Een heerlijke droom ... of een heerlijkenachtmerrie ?
Het was elf uur en in het gebouw heerste de stilte van het graf. Rekening houdend met het alziende oog in het plafond, deed Bond alsof hij naar de badkamer wilde gaan, klom daarna in bed en deed het licht uit. Hij wachtte tien minuten, sloop toen stilletjes uit bed en trok zijn hemd en zijn broek aan. Op de tast schoof hij het stukje plastic tussen de spleet van de deur, vond het slot en schoof het er voorzichtig tussen. Het stukje plastic gleed langs de ronding en drukte het slot langzaam naar binnen. Een klein duwtje en de deur was open. Hij spitste zijn oren en luisterde aandachtig. Daarna stak hij voorzichtig zijn hoofd om de deur. Hij zag niets dan een volkomen verlaten gang. Bond glipte naar buiten en deed de deur zachtjes achter zich dicht. Een paar passen en hij was bij nummer drie. Zo voorzichtig als hij kon, draaide hij de klink om. Het was donker in de kamer, maar in het bed hoorde hij iets bewegen. Nu moest hij nog zorgen dat de deur niet in het slot viel. Hij nam het stukje plastic en herhaalde de handelingen die hij in zijn eigen kamer verricht had.`Ben jij het?' werd er vanuit het bed gefluisterd.'Ja, liefste.
Hij kleedde zich uit, liep voorzichtig naar het bed en ging op de rand zitten. Een hand betastte hem. 'O, je hebt geen kleren aan!' Bond greep de hand en liet vervolgens de zijne naar haar schouder glijden. 'Jij ook niet,' zei hij. 'En zo hoort het ook!'Houterig ging hij liggen, legde zijn hoofd naast het hare en constateerde met intens genoegen dat zij plaats voor hem gemaakt had. Hij kuste haar; eerst zachtjes en daarna met hartstocht. Haar lichaam maakte een paar onwillekeurige bewegingen. Toen zijn hand op onderzoek uitging, sloeg ze haar armen om hem heen.
`Ik vat kou,' zei ze. Bond reageerde daarop door het enkele laken over hen beiden heen te trekken. De warmte en de pracht van haar jonge lichaam behoorden hem nu geheel toe. Bond ging tegen haar aan liggen en haalde de nagels van zijn linkerhand zachtjes over de fluwelen huid van haar buik. Zij kreunde zachtjes en greep zijn hand beet. 'Hou je een beetje van me?' vroeg ze.
Altijd weer die afschuwelijke vraag! 'Je bent een lieve, heerlijke schat. Ik wou dat ik je eerder ontmoet had.' De afgezaagde zinnetjes schenen voldoende te zijn. Ze liet zijn hand los.
Haar haren roken naar vers gemaaid gras, haar 'mond naar Pepsodent en haar lichaam naar baby-powder.
Er was een lichte bries opgestoken die zachtjes om het gebouw heen lispelde en het leek alsof hierdoor iets van zachtheid en warmte, zelfs van vriendschap werd toegevoegd aan iets wat in wezen louter lichamelijk genoegen was. Zij beleefden een oprecht genoegen aan elkaar en toen alles voorbij was, bleven ze stil in elkaars armen liggen. Bond en het meisje beseften beiden dat ze niets verkeerds hadden gedaan.
`Ruby,' fluisterde Bond na een tijdje in haar oor.
`Mmmm.
'Wat je naam betreft ... over de Windsors ... Ik geloof niet dat er een kans bestaat dat .. .'
'Ach, ik heb het eigenlijk nooit geloofd. Die familiepraatjes ... je weet wel.
'In ieder geval heb ik niet genoeg boeken bij me. Als ik weer terug ben, zal ik er iets dieper op in gaan. Dat beloof ik je. Ik zal met je familie moeten beginnen. Gemeente-archieven en zo voorts. Ik zal het uitvoerig laten uitwerken en het je opsturen. Je weet wel: grote lappen perkament met gekrulde en gekleurde letters. Je bereikt er weliswaar niets mee, maar het is misschien wel leuk om te hebben.
'Bedoel je net zoiets als die oude documenten die je soms in museums ziet.'
'Juist.'
Hè wat leuk!'
Er viel een stilte. Haar ademhaling werd rustig en regelmatig. 'Hoogst merkwaardig,' dacht Bond. 'Hier lig ik dan. Boven op een berg in een klein kamertje en in dat kamertje de vrede, de stilte, de warmte en het geluk die onverbrekelijk aan liefde verbonden zijn. Het leek wel alsof hij in een luchtballon had gevrijd. Net iets voor zo'n negentiende-eeuwse schuinsmarcheerder om in zijn club een weddenschap over aan te gaan.
Bond zelf zweefde ook op de rand van de slaap. Hij liet zichzelf zachtjes langs de helling naar beneden glijden. In de vroege ochtend zou het niet moeilijk zijn om weer naar zijn kamer te gaan. Wat was het hier heerlijk! Voorzichtig haalde hij zijn hand onder het hoofd van het meisje vandaan en keek op zijn horloge. De lichtende wijzers wezen middernacht aan.
Nauwelijks was Bond op zijn rechterzij gaan liggen om zich tegen het zachte lichaam van het meisje aan te vleien toen onder hen, ergens in het gebouw het melodieuze geluid van een elektrische bel klonk.
Het meisje bewoog en zei slaperig: 'Hè, verdraaid!'
`Wat is er?'
`Ach, de behandeling natuurlijk! Is het al twaalf uur?'
'Ja.
Trek het je maar niet aan. Het is voor mij bedoeld. Ga maar lekker slapen.'
Bond zoende haar tussen de schouderbladen, maar zei niets.
De bel luidde niet meer. Inplaats ervan hoorde hij een gezoem dat hem deed denken aan het geluid van een elektrische fan. Ook hoorde bij een onafgebroken tik-a-tok-a-tik-geluid dat werd voortgebracht door een soort metronoom. De combinatie van deze geluiden werkte hoogst kalmerend. Hoewel het slechts tot aan de rand van het bewustzijn doordrong, dwong het toch aandacht af. Het herinnerde hem aan de nachtgeluiden van zijn jeugd — het langzame tikken van de staande klok en het geluid van de zee en de wind dat van buitenaf tot hem doordrong.
Plotseling hoorde hij een stem. Het was de stem van de graaf. Het geluid was kennelijk opgenomen op een band. De stem klonk laag en zangerig, liefkozend en tegelijk autoritair en ieder woord werd duidelijk uitgesproken.
`Je hebt slaap.' De nadruk viel op het woord slaap. 'Je bent moe en je armen en benen zijn zo zwaar als lood.' De nadruk viel opnieuw op het laatste woord. 'Je armen zijn zo zwaar als lood. Je adem is rustig. Rustig als die van een kind. Je ogen zijn gesloten en je oogleden zijn zo zwaar als lood. Je bent moe, erg moe. Je hele lichaam is moe en zo zwaar als lood. Je voelt je warm en tevreden. Je zakt langzaam weg, weg in slaap. Je bed is zacht en donzig als een nest. Je bent zo zacht en slaperig als een kuikentje in zijn nest. Een lief, klein, warm kuikentje, een kippetje in zijn nest .. .'
Er volgde een aantal koerende geluidjes, kippengeluidjes als van een kloek en haar kuikens. Toen klonk opnieuw de stem:
'De kleine hummeltjes vallen in slaap. Net als jij. Heerlijk en warm geborgen in het nestje. Je houdt van kippen en kuikens. Je bent stapelgek op kippetjes. Je zou graag een heleboel kippetjes om je heen willen hebben. Je wilt voor kippetjes zorgen. Ze groot en sterk maken. Er mag niets naars met kippetjes gebeuren. Binnenkort zul je gauw bij je kippetjes zijn. Je zult er weer voor kunnen zorgen. Voor alle kippen in Engeland wil je zorgen. Alle Engelse kippen worden beter, sterker en mooier omdat jij er voor wilt zorgen. Dat zal je héél erg gelukkig, gelukkig, gelukkig maken. Maar het is een geheimpje, een geheimpje van jou alleen. Je zult het aan niemand vertellen. De mensen zullen je vragen stellen, maar het is jouw geheimpje, van jou alleen. Duizenden, miljoenen kippen zullen door jou gelukkig worden. Je zult niets zeggen. Het is jouw geheimpje. Je zult onthouden wat ik gezegd heb, onthouden wat ik gezegd heb, onthouden wat ik gezegd heb. . .'
De fluisterende stem klonk zachter en zachter en zonk weg in een gezellig gekoer en gekakel. Tenslotte verdwenen ook deze geluiden. Ruby was in diepe slaap verzonken. Bond greep haar hand en nam haar pols op. Haar polsslag was volkomen in harmonie met het ritme van de metronoom. Het was doodstil.
Bond loosde een diepe zucht. Hij had alles gehoord! Hij kreeg behoefte om terug in zijn eigen kamer te zijn en na te denken. Hij gleed uit het bed en trok zijn kleren aan. Het slot van de deur leverde geen moeilijkheden op. In de gang was geen geluid en geen beweging te bekennen. In zijn kamer gekomen, deed hij de deur achter zich dicht, begaf zich naar de badkamer, draaide het licht aan en ging met zijn hoofd in zijn handen op de we zitten. Diepe hypnotische slaap! Dat was het dus: de verborgen verleider! Zangerige herhalingen werden één voor één in het onderbewustzijn neergelaten en vormden daar een gehoorzaamsmechanisme dat even dwingend was als honger!
Maar wat was de bedoeling van dit alles? De opdracht die in de geest van dit eenvoudige boerenmeisje werd geplant, leek zo onschuldig als het maar zijn kon. Hij genas haar van een allergie en over een poosje zou ze het als een roeping beschouwen om haar familie te helpen bij het fokken van kippen. Had de vos behalve zijn haren ook zijn streken verloren? Had die ouwe schurk zijn leven 'gebeterd'? Bond geloofde er niets van. Waartoe al die beveiligingsmaatregelen. En al die kerels, dat internationale gezelschap dat gewoon stonk naar de 'Spectre'-organisatie? De moord op de bobsleebaan? Een ongeval? Bah! Er school iets kwaadaardige, iets verdorvene achter deze vriendelijke wetenschappelijke facade! Hoe zou hij er in 's hemelsnaam achter kunnen komen?
Volkomen uitgeput stond hij op, draaide het licht uit en kroop in bed. Zijn oververhitte brein bleef nog een half uur zinloos doorrazen. Daarna viel hij eindelijk in slaap.
Toen hij om negen uur wakker werd en het raam opengooide, bleek er een dik grijs wolkendek te hangen. Dat betekende sneeuw! De sneeuwvinken, die leefden van, de kruimels en de etensresten der picknickers, scheerden laag om het Berghaus; een teken dat er storm op komst was. De wind was opgestoken en woei met korte, dreigende rukken om de gebouwen. De machines van de kabelbaan stonden stil en uit het station klonk geen enkel geluid. De lichte, aluminium gondels zouden het hard te verduren hebben met deze wind, vooral op het gedeelte waar de afstand tussen de kabelmasten meer dan een kwart mijl bedroeg. Bond sloot de ramen en bestelde zijn ontbijt.
Er lag een briefje van Fräulein Bunt op het dienblad: 'De graaf zal u om elf uur graag ontvangen.'
Bond verorberde zijn ontbijt en begon aan de derde bladzijde van de familie de Bleuville. Het was een heel karwei maar gelukkig niet bijzonder ingewikkeld. De vooruitzichten dat hij zonder zich te vergissen de 'Blofeld'-stamboom in elkaar zou kunnen timmeren, waren niet bijzonder gunstig. Hij besloot brutaalweg bij Gdynia te beginnen en van daaruit langzaam terug te werken. Misschien kon hij de oude schurk zover krijgen dat hij over zijn ouders en zijn jeugd begon te praten. Ouwe schurk? Verdraaid nog aan toe! Wat er ook met hem gebeurd mocht zijn sinds de Operatie 'Thunderball', er bestond maar één Ernst Stavro Blofeld!
De graaf ontving hem in zijn werkkamer. 'Goedemorgen, sir Hilary! Hebt u goed geslapen? Ik geloof dat we sneeuw krijgen.' Hij wuifde in de richting van het raam. 'Een prachtige dag om te werken. We zullen niet worden afgeleid!'
Bond wierp hem een man-tot-man glimlach toe. 'Die meisjes leiden mij anders wel af. Ze zijn allerliefst. Wat mankeren ze eigenlijk? Ze zien er gezond genoeg uit.'
De graaf deed afwezig. 'Ze zijn allergisch, sir Hilary. Een ziekte die hen volkomen handicapt, vooral op landbouwkundig gebied. Het zijn allemaal meisjes van het platteland en hun ziekte maakt het onmogelijk dat ze hun werk doen. Ik heb een speciale geneesmethode ontwikkeld en het doet mij genoegen om te kunnen constateren dat er, wat hun genezing betreft, vooruitgang wordt geboekt. . .
De telefoon rinkelde. 'Neemt u mij niet kwalijk.' Hij nam de hoorn op en luisterde. 'Ja. Machen Sie die Verbindung.' Hij wachtte even. Bond bestudeerde beleefd de papieren die hij had meegebracht. 'Zdies de Bleuville ... Da Da .. Kharascho! Hij legde de hoorn op de haak.
'Neem mij niet kwalijk. Een van mijn laboranten. Hij heeft inkopen gedaan voor het laboratorium maar de kabelbaan loopt vandaag niet. Ze gaan een speciale tocht maken om hem op te halen. Dappere man. Hij zal doodmisselijk zijn als hij hier aankomt.
Zo er medeleven in zijn blik tot uiting kwam, de groene contactlenzen maakten dit voor Bond onzichtbaar. De strakke glimlacht verried in ieder geval geen enkel blijk van sympathie. 'Kom, sir Hilary, laten wij aan het werk gaan.'
Bond spreidde de grote vellen papier uit op het bureau en wees trots de opeenvolgende generaties aan. Er klonk opwinding en tevredenheid uit het commentaar van de graaf. 'Dit is geweldig, werkelijk geweldig, waarde vriend! Zei u dat er sprake is van een gebroken speer of een gebroken zwaard in een van de wapenschilden?'
Bond begon een heel verhaal af te steken over de verovering van Engeland door de Noormannen. Het gebroken zwaard was waarschijnlijk een beloning na een of andere veldslag. Een nader onderzoek in Engeland was noodzakelijk. Tenslotte rolde Bond zijn papieren op en haalde zijn notitieboek tevoorschijn.
'Zo, en nu moeten wij bij het andere eind beginnen, beste graaf.' Bonds stem klonk gebiedend: 'Uw geboortedatum te Gdynia is 28 mei 1908 nietwaar?'
'Inderdaad.
'De namen van uw ouders?'
'Ernst George Blofeld en Maria Stavro Michelopoulos. Ook in Gdynia geboren?'
'Ja.
'En uw grootouders?'
'Ernst Stefan Blofeld en Elisabeth Lubormirskaya.'
'Hm. De naam Ernst schijnt dus een soort familievoornaam te zijn?'
'Inderdaad. Mijn overgrootvader heette ook Ernst.'
'Dat is bijzonder belangrijk. Weet u, beste graaf, bij de Blofelds uit Augsburg zijn er niet minder dan twee die Ernst heten!'
De hand van de graaf op het groene schrijfblad ontspande
zich. Toen grepen zijn handen zenuwachtig in elkaar. 'Nou, nou, je hebt het flink te pakken!' dacht Bond. 'Is dat dan belangrijk?'
'Bijzonder belangrijk. Het komt herhaaldelijk voor dat éénzelfde voornaam verscheidene malen wordt gebruikt. Voor ons zijn het belangrijke aanwijzingen. Kunt u nog verder teruggaan? We hebben al drie generaties. Samen met de data, die ik u straks zal vragen, zijn we op het ogenblik al in 1850. Nog vijftig jaar en we zijn in Augsburg.'
'Nee!' Het leek wet een kreet van pijn. 'Over mijn betover-
grootvader weet ik niets' De handen op de schrijftafel omstrengelden elkaar zenuwachtig. 'Misschien ... misschien is het een kwestie van geld. Ik bedoel om "getuigen" of zo te vinden . . .' De handen lieten elkaar los en weken in een breed gebaar uiteen. 'Waarde Hilary, u bent een man van de wereld. Wij begrijpen elkaar: kopieën uit archieven en bevolkingsregisters, parochies en zo ... hoeven toch niet altijd "echt" te zijn?'
`Zo, nou heb ik je, ouwe vos!' dacht Bond. 'Ik begrijp niet helemaal wat u bedoelt,' zei hij met een uitdrukking op zijn gezicht die deze uitspraak loochende.
De handen lagen weer plat op het bureau: Zij waren ontspannen. Blofeld had zijn eigen soort herkend. 'U werkt hard, sir Hilary en u leeft op bescheiden voet in een afgelegen deel van Schotland. Misschien wenst u dat uw levensomstandigheden enigszins verlicht worden. Het zou mogelijk zijn dat u bepaalde verlangens hebt — een wagen, een jacht of een toelage? U hebt het maar voor het zeggen. Noemt u maar een bedrag' De groene kassen schenen zich te boren in de bescheiden, ontwijkende blikken van Bond.
`Het enige wat ik verlang is een klein beetje medewerking. Een kort bezoek aan Polen, Duitsland of Frankrijk. Uw onkosten zullen natuurlijk vrij hoog zijn — laten we zeggen ... vijfhonderd pond in de week ... technische kwesties, documenten en wat dies meer zij. Ik kan voor alles zorgen. Het gaat er om dat u het een en ander bevestigt. Akkoord? Voor het ministerie van justitie van Parijs betekent een uitspraak van het `College of Arms' alles, dat weet u zelf ook wel.'
Mooier kon het niet! Hoe zou hij dit spelen? 'Wat u zegt, waarde graaf,' zei hij bescheiden, 'is . . heeft ... hoe zal ik het zeggen ... laat mij niet onverschillig. Natuurlijk ... als zou blijken dat de documenten werkelijk overtuigend zijn, dan zal ik niet nalaten dit te bevestigen' Bond trok hierbij een zo onschuldig mogelijk gezicht. 'Begrijpt u wat ik bedoel?'
De graaf nam een 'ernstige, zakelijke houding aan: 'U hoeft absoluut.. .' De zin werd onderbroken door naderend lawaai op de gang. De deur werd opengestoten. Een man, die kennelijk naar binnen geduwd werd, deed enkele strompelende passen en viel toen kronkelend voor de voeten van de graaf. Hij werd gevolgd door twee lijfwachten die stijf in de houding sprongen. Zij keken naar de graaf en daarna schichtig naar Bond alsof zij verbaasd waren hem te zien.
`Was ist deun los?' zei de graaf op scherpe toon.
Bond wist het antwoord en de moed zonk hem in de schoenen. Ondanks het bloed en de sneeuw had hij de man onmiddellijk herkend.
Het blonde haar, de gebroken neus, behoorden toe aan een collega uit de Dienst. Er was geen vergissing mogelijk: Het was Nummer 2 van Post Z uit Zürich!