25

Hij stapte in zijn grijze Honda en reed langzaam de volle lengte van de boulevard af, op weg naar zijn sombere, doodstille appartement op de achtste verdieping van het torenhoge flatgebouw aan de Alexander Gogelweg. De hele route lang zag hij haar felle ogen met de dunne zwarte kohlrandjes voor zich. Het liefst had hij zijn hand liefkozend door het halflange haar gehaald, maar hij schatte in dat dit een slecht gekozen moment zou zijn.

Hij draaide de sleutel om, stapte naar binnen en deed zijn schoenen uit. Gewoontegetrouw liep hij eerst naar de slaapkamer. Hij opende de deuren van de beigekleurige kledingkast en keek naar Julia’s garderobe. Hij voelde aan haar kleren, pakte de mouw van een mantelpakje zachtjes beet en duwde zijn neus erin. Hij sloot de ogen bij de herinnering aan haar geur. “Julia, Julia,” fluisterde hij. Zo bleef hij even staan. Toen ging hij op het voeteneinde van het bed zitten, zuchtte heel diep en liet zich achterovervallen.