Zero plus

Door zijn halfgesloten oogleden tuurde Bond naar de soldeerlamp, terwijl hij een paar seconden stil bleef zitten om zijn lichaam weer tot leven te laten komen. Zijn hoofd voelde of het als voetbal gebruikt was, maar hij had niets gebroken. Drax had hem onberedeneerd als een dronken man geslagen.

Gala keek hem bezorgd aan. De ogen in het bebloede gezicht waren bijna dicht, maar de lijn van de kaak was strak en ze voelde hoe hij zijn wil inspande.

Hij schudde zijn hoofd en toen hij zich naar haar toekeerde zag zij de triomf in zijn blik gloeien.

Hij knikte naar het bureau. „De aansteker,” zei hij dringend, „ik moest proberen hem die te laten vergeten. Kom achter me aan, dan zal ik het je laten zien.” Hij begon met de stalen stoel centimeter voor centimeter naar het bureau toe te schuiven. „Val in Godsnaam niet om, want dan is het voorbij. Maar schiet op, anders is de soldeerlamp koud.”

Niet begrijpend schoof Gala voorzichtig achter hem aan, terwijl ze zich voelde alsof ze een of ander afschuwelijk kinderspelletje aan het doen waren.

Seconden later zei Bond haar naast het bureau te stop-

 

pen, terwijl hij verder ging naar Drax’ stoel. Toen manoeuvreerde hij zich in de juiste positie tegenover zijn doel en wierp zich met zijn stoel met een plotselinge ruk voorover, zodat zijn hoofd op tafel kwam.

Met een pijnlijke klap kwamen zijn lippen tegen de aansteker, maar zijn lippen grepen hem en toen hij zijn stoel, net hard genoeg om niet om te vallen, teruggooide, had hij het ding in zijn mond. Toen begon hij geduldig de terugweg naar Gala, bij de hoek van het bureau waar Krebs de soldeerlamp had laten staan.

Hij rustte uit tot hij weer helemaal op adem was. „Nu komt het moeilijkste,” vertelde hij grimmig. „Terwijl ik probeer die lamp aan te krijgen, draai jij je stoel zodat je met je rechterarm zo dicht mogelijk voor me komt.”

Gehoorzaam draaide zij zich om, terwijl Bond zijn stoel tegen het bureau liet leunen en zijn mond naar voren bracht zodat hij het handvat van de soldeerlamp tussen zijn tanden kon grijpen.

Toen haalde hij de lamp naar zich toe en na minutenlang geduldig werken had hij de lamp en de aansteker zo geplaatst als hij ze hebben wilde.

Na nog een korte rust, bukte hij zich, sloot met zijn tanden de afsluiter van de lamp en begon met zijn lippen de zuiger op en neer te bewegen om de druk terug te brengen. Hij voelde de warmte van de voorverwarmer tegen zijn gezicht en rook de gasresten. Als hij nu maar niet te veel afgekoeld was.

Hij richtte zich op.

„De laatste loodjes, Gala,” zei hij met een scheve glimlach. „Misschien moet ik je een beetje pijn doen. Goed?”

„Natuurlijk,” antwoordde Gala.

„Daar gaat-ie dan,” kondigde Bond aan, bukte zich en maakte de veiligheidsklep aan de canister los.

Dan bukte hij snel naar de Ronson, die vlak naast de soldeerlamp stond en drukte met zijn twee voortanden het palletje omlaag.

Het was een verschrikkelijke onderneming en hoewel hij direct zijn gezicht terugtrok, uitte hij een kreet van pijn toen de blauwe vlam zijn gekneusde wang en neus schroeide.

Maar de paraffine siste in de levendige vlam en hij schudde de tranen uit zijn ogen, boog zijn hoofd en pakte

 

opnieuw het handvat van de soldeerlamp tussen zijn tanden.

Hij dacht dat zijn kaak zou breken door het gewicht en pijn schreeuwde in zijn voortanden, maar hij zwaaide zijn stoel voorzichtig van het bureau weg en strekte zijn gebogen nek vooruit tot de vlam uit de lamp in het koord beet, waarmee Gala’s rechterhand aan de leuning van haar stoel gebonden zat.

Hij probeerde wanhopig om de lamp stil te houden, maar de adem siste tussen de tanden van het meisje toen het handvat tussen zijn tanden bewoog en de vlam langs haar onderarm veegde.

En toen was het voorbij’. De koperdraden, gesmolten door de hitte, braken een voor een en plotseling was Gala’s arm vrij en strekte ze haar hand uit om de lamp van Bond over te nemen.

Bond’s hoofd viel opzij en hij draaide zijn nek om het bloed te laten terugstromen naar de pijnlijke spieren.

Bijna voor hij het wist, boog Gala zich over zijn handen en voeten en was hij ook vrij.

Hij bleef een ogenblik zitten met gesloten ogen en wachtte tot het leven terugvloeide in zijn lichaam. Plotseling voelde hij Gala’s verrukkelijke zachte lippen op zijn mond.

Hij opende zijn ogen. Zij stond met schitterende ogen voor hem. „Dat is voor wat je gedaan hebt,” vertelde ze hem ernstig.

„Je bent een geweldig meisje,” zei hij eenvoudig.

Omdat hij wist wat hem te doen stond, wist, dat zij het waarschijnlijk zou overleven en dat hij nog maar een paar minuten te leven had, sloot hij zijn ogen zodat zij de wanhoop in zijn blik niet zou zien.

Gala zag de uitdrukking van zijn gezicht en keerde zich om. Ze dacht dat het van de uitputting kwam en door wat zijn lichaam doorgemaakt had, en plotseling herinnerde ze zich de peroxyde in de badkamer naast haar kantoor.

Ze ging naar de tussendeur. Het was vreemd de haar bekende dingen terug te zien. Het was net of iemand anders aan dat bureau had gezeten en brieven had getypt en haar neus gepoederd. Ze haalde haar schouders op en ging de kleine badkamer binnen. God, wat een gezicht, en wat was ze moe! Ze nam een natte handdoek met wat peroxyde en verzorgde tien minuten het slagveld dat Bond’s gezicht was.

 

Hij zat stil met een arm om haar middel en keek haar dankbaar aan. Toen ze terug was gegaan naar haar kamer en hij hoorde dat ze de deur van de badkamer achter zich sloot, stond hij op, draaide de nog steeds sissende soldeerlamp uit, liep naar Drax’ douche, kleedde zich uit en bleef vijf minuten onder de ijskoude straal staan. „Het lijkt klaarmaken,” dacht hij droevig, toen hij zijn gehavende gezicht in de spiegel zag.

Hij kleedde zich aan en doorzocht Drax’ bureau grondig. Het leverde maar een ding op, de „kantoor-fles”, een halve fles whisky. Hij haalde twee glazen en wat water en riep Gala.

De deur van haar badkamer ging open. „Wat is er?”

„Whisky.”

„Begin maar, ik ben zo klaar.”

Bond keek naar de fles, schonk een glas voor driekwart vol en dronk het in twee teugen leeg. Toen stak hij behoedzaam een gezegende sigaret op, ging op de rand van het bureau zitten en voelde de drank door zijn maag naar zijn benen dalen.

Hij pakte de fles weer op en keek ernaar. Er was genoeg voor Gala en nog een glas voor hemzelf voor hij de deur uitging. In ieder geval beter dan niets. Het zou niet zo erg zijn als hij dat op had, als hij maar doorliep en zonder om te kijken de deur dichtdeed.

Gala kwam binnen, weer net zo mooi als de avond dat hij haar voor het eerst had gezien, maar met kringen van uitputting om haar ogen, die de poeder niet helemaal had kunnen verbergen, en lelijke striemen om haar polsen en enkels.

Bond gaf haar een glas, nam er zelf nog een en hun ogen glimlachten elkaar toe over de rand van het glas.

Toen stond Bond op.

„Luister Gala,” zei hij nuchter. „We moeten onder ogen zien dat het gedaan moet worden, dus zal ik het kort vértellen en dan nemen we nog een glas.” Hij hoorde dat ze haar adem inhield, maar hij vervolgde: „Over een minuut of tien sluit ik jou op in Drax’ badkamer, zet je onder de douche en draai hem wijd open.”

„James!” riep ze en kwam dicht bij hem staan. „Ga niet verder. Ik weet dat je iets vreselijks gaat zeggen. Hou alsjeblieft op, James.”

„Kom, Gala,” zei Bond ruw, „wat voor de duivel doet het

ertoe? Het is een vervloekt wonder dat we de kans krijgen. Hij liep bij haar vandaan naar de deuren van de schacht.

„En dan,” vervolgde hij, de kostbare aansteker in zijn rechterhand tonend, „zal ik naar buiten lopen, de deuren sluiten en onder de staart van de Moonraker mijn laatste sigaret opsteken.”

„God!” fluisterde ze. „Weet je wat je zegt? Je bent gek.” Haar ogen waren groot van afschuw.

„Stel je niet aan,” deed Bond ongeduldig. „Wat voor de duivel kunnen we anders? De explosie zal zo verschrikkelijk zijn dat je er niets van voelt. En het moet wel werken met al die dampen van de brandstof die daar hangen. Het is een keus tussen mij of een miljoen mensen in Londen. De lading zal niet ontploffen, atoombommen ontploffen niet op die manier. Waarschijnlijk smelt hij. Er is een kleine kans dat jij eruit komt. Het grootste deel van de explosie zal de weg van de minste weerstand nemen - door het dak en de uitlaatput als ik tenminste de vloer open kan krijgen.” Hij glimlachte. „Kop op,” zei hij, liep naar haar toe en greep een van haar handen. „Het jongetje stond op het brandende dek. Ik heb hem al vanaf mijn vijfde jaar willen nadoen.”

Gala trok haar hand weg. „Het kan me niet schelen wat je zegt,” bitste ze. „We moeten iets anders verzinnen. Jij denkt dat ik dat niet kan. Jij vertelt alleen maar wat jij vindt dat we moeten doen.” Ze liep naar de kaart en knipte het licht aan. „Natuurlijk, als we de aansteker moeten gebruiken, zit er niets anders op.” Ze staarde naar de kaart met het valse vluchtplan maar zag het nauwelijks. „Maar het idee dat jij daar alleen naar binnen gaat en in die verschrikkelijke dampen kalm dat ding aanknipt en in stukjes geblazen wordt… Als het moet, gaan we in ieder geval samen. Dat doe ik liever dan hier levend verbranden. Hoe dan ook,” ze zweeg even, „ik ga met je mee, we gaan samen.”

Bond’s blik was teder toen hij naar haar toe liep, een arm om haar middel sloeg en haar tegen zich aan trok. „Gala, je bent een schat,” verklaarde hij eenvoudig. „En als er een andere manier is, zullen we die nemen. Maar,” hij keek op zijn horloge, „het is na twaalven en we moeten snel beslissen. Ieder ogenblik kan Drax het in zijn hoofd halen iemand te sturen om naar ons te kijken en God weet hoe laat hij komt om de giro’s in te stellen.”

Als een kat draaide Gala zich om. Ze staarde hem met open mond aan, haar gezicht strak van opwinding. „De giro’s,”’ fluisterde ze, „om de giro’s in te stellen.” Ze leunde zwakjes tegen de muur, haar ogen op Bond’s gezicht gevestigd. „Zie je het dan niet?” Haar stem zweefde op de rand van hysterie. „Als hij weg is, kunnen we de giro’s terugzetten naar het oude vliegplan, dan zal de raket eenvoudig in de Noordzee vallen, waar ze verondersteld wordt neer te komen.”

Ze kwam naar hem toe, greep met beide handen zijn overhemd en vroeg smekend: „Kan dat? Kan dat?”

„Ken jij die andere instellingen?” vroeg Bond scherp.

„Natuurlijk,” zei ze dringend. „Ik heb er een jaar lang aan gewerkt. We zullen geen weerbericht hebben, maar dat risico moeten we nemen. Volgens de voorspelling van vanmorgen, kunnen we morgen hetzelfde weer verwachten als vandaag.”

„God,” zei Bond, „het zou kunnen. Als we ons maar ergens konden verbergen en Drax laten denken dat we ontsnapt zijn. Wat denk je van de uitlaatput? Als ik de vloer open kan krijgen.”

Gala schudde haar hoofd. „Hij gaat dertig meter recht naar beneden,” antwoordde ze. „En de wanden zijn van gepolijst staal, net glas. Er is geen touw of zo iets, ze hebben gisteren alles uit de werkplaats gehaald. En in ieder geval wordt het strand bewaakt.”

Bond dacht na. Toen klaarde zijn gezicht op. „Ik heb een idee,” zei hij. „Maar voor alles, wat gebeurt er met de radar, dat baken in Londen?”

Gala schudde haar hoofd. „Die reikt maar ongeveer honderdvijftig kilometer,” antwoordde ze. „De raket zal het signaal niet eens opvangen. Als hij naar de Noordzee geleid wordt, komt hij in de straal van de zender op het vlot. Er is beslist niets op mijn plan aan te merken. Maar waar kunnen we ons verbergen?”

„Een van de ventilatieschachten,” zei Bond. „Kom mee.”

Hij keek voor het laatst de kamer rond. Hij had de aansteker in zijn zak, er was niets anders wat ze nodig konden hebben. Hij volgde Gala de glanzende schacht in en liep naar de handle voor de stalen deksel van de uitlaatput.

Na een haastig onderzoek haalde hij een zware hefboom

over van „Zu” naar „Auf. De hydraulische machine achter de stalen wand siste zacht en de twee stalen helften onder de staart van de raket gleden in hun sponningen.

De booglampen weerspiegelden in de gepolijste stalen wanden van de wijde schoorsteen, tot hij afboog in de richting van het gebulder van de zee.

Bond ging terug naar Drax’ kantoor en trok het gordijn van de douche naar beneden. Gala en hij scheurden het in repen en bonden die aan elkaar. Hij maakte een scheur aan het eind van de laatste reep om de indruk te geven dat het koord gebroken was, toen bond hij het andere eind stevig om de puntige bovenkant van een van de drie vinnen van de Moonraker en liet de rest in de schacht vallen.

Het was geen erg goed vals spoor, maar ze konden er wat tijd mee winnen.

De grote openingen van de ventilatieschachten zaten ongeveer een meter twintig van de vloer en drie meter van elkaar. Bond telde ze en kwam tot vijftig. Hij opende voorzichtig het scharnierende traliewerk voor een ervan en keek omhoog. Twaalf meter boven zich zag hij een zwakke glinstering van het maanlicht. Hij constateerde dat de tunnels recht omhoog liepen, tot ze een rechte hoek maakten naar het rooster in de buitenmuur.

Bond strekte zijn arm uit en voelde met zijn hand langs het oppervlak. Het was ruw gestort beton en hij gromde tevreden toen hij een scherp uitsteeksel voelde en even later nog een, de ruwe einden van de staaldraden die de wanden versterkten en afgesneden waren toen de schachten geboord werden.

Het zou een pijnlijke geschiedenis worden, maar ongetwijfeld konden ze hun weg naar boven vinden in een van deze schachten en in de bocht bovenaan konden ze zich verbergen als er naar hun gezocht zou worden, wat bemoeilijkt zou worden door al die officials uit Londen.

Bond knielde, het meisje klom op zijn rug en begon de tocht naar boven.

Een uur later lagen ze met gewonde voeten en schouders, stevig in eikaars armen, met hun hoofd een paar centimeter van het ronde rooster te luisteren naar de wachten, die negentig meter van hen af, rusteloos kun voeten bewogen.

Vijf uur, zes, zeven.

 

Langzaam kwam de zon op achter de koepel en op de rotsen begonnen de zeemeeuwen te roepen. Toen zagen ze plotseling in de verte de drie figuren in hun richting komen, voorafgegaan door een peloton wachten die in looppas, kinnen omhoog, knieën omhoog, de nachtploeg kwamen aflossen.

De figuren kwamen dichterbij en de uitgeputte ogen van het verborgen paar zagen elk detail van Drax’rode gezicht, de magere vosachtigheid van Walter, de vettige pafferige Krebs.

De drie mannen liepen als beulen, zonder te spreken. Drax haalde zijn sleutel tevoorschijn en zwijgend gingen ze door de deur een paar meter beneden de gespannen lichamen van Bond en Gala.

Toen bleef het tien minuten stil, ze hoorden alleen af en toe het gebrul van stemmen door de ventilatieschacht, terwijl de drie mannen heen en weer liepen over de stalen vloer bij de uitlaatput. Bond glimlachte in zichzelf toen hij zich de woede en ontsteltenis van Drax voorstelde; de miserabele Krebs verschrompelend onder Drax’ striemende stem; de bittere aanklacht in Walter’s blik. Toen vloog de deur beneden hen open en Krebs riep dringend tegen de leider van de wachten. Een man maakte zich los uit de halve cirkel en rende naar hem toe.

„Die Engländer.” Krebs’ stem klonk hysterisch. „Ontvlucht. De Herr Kapitän denkt dat ze misschien in éen van de ventilatieschachten zitten. We zullen een kans wagen. De koepel gaat open en we drijven de dampen eruit. En dan zet de Herr Doktor de stoomspuit op de schachten. Als ze daar zitten, is het afgelopen met ze. Kies vier mannen uit. De rubberhandschoenen en de vuurpakken liggen daar. We gebruiken de druk van de verwarming. Zeg tegen de anderen dat ze moeten opletten of ze horen schreeuwen. Verstanden?”

„Zu Befehl.” De man ging terug naar zijn groep en Krebs met het angstzweet op zijn gezicht verdween weer de deur binnen.

Een ogenblik bleef Bond onbeweeglijk liggen.

Ze hoorden een hevig gerommel boven hun hoofden toen de koepel openzwaaide.

De stoomspuit!

 

Hij had gehoord dat er op schepen muiterij mee bedwongen was, en oproer in fabrieken. Zou hij twaalf meter reiken? Zou de druk constant zijn? Hoeveel boilers waren t voor de verwarming? Bij welke van de vijftig schachten zouden ze beginnen? Hadden Bond en Gala iets achtergelaten waaruit bleek in welke ze geklommen waren?

Hij voelde dat Gala een verklaring van hem verwachtte, dat hij iets zou doen om hen te beschermen.

Vier mannen kwamen in looppas van de halve cirkel wachten, passeerden beneden hen en verdwenen.

Bond bracht zijn mond bij Gala’s oor. „Dit gaat pijn doen,” fluisterde hij. „Ik weet niet hoe erg. We moeten het nemen, daar is niets aan te doen. En geef geen geluid.” Hij voelde de voorzichtige druk van haar armen als antwoord. „Trek je knieën op. Niet verlegen zijn, het is nu geen tijd om preuts te doen.”

„Stil toch,” fluisterde Gala nijdig. Hij voelde een knie omhoog komen tot hij tussen zijn dijen gevangen was. Zijn eigen knie volgde totdat hij niet verder kon. Zij kronkelde woedend.

„Wees niet zo’n verdomde gek,” fluisterde Bond en trok haar hoofd tegen zijn borst zodat het half bedekt werd door zijn open overhemd.

Hij ging zoveel mogelijk om haar heen liggen. Aan hun enkels en ziin handen kon hij niets doen. Hij trok zijn boord zover mogelijk over hun hoofden en ze hielden elkaar stevig vast.

Heet, verkrampt en ademloos lagen ze, flitste het plotseling door Bond’s hoofd, als een paar verliefden in het struikgewas, die wachtten tot de voetstappen voorbij waren en ze opnieuw konden beginnen. Hij glimlachte grimmig en luisterde.

Het was stil in de schacht. Ze waren zeker in de machinekamer, waar Walter toezicht hield bij het bevestigen van de spuit aan de uitlaatklep. Toen kwamen er geluiden van veraf. Waar zouden ze beginnen?

Ergens, niet ver af, klonk een zacht langgerekt gefluister als het gefluit van een trein in de verte.

Hij trok zijn boord omlaag en wierp door het rooster een blik op de wachten. Ze keken recht naar de koepel, naar een punt ergens links van hem.

 

Weer het lange ruwe gefluister. En nog eens.

Het werd luider. Hij zag de hoofden van de wachten draaien in de richting van het rooster dat Gala en hem verborg. Zij keken gafascineerd naar de grote wolken stoom die uit de roosters hoog in de cementen muur naar buiten schoten.

Hij voelde Gala’s hart tegen het zijne kloppen. Ze wist niet wat er ging komen en ze vertrouwde hem.

„Het zal pijn doen,” fluisterde hij haar weer toe. „Het zal branden, maar het zal ons niet doden. Je moet dapper zijn en geen geluid geven.”

„Het is best met mij,” antwoordde ze boos. Maar hij voelde dat ze zich dichter tegen hem aan drukte.

Whoesh. Het kwam dichterbij.

Whoesh! Nu nog twee.

Whoesh!! Naast hen. Een vleugje geur van natte stoom drong tot ze door.

Hou je goed, zei Bond tegen zichzelf. Hij trok haar nog dichter tegen zich aan en hield zijn adem in.

Nu. Snel, schiet verdomme op.

Plotseling voelden ze een hevige druk, grote hitte en een gloeiende pijn en klonk er een gebrul in hun oren.

Toen doodse stilte. Een mengeling van ijzige kou en vuur op hun enkels en handen, een gevoel of ze doornat waren, en de wanhopige smorende inspanning om zuivere lucht in hun longen te krijgen.

Hun lichamen vochten zich automatisch van elkaar los om wat ruimte en lucht te krijgen voor de plaatsen waar zich al blaren begonnen te vormen op hun huid. Hun adem stokte in hun keel en het water stroomde van het cement in hun open mond, tot ze opzij bogen en het bij het straaltje spuwden dat onder hun doorweekte lichamen en langs hun verbrande enkels naar de verticale wanden van de schacht waardoor ze omhoog geklommen waren, stroomde.

Het gehuil van de stoomspuit trok weg tot het niet meer was dan een gefluister dat tenslotte ophield. Er was geen geluid in hun nauwe cementen gevangenis buiten hun moeilijke ademhaling en het tikken van Bond’s horloge.

De twee lichamen lagen te wachten, hun pijn koesterend.

Een half uur - een half jaar - later kwamen Walter, Krebs en Drax beneden hen naar buiten.

Maar er waren uit voorzorg wachten achtergelaten in de koepel.

HOOFDSTUK 24 Zero

„Dus zijn we het eens?”

„Ja, Sir Hugo.” De minister van bevoorrading sprak. Bond herkende de gezette zelfverzekerde figuur. „Dit zijn de instellingen. Mijn mensen hebben ze vanmorgen gecontroleerd onafhankelijk van het ministerie van luchtvaart.”

„Als u mij dan het privilege toestaat.” Drax hield het reepje papier omhoog en keerde zich om naar de koepel.

„Blijf staan, Sir Hugo, precies zo, alstublieft. Arm in de hoogte.” De lampen flitsten, de camera’s zoemden en klikten voor de laatste keer en Drax liep de paar meter naar de koepel, terwijl het Bond toeleek dat hij hem door het rooster recht in de ogen keek.

De reporters en cameramensen verdwenen over het betonnen veld, slechts een kleine groep nerveus pratende officials bleef wachten tot Drax terugkwam.

Bónd keek op zijn horloge. Kwart voor twaalf. Schiet op, verdomme, dacht hij.

Voor de honderdste keer herhaalde hij in zichzelf de cijfers die Gala hem geleerd had in de uren van verkrampte pijn na hun beproeving met de stoom, en voor de zoveelste keer bewoog hij zijn ledematen zodat het bloed kon blijven stromen.

„Bereid je voor,” fluisterde hij in Gala’s oor. „Ben je in

orde?”

Hij voelde haar glimlach. „Best.” Ze zette iedere gedachte aan haar verbrande enkels en de schurende afdaling door de schacht uit haar hoofd.

De deur beneden hen sloeg dicht, het slot klikte en Drax, voorafgegaan door de vijf wachten, stapte heerszuchtig naar de groep officials, het papiertje met de valse cijfers nog in zijn hand.

 

Bond keek op zijn horloge. Dertien voor twaalf. „Nu!” fluisterde hij. „Succes,” fluisterde ze terug.

Terwijl hij glibberend en krabbelend, zijn schouders voorzichtig samentrekkend, zijn bloedende voeten vol blaren tastend naar de ijzeren punten, zijn weg zocht door de twaalf meter lange schacht, bad hij dat het meisje het vol zou houden.

Met een ‘laatste sprong van drie meter, waarvan zijn rug-gegraat kraakte en een trap tegen het rooster, was hij op de stalen vloer en rende naar de trap, een bloederig spoor achterlatend.

De lampen waren uit, maar het daglicht stroomde naar binnen en het blauw van de hemel vermengd met de gloed van de zonneschijn gaven Bond de indruk dat hij binnen in een enorme saffier rende.

De grote dodelijke naald in het midden leek van glas. Hij keek naar boven terwijl hij hijgend en zwetend de eindeloze draaiende trap opklom, en hij kon nauwelijks zien waar de spitse neus ophield en de hemel begon.

In de stilte die de glinsterende kogel omgaf, hoorde Bond een snel getik, het haastige getrippel van kleine metalen voetjes ergens in het binnenste van de Moönraker. Het vulde de_ grote stalen kamer zoals het kloppende hart in het verhaal van Poe en Bond wist dat als Drax op de knop in de controlekamer drukte, die de radiogolf naar de wachtende raket zou sturen, het getik plotseling zou ophouden. Dan zou hij het zachte gejank van het pinrad horen, een wolk stoom zou uit de turbines komen en dan zou de raket langzaam opstijgen op de huilende stroom vlammen en majestueus afbuigen naar het begin van zijn baan.

Toen was hij bij de arm van de stellage, opgevouwen tegen de muur, en zijn hand lag op de hefboom. De arm reikte langzaam naar beneden naar de haarfijne lijn van de deur naar de girokamer.

Bond was er al op handen en voeten overheen gekropen toen de rubber kussens tot rust kwamen tegen het gepolijste chroom. Daar was het rondje, zo groot als een shilling, precies zoals Gala het beschreven had. Een druk, een klik en de kleine deur zwaaide open op zijn harde veer. Naar binnen. Pas op dat je je hoofd niet afsnijdt. Draai rustig de glinsterende handles onder de starende kompasrozen. Dat was voor

de rolgiro. Nu de hoogte en de koers. Heel voorzichtig, heel rustig draaien. Nog een laatste blik. Een blik op zijn horloge. Nog vier minuten. Niet bang zijn. Naar buiten, deur dicht, stellage omhoog, tegen de muur. En nu de trap af.

Tik-tik-tik-tok—

Toen Bond naar beneden vloog zag hij Gala die bij de open deur van Drax’ kantoor stond. God, wat deed alles pijn! Een laatste sprong en een draai naar rechts. Met een klap sloot Gala de buitenste deur. Nog een klap en ze waren de kamer door, onder de douche en het water suisde neer op hun tegen elkaar gedrukte hijgende lichamen.

Door het lawaai heen, boven het kloppen van zijn hart uit, hoorde Bond plotseling het gekraak van een luchtstoring en toen de stem van de omroeper van de B.B.C., door de dunne muur van de badkamer heen, uit het grote radiotoestel in Drax’ kamer komen. Gala had zich Drax’ radio herinnerd en de tijd gevonden om de knoppen om te draaien terwijl Bond met de giro’s bezig was.

„ … vijf minuten oponthoud,” zei de frisse opgewonden stem. „We hebben Sir Hugo overgehaald om een paar woorden voor de microfoon te spreken.” Bond draaide de kraan dicht en de stem klonk duidelijker. „Hij ziet er zelfverzekerd uit. Zegt net iets in het oor van de minister, ze lachen. Wat zou het zijn? Ha, daar komt mijn collega met het laatste weerbericht van het ministerie van luchtvaart. Hoe is het weer? Op iedere hoogte volmaakt. Mooie voorstelling. Het is werkelijk een prachtige dag hier. Haha. De mensen in de verte bij het station van de kustwacht zullen wel bruin worden. Het moeten er duizenden zijn. Wat zeg jij? Twintigduizend? Nou, het lijkt er wel op. En Walmer Beach ziet ook zwart. Het lijkt of heel Kent er is. We zullen allemaal wel een stijve nek krijgen, vrees ik, erger dan op Wimbledon. Haha. Hé, wat is daar beneden bij de steiger aan de hand? Sapperloot, daar is net een onderzeeër opgedoken. Wat een gezicht! Sir Hugo’s mannen zijn er ook, op de steiger opgesteld alsof het voor een parade was. Prachtig stel mannen. Nu gaan ze aan boord, volmaakt gedisciplineerd. Dat moet een idee van de Admiraliteit zijn om ze een speciale plaats te geven in het Kanaal. Wou dat u hier was om het te zien. Nu komt Sir Hugo naar ons toe, over een paar tellen zal hij tot u spreken. Iedereen op het terrein juicht hem toe. Ik

weet zeker dat we hem vandaag allemaal zullen toejuichen. Hij komt de controlekamer binnen. Ik zie de zon op de neus van de Moonraker, daar achter hem, glinsteren. Steekt net boven de muur van de koepel uit. Hoop dat er iemand een camera heeft. Hier is hij,” even stilte „Sir Hugo Drax!”

Bond keek in Gala’s druipende gezicht. Doorweekt en bloedend, zwijgend en trillend door hun stormende gevoelens, stonden ze in eikaars armen. Hun lege peilloze blikken ontmoetten elkaar en hielden elkaar vast.

„Uwe Majesteit, mannen en vrouwen van Engeland,” de stem klonk als een fluwelen snauw, „ik sta op het pUnt de loop van Engelands geschiedenis te wijzigen.” Een korte stilte. „Binnen een paar minuten zal uw leven veranderd worden, van sommigen, ahum, drastisch door de, eh, invloed van de Moonraker. Ik ben erg trots en blij dat het lot uit al mijn landgenoten mij uitgekozen heeft om deze grote pijl der wraak naar de hemel af te vuren en zo voor altijd, en met de hele wereld als getuige, de macht van mijn vaderland te verkondigen. Ik hoop dat dit voor eeuwig een waarschuwing zal zijn voor de vijanden van mijn vaderland, dat hun lot geschreven zal worden in as, in tranen en,” even stilte, „in bloed. En nu dank ik u allen dat u geluisterd hebt en ik hoop dat ieder van u die daartoe in staat is, mijn woorden vanavond zal herhalen tegen zijn kinderen, als hij die heeft.”

Een aarzelend applaus klonk uit het apparaat en toen weer de stem van de omroeper. „En dat was Sir Hugo Drax die een paar woorden tot u sprak voor hij naar de overkant van de controlekamer gaat, naar de knop in dg”muur waarmee hij de Moonraker zal lanceren. Hij heeft voor het eerst in het openbaar gesproken. Zeer, eh, openhartig. Maar velen van ons zullen zeggen dat het geen kwaad kan. En nu moet ik de microfoon overgeven aan de deskundige, Group Captain Tandy van het ministerie van bevoorrading die u de lancering van de Moonraker zal beschrijven. Daarna zult u Peter Trimble op een van de schepen van de veiligheidspatrouille van de marine, H.M.S. Merganzer, het toneef in het doelgebied horen beschrijven. Group Captain Tandy.”

Bond keek op zijn horloge. „Nog maar een minuut,” zei hij tegen Gala. „God, wat zou ik Drax graag in mijn handen krijgen.” Hij brak een paar stukjes zeep af. „Hier, stop

die in je oren als het zover is. Het zal een verschrikkelijk lawaai zijn. Van de hitte weet ik niets af. Het duurt niet lang en het is mogelijk dat de stalen wanden ertegen bestand zijn.”

Gala keek hem glimlachend aan. „Als jij me vasthoudt, zal het niet zo erg zijn,” zei ze.

„ … en nu heeft Sir Hugo zijn hand op de knop en kijkt hij naar de chronometer.”

„Tien,” kwam een andere stem zwaar en sonoor als het luiden van een klok.

Bond draaide de kraan open en het water suisde neer op hun tegen elkaar gedrukte lichamen.

„Negen,” kwam de stem van de afteller.

„ … de radar operateurs kijken naar de schermen. Er is niets dan een massa golvende lijnen …”

„Acht.”

„… iedereen heeft watjes in zijn oren. Blokhuis moet onverwoestbaar zijn, betonnen muren van drie en een halve meter dik. Het piramidevormige dak is bij de punt acht meter dik…”

„Zeven.”

„ … eerst zal de radiogolf het tijdmechanisme langs de turbines stopzetten. Dan het pinrad aanzetten. Een vlammend ding als een zonnewiel…”

„Zes.”

„ … kleppen zullen opengaan. Vloeibare brandstof volgens geheime formule. Verschrikkelijk goedje als dynamiet. Stroomt uit de brandstoftanks…”

„Vijf.”

„… ontbrandt door het pinrad als de brandstof in de motor komt…”

„Vier.”

„ … intussen zijn peroxyde en permanganaat vermengd, stoom ontwikkeld en de turbinepompen beginnen te werken …”

„Drie.”

„ … pompen de vlammende brandstof door de motor uit de achtersteven van de raket in de uitlaatput. Reusachtige hitte… vijfendertighonderd graden…”

„Twee.”

„… Sir Hugo staat op het punt de knop in te drukken. Hij kijkt door de spleet naar buiten, transpiratie op zijn

 

voorhoofd. Volkomen stilte hier binnen, geweldige spanning.”

„Een.”

Niets dan het geluid van het water dat gestaag neerstroomde op de twee tegen elkaar gedrukte lichamen.

„Vuur!”

Bond’s hart schoot in zijn keel bij die kreet. Hij voelde dat Gala huiverde. Stilte. Niets dan het suizen van bet water.

…..Sir Hugo heeft de controlekamer verlaten. Loopt

kalm en vol vertrouwen naar de rand van de rots. Hij is op de lift gestapt en gaat naar beneden. Natuurlijk, hij moet naar de onderzeeër. Op het televisiescherm is te zien dat er een beetje stoom achteruit de raket komt. Nog een paar seconden. Ja, nu is hij op de steiger. Hij kijkt om en steekt zijn arm omhoog. Die goeie ouwe Sir Hu…”

Gala en Bond hoorden een geluid of het in de verte donderde. Het werd luider en luider. De betegelde vloer onder hun voeten begon te trillen. Ze werden verpletterd door een stormachtig gegier. De wanden kraakten, stoomden. Ze verloren de controle over hun benen onder hun wankelende lichamen. Haar overeind houden. Hou haar overeind. Hou op! Hou op! Hou op met dat lawaai!!!

Christus, hij zou flauwvallen. Het water kookte. Hij moest het uitdraaien. Hier is de kraan. Nee, de pijp is gebarsten. Stoom, stank, ijzer, verf.

Breng haar naar buiten! Breng haar naar buiten!! Breng haar naar buiten!!

En toen was het stil, een tastbare stilte. Ze lagen op de vloer van Drax’ kantoor. Het licht van de badkamer scheen nog naar buiten. De rook, en de vieze stank van brandend ijzer en verf trok op, weggezogen door de airconditioner. De stalen muur was omgebogen. Gala’s ogen waren open en ze glimlachte. Maar wat is er met de raket gebeurd? Londen? De Noordzee? De radio ziet er nog goed uit. Hij schudde zijn hoofd en de doofheid werd langzaam minder. Toen herinnerde hij zich de zeep en hij trok het uit zijn oren.

„… door de geluidsbarrière. Het gaat prachtig, precies in het midden van het radarscherm. Een volmaakte lancering. Bang dat u het niet hebt kunnen horen met al dat lawaai. Het was vreselijk. Eerst kwam er een grote vlam door de uitlaatput in de rots en de neus kroop langzaam omhoog uit de koepel. Daar was ze, als een groot zilveren potlood op een grote kolom van vlammen, ze steeg langzaam de lucht in en de vlammen spatten honderden meters weg over het beton. Onze microfoons zijn bijna gebarsten door het gehuil. Er zijn grote stukken van de rots gevallen en het beton lijkt wel een spinneweb door de verschrikkelijke trilling. En dan klom ze sneller en sneller. Honderd kilometer per uur, duizend, en,” hij brak af. „Wat zeg jij daar? Werkelijk? En nu gaat ze sneller dan vijftienduizend kilometer per uur. Ze is vierhonderdvijftig kilometer hoog. Ik kan haar natuurlijk niet meer horen. We hebben alleen een paar seconden lang haar vlam gezien, net een ster. Sir Hugo zal wel trots zijn. Hij is nu daar in het Kanaal. De onderzeeër schoot als een raket weg, haha, die loopt vast wel meer dan dertig knopen. Gooit een spoor op. Nu is hij voorbij de East Goodwins, op weg naar het noorden. Hij zal wel gauw de patrouilleschepen bereikt hebben. Ze zullen de lancering en de landing kunnen zien. Een hele verrassing die tocht. Niemand had er enig idee van. Zelfs de autoriteiten van de marine waren verwonderd. Maar meer kan ik u hier vandaan niet vertellen en ik ga overschakelen naar mijn collega Peter Trimble, aan boord van H.M.S. Merganzer, ergens in de buurt van de oostkust.”

Niets anders dan het pompen van de longen toonde dat de twee slappe figuren in de aangroeiende plas water op de vloer nog in leven waren, maar hun gehavende oren luisterden wanhopig naar het gekraak dat even uit de gebladderde metalen kast kwam. Nu zouden ze het resultaat van hun werk vernemen.

„En hier spreekt Peter Trimble. Het is een prachtige ochtend, ik bedoel, eh, middag hier. We liggen ten noorden van de’Goodwin zandbanken. De zee lijkt net een vijver, er is geen wind en de zon schijnt. Er zijn geen schepen in het doelgebied. Is dat zo, Commander Edwards? Ja, de kapitein zegt dat het helemaal vrij is. Er is nog niets op de radarschermen. Ik mag niet zeggen op welke golflengte we haar zullen opvangen, veiligheid en zo. We zullen de raket maar een fractie van een seconde kunnen zien, niet kapitein? Maar het doel is op het scherm net zichtbaar, vanaf de brug niet te zien, natuurlijk. Het moet honderd kilometer ten noorden van ons zijn. We hebben de Moonraker zien opstijgen, een vreselijk gezicht en een lawaai als een onweer. Er kwam een lange vlam uit de staart. Dat was vijftien kilometer hier vandaan, maar je moet het licht wel zien. Ja, kapitein? O ja, ik zie het. Hè, dat is interessant, er nadert een grote onderzeeër, dat zal die met Sir Hugo wel zijn. Niemand hier wist er iets van. Kapitein Edwards zegt dat ze de Aldis-lamp niet beantwoordt. Ze voert geen vlag, dat is vreemd. Ja, ik zie haar nu, ze is heel duidelijk te zien met mijn kijker. We hebben onze koers gewijzigd om haar te onderscheppen. De kapitein zegt dat het er geen van ons is, denkt dat het een buitenlandse is. Hallo! Ze heeft haar vlag uitgestoken. Wat is dat? Grote hemel, de kapitein zegt dat het een Russische is. Nou zeg! En nu haalt ze haar vlag neer en duikt. Bang! Heeft u dat gehoord? We hebben op haar geschoten, maar ze is verdwenen. Wat is dat? De asdic operateur zegt dat ze onder water nog sneller gaat, vijfentwintig knopen. Verschrikkelijk. Maar ze kan niet veel zien onder water. Nu is ze midden in het doelgebied. Het is twaalf minuten over twaalf. De Moonraker is nu gekeerd en op weg naar beneden. Komt met vijftienduizend kilometer per uur omlaag van vijftienhonderd kilometer hoogte. Ze kan nu ieder ogenblik hier zijn. Hoop dat er niets ergs gebeurt, de Rus is een heel eind binnen de gevaarlijke zone. De radar operateur steekt zijn hand op, dat betekent dat ze eraan komt. Ze komt, ze komt… Whew! Zelfs geen gefluister. God, was dat het? Pas op, pas op! Een verschrikkelijke explosie. Een zwarte wolk stijgt omhoog. Er komt een vloedgolf op ons af, een grote muur van water stort naar beneden. Daar gaat de onderzeeër. God, ondersteboven uit het water geworpen. Hij komt. Hij komt…”

HOOFDSTUK 25 Zero min

„… Tot nu toe tweehonderd doden en ongeveer evenveel vermisten,” zei M. „Er komen nog steeds berichten binnen van de oostkust en er is slecht nieuws uit Holland. Honderden kilometers van hun kustbescherming verwoest. Onze grootste verliezen zijn geleden onder de bemanning van de patrouilleschepen. Twee ervan sloegen om, waarbij de Merganzer. De bevelvoerende officier en die knaap van de JJ.B.C. worden vermist. De Goodwin lichtschepen zijn van hun meertouwen geslagen. Er is nog geen nieuws uit Frankrijk en België. We zullen aardig wat te betalen krijgen, als alles uitgezocht is.”

Het was de volgende middag en Bond zat weer, met een stok met een rubberdop naast zijn stoel, op dezelfde plaats waar het allemaal begonnen was - tegenover de rustige man met de koele grijze ogen, die hem, honderd jaar geleden, had uitgenodigd voor een diner en een spelletje bridge.

Bond was onder zijn kleren overdekt met pleisters. Elke keer als hij zijn voeten bewoog, brandde de pijn omhoog in zijn benen. Er liep een venijnige rode striem over zijn linkerwang en zijn neus en de looizalf glom bij het licht van het raam. Hij hield onhandig een sigaret in zijn gehandschoende hand. Het was ongelooflijk dat M. hem had toegestaan om te roken.

„Nog nieuws over die onderzeeër, meneer?” vroeg hij.

„Ze hebben haar gevonden,” antwoordde M. tevreden. „Ze lag op haar zij, ongeveer dertig vadem diep. Het bergingsschip dat de resten van de raket moest opzoeken ligt er nu boven. Er zijn duikers naar beneden geweest en die krijgen geen antwoord op signalen tegen haar huid. De Sow-jet Ambassadeur is vanmorgen op het Foreign Office geweest. Hij zei dat er een bergingsvaartuig van de Baltic onderweg is, maar we hebben hem geantwoord dat we niet kunnen wachten omdat het wrak gevaar oplevert voor de scheepvaart.” M. grinnikte. „Dat zou ze ook doen als er toevallig iemand dertig vadem diep voer in het Kanaal. Maar ik ben blij dat ik geen lid van het kabinet ben,” voegde hij er droog aan toe. „Ze zijn sinds het eind van de uitzending doorlopend in zitting geweest. Vallance heeft die Edinburgh-se advocaten te pakken gekregen voordat ze Drax’ boodschap aan de wereld geopend hadden. Het is een verschrikkelijk document. Het lijkt wel of het door Jehova zelf geschreven is. Vallance is er gisteravond mee naar het kabinet gegaan en is bij de minister president gebleven om de open plaatsen aan te vullen.”

„Dat weet ik,” zei Bond. „Hij heeft me tot in het holst van de nacht in het ziekenhuis opgebeld om details. Ik kon door alle verdovende middelen die ze me gegeven hadden, nauwelijks helder denken. Wat gaat er verder gebeuren?”

„Ze gaan het grootste staaltje van verdoezelen uit de geschiedenis proberen,” vertelde M. „Een hoop wetenschappelijk geklets over de brandstof die maar half verbruikt was. Een onverwacht hevige explosie bij het neerkomen. Er zal volledige schadevergoeding betaald worden. Tragisch verlies van Sir Hugo en zijn mannen. Tragisch verlies van een van H.M. onderzeeërs, het nieuwste experimentele model. Had zijn orders verkeerd begrepen, heel droevig. Gelukkig had zij maar een kleine bemanning. De naaste familie zal ingelicht worden. Tragisch verlies van de B.B.C.-man. Door een onbegrijpelijke fout werd de Britse marinevlag aangezien voor de Russische, maar er is een grote overeenkomst. De Britse marinevlag is in het wrak gevonden.”

„Maar de explosie?” vroeg Bond. „De straling en de radioactieve stof en zo. De beroemde paddenstoelwolk. Dat zal zeker wel een probleem worden.”

„Blijkbaar maken ze zich daar niet zoveel zorgen over,” zei M. „De wolk zal verklaard worden als een normaal verschijnsel bij een dergelijke krachtige explosie. Het ministerie van bevoorrading kent de hele geschiedenis, die moesten we wel vertellen. Hun mensen zijn de hele nacht langs de oostkust met geigertellers bezig geweest en er is nog geen definitief rapport.” M. glimlachte koeltjes. „Die wolk moet natuurlijk wel ergens neerkomen, maar door een gelukkig toeval drijft de wind hem naar het noorden. Naar huis zou je kunnen zeggen.”

Bond glimlachte pijnlijk. „Ik snap het,” zei hij. „Wel bijzonder dienstig.”

„Natuurlijk,” vervolgde M. terwijl hij zijn pijp pakte en hem begon te vullen, „zullen er een aantal nare geruchten ontstaan. Ze zijn al begonnen. Een hoop mensen hebben gezien dat Miss Brand en jij op brancards van het terrein gehaald zijn. En dan heb je die zaak van Bowater tegen Drax over al dat verloren krantenpapier. Het onderzoek over de jongeman in de Alfa Romeo, die gedood werd, krijgen we ook nog. En de resten van jouw auto, waartussen,” hij keek Bond beschuldigend aan, „een Colt met een lange loop werd

gevonden, moeten verklaard worden. En het ministerie van bevoorrading. Vallance moest gisteren een paar van hun mensen laten komen om te helpen met het opruimen van die rommel in het huis in Ebury Street. Maar die mensen hebben geleerd om geheimen te bewaren, daar zullen we geen lek krijgen. Het is natuurlijk een riskante geschiedenis, dat is een grote leugen altijd. Maar wat gebeurt er anders? Moeilijkheden met Duitsland? Oorlog met Rusland? Er zijn aan beide zijden van de Atlantische Oceaan genoeg mensen die blij zouden zijn met zo’n excuus.”

M. zweeg en hield een lucifer bij zijn pijp. „Als het verhaal pakt,” vervolgde hij nadenkend, „komen we er niet al te slecht vanaf. We hebben allang zo’n snelle U-böot willen hebben en we zullen blij zijn met de inlichtingen die we over hun atoombommen zullen oppikken. De Russen weten dat hun gok mislukt is. Malenkov zit niet al te stevig in het zadel en dit kan een nieuwe omwenteling in het Kremlin ten gevolge hebben. En de Duitsers? We wisten allemaal dat er nog heel wat Nazisme over was en hierdoor zal het kabinet nog iets voorzichtiger worden met de Duitse herbewapening. En nog een heel klein gevolg.” Hij glimlachte scheef. „Het zal Vallance’s baantje, en het mijne trouwens oök, in de toekomst iets gemakkelijker maken. Die politici begrijpen niet dat door het atoomtijdperk de gevaarlijkste saboteur uit de geschiedenis ontstaan is - de kleine man met de zwarte tas.”

„Zal de pers het verhaal brengen?” vroeg Bond onzeker.

M. haalde zijn schouders op. „De minister president heeft vanmorgen met de uitgevers gesproken,” antwoordde hij en hield nog een lucifer bij zijn pijp, „en ik geloof dat hij het tot nu toe heeft weten te voorkomen. Als de geruchten later erger worden, zal hij waarschijnlijk wel weer met ze moeten praten en ze een gedeelte van de waarheid vertellen. Maar dan zullen ze eerlijk spel spelen, dat doen ze altijd als het erg belangrijk is. Nu is het voornaamste dat we tijd winnen om de vuurtjes te doven. Op het ogenblik is iedereen zo trots op de Moonraker dat ze niet verder nadenken.”

Er klonk een zacht gezoen van de intercom op M.’s bureau en een rood lichtje floepte aan en uit. M. nam de hoorn op en leunde voorover. „Ja?” zei hij. Het was even stil. „Ik neem het op de lijn van het kabinet.” Hij pakte de witte hoorn uit de rij van vier telefoons.

„Ja,” zei M. „Spreek maar.” Het was even stil. „Ja meneer? Over.” Hij drukte het knopje op het toestel in. Hij hield de hoorn dicht tegen zijn oor zodat Bond niets kon horen. Het bleef lang stil en M. trok af en toe aan zijn pijp. Toen nam hij hem uit zijn mond. „Dat ben ik met u eens meneer. Maar wij hebben onze regels hier.” M. fronste. „Als ik het zeggen mag, meneer, ik geloof dat dat erg onverstandig zou zijn.” Stilte en toen verhelderde M.’s gezicht. „Dank u, meneer. En Vallance zit natuurlijk niet met dat probleem. Het is wel het minste wat ze verdient.” Weer een stilte. „Ik begrijp het. Ja, het komt in orde.” Weer een stilte. „Dat is heel vriendelijk van u, meneer.”

M. legde de hoorn neer en het knopje klikte terug naar zijn normale positie.

Een ogenblik bleef M. naar de telefoon kijken alsof hij twijfelde aan wat er gezegd was. Toen draaide hij zijn stoel om en keek nadenkend naar buiten.

Het was stil in de kamer en Bond schoof heen en weer om de pijn die weer in zijn lichaam opkwam, minder te voelen.

Dezelfde duif als maandag, of misschien een andere, kwam met hetzelfde geklapwiek op de vensterbank zitten. Hij liep knikkend en koerend heen en weer en vloog toen n,aar de bomen in het park. Het verkeer in de verte murmelde slaperig.

Hoe weinig had het gescheeld, dacht Bond, of het was stil geworden. Hoe weinig had het gescheeld of er was nu niets anders geweest dan het geklingel van de bellen van ambulances onder een dreigend zwart en oranje hemel, de stank van branden en het geschreeuw van mensen die nog in de gebouwen opgesloten zaten. Het zacht kloppende hart van Londen zou voor een hele generatie tot zwijgen gebracht zijn. En een hele generatie van haar mensen zou dood in de straten liggen tussen de ruïnes van een beschaving, die misschien eeuwenlang niet meer zou kunnen opstaan.

Dat zou allemaal gebeurd zijn, als er niet een man vals-gespeeld had om het vuur van zijn krankzinnigheid te voeden; als de saaie voorzitter van Blades hem niet ontdekt had; als M. niet toegestemd had om een oude vriend te helpen; als Bond geen lessen had gehad van een valsspeler; als Vallance geen voorzorgen genomen had; als Gala Brand geen geheugen voor cijfers had gehad; als er niet een heel

patroon van kleine omstandigheden, van kansen, bestaan had.

Wiens patroon?

Met een schril geluid draaide M. zijn stoel om. Bond keek weer in de grijze ogen van de man aan de andere kant van het bureau.

„Dat was de minister president,” zei M. nors. „Hij wil Miss Brand en jou het land uit hebben.” M. sloeg zijn ogen neer en keek onbewogen in de kop van zijn pijp. „Jullie moeten morgenmiddag weg zijn. Er zijn te veel mensert die jullie gezichten kennen, bij deze zaak betrokken. Ze zouden kunnen gaan nadenken als ze zien hoe jullie er aan toe zijn. Je kunt gaan waar je naar toe wilt, en uitgeven wat je nodig vindt, in welke valuta je maar wenst. Ik zal de betaalmeester op de hoogte brengen. Blijf een maand weg, maar hou je verborgen. Jullie zouden vanmiddag al gegaan zijn, maar het meisje heeft morgen om elf uur een afspraak. Op het paleis. Het George Cross is haar onmiddellijk toegekend. Komt natuurlijk niet voor Nieuwjaar in de krant. Ik wil haar graag eens ontmoeten, het moet een goed meisje zijn. Eigenlijk,” M. keek Bond nietszeggend aan, „had de minister president voor jou ook zo iets gedacht. Hij was vergeten dat wij zulke dingen niet accepteren. Dus vroeg hij me om jou uit zijn naam te bedanken. Zei wat vriendelijke dingen over de dienst, erg aardig.”

M. gaf een van zijn zeldzame glimlachjes die zijn gezicht’ vrolijk en warm maakten. Bond glimlachte terug. Ze begrepen de dingen die niet gezegd waren.

Bond wist dat hij weg moest gaan en stond op. „Dank u wel, meneer,” zei hij. „Ik ben blij voor het meisje.”

„Goed dan,” antwoordde M. „Nou, dat is dan alles. Tot over een maand. O, tussen haakjes,” voegde hij er onverschillig aan toe, „ga even naar je kantoor, daar ligt iets van mij, een kleine herinnering.”

James Bond ging met de lift naar beneden en hinkte door de bekende gang naar zijn kantoor. Toen hij binnenkwam, zag hij dat zijn secretaresse wat papieren klaarlegde op het bureau naast het zijne.

„Komt 008 terug?” vroeg hij.

„Ja,” ze glimlachte gelukkig. „Hij vliegt vanavond over.”

„Nou, ik ben blij dat je gezelschap krijgt,” vond Bond. „Ik ga weer weg.”

 

„O,” riep ze. Ze keek hem even snel aan. „Je ziet eruit of je wel wat rust zou kunnen gebruiken.”

„Die krijg ik ook,” antwoordde Bond. „Ik word een maand verbannen.” Hij dacht aan Gala. „Het wordt een echte vakantie. Is er nog iets voor mij?”

„Uw nieuwe auto staat beneden. Ik heb hem bekeken. Die man zei dat u hem vanochtend op proef wilde hebben. Hij is prachtig. O, en er is een pakje van M.’s kantoor-Zal ik het openmaken?”

„Ja, goed,” zei Bond.

Hij ging aan zijn bureau zitten en keek op zijn horloge. Vijf uur. Hij was moe, en zou dat nog wel verscheidene dagen blijven. Dat had hij altijd als er iets ergs gebeurd was, de nasleep van dagenlange spanning en angst.

Zijn secretaresse kwam de kamer binnen met twee grote zwarte kartonnen dozen. Ze zette ze op zijn bureau en hij opende de bovenste. Toen hij het vette papier zag, wist hij wat hij kon verwachten.

Er lag een kaartje in de doos. Hij nam het eruit en las het. Met M.’s groene inkt stond er: „Je hebt ze misschien nodig.” Het was niet ondertekend.

Bond maakte het vette papier los en nam de glanzend nieuwe Beretta in zijn hand. Een herinnering? Nee, meer een stille wenk. Hij haalde zijn schouders op en stak de revolver onder zijn jasje in de lege holster.

„Er zal wel een Colt met een lange loop in die andere doos zitten,” zei hij tegen zijn secretaresse. „Berg hem maar op tot ik terug ben. Dan ga ik hem op het schietterrein inschieten.”

Hij liep naar de deur. „Tot ziens, Lil,” zei hij. „Doe mijn groeten aan 008 en zeg hem dat hij goed op je moet passen. Ik ga naar Frankrijk. Station F heeft het adres, maar dat is alleen voor noodgevallen.”

Ze glimlachte. „Hoe ernstig?” vroeg ze.

Bond lachte kort. „Een uitnodiging voor een rustig spelletje bridge,” antwoordde hij.

Hij hinkte naar buiten en deed de deur achter zich dicht.

De mark VI van 1953 had een open kap. Hij had dezelfde kleur grijs als de oude Bentley die zijn graf had gevonden in een garage in Maidstone, en de donkerblauwe bekleding ruiste luxueus toen hij onhandig naast de chauffeur klom.

 

Een half uur later hielp de chauffeur hem op de hoek van Birdcage Walk en Queen Anne’s Gate uitstappen. „We kunnen haar nog sneller krijgen als u wilt, meneer,” zei hij. „Als we haar veerden dagen terug kunnen krijgen, zullen we haar zo afstellen dat ze meer dan honderdvijftig kilometer kan halen.”

„Later,” antwoordde Bond. „Ze is verkocht. Op voorwaarde dat je haar morgenavond bij het eindpunt van de boot naar Calais brengt.”

De c.iauffeur grinnikte. „Roger,” zei hij. „Ik zal haar zelf brengen. Tot ziens op de pier, meneer.”

„Goed,” vond Bond. „Wees voorzichtig op de A 20, de weg naar Dover is de laatste tijd gevaarlijk.”

„Maak u maar geen zorgen, meneer,” antwoordde de chauffeur, die vond dat deze man een beetje een sukkel was, hoewel hij heel wat van auto’s scheen te weten. „Dat is een gemakkelijk stukje.”

„Niet iedere dag,” glimlachte Bond. „Tot ziens in Calais.”

Zonder op antwoord te wachten, hinkte hij weg door de strepen stoffig zonlicht die door de bomen in het park gefilterd werden.

Bond ging op een bank tegenover het eiland in het meertje zitten en stak een sigaret op. Hij keek op zijn horloge. Vijf voor zes. Hij bedacht dat zij het soort meisje was dat op tijd kwam. Hij had voor het diner het hoektafeltje gereserveerd. En daarna? Maar eerst gingen ze lang plannen maken. Wat zou ze leuk vinden? Waar zou ze graag naar toe willen? Waar was ze al eens geweest? In Duitsland natuurlijk. Frankrijk? Parijs maar niet, daar konden ze op de terugweg nog heen. De eerste avond zo ver mogelijk van Calais. Daar was bijvoorbeeld die boerderij met het heerlijke eten tussen Montreuil en de Etaples. Dan afdalen naar de Loire en een paar dagen in die kleine plaatsjes langs de rivier blijven. Niet die met de chateaux, maar zoiets als Beau-gency. En dan langzaam naar het zuiden, maar op de wegen in het westen blijven. Het leven met vijf sterren vermijden. Langzaam ontdekken. Bond riep zichzelf tot de orde. Wat ontdekken? Elkaar? Had hij ernstige plannen met dit meisje?

„James.”

Haar stem klonk helder, hoog, nerveus, niet zoals hij verwacht had.

Hij keek op. Ze stond een meter of zo van hem af. Ze droeg een zwarte baret schuin op haar hoofd en zag er opwindend en mysterieus uit, zoals iemand die je voorbij ziet rijden in een open wagen, iemand die je onbereikbaar is, maar begeerlijker dan je ooit iemand gekend hebt. Iemand die op weg is naar een afspraak met een ander, iemand die niet voor jou bestemd is.

Hij stond op en ze grepen eikaars handen.

Zij was het die zich losmaakte. Ze bleef staan.

„Ik wou dat je er morgen ook kon zijn, James.” Zij keek hem met een zachte blik aan. Zacht, dacht hij, maar een beetje ontwijkend.

Hij glimlachte. „Morgenochtend of morgenavond?”

„Stel je niet aan.” Ze lachte blozend. „Ik bedoel op het paleis.”

„Wat ga je daarna doen?” vroeg Bond.

Ze keek hem voorzichtig aan. Waar herinnerde die blik hem aan? De blik van Morphy, zoals hij Drax aangekeken had bij dat laatste spel bij Blades? Nee, niet helemaal. Hij zag er nog iets anders in. Tederheid? Spijt?

Ze keek over zijn schouder.

Bond draaide zich om. Honderd meter verderop stond een jongeman met kortgeknipt blond haar. Hij had zijn rug naar hen toe en liep wat heen en weer om de tijd te doden.

Bond keerde zich weer om en Gala keek recht in zijn ogen.

„Ik ga met hem trouwen,” vertelde ze rustig. „Morgenmiddag.” En toen, alsof er geen nadere verklaring nodig was: „Hij heet Detective Inspector Vivian.”

„O,” zei Bond stijfjes glimlachend. „Ik snap het.’”

Het was een ogenblik stil en hun ogen lieten elkaar los.

En waarom zou hij iets anders verwacht hebben? Een kus, het contact van twee lichamen die zich temidden van het gevaar angstig aan elkaar vastklemden, meer was er niet geweest. En de verlovingsring had het hem kunnen vertellen. Waarom had hij zomaar aangenomen dat ze die alleen droeg om Drax op een afstand te houden? Waarom had hij gedacht dat ze zijn wensen, zijn verlangens deelde?

En wat nu, vroeg Bond zich af. Hij haalde zijn schouders op om de pijn van de teleurstelling te verzachten - de pijn van dï teleurstelling die zoveel erger is dan de vreugde van het succes. Dit was voorbij. Hij moest uit het leven van deze

twee jonge mensen verdwijnen en ergens anders een plaats vinden voor zijn koude hart. Zij moest geen spijt hebben. Hij zou de rol spelen die ze van hem verwachtte, de sterke man van de wereld, de geheime agent, de man die niet meer dan een schim was.

Ze keek hem nerveus aan, ze wachtte om verlost te worden van de vreemdeling, de man die geprobeerd had zijn voet tussen de deur van haar hart te houden.

Bond glimlachte haar hartelijk toe. „Daar ben ik jaloers om,” zei hij. „Ik had andere plannen voor je voor morgenavond.”

Ze glimlachte dankbaar terug omdat hij de stilte verbroken had. „Wat voor plannen?” vroeg ze.

„Ik wilde je naar een boerderij in Frankrijk brengen,” vertelde hij, „en na het diner had ik willen kijken of het waar is wat ze zeggen over het schreeuwen van een roos.”

Ze lachte. „Het spijt me dat ik je niet van dienst kan zijn. Maar er zijn genoeg anderen, die graag geplukt willen worden.”

„Ja, dat zal wel,” gaf Bond toe. „Nou, dag Gala.” Hij stak zijn hand uit.

„Dag James.”

Hij raakte haar voor het laatst aan en toen keerden ze zich om om de weg van hun verschillende levens te volgen.