Kaarten met een vreemde
Drax en Meyer wachtten achterovergeleund in hun stoelen en rookten Cabinet Havana’s. Op de kleine tafeltjes naast hen stonden koffie en cognac. Toen M. en Bond naar hen toe kwamen, trok Drax het papier van een nieuw pak kaarten. Het andere lag uitgewaaierd op het groene laken voor hem.
„Hallo,” riep Drax. Hij boog zich voorover en pakte een kaart. De anderen volgden zijn voorbeeld. Drax won en wilde blijven zitten waar hij was en met de rode kaarten spelen.
Bond nam links van Drax plaats.
M. wenkte een passerende kellner. „Koffie en cognac van de club,” bestelde hij. Hij nam een dunne zwarte manillasigaar en gaf Bond er ook een. Toen pakte hij de rode kaarten op en begon ze te schudden.
„Inzet?” vroeg Drax, M. aankijkend. „Een om een? Of meer? Ik wil tot vijf om vijf gaan.”
„Ik hou het bij een om een,” antwoordde M. „En jij James?”
Drax vroeg scherp: „Ik veronderstel dat uw gast weet waar hij aan toe is?”
In M.’s plaats antwoordde Bond. „Ja,” zei hij kort. Hij glimlachte , tegen Drax. „Ik voel me nogal vrijgevig vanavond. Wat zou u me willen afnemen?”
„Iedere cent die u bezit,” antwoordde Drax vrolijk. „Hoeveel kunt u missen?”
„Ik geef wel een seintje als het op is,” antwoordde Bond. Plotseling besloot hij om hard te zijn. „U zegt dat u tot vijf om vijf wilt gaan. Laten we dan daarom spelen.”
Hij had spijt van deze woorden bijna nog voor hij ze uitgesproken had. Vijftig pond per honderd punten! Vijfhonderd pond extra! Vier slechte robbers zouden hem tweemaal zijn jaarinkomen kosten. Als er iets misging zou hij er raar opstaan. Hij zou van M. moeten lenen en M. was niet bijzonder rijk. Plotseling ontdekte hij dat dit krankzinnige spel op een ellendige toestand kon uitlopen. Hij voelde zweet op zijn voorhoofd prikkelen. Die vervloekte benzedrine ook. En juist hij moest zich beet laten nemen door zo’n opschep-perige ellendeling als Drax. En dan nog niet eens voor een opdracht. De hele avond was een opvoering die minder dan niets voor hem betekende, zelfs M. was er maar toevallig bijgesleept. Zomaar ineens liet hij zich verleiden tot een gokspel om letterlijk alles wat hij bezat, tot een duel met een multimiljonair om de eenvoudige reden dat de man zich afgrijselijk gedroeg en hij hem een lesje wilde geven. En als het lesje nu eens niet werkte? Bond vervloekte zichzelf omdat hij had toegegeven aan een impuls die eerder op de dag onmogelijk zou hebben geleken. Champagne en benzedrine! Dat nooit meer.
Drax keek hem sarcastisch ongelovig aan. Hij wendde zich tot M. die nog steeds onverschillig de kaarten zat te schudden. „Ik veronderstel dat uw gast goed is voor zijn verplichtingen?” vroeg hij. Onvergeeflijk.
Bond zag het bloed opstijgen naar M.’s nek en gezicht. M. hield een ogenblik op met schudden. Toen hij weer verder ging waren zijn handen volkomen kalm. Hij keek op en nam bedachtzaam de sigaar uit zijn mond. Hij had zijn stem volkomen in bedwang toen hij koel antwoordde: „Als u bedoelt of ik insta voor de verplichtingen van mijn gast, is het antwoord ja.”
Met zijn linkerhand gaf hij de kaarten aan Drax en met zijn rechter tipte hij de as van zijn sigaar in de koperen asbak in de hoek van de tafel. Bond hoorde het zachte gesis van de hete as die het water raakte.
Drax nam de kaarten op en keek opzij naar M. „Natuurlijk, natuurlijk,” zei hij haastig. „Ik bedoelde niet…” Hij maakte de zin niet af en wendde zich tot Bond. „Goed dan,” stemde hij toe, Bond nieuwsgierig opnemend. „Vijf om vijf dan. Meyer,” hij wendde zich tot zijn partner, „wat doe jij? Zes om zes is het volgende.”
„Ik hou het bij een om een, Hugger,” zei Meyer verontschuldigend. „Tenzij jij wilt dat ik hoger ga.” Hij keek zijn partner bezorgd aan.
„Natuurlijk niet,” antwoordde Drax. „Ik hou van hoog spel, en gewoonlijk is het voor mij niet hoog genoeg. Nou,” hij begon te geven, „daar gaan we dan.”
Plotseling konden de hoge inzetten Bond niet meer schelen. Plotseling wilde hij alleen maar deze harige aap de les van zijn leven geven, hem eén schok geven waardoor hij zich
deze avond, Bond, M., de laatste keer dat hij vals had gespeeld bij Blades, het uur van de dag, het weer buiten en wat hij aan het diner had gegeten, voor altijd zou herinneren.
Hoe belangrijk de Moonraker ook was, Bond was hem totaal vergeten. Dit was een persoonlijke kwestie tussen twee mannen.
Terwijl hij naar de op de sigarettendoos gerichte ogen keek en wist dat de man de waarden van de kaarten die hij erin weerspiegeld zag, in zijn geheugen noteerde, bande hij elk gevoel van spijt uit zijn gedachten en richtte zijn aandacht op het spel. Hij ging gemakkelijker zitten en legde zijn handen op de met leer beklede leuningen van zijn stoel. Toen nam hij de dunne sigaar uit zijn mond, legde hem op de gepolijste koperen rand van de asbak en pakte zijn kol-fie. Die was heet en sterk. Hij dronk het kopje leeg en pakte het glas met de vettige bleke cognac. Toen hij dronk ving hij over de rand van het glas heen een blik op van M. die kort glimlachte.
„Ik hoop dat je het lekker vindt,” zei M. „Het komt van een van de bedrijven van Rothschild in Cognac. Ongeveer honderd jaar geleden heeft een van de leden van die familie ons een legaat gegeven van een vat per jaar. In de oorlog verborgen ze ieder jaar een vat voor ons en in 1945 hebben ze alles tegelijk gestuurd. Sindsdien drinken we dubbele. En,” hij pakte zijn kaarten op, „nu moeten we ons concentreren.”
Bond raapte zijn kaarten op. Ze waren middelmatig, misschien twee en een halve slag, de series gelijk verdeeld. Hij pakte zijn sigaar, deed een laatste trek en doofde hem in de asbak.
„Drie klaveren,” zei Drax.
Bond paste.
Vier klaveren van Meyer.
M. paste.
Hm, dacht Bond, deze keer laten zijn kaarten geen game-call toe. Shutout call - weet dat zijn partner hoger kan gaan. M. kan een prachtkaart hebben, we kunnen bijvoorbeeld samen alle harten hebben. Maar M. krijgt geen kans. Misschien maken ze vier klaveren.
Dat deden ze, geholpen door een snit van Bond. M. bleek geen harten te hebben, maar een lange serie ruiten, waaraan
alleen de koning ontbrak, die toch genomen zou zijn. Meyer had hem. Drax had nauwelijks genoeg voor een bod van drie. Meyer had de rest van de klaveren.
In ieder geval, dacht Bond terwijl hij gaf voor de volgende ronde, hadden we het geluk er zonder manche-bod af te komen.
Hun geluk duurde voort. Bond opende met een sans, M. bracht hem op drie en ze maakten het met een overslag. Toen Meyer gaf gingen ze down met vijf ruiten, maar bij de volgende ronde opende M. met vier schoppen en met Bond’s drie kleine troeven en een kale koning en vrouw had hij genoeg om het te halen.
De eerste robber voor M. en Bond. Drax keek geërgerd. Hij had op de robber negenhonderd pond verloren en scheen de kaarten tegen te hebben.
„Zullen we direct verder gaan?” vroeg hij. „Wisselen heeft geen zin.”
M. glimlachte tegen Bond. Ze dachten beiden hetzelfde. Drax wilde dus de afspraak handhaven. Bond haalde zijn schouders op.
„Geen bezwaar,” zei M. „Deze plaatsen schijnen ons geluk te brengen.”
„Tot nu toe,” vond Drax, wat opgewekter.
En hij had gelijk. Bij het volgende spel boden en maakten Meyer en hij klein slem in schoppen, waarvoor Drax twee keer verschrikkelijk moest snijden, wat hij beide keren met veel toneelspel, gehum en gekuch tot een goed einde bracht, elke keer hoog opgevend over zijn geluk.
„Hugger, je bent geweldig,” overdreef Meyer. „Hoe voor de duivel doe je dat?”
Bond vond dat het tijd werd om een klein visje uit te werpen. „Geheugen,” zei hij.
Drax keek hem scherp aan. „Hoe bedoelt u, geheugen?’” vroeg hij. „Wat heeft dat met snijden te maken?”
„Ik wilde nog zeggen „en verstand van kaarten”,” zei Bond effen. „Dat zijn de twee eigenschappen die je moet hebben om een goed kaartspeler te worden.”
„O,” zei Drax langzaam. „Ja, ik snap het.” Hij gaf Bond de kaarten, en terwijl hij deelde voelde Bond de blik van de ander op zich gericht.
Het spel ging rustig verder. Niemand kreeg bijzondere
kaarten, niemand nam enig risico. M. doubleerde een onvoorzichtig bod van vier schoppen van Meyer en liet hem gevoelig down gaan, maar bij de volgende ronde ging Drax uit met drie sans. Bond’s winst van de eerste robber was teniet gegaan en hij had nog iets verloren.
„Wil iemand iets drinken?” vroeg M. toen hij de kaarten aan Drax gaf voor de derde robber. „James, nog champagne? De tweede fles smaakt altijd beter dan de eerste.”
„Graag,” antwoordde Bond.
De kellner kwam en de anderen bestelden whisky-soda.
Drax wendde zich tot Bond. „Het spel moest wat levendiger worden,” zei hij. „Ik wed om honderd pond dat we deze ronde winnen.” Hij had gegeven en de kaarten lagen in vier nette stapeltjes midden op tafel.
Bond keek hem aan. Het rode beschadigde oog gluurde naar hem, het andere was hard, koud en spottend. Aan béide zijden van de grote snavelachtige neus parelden zweetdruppeltjes.
Bond vroeg zich af of dit een poging was om erachter te komen of hij argwaan had. Hij besloot de man in twijfel te laten. Hij zou honderd pond weggooien, maar dat gaf hem een excuus om later de inzet te verhogen.
„Als u geeft?” vroeg hij glimlachend. „Nou,” hij woog denkbeeldige kansen af. „Ja goed.” Hij kreeg een idee. „En hetzelfde voor de volgende ronde. Als u wilt,” voegde hij eraan toe.
„Best, best,” antwoordde Drax ongeduldig. „Als u goed geld naar kwaad geld wilt gooien.”
„U bent nogal zeker van deze ronde,” deed Bond onverschillig, zijn kaarten oprapend. Het was een armzalig stelletje en hij kon niets anders dan Drax’ bod van een sans doubleren. Zijn bluf had geen uitwerking op Drax’ partner. Meyer zei: „Twee sans,” en tot Bond’s opluchting zei M. even later: „Pas”. Drax liet het bij twee sans en kwam uit.
„Dank u,” zei hij opgewekt en schreef op zijn puntenlijst. „Nu eens kijken of u het terug kunt krijgen.”
Tot zijn ergernis kon Bond dat niet. De kaarten waren nog in het voordeel van Meyer en Drax en ze maakten drie harten en de game.
Drax was tevreden over zichzelf. Hij nam een lange teug
van zijn whisky-soda en veegde zijn gezicht af met zijn zakdoek.
„God is met de grote bataljons,” riep hij joviaal. „Je moet de kaarten ook nog hebben voor je ze spelen kunt. Wilt u nog meer of is dit genoeg geweest?”
Bond’s champagne stond op de bijzettafel met een voor driekwart vol glas ernaast. Hij pakte het glas en dronk het leeg alsof hij zich wat moed indronk. Toen vulde hij het weer.
„Best,” antwoordde hij met een dikke tong. „Honderd pond op de volgende twee ronden.”
Hij verloor beide en de robber ook.
Plotseling realiseerde Bond zich dat hij bijna vijftienhonderd pond verloren had. Hij dronk nog een glas champagne. „Het zal moeite sparen als we gewoon de inzet voor deze robber verdubbelen,” zei hij roekeloos. „Goed?”
Drax had gegeven en bekeek zijn kaarten. Zijn lippen waren nat van verwachting. Hij keek naar Bond, die moeilijkheden scheen te hebben met het aansteken van zijn sigaret. „Aangenomen,” zei hij snel. „Honderd pond per honderd punten en duizend op de robber.” Toen vond hij dat hij zich wel een beetje sportief kon voordoen, Bond kon de weddenschap nu nauwelijks meer laten vervallen. „Maar ik heb hier een paar mooie kaarten,” voegde hij eraan toe. „Doet u nog mee?”
„Natuurlijk, natuurlijk,” antwoordde Bond, onhandig zijn kaarten oppakkend. „Ik heb het voorgesteld, niet?”
„Goed dan,” zei Drax tevreden. „Drie sans hier.”
Hij maakte er vier.
Tot Bond’s opluchting veranderden de kaarten toen. Bond bood en maakte klein slem in harten en bij de volgende ronde ging M. uit met drie sans.
Bond grijnsde vrolijk naar het bezwete gezicht van Drax, die nijdig aan zijn nagels kloof. „Grote bataljons!” dikte hij aan. Drax gromde iets en verdiepte zich in zijn puntenlijst.
Bond keek naar M. die met duidelijke voldoening over het spel, zijn tweede sigaar van die avond aanstak, een bijna ongehoorde verwennerij.
„Bang dat dit mijn laatste robber was,” zei Bond. „Moet vroeg opstaan. Hoop dat u me niet kwalijk neemt.”
M. keek op zijn horloge. „Het is over twaalven,” zei hij „Wat wil jij, Meyer?”
Meyer, die bijna de hele avond gezwegen had en er uit zag alsof hij met een stel tijgers in een kooi zat opgesloten, leek opgelucht nu hij de kans kreeg om te ontsnappen. Hij sprong op bij het idee terug te kunnen gaan naar zijn rustige flat in Albany en het gezelschap van zijn verzameling snuifdozen.
„Mij goed, Admiraal,” zei hij snel. „En jij, Hugger? Bijna klaar om naar bed te gaan?”
Drax negeerde hem. Hij keek van zijn puntenlijst op naar Bond. Hij ontdekte tekenen van dronkenschap in het vochtige voorhoofd, de zwarte komma van haar die slordig boven de rechter wenkbrauw hing, de glans van alcohol in de grijsblauwe ogen.
„Nogal miserabel resultaat tot nu toe,” zei hij. „Ik denk dat u een paar honderd gewonnen hebt. Als u wilt ophouden kan dat natuurlijk. Maar wat denkt u van wat vuurwerk om mee te eindigen? De inzet voor de laatste robber verdriedubbelen? Vijftien om vijftien? Een historisch spel. Neemt u het aan?”
Bond keek hem aan. Hij wachtte even voor hij antwoordde. Hij wilde dat Drax zich ieder detail van deze laatste robber, ieder woord dat gesproken was en ieder gebaar zou herinneren.
„Nou,” vroeg Drax ongeduldig, „wat doen we?”
Bond keek in het koude linkeroog in het blozende gezicht en sprak alleen daartegen.
„Honderdvijftig pond per honderd punten en vijftienhonderd op de robber,” zei hij duidelijk. „Ik neem het aan.”
HOOFDSTUK 7