of ik laat jullie allemaal opsluiten!' Niemand verroert
zich als Dale zich door de omstanders naar voren werkt. Hij ziet
eruit alsof hij zijn uniform nogal haastig heeft aangetrokken. 'Hou
je gedeisd, Alex, ' zegt hij. Dan draait hij zich om naar de
anderen. 'Doorgaan, het is voorbij. Hadden jullie nog niet ergens
een consumptie staan?' Ik zucht en zet mijn bierflesje op een
tafeltje vlakbij. 'Hoi, Dale. Wat doe jij hier?' Hierna lopen we
naar een rustig stuk van de bar en bestellen nog twee biertjes.
Wanneer de barman aarzelt om me te bedienen, geeft Dale hem een
knikje. Afgezien van een paar woedende blikken, word ik verder met
rust gelaten. Dale neemt een grote slok bier. 'Gemma Larson heeft
me gebeld,' zegt hij dan. 'Voordat ik hier kwam, ben ik eerst naar
het hotel en de Sawmill geweest.'
'Gemma, ' zeg ik, met beide handen over mijn gezicht wrijvend. 'Wat
zei ze?'
'Dat je nogal vreemd deed. Ze vroeg me of ik naar je uit wilde
kijken. ' Het is overduidelijk dat hij de meeste details van hun
gesprek verzwijgt, wat ik hem niet kwalijk neem. Ik giet een kwart
fles bier naar binnen en staar dan zwijgend naar het licht dat op
het flesje speelt dat ik ronddraai tussen mijn handen. Rond en rond
en rond. Woede heeft plaatsgemaakt voor zelfbeklag. 'Ik heb het
verknald, Dale. Zoals ik alles verknal.'
'Nee, dat heb je niet.' Ik neem nog een grote slok bier en wenk dan
de barman voor een nieuw rondje. 'Wel waar,' zeg ik, het flesje
leegdrinkend. 'De FBI - dat heb ik ook verknald. Je haalt me
hierheen om met een of andere knaap te praten, en het enige wat ik
uit hem kreeg voor hij de benen nam bestond uit raadseltjes en
geouwehoer. Dus dat zal ik ook wel hebben verknald. En nu Gemma
weer.' Dale laat dit even bezinken en neemt dan weer een flinke
slok bier. 'Wil je mijn mening horen?'
'Ga je gang,' zeg ik schouderophalend. 'Je bent geen grotere
klungel dan de rest van ons. Maar je zit ook niet meer op de high
school, dus doe er iets aan. Ga naar huis, slaap je roes uit en
denk er morgen nog maar eens over na.' 'Ik kan vast niet slapen,'
zeg ik met een dikke tong. 'Mijn pillen zitten nog in mijn
jack.'
'Geloof het of niet,' zegt Dale, me overeind hijsend, 'zo'n zes
liter bier werkt minstens even goed als welk slaapmiddel dan ook.
Kom, we gaan.'
'Je hebt je bier nog niet op. '
'Ik moet rijden. Eerst jou naar huis, en dan mezelf naar bed.' Dale
helpt me de voordeur van de Crowhurst Lodge open te maken, maar
laat me zelf de schemerige trap beklimmen. Ondanks mijn labiele
toestand heb ik weinig moeite om tree na tree omhoog te komen,
alsof het gebouw een oude vriend verwelkomt en zich aan mijn
onzekere voeten aanpast. Al bij mijn eerste poging glijdt mijn
sleutel in het slot en ben ik in mijn kamer. Hoewel ik geen ervaren
drinker ben, herinner ik me nog genoeg van mijn studententijd om zo
veel mogelijk water te drinken voor ik me ten slotte klotsend en
draaierig op bed laat vallen.