Dat mijn moeder haar leven lang zo moedig is geweest, zei iedereen, staande bij haar kist. Haar niet te verwoesten optimisme, haar vrolijkheid, dat ze altijd lachte.
Van mij zal dit alles niet kunnen worden gezegd. Ik ben niet optimistisch, ik ben ook niet vrolijk, en wil ik lachen zoals (dat is waar) mijn moeder altijd lachte moet er wel iets �rg leuks gebeuren of worden opgemerkt. Ik lijk wat dat betreft niet op haar, - en zo moedig als zij was, ben ik ook niet, ik ben integendeel eigenlijk nogal bang, sterker: bij tijd en wijle ben ik halfkrankzinnig van angst (om onbestemde dingen die mij opeens 'bedreigen'). Soms is mijn angst zo erg dat het mij voorkomt dat mijn gezicht op een papperige manier vloeibaar is geworden en bezig is in klodders van mij af te druipen, na de angstaanval is het of ik een ander gezicht heb gekregen en ik mijn eigen vertrouwde spiegelbeeld niet zal herkennen.
De angsten emotiedempers die ik tot mij neem dragen po�tische namen, bij voorbeeld 'Seresta Forte'. De farmaceutische industrie heeft het zo geregeld, dat tot de bijverschijnselen van deze soort antipsychotica behoort, dat de consument ervan, nadat de pil is uitgewerkt, wordt bezocht door nieuwe angsten, die worden veroorzaakt door het middel z�lf. Zo raakt men aan zijn angst verslaafd, - zo blijft men binnen de grauwe doolhof.
Laat ons bidden.
Met de hoorn aan mijn oor, hand aan mijn geslacht.
dacht ik: ik hoor dat mijn moeder dood is terwijl ik precies zo naakt ben als toen ik bijna eenenveertig jaar geleden uit die moeder werd geboren. Volgens literaire maatstaven is dit kitsch, maar ik dacht het.
Ik begon onmiddellijk over mijn hele lichaam te beven, - niet van kou. Ook niet van ontroering of verdriet, er zijn gestorvenen in mijn leven van wie ik m��r heb gehouden dan van mijn moeder. Ook levenden zijn er nog in mijn leven van wie ik m��r houd dan ik ten slotte van mijn moeder heb gehouden. Wat mij had overvallen was: angst.
Ik ging op de bank zitten die bij de telefoon aan het raam staat en strekte mijn hand uit naar het plastic pillenkokertje, naast de telefoon, op de vensterbank.
Van 'Seresta Forte' gaat het beven over en de angst verdwijnt voor enige tijd. 'Dit geneesmiddel kan de rijvaardigheid be�nvloeden.' Men wordt door zo'n pil uit zichzelf weggeleid, het hersenapparaat wordt toegedekt of afgeschermd als door compacte mistproppen, men komt in een staat van onbewustheid die men zichzelf op een slaperige wijze toch bewust blijft, al is denken na een paar minuten niet meer mogelijk: dit is misschien de staat waarin men leefde toen men een kleuter was.
Men kan ook vijftig van deze pillen tegelijk nemen en, om helemaal zeker te zijn van altijddurende angstloze onbewustheid, die vijftig pillen ook nog doorspoelen met een hele liter jenever: - in zijn woning te Exel in de Achterhoek is onverwacht 'op tragische wijze' overleden de schrijver van het boek Het verzonkene.
Door het beven van mijn handen stortte de inhoud van het pillenkokertje, nadat ik het dekseltje ervan had afgeschroefd, zich volledig over mij uit. Een deel van de pillen kon ik opvangen in de kom van mijn haastig tegen elkaar geklapte dijen, waar ze op mijn geslacht vielen, de rest van de pillen danste over de rode plavuizen en het vloerkleed in alle richtingen weg.
Ik nam niet een handvol pillen, ik nam ��n pil. Ik stond op om in de keuken de pil door te spoelen, niet met jenever, maar met water. Het is mijn tijd nog niet en zeker niet wil ik gelijktijdig met mijn moeder, aan haar hand, de grote oversteek maken.
Toen ik even later opnieuw aan het huiskamerraam stond, voelde ik de rust en de onverschilligheid in mij dalen. Ik zag dat ik al uit mijzelf was weggeleid: aan de andere kant van het raam, op minder dan een meter van mij vandaan, stond misschien mijn andere, mijn door angst bevangen ik, - in ieder geval stond daar een naakte vent in de mist, wiens gezicht uit brij-achtige viscositeit bestond die bezig was in klodders van hem af te druipen. Deze gestalte keek mij recht in mijn ogen zolang ik hem recht in zijn ogen keek, - toen hierna onze ogen wegdwaalden, vestigden de mijne zich op de haarbos op zijn onderbuik en ik glimlachte even, want wat ik zag mocht min of meer grappig worden genoemd: in zijn schaamhaar waren een paar witte pillen verstrikt geraakt en blijven hangen.
Gelijktijdig deden hij en ik een paar stappen terug, waarbij ik hem aan de andere kant van het raam achteruitlopend in de mist zag verdwijnen.