11

“Wat is dat precies met die schoenen?” vroeg Barend in het trappenhuis. De ander hield zijn pas in op de bovenste trede. “Vorige week is er een winkel uitgetikt in de Scheldestraat,” vertelde Leendert geamuseerd. “Toen de brandweer klaar was heeft Rinus gewacht tot ze de gevel dicht kwamen timmeren. Er is een gespecialiseerd bedrijf dat zoiets doet, met spaanplaat op maat. En die vent van dat bedrijf zei: “Help even, agent. Zet je voet even tegen de onderkant om die spaanplaat op z’n plaats te houden.” Die gasten werken niet met spijkers, maar met een pneumatische nietmachine. Dus twee tellen later knalde hij drie van die duimlange nieten door de zijkant van Rinus z’n schoenen. Hij zat muurvast.”

“Daarom zei hij niks terug,” grinnikte de ander.

Leendert Vosmeer belde aan bij de Soetings, luisterde samen met Barend naar hun relaas en dat van mevrouw Van Deursen en stelde hen gerust. Hij maakte met zijn vingers een gebaar naar de agent die hun verhaal had opgetekend. Hij las de aantekeningen door en trok een tevreden grimas. “Het moet een vreselijke schok voor u zijn geweest. Ik kan nu nog niet overzien of uw verslag van deze nare gebeurtenissen voor ons reden is om opnieuw contact met u op te nemen. Ik hoop dat u verder wilt meewerken, mocht dat nodig zijn?” Ze knikten.

“U kende het slachtoffer goed?”

“Ik niet,” zei mevrouw Van Deursen, “en als u het goed vindt ga ik nu terug naar huis.”

Hij glimlachte en knikte haar toe. “We hebben uw naam en adres.”

“Duijker is onze benedenbuurman. We hebben af en toe een kaartavond met z’n drieën. We zijn toegewijde jokeraars,” legde Alex uit. “Was onze benedenbuurman,” voegde hij er somber aan toe. “Wat was hij voor iemand?”

“Een Pietje Precies.”

“Heeft u enig idee wie hem naar het leven zou kunnen staan – en waarom?”

“Geen flauw idee. Hij was heel sympathiek. Een keurige man. Vijanden? Ik kan me niet indenken dat hij die had,” zei Magda.

“Nou, je weet maar nooit,” vervolgde haar man. “Hij mag dan misschien geen vijanden hebben gehad, veel vrienden kreeg hij ook niet over de vloer. Hij was een beetje op zichzelf. Zeker na de dood van zijn vrouw.”

“Is dat lang geleden?” Alex keek zijn vrouw vragend aan. “In mei alweer twee jaar,” zei ze zacht. “En de bewoonster van flat 291? Enig idee waar die te bereiken is?”

“Celina Deemoed? Die trekt elke zomervakantie in Frankrijk rond. Ze is lerares Frans, dus wat de taal betreft zal dat geen probleem zijn. Wij hebben het telefoonnummer van haar broer intussen gevonden. Hij heet Winston Deemoed en woont in Middelburg. Hoe moet dat nu verder met die vogeltjes, inspecteur? Zullen wij daar voorlopig maar even voor zorgen?”

“Lijkt me geen probleem.”