9

T. Jefferson Parker

De brief kwam op de eerste dag van de zomer, geadresseerd aan mijn vrouw. Van miljonair Tony Olsen, een man die ik niet mag. De envelop was ivoorkleurig en vierkant, een mededeling of misschien een uitnodiging. Ik pakte hem met de andere post uit onze brievenbus op Laguna Canyon Road, stopte alles in een boekentas en liep over het steile pad terug naar ons huis.

Het was een zonnige, warme middag met een stevig aanlandig windje dat de oceaangeur in de kloof bracht. Er bloeiden een paar taaie veldbloemen en wat alsem. Daarboven cirkelden twee haviken. Ik vroeg me af of die grote heilbot nog in Divers Cove zou zitten. Ik zou er vanavond naar toe kunnen gaan en hem proberen te vangen. Minstens een halve meter lang. Gisteren had ik hem gemist, maar meestal mis ik niet.

Al lopend kwam ik langs de huizen van de beroepssurfer, de geschiedenisprofessor, de rockzanger, de arborist en de octrooiadvocaat. We hebben een goed ‘buurtje’. De tuinen zijn perfect en we halen de vuilnisbakken altijd zo snel mogelijk naar binnen. Belle en ik zijn de arme sloebers van de buurt – de kunstenares en de eigenaar van een fotowinkel, met hun twee kinderen.

Belle was in haar studio, helemaal achter op ons terrein. Dat is een metalen gebouw waar je ooit machines kon kopen, maar het had dakramen en heel veel ruimte. Ze stond bij een ezel en werkte aan een schilderij. Haar korte broek en wandelschoenen zaten onder de verf, op haar flanellen overhemd zaten verfspetters en haar blonde haren had ze in een staart vastgemaakt. Ze zag er verschrikkelijk uit, geweldig verschrikkelijk.

‘Je hebt post,’ zei ik.

‘Rekeningen?’

‘Nee. En ook geen catalogus van Victoria’s Secret.’

‘Jammer.’

Ik viste de brief van Tony uit mijn boekentas en zette hem op een werkbank die vol lag met verf, oplosmiddel en kalk.

‘Maak even open,’ zei Belle.

Ik maakte hem open. ‘We zijn uitgenodigd voor een herdenkingsdienst voor Rosemary Thomas. Op de dag dat ze tien jaar dood is.’

Belle leek niet verrast, ze schilderde gewoon verder. Tot ze me aankeek en haar hand met de kwast erin liet zakken. ‘Wie zei er ook alweer dat het verleden niet alleen terugkomt om ons op te jagen, maar dat het nooit is weggegaan?’

‘We kunnen gewoon nee zeggen.’

‘Ze was een geweldige vrouw en ze heeft me geholpen. Wat ze haar hebben aangedaan is onvergeeflijk. Je weet hoe ik over die hele zaak denk, Don.’

Ja, dat wist ik. Dertien jaar geleden had Rosemary Thomas Belle’s schilderijen ontdekt op het Laguna Kunstfestival en ze onder de aandacht gebracht van haar curator-echtgenoot Christopher. Die stelde de tentoonstellingen van het McFall Artmuseum in San Francisco samen. Rosemary en hij vlogen in een zomer naar ons toe en Belle bracht twee dagen met ze door. Liet hun al haar werk en de studio zien, het festival en de omgeving. Soms was ik erbij. Na de tweede avond gingen we hiernaartoe en dronken nog wat. En Rosemary bleef maar bewonderend praten over Belles werk, met name Waves 27, een klein olieverfschilderij. Een boot op zee in grote, zwarte golven, tegelijkertijd mooi en afschuwelijk. Strak, bijgewerkt, de beste van een serie. Het hing in onze eetkamer tot we kort na Rosemary’s executie ontdekten dat ze met Olsen had geregeld dat het schilderij als onderdeel van de permanente collectie in het McFall kwam te hangen.

Die avond, toen Rosemary enthousiast praatte over kunst, vooral die van Belle, keek Chris haar alleen maar met een ironische glimlach aan. Later, na meer drank, bekende Chris dat hij een hekel had aan de meeste Laguna-kunstenaars. Hij zei dat ze nog slechter waren dan hij gevreesd had. Hij vond dat ze nog veel konden leren van Belle en van Art 101. Hij overwoog haar te vragen voor een groepstentoonstelling. Je kunt je voorstellen wat dat voor haar betekende, het zou een enorme sprong voorwaarts in haar carrière zijn.

Vanaf dat moment begon hij openlijker met Belle te flirten, alsof hij haar aandacht had gekocht. Rosemary behandelde hij als een stuk vuil. Ik keek toe en tolereerde het. Een tijdje.

Een maand later kwam Chris zonder Rosemary langs en wilde met Belle gaan eten in een hip, nieuw restaurant in Newport Beach. Hoewel ze zijn spelletje niet wilde meespelen, vonden Belle en ik dat ze dat moest doen. Dus ging ze. Het eten was goed. Daarna zei hij dat hij naar het Four Seasons wilde, omdat ze daar goede port hadden. Dus reed ze in haar auto achter hem aan. Natuurlijk vroeg hij na de port of ze meeging naar zijn suite. Belle zei dat ze al bezet was en dat ik een fijne man was, wat meer was dan ik verdiende. Hij glimlachte, maar werd vuurrood. Na het dessert liep hij met haar door de lobby naar de portier, sloeg een arm om haar heen en fluisterde in haar oor dat haar tieten en kont veel groter waren dan haar talent en dat ze beter goedkope flutschilderijtjes aan toeristen in Laguna kon verkopen dan haar werk aan de muren van het McFall te hangen tussen werk van schilders die duizend keer beter waren dan zij. Vervolgens kneep hij in haar kont en liet haar bij de portier staan.

Dit vertelde ze me allemaal toen ze die avond thuiskwam, woedend en vernederd.

Ik reed naar het Four Seasons, belde Chris met de hoteltelefoon, zei dat ik Rudy, de portier, was en dat het erop leek dat iemand zijn Jaguar had opengebroken. Chris zei: ‘Flikker op, het is een huurauto,’ en ik zei: ‘Dat kan best, meneer, maar we nemen of contact op met de politie van Newport Beach of u geeft ons een geschreven verklaring zodat het verhuurbedrijf geen…’

En toen smeet Christopher Thomas, een doener, de hoorn op de haak.

Ik wedde met mezelf dat het hem minder dan twee minuten zou kosten om hier bij de balie te staan. Het kostte hem anderhalve minuut. Toen hij zag dat ik het was, was het al te laat, als bij een vijfjarige kleuter pakte ik zijn oor vast en trok hem mee naar buiten. Moet een grappig gezicht zijn geweest, een vent in een zijden pak van tweeduizend dollar die aan zijn oor door de lobby van het Four Seasons werd getrokken, gebukt en met wapperen de handen, jankend over advocaten en toegebracht letsel en dat hij me voor de rest van mijn leven zou laten opsluiten.

Buiten, iets voorbij het portiershokje, smeet ik hem op zijn rug, hield hem in bedwang door mijn voet op zijn borst te zetten en belde Belle op mijn mobiel. Ik voelde door mijn schoen heen zijn hart kloppen. Ik gaf Chris de mobiel en zei dat hij waarschijnlijk wel zijn verontschuldigingen wilde aanbieden aan mijn vrouw. In een opwelling pakte ik een van zijn enkels vast en trok hem door het bloembed dat langs de oprijlaan van het Four Seasons lag. Door de pioenrozen, IJslandse papavers, ranonkels en God mag weten wat ze daar die week nog meer in hadden gezet. Chris stuiterde er doorheen terwijl hij met Belle praatte. Ik hoorde dat ze me vroeg te stoppen, maar dat wilde ik niet. Hij bood redelijk overtuigend zijn verontschuldigingen aan. Tegen die tijd was ook een bewaker ter plaatse, dus liet ik zijn been los, pakte mijn mobiel en liep achteruit naar mijn auto, terwijl die ingehuurde uitsmijter met grote ogen van angst op hoge toon in zijn walkietalkie praatte. Niet echt intimiderend. Een halfuur later was ik thuis bij Belle.

Ik had me hierdoor wat beter moeten voelen, maar dat was niet zo.

Dus je kunt je voorstellen dat de politie een jaar later een paar vragen voor me had, toen het lijk van Chris opdook in een ijzeren maagd in een Berlijns museum.

Zoals: waar was ik de nacht dat hij verdween? (Toevallig dertig kilometer buiten San Francisco bij een vriend.)

Zoals: waarom had ik Chris bij het Four Seasons aangevallen? (Toen leek me dat het beste.)

Zoals: vertelt u ons eens over uw tijd in de Corcoran-staatsgevangenis. (Twee jaar voor valsheid in geschrifte en verzet tegen arrestatie.)

En wie waren mijn vrienden? En hoe zat het met mijn werk als uitsmijter bij een nachtclub in Laguna? En met mijn relatie met Belle? Dat vonden ze het moeilijkst om te geloven. Hoe kon een hufter als ik het hart van een vrouw als Belle winnen, een knappe, getalenteerde en sexy vrouw. Ik vertelde ze de waarheid: ik had geen flauw idee.

Dat was destijds de waarheid en dat is het nog steeds.

Maar Belle had een geheim; een afspraak die ze met Rosemary had gemaakt. Meer wist ik niet. Ze zei dat het beter was dat ik niet meer wist en ik drong niet aan. Respecteerde haar wens.

‘Het is aan jou, Belle,’ zei ik. ‘Als jij naar die herdenking wilt, als jij Rosie wilt herdenken, vind ik het prima. Een minpuntje zijn die aanstellers uit dat kunstwereldje. Maar ik zal met je meegaan. Ik ben je man. Ik zal me gedragen en me keurig aankleden. Ik zal voor jou mijn jas over de modderpoelen in San Francisco leggen en je meenemen naar goede restaurants en zo vaak mogelijk met je naar bed gaan.’

‘Zoals altijd dus.’ Ze probeerde te glimlachen, maar haar ogen stonden bezorgd.

‘Ik blijf veel liever thuis om zwaardvis te eten. Ik miste gisteren een heilbot van een halve meter, maar ik zou met je meegaan.’

‘Je zit al vierentwintig uur op die vis te broeden, Don.’ Ze schudde haar hoofd en glimlachte. Als je ‘prachtige glimlach’ in de encyclopedie opzoekt, staat er een foto van Belle bij.

‘Ik moet gaan,’ zei ze. ‘Ik heb een belofte gedaan. En ik wil absoluut geen ruzie met Tony Olsen.’

Ik zei niets en probeerde mijn woede op een knappe miljonair met wie mijn vrouw absoluut contact wilde hebben, in toom te houden. Ik ben een jaloerse echtgenoot en dat geef ik toe. Ik had destijds geen echte reden om Chris Thomas zo te vernederen, behalve dan dat ik mijn eigen ego wilde oppoetsen, dat ik het goede wilde voor Belle, dat ik haar kunst geëxposeerd wilde hebben, dat ik wilde dat dit McFall-gedoe door zou gaan. Toen Chris haar afwees, werd hij mijn vijand. Dus draafde ik door. Dat gaat automatisch. Het enige wat ik jammer vond toen ik die avond na het Four Seasons-voorval thuiskwam, was dat ik niet genoeg had doorgedraafd.

‘We gaan met het busje,’ zei ik.

‘Want dan kun je duiken in Morro Bay en Point Arena.’

‘Dat is inderdaad in me opgekomen.’

‘En de Farallons?’

‘Dat deed ik voor Rusty.’

De Farallon Islands bij San Francisco zijn de allergevaarlijkste plek op aarde om te duiken. Het zit er vol witte haaien, het water is koud, je kunt amper wat zien. De dood kan je in zijn klauwen hebben voordat je beseft wat er gebeurt. Als de haaien je niet te grazen nemen, doet de stroming het. De rotsen zijn zo scherp als scheermessen en het is onmogelijk om er een boot voor anker te laten gaan. Het deed me denken aan die fucking kunstwereld: haaien en tanden.

Rusty is een oude vriend, een dappere, soms wat rare man, die nog altijd in zijn schamele levensonderhoud voorziet door in dat levensgevaarlijke water naar zee-egels te duiken. Bij Corcoran heeft hij een keer mijn leven gered en ik zal bijna alles doen om het zijne te redden. Hij zit voor de rest van zijn leven aan mij vast en ik aan hem.

De dag dat Christopher Thomas verdween, was ik met Rusty aan het duiken bij de South Farallons. Die nacht gingen we ernaartoe en ’s ochtends doken we naar zee-egels. Ik was op ander halve meter diepte toen er ineens uit het niets een witte haai opdook die recht op me afzwom en toen ineens omdraaide en wegzwom. Ik zie nog steeds al zijn tanden en zijn witte onderkant. En ik zal nooit vergeten dat er dagelijks wonderen gebeuren. We vingen zeshonderd pond die dag, helemaal niet slecht, en van veel betere kwaliteit dan de Japanners hebben. Een topdag voor Rusty.

De agenten konden dit verhaal niet geloven. Een alibi van een crimineel is zelden waterdicht, zeker als het wordt bevestigd door een andere crimineel.

‘Als jij die kunstpiefen kunt overleven,’ zei ik, ‘dan kan ik de Farallons overleven.’

Ze keek me aan en draaide zich toen om naar het canvas om verder te schilderen. Met een bezorgd, maar beeldschoon gezicht.

Die avond aten we buiten ter ere van de eerste zomerdag, hoewel er steeds meer wolken kwamen en het koud werd. In de achtertuin staat onder een koraalboom een oude picknicktafel. Ook zijn er een barbecue en een hangmat. De kinderen, Jimmy en Elsa, waren binnen al aan het eten en voerden de hond. Ze weten het niet van mij. Dat komt nog wel een keer. Ik zag ze door het raam bij het aanrecht staan in het gelige licht. Onschul dig, vol leven en vol beloften.

‘Je hoeft niet mee naar San Francisco, hoor,’ zei Belle. ‘Het is niet echt jouw soort mensen daar.’

‘Van jou ook niet.’

‘Ik doe het voor Rosie. Alleen maar voor haar. Ik heb het beloofd.’

‘Als jij gaat, ga ik ook. Misschien moet ik iemand te grazen nemen, een scène maken. In de gevangenis belanden.’

Glimlachend schudde ze haar hoofd. ‘Ik verzin wel een smoesje voor je.’

‘Ik wil geen smoesje.’

‘En ik vind het prima als je Rusty opzoekt. Dat begrijp ik. Maar de Farallons vind ik eng.’

‘Iedereen vindt die eng, zelfs Rusty.’

‘Toch duikt hij daar.’

‘Ja.’

‘En jij ook, wat ik nog veel enger vind.’

Ik keek naar mijn vrouw en toen naar Laguna. De stad lag verscholen achter de heuvels, maar ik zag de gloed van de verlichting omhoog, naar de wolken, rijzen. Diep onder ons reden er auto’s over de Laguna Canyon Road en maakten een zacht bromgeluid.

Belle liep naar binnen en kwam terug met twee bellen cognac.

Over het pad liepen we naar een vlakke plek tussen de heuvels en we keken naar beneden, naar de stad.

‘Ik wou dat het nooit was gebeurd,’ zei Belle. ‘Ik wou dat het voorbij was. Maar dat gebeurt niet. Er komt nooit een eind aan.’

‘Dan gaan we niet.’

‘Jawel. Niet gaan is laf. En ik moet ernaartoe.’

Het was een lange rit, maar uiteindelijk reed hij op Laguna Canyon Road.

Nu volgt hij het koppel op veilige afstand en ziet ze de weg afsnijden door dwars door een groot veld met veldbloemen en alsem te rijden.

Als ze parkeren voor een klein gebouwtje, wacht hij achter een boom af. Zet een verrekijker voor zijn ogen en verstelt de lenzen net zo lang tot hij alles in beeld heeft, het gezicht van de vrouw in close-up, blonde haren, blauwe ogen.

Hij draait naar de man en richt de verrekijker op zijn gespierde armen, een verbleekte gevangenistattoo, een slang, op zijn biceps en vraagt zich af hoe hij daar weg kan.

De verrekijker draait weer naar de vrouw. Degene die hem het meest interesseert. Zij weet iets, deze knappe vrouw met het bezorgde, onschuldige gezicht.