22
'Meneer Bindris,' zei Hari Seldon, terwijl hij zijn hand uitstak om die van de ander te schudden, 'ik ben zo blij dat ik u kan spreken. Het is vriendelijk van u dat u ons wilde ontvangen.'
'Waarom niet?' zei Terep Bindris joviaal. 'Ik ken u goed. Of beter gezegd: ik heb veel over u gehoord.'
'Dat is fijn. Ik neem aan dat u dan over de psychohistorie hebt gehoord?'
'O ja, welk intelligent persoon niet? Niet dat ik er iets van begrijp, natuurlijk. En wie is de jongedame die bij u is?'
'Mijn kleindochter, Wanda.'
'Een heel knappe jongedame.' Hij straalde. 'Op de een of andere manier voel ik me als was in haar handen.'
Wanda zei: 'U overdrijft, meneer.'
'Nee, echt. Nou, gaat u zitten en zegt u eens wat ik voor u kan doen.' Hij maakte een weids gebaar met zijn arm, waarmee hij aangaf dat ze op twee dik opgevulde, rijkelijk van brokaat voorziene stoelen voor het bureau waarachter hij zat moesten plaatsnemen. De stoelen, het overdadige bureau, de indrukwekkende met houtsnijwerk versierde deuren die geluidloos waren open gegleden toen ze aankwamen en de glanzende obsidiaanvloer van Bindris' grote kantoor waren van de fijnste kwaliteit. En hoewel zijn omgeving indrukwekkend en opdringerig was, was Bindris dat zelf niet. De tengere, hartelijke man zou je op het eerste gezicht niet voor een van Trantors leidende financiële machten houden.
'We zijn hier, meneer, op voorspraak van de keizer.'
'De keizer?'
'Ja, hij kon ons niet helpen, maar hij dacht dat een man als u dat misschien wel kon. De vraag gaat natuurlijk om kredieten.'
Bindris' gezicht verslapte. 'Kredieten?' zei hij. 'Ik begrijp het niet.'
'Nou,' zei Seldon, bijna veertig jaar lang is de psychohistorie door de regering gesteund. Maar de tijden veranderen en het Imperium is niet meer wat het geweest is.'
'Ja, dat weet ik.'
'De keizer heeft geen kredieten om ons te steunen en zelfs als hij die wel had, zou hij het verzoek om financiële steun niet door de wetgevende macht krijgen. Daarom raadde hij me aan zakenmensen op te zoeken die, om te beginnen, nog steeds kredieten hebben en in de tweede plaats gewoon een kredietcheque kunnen uitschrijven.'
Er volgde een lange pauze, tot Bindris ten slotte zei: 'De keizer weet niets over zakendoen, ben ik bang... Hoeveel kredieten wilt u hebben?'
'Meneer Bindris, we hebben het over een enorme taak. Ik zal een paar miljoen nodig hebben.'
'Een paar miljóen!'
'Ja, meneer.'
Bindris fronste zijn voorhoofd. 'Hebben we het over een lening? Wanneer verwacht u het bedrag terug te kunnen betalen?'
'Nou, meneer Bindris, ik moet eerlijk zeggen dat ik niet verwacht dat ik het geld ooit zal kunnen terugbetalen. Ik vraag om een gift.'
'Zelfs als ik u de kredieten zou willen geven - en laat ik u zeggen dat ik dat om een vreemde reden heel graag zou willen doen - dan nog zou ik het niet kunnen. De keizer heeft dan zijn wetgevende macht, maar ik heb mijn raadsleden. Een dergelijke gift kan ik niet doen zonder toestemming van de raad, en die zullen ze nooit geven.'
'Waarom niet? Uw bedrijf is enorm rijk. Een paar miljoen zou voor u niets betekenen.'
'Dat klinkt mooi,' zei Bindris, 'maar ik ben bang dat de zaken op het moment teruglopen. Niet zo erg dat we er ernstig door in de problemen zouden komen, maar genoeg om ons ontevreden te maken. Als het Imperium zich in een staat van verval bevindt, zullen verschillende aparte delen ervan ook in verval raken. We verkeren niet in een positie om een paar miljoen uit te delen. Het spijt me echt.'
Seldon bleef zwijgend zitten, terwijl Bindris zich ongelukkig voelde. Uiteindelijk schudde hij zijn hoofd en zei: 'Kijk, professor Seldon, ik zou u echt willen helpen, vooral om de jongedame die u hebt meegenomen een plezier te doen. Maar het kan gewoon niet. Maar we zijn niet het enige bedrijf op Trantor. Probeer het bij andere, professor. Misschien hebt u elders meer geluk.'
'Wel,' zei Seldon, die met moeite overeind kwam, 'we zullen het proberen.'