85
Dinsdag 14 augustus.
Tanja stapte in en liet het verband om haar pols zien. “De nachtzuster vond het maar verdacht,” zei ze lachend. “Kom mee, naar mijn huis. Maar eerst langs een bakker voor iets bij de koffie.”
Een goed uur later waren ze helemaal bijgepraat. “Weet je wat ik proef in deze hele affaire?” riep ze met fonkelende ogen. “Eerst vond ik die Liebermann een zielig figuur, ik voelde oprecht medelijden met hem. Maar uit alles blijkt dat hij een diepe minachting heeft voor vrouwen. Denk eens terug aan de manier waarop hij Celina vervoerde! Ik verwacht dat hier wel een psychiater aan te pas zal komen.”
“Bedoel je dat hij gestoord is?”
“Zoiets. Het kost hem blijkbaar geen moeite om rollen te spelen en mensen te manipuleren. Zes vrouwen, waarschijnlijk allemaal vermoord! En niet één die hem op tijd doorhad…”
“Je vergeet Celina.”
“Dat was toch een ongeval?”
“Daar hebben we alleen Liebermanns verhaal voor. Hij kan haar ook onverwacht een duw hebben gegeven.”
“Het is een enge man. Zeg Leendert – waar gaat dat geld in Caracas nu heen?”
“Dat hangt ervan af waar het vandaan kwam.”
“Dat zal Joep toch wel erven?”
Hij haalde zijn schouders op. “Hij weet nog van niets. Ik stuur Barend vandaag wel even bij hem langs.” Leendert wees op de stapel foto’s die nog steeds boven op de kast lag.
“Wat zijn dat voor foto’s?”
“Dat zijn de afdrukken die ik van Joost en Celina heb gemaakt. Ik heb je al gezegd dat ik heb besloten om ze niet te gebruiken. Wil je nog meer koffie?” Ze pakte de stapel van de kast en legde alles voor hem op tafel.
Leendert schudde zijn hoofd en schoofde foto’s van Celina opzij. De afdrukken van Joost Duijker spreidde hij naast elkaar uit.
“Maar…Tanja! Deze foto’s zijn gemaakt vóórdat wij erbij kwamen!”
Ze knikte, gealarmeerd door zijn scherpe toon. “Toen je foto’s voor mij maakte had je dus al…je had ze aan mij moeten geven!”
“Je hebt alleen de foto’s van Celina opgeëist, Leendert. En toen…toen waren we nog geen vrienden.” Hij knikte, plots gespannen. “Heb je toevallig een vergrootglas in huis?” vroeg hij. “Als het waar is wat ik denk te zien…”
“Nee.”
“Pak je jas. We gaan naar het bureau.”
“Ben ik gearresteerd?”
“Doe niet zo leuk, schiet op!”