Politieagente Brand

Vijf minuten later liet Bond zijn pas van het ministerie zien aan de geüniformeerde wacht bij het hek in de hoge ijzerdraadomheining.

De sergeant van de R.A.F. groette. „Sir Hugo verwacht u. U moet bij dat grote huis in het bos zijn.” Hij wees naar de lichten een meter of negentig verderop, bij de rotsen.

Bond hoorde dat hij naar de volgende wachtpost telefoneerde. Hij reed langzaam over de macadam weg die pas door de velden achter Kingsdown aangelegd was. Hij hoorde het gebulder van de zee tegen de hoge rotsen in de verte en

van dichtbij klonk een hoog gezoem van machines, dat sterker werd toen hij het bos naderde.

Hij werd opnieuw aangehouden door een wacht, in burger, bij een tweede omheining, waarin een hek met spijlen toegang gaf tot het bos. Toen hij verder mocht rijden hoorde hij in de verte het gegrom van politiehonden, waaruit hij afleidde dat er ook ‘s nachts gewaakt werd. Al deze veiligheidsmaatregelen leken hem toereikend. Bond besloot dat hij zich geen zorgen hoefde te maken over de veiligheid van buitenaf.

Voorbij de bomen reed hij over een gladde betonnen vloer waarvan de rand zelfs in de grote stralen van zijn koplampen niet te zien was. Een honderd meter naar links, aan de rand van het bos, zag hij de lichten van een groot huis, dat bijna schuilging achter een betonnen muur van een meter tachtig dik en bijna net zo hoog als het huis. Bond hield de wagen in tot hij nog maar stapvoets reed en draaide hem van het huis af in de richting van de zee en een donker silhouet dat plotseling oplichtte in de lichtstraal van het South Goodwin Lichtschip, verweg in het Kanaal. Zijn lampen legden een pad over het beton naar een ongeveer vijftien meter hoge koepel, minstens achthonderd meter van hem af, aan de rand van de rots. Het leek op het dak van een observatorium met een smalle naad over de koepel.

Hij keerde de wagen en reed hem langzaam tussen de muur, die waarschijnlijk als bescherming tegen de luchtdruk diende, en het huis. Toen hij stopte ging de deur open, een bediende in een wit jasje kwam naar buiten, en opende het portier van de wagen.

„Goedenavond, meneer. Wilt u mij volgen?”

Hij sprak met een licht accent. Bond volgde hem door een gezellige hall naar een deur waar de butler aanklopte.

„Binnen.”

Bond glimlachte in zichzelf om de ruwe stem die Hij zich zo goed herinnerde en om de commanderende klank van het enkele woord.

Aan het eind van de lange heldere kamer stond Drax met zijn rug naar een lege haard, een grote figuur in een pruimkleurig huisjasje dat vloekte bij het roodachtige haar op zijn gezicht. Er stonden drie mensen bij hem, twee mannen en een vrouw.

„Ha, beste kerel,” riep Drax luidruchtig, terwijl hij naar voren kwam en hem hartelijk de hand schudde. „Dus ontmoeten we elkaar opnieuw, en zo gauw al. Ik wist niet dat je zo’n vervloekte spion voor mijn ministerie was, anders was ik wel voorzichtiger geweest. Heb je het geld al uitgegeven?” vroeg hij, terwijl hij hem naar de haard bracht.

„Nog niet,” glimlachte Bond. „Ik heb het nog niet eens.”

„Natuurlijk, er wordt ‘s zaterdags betaald. Misschien komt de cheque net op tijd voor de viering van ons kleine vuurwerk, wat? Nou,” hij leidde Bond naar de vrouw, „dit is mijn secretaresse, Miss Brand.”

Bond keek in een paar vlakke blauwe ogen.

„Goedenavond,” hij glimlachte vriendelijk tegen haar.

De ogen die kalm in de zijne keken, glimlachten niet terug, zij beantwoordden de druk van zijn hand niet. „Hoe maakt u het,” zei ze onverschillig; vijandig bijna.

Bond vond dat zij heel goed gekozen Was. Nog een Loe-lia Ponsonby, gereserveerd, efficiënt, loyaal, maagdelijk. De hemel zij dank, dacht hij, iemand die haar vak kent.

„Mijn rechterhand, dr. Walter.” De magere oude man met een paar nijdige ogen onder een massa zwart haar, scheen Bond’s uitgestoken hand niet te zien. Hij sprong in de houding en knikté kort-met zijn hoofd. „Valter,” zei de dunne mond boven de zwarte sik, om Drax’ uitspraak te corrigeren.

„En mijn - hoe zal ik het noemen - mijn oppasser, mijn aide-de-camp, Willy Krebs.” Hij raakte een enigszins vochtige hand aan. „Prettig u te ontmoeten,” zei een innemende stem en Bond zag een bleek rond ongezond gezicht dat nu een toneelmatige glimlach toonde, die bijna direct weer verdween. Bond keek naar de ogen, ze leken twee rusteloze zwarte knopen en wendden zich af voor Bond’s blik.

Beide mannen droegen een vlekkeloos witte overall met plastic ritssluitingen aan de polsen, de enkels en op de rug. Hun haar was zo kort geknipt dat de huid zichtbaar was en ze zouden wezens van een andere planeet hebben geleken zonder de slordige snor en sik van dr. Walter, en de bleke stro-achtige snor van Krebs. Ze waren karikaturen - een gekke geleerde en een jongere uitgave van Peter Lorre.

De kleurige figuur van Drax vormde een prettig contrast met dit kille gezelschap en Bond was hem dankbaar voor

 

de vrolijk ruwe ontvangst en zijn duidelijke wens om de strijdbijl te begraven en goede vrienden te worden met zijn nieuwe veiligheidsofficier.

Drax speelde de gastheer. Hij wreef in zijn handen en zei: „Nou, Willy, zou je een van die uitstekende droge Martini’s voor ons klaar willen maken? Voor de doctor natuurlijk niet. Drinkt niet en rookt niet,” legde hij Bond uit, terwijl hij terugliep naar zijn plaats bij de schoorsteen. „Haalt nauwelijks adem.” Hij blafte een korte lach. „Leeft alleen maar voor de raket. Niet, beste kerel?”

De doctor keek voor zich. „U plaagt graag,” zei hij.

„Nou nou,” zei Drax alsof hij het tegen een kind had. „We zullen later wel weer over die scherpe kanten denken. Iedereen vindt ze best, behalve jij.” Hij wendde zich tot Bond en legde uit: „De doctor maakt ons altijd bang. Hij heeft altijd wel ergens nachtmerries over. Nu zijn het de voorste scherpe kanten van de vinnen. Ze zijn al zo scherp als scheermessen - bijna geen weerstand van de lucht. En plotseling haalt hij zich in zijn hoofd dat ze zullen smelten, door de wrijving van de lucht. Natuurlijk is alles mogelijk, maar ze zijn getest bij meer dan drieduizend graden en ik heb hem al verteld dat, als die smelten, de hele raket smelt. En dat zal niet gebeuren,” voegde hij er grimmig aan toe.

Krebs kwam binnen met vier volle glazen en een beslagen shaker op een zilveren blad. De Martini was uitstekend en dat vertelde Bond hem.

„U bent erg friendelijk,” zei Krebs met een glimlach van voldoening. „Sir Hugo is erg feeleisend.”

„Vul zijn glas nog eens,” beval Drax, „en dan wil onze vriend zich misschien graag wassen. We eten precies om acht uur.”

Terwijl hij sprak klonk het gedempte gegier van een sirene en bijna direct daarna het geluid van een aantal rennende voeten over het beton.

„Dat is de eerste nachtploeg,” verklaarde Drax. „De barakken liggen net achter het huis. Het moet nu acht uur zijn. We doen hier alles dubbel,” voegde hij er voldaan aan toe. „Precisie. Er zijn hier een boel geleerden maar we proberen het hier te organiseren als een militair kamp. Willy, zorg voor de Commander, wij gaan vast vooruit. Kom, liefje.”

Toen Bond achter Krebs aan naar de deur liep waar hij binnengekomen was, zag hij de twee anderen achter Drax aan naar de dubbele deuren aan de andere kant van de kamer gaan, die opengegaan waren toen Drax uitgesproken was. De bediende in het witte jasje stond in de opening. Toen Bond de hall inliep, bedacht hij dat Drax vast voor Miss Brand de eetkamer zou binnengaan. Sterke persoonlijkheid en kennelijk een geboren leider. Waar had hij dat vandaan? Uit het leger? Of had hij het gelijk met zijn miljoenen gekregen? Bond volgde de vadsige nek van Krebs en dacht erover na.

Het diner was uitstekend. Drax was een goede gastheer en aan zijn eigen tafel waren zijn manieren vlekkeloos. Ten behoeve van Bond hoorde hij Walter uit over allerlei technische onderwerpen, die hij in het kort verklaarde. Bond kwam onder de indruk van het gemak waarmee Drax ieder probleem behandelde en van zijn geweldige kennis van de details. Langzamerhand kreeg hij een grote bewondering voor de man, die veel van zijn vroegere afkeer overschaduwde. Hij was meer dan ooit bereid de geschiedenis bij Blades te vergeten, nu hij de andere Drax zag, de schepper en geïnspireerde leider van een grootse onderneming.

Bond zat tussen zijn gastheer en Miss Brand. Hij deed verschillende pogingen haar in het gesprek te betrekken, maar faalde volkomen. Ze gaf beleefde korte antwoorden en keek hem nauwelijks aan. Bond voelde zich geïrriteerd. Hij vond haar heel aantrekkelijk en het ergerde hem dat zij geen antwoord wilde geven. Hij voelde dat haar onverschilligheid niet echt was en vond dat haar veiligheid beter beschermd was geweest door een vriendschappelijke houding dan door deze overdreven gereserveerdheid. Hij kreeg zin om haar hard tegen haar enkels te trappen. Dat idee amuseerde hem en hij ontdekte dat hij haar van een andere kant bekeek - als een meisje en niet als collega. Omdat zij betrokken werd in een lang gesprek tussen Drax en Walter over het vergelijken van de weerberichten van het ministerie van luchtvaart en die uit Europa, kreeg hij de kans rustig zijn indrukken van haar samen te vatten.

Ze was veel aantrekkelijker dan ze op de foto geleken had en hij kon in het verleidelijke meisje naast zich moeilijk de strenge bekwame politieagente herkennen. Er sprak gezag uit de besliste lijn van haar profiel, maar de lange zwarte wimpers om de donkerblauwe ogen en de vrij brede mond hadden door Marie Laurencin geschilderd kunnen zijn. Toch waren de lippen te vol voor een Laurencin en het donkerbruine haar dat laag in de nek naar binnen krulde, was op een andere manier gekapt. De hoge jukbeenderen en de lichtelijk opwaartse stand van de ogen wezen op noordelijk bloed, maar de warme gloed van haar huid was volkomen Engels. Haar gebaren en de houding van haar hoofd waren te zelfverzekerd om een erg overtuigend beeld van een secretaresse te geven, maar eigenlijk leek ze meer een lid van Drax’ team en het viel Bond op dat de mannen belangstellend naar haar antwoorden, aan Drax luisterden.

Haar vrij strenge avondjapon was antracietgrijs met lange mouwen die tot onder de elleboog reikten. Het lijfje liet net de welving van haar borsten vrij, die even mooi waren als Bond door haar maten al vermoed had. In de punt van de V-hals droeg ze een helderblauwe camee, een Tassie In> taglio, dacht Bond, goedkoop maar getuigend van fantasie. Verder droeg ze geen sieraden, behalve een paar kleine diamanten aan haar linker ringvinger. Buiten de warmrode lippenstift had ze geen make-up gebruikt en haar nagels waren vierkant geknipt en naturel gelakt.

Alles bij elkaar was ze een erg knap meisje en, onder haar gereserveerdheid, erg hartstochtelijk. En, bedacht Bond, ze mocht dan bij de politie zijn en jiujitsu kennen, ze had toch ook een moedervlek op haar rechterborst.

Met deze geruststellende gedachte wijdde Bond zijn aandacht aan het gesprek tussen Drax en Walter en deed geen verdere pogingen om vriendschap met het meisje te sluiten.

Om negen uur was het diner afgelopen. „Nu zullen we je aan de Moonraker gaan voorstellen,” zei Drax, terwijl hij van tafel opstond. „Walter gaat met ons mee, hij heeft nog veel te doen. Kom Bond.”

Zonder iets tegen Krebs of het meisje te zeggen, beende hij de kamer uit met Bond en Walter achter zich aan.

Over het beton liepen ze naai-het vage silhouet aan de rand van de rots. De gedrongen koepel in de verte glansde bleek in het licht van de maan, die net opgekomen was.

Een meter of negentig van de koepel af bleef Drax staan.

„Ik zal de ligging verklaren,” zei hij. „Walter ga jij maar vast, ze zullen wel op je wachten om nog eens naar die vinnen te kijken. Je hoeft je er geen zorgen over te maken, beste kerel, die mensen bij de High Duty Alloys weten wel wat ze doen. Nou,” hij wendde zich tot Bond en wees naar de melkwitte koepel, „daarin staat de Moonraker. Hier zie je het deksel van een grote schacht die ongeveer twaalf meter diep in de rots is uitgegraven. De twee helften van de koepel worden hydraulisch geopend en weggeklapt, zodat ze gelijk komen met de zes meter hoge muur. Als ze nu open waren, zou je net boven de muur uit de neus van de Moonraker zien. Daar,” hij wees naar een vaag vierkant ding, dat bijna niet te zien was in het slechte licht, „is de controlekamer. Betonnen blokhuis vol radarinstallaties -Dopler snelheidsradar en koersradar bijvoorbeeld. Ze krijgen hun informaties van twintig afgestemde kanalen in de neus van de raket. Er is ook een groot televisiescherm waarop je het gedrag van de raket als de pompen aangezet zijn, kunt volgen, en nog een om het begin van de vlucht te zien. Naast het blokhuis is een lift naar de voet van de rots. Er is vrij veel materiaal over zee naar het terrein gebracht en dat werd met de lift naar boven gehaald. Dat gezoem komt van het krachtstation daar,” hij wees de kant van Dover uit. „De barakken van de mannen en het huis worden door die muur tegen de luchtdruk beschermd, maar als we schieten zal er binnen anderhalve kilometer van het terrein niemand zijn, behalve de deskundigen van het ministerie en het team van de B.B.C., in het blokhuis. Hoop dat het tegen de luchtdruk bestand zal zijn. Volgens Walter zal de koepel en een deel van het beton smelten door de hitte. Dat is alles wat je moet weten, de rest komt binnen. Kom.”

Opnieuw viel de korte commandotoon Bond op. Hij volgde zwijgend over de maanbeschenen vloer, tot ze bij de muur waren die de koepel ondersteunde. Een naakte rode lamp gloeide boven een stalen deur en verlichtte een groot bord waar in het Engels en het Duits opstond: „Levensgevaarlijk! Verboden toegang als de rode lamp brandt. Eerst bellen!”

Drax drukte op een knop onder het bord en in de verte klonk het geluid van een alarmbel. „Er zou iemand aan het autogeen lassen kunnen zijn of met iets anders gevaarlijks

aan het werk,” legde hij uit. „Als zijn aandacht maar een fractie van een seconde afgeleid wordt doordat er iemand binnenkomt, zou er iets verschrikkelijks kunnen gebeuren. Dus legt iedereen zijn werk neer als de bel gaat en gaat pas verder als hij gezien heeft wat er is.” Drax deed een stap achteruit en wees op een rij roosters van een meter of twintig breed, net beneden de bovenkant van de muur. „Ventilatieschachten,” vertelde hij. „Binnen is het airconditioned tot zeventig graden.”

De deur werd geopend door een man met een knuppel in zijn hand en een revolver op zijn heup. Bond volgde Drax naar een kleine zijkamer, die niets anders bevatte dan een bank en een rij vilten sloffen.

„Die moeten we aantrekken,” zei Drax terwijl hij ging zitten en zijn schoenen uitschopte. „Anders glijden we misschien uit en vallen tegen iemand aan. Trek je jas ook maar uit, zeventig graden is nogal warm.”

„Ach nee,” antwoordde Bond, die aan de Beretta onder zijn oksel dacht. „Ik heb geen last van de warmte.”

Bond volgde Drax door een tussendeur naar een ijzeren omloop en werd bijna verblind door de gloed van de schijnwerpers, zodat hij .zijn hand voor zijn ogen hield en zich vastgreep aan de leuning.

Toen hij zijn hand wegnam, stond hij een ogenblik sprakeloos door de verschrikkelijke schoonheid van het grootste wapen ter wereld.

HOOFDSTUK 12