Woord van dank

Het is onmogelijk om iedereen te bedanken die aan dit gigantische project heeft meegewerkt. De eerste die ik wil bedanken is mijn zus Lamia. Ik kan me niemand voorstellen met wie ik beter kan samenwerken. En zonder haar aandacht voor de details, haar vooruitziende blik en haar visie betwijfel ik of dit boek zo aangrijpend zou zijn geweest als het is geworden.

Toen ik aan dit project begon, benaderde ik enkele schrijvers die ik goed kende en vroeg hun of ze wilden meedoen. Jonathan Santlofer, John Lescroart en Tess Gerritsen stemden toe zonder te vragen hoeveel geld ze ervoor zouden krijgen en zonder dat ze veel over het project wisten. Via het sneeuwbaleffect zijn de andere schrijvers erbij gekomen.

Oorspronkelijk was de bedoeling dat dit boek een bloemlezing zou worden ter ere van mijn overleden vriend Les Pockell. Als ervaren uitgever en als vicepresident van Grand Central Publishing, bezat Les een geest die even scherpzinnig was als die van Sherlock Holmes. We werden goede vrienden en altijd als ik in New York was, lunchten of dronken we wat met een vriendin, Susan Richman. Op een dag, met een paar drankjes erbij, viel Les ineens stil toen hij hoorde over mijn plannen om een bloemlezing te publiceren en de opbrengst ervan aan kankeronderzoek te doneren. ‘Als je wilt dat dat verkoopt, Andrew, maak daar dan een roman in hoofdstukken van,’ zei hij. ‘Ik heb als kind ooit zo’n roman gelezen en dat heeft diepe indruk gemaakt.’ Vervolgens pakte hij zijn creditcard van de tafel en met zijn regenjas in zijn hand nam hij afscheid. Susan Richman zei tegen me: ‘Wat een geweldige man is dat toch.’ Helaas heeft de kanker Les afgelopen zomer geveld. Tijdens zware momenten van dit project had ik vaak het idee dat Les’ onzichtbare hand me leidde.

Het mooie van een project als dit is dat ik zeer goed bevriend ben geraakt met een aantal deelnemers en dat de vriendschap is verdiept met schrijvers die ik tot dan slechts oppervlakkig kende. Mijn speciale dank gaat uit naar Jeffery Deaver, een ware duizendpoot. Hij heeft een grote rol gespeeld in het vinden van losse draadjes en in het samenbinden ervan met een handigheid waarom David Blaine hem zou benijden. Jonathan Santlofer, een van de slimste mensen die ik ken, speelde ook een grote rol in het beter maken van dit boek en in het schrijven van de toeschouwerscènes – hoewel ik moet toegeven dat we elkaar wel een paar keer hebben willen vermoorden. Gelukkig stonden onze moordplannen onze vriendschap niet in de weg. John Lescroart bleek een grote steun. Hij hielp mee andere schrijvers voor dit project te vinden en was altijd bereid mee te denken over ideeën die we hadden. En natuurlijk de grote David Baldacci, die het geweldige voorwoord heeft geschreven. David is een echte heer in de literaire wereld en het was zeer prettig met hem samen te werken. Alexander McCall Smith hielp met het uitpluizen van de afgronden van het manipulatieve karakter van Christopher Thomas.

Ook wil ik mijn broer Farris bedanken voor zijn steun, wijsheid en volharding tijdens het brainstormen; Lisa Gallagher, een van de aardigste en trouwste mensen die ik ken; Nancy Yost, die vanaf het begin een ijkpunt was; Joe Finder, die ons orakel werd; Doug McEvoy, die – hoe druk hij het ook had – altijd tijd vond om me wijze adviezen te geven; en het Touchstone-team: Stacy Creamer, David Falk en Michelle Howry – ze hebben hun vertrouwen in het project nooit verloren.

Een paar van de mensen die ook hebben geholpen dit project van de grond te krijgen zijn: Alice Martel, Alan Jacobson, Lukas Ortiz, Christian Lewis, Ben M., Lesley Winton, Louise en Nick Ellison.

Het is een driejarige marathon geworden. Ik heb een heleboel geleerd, heb me gefrustreerd gevoeld, heb slapeloze nachten gehad, had dat geweldige verwachtingsvolle gevoel elke keer als ik een e-mail met een nieuw hoofdstuk erin opende en nu geniet ik van het fijne gevoel dat het werk gedaan is. Maar boven al besef ik heel goed dat ik zonder de geweldige hulp en toewijding van alle mensen die me hebben geholpen dit boek nooit had kunnen schrijven.

Andrew F. Gulli

 

 

Een samenhangend boek maken dat door zesentwintig verschillende auteurs is geschreven, is zeker geen baan voor twee personen. Dat hebben Andrew en ik geleerd. Geen rust voor de doden was niet mogelijk geweest zonder de hulp van onze uitgevers en vele vrienden, familieleden, agenten, redacteuren, collega’s en natuurlijk de schrijvers, wier werk ik heb mogen redigeren.

Mijn grootste dank gaat uit naar mijn broer Andrew die me bij dit project heeft gehaald, hoewel ik moet bekennen dat er momenten waren (vooral de doorgehaalde nachten) dat ik hem daarom haatte. Ook veel dank aan mijn broer Farris. Op de allerergste momenten dat ik aan dit boek werkte, was Farris er altijd. Hij luisterde geduldig en gaf goede adviezen. Hij hielp plotproblemen op te lossen, wees op logische onjuistheden en was als arts altijd in staat om medische of forensische vragen te beant woorden. Ook veel dank aan Christian Lewis, die op zeer korte termijn tijd in zijn drukke schema vrijmaakte om dit boek te lezen en die met zijn geweldige redactionele en onderzoekservaring meerdere sleutelproblemen in het boek heeft opgelost.

Ook veel dank aan Jonathan Santlofer voor zijn hulp bij het redigeren, voor het aanbrengen van nieuwe schrijvers en voor de vele opvallende en minder opvallende bijdragen aan dit boek. Ook wil ik Jeffery Deaver bedanken, die altijd bereid was grote stukken tekst te lezen, advies te geven en zelfs met het redigeren te helpen. Ook dank aan Kathy Reichs voor haar gedetailleerde en prompte antwoorden op al onze forensische vragen. Ook wil ik Joseph Finder en Doug McEvoy bedanken voor hun steun en waardevolle adviezen, net als Lisa Gallagher, Nancy Yost, Tess Gerritsen, John Lescroart, Peter James, Michael Palmer, T. Jefferson Parker, Alexander McCall Smith, Diana Gabaldon, Louise Ihm, Alison Jasonides, Marnie Fender en Lisa Scottoline.

Dank aan iedereen bij Touchstone, met name aan Stacy Creamer voor haar geweldige redactionele adviezen en omdat ze Andrew en mij de tijd heeft gegeven om van Geen rust voor de doden een beter boek te maken, Michelle Howry voor haar redactionele hulp en voor haar geduld en David Falk omdat hij in eerste instantie het manuscript wilde lezen.

Ook wil ik mijn beide ouders bedanken omdat ze me, toen ze nog leefden, altijd hebben aangemoedigd om te lezen en te schrijven. Mijn vader kocht honderden boeken voor me en gaf me tonnen zelfvertrouwen. Toen ik als magere achtjarige verhaaltjes op papiertjes krabbelde, was mijn moeder er altijd om me aan te moedigen en tot haar laatste paar maanden op aarde heeft ze altijd mijn verhalen gelezen en was ze de liefste, maar scherpste criticus die ik heb gehad.

Ten slotte wil ik alle schrijvers bedanken voor hun geweldige bijdragen. Zonder hen zou dit boek er nooit zijn geweest.

Het idee voor dit boek ontstond bij Andrew om geld te verzamelen voor kankeronderzoek – een deel van de royalties van Geen rust voor de doden gaat naar de Leukemia & Lymphoma Society.

Volgens de LLS sterven in Amerika alleen al elke dag ongeveer 148 mensen aan bloedkanker – één persoon per tien minuten. We hopen dat onze bescheiden bijdrage kan helpen dat aantal te verlagen. De Leukemia & Lymphom Society finan ciert poten tieel levensreddende onderzoeken over de hele wereld. Als u meer informatie over de LLS zoekt of een donatie wilt doen, ga dan naar hun website: www.lls.org.

Lamia J. Gulli