20
'Wat was dat over nieuwe tuinmannen?' riep Seldon uit. Dit keer vroeg hij Gruber niet of hij wilde gaan zitten.
Gruber knipperde snel met zijn ogen. Dat hij zo onverwacht was teruggeroepen had hem in paniek gebracht. 'N-nieuwe t-tuinmannen?' stamelde hij.
'Je zei "al die nieuwe tuinmannen". Dat waren je woorden. Wat voor nieuwe tuinmannen?'
Gruber was stomverbaasd. 'Nou, als er een nieuwe hoofdtuinier komt, komen er nieuwe tuinmannen. Dat is gewoonte.'
'Daar heb ik nog nooit van gehoord.'
'De vorige keer dat er een nieuwe hoofdtuinier kwam, was u geen premier. Waarschijnlijk was u zelfs niet op Trantor.'
'Maar wat is dat allemaal?'
'Nou, tuinmannen worden nooit ontslagen. Sommigen gaan dood. Sommigen worden te oud en gaan met pensioen en worden vervangen. Maar als een nieuwe tuinman klaar staat om te beginnen, is minstens de helft van de staf op leeftijd en heeft zijn beste jaren gehad. Die wordt met een ruim pensioen weggestuurd en er worden nieuwe tuinmannen gehaald.'
'Jong bloed.'
'Gedeeltelijk. En gedeeltelijk omdat er op dat moment meestal nieuwe ideeën zijn voor de tuinen, en het gaat om de nieuwe ideeën en werkwijzen die we dan krijgen. De tuinen en parken zijn bijna vijfhonderd vierkante kilometer groot en meestal kost het een paar jaar om ze te reorganiseren en dat zal ik allemaal zelf moeten leiden. Alstublieft, premier.' Gruber snakte naar adem. 'Een verstandig man als u weet toch wel een manier te vinden om de gezegende keizer op andere gedachten te brengen?'
Seldon sloeg er geen acht op. Op zijn voorhoofd stond een diepe frons van bezorgdheid. Waar komen de nieuwe tuinmannen vandaan?'
'Op alle werelden worden examens gehouden. Er staan altijd mensen te wachten die als vervanging nodig zijn. Nu komen er honderden, verdeeld over een tiental groepen. Dat gaat me minstens een jaar kosten...'
'Waar komen ze vandaan? Waar vandaan?'
'Van al die miljoenen werelden. We zoeken naar een veelheid van tuinkundige kennis. Elke burger van het Imperium komt ervoor in aanmerking.'
'Ook van Trantor?'
'Nee, niet van Trantor. In de tuinen zijn geen mensen van Trantor.' Zijn stem klonk nu minachtend. 'Van Trantor komen geen tuinmannen. De parken die ze hier onder de koepels hebben zijn geen tuinen. Dat zijn potplanten en de dieren zitten in kooien. Trantorianen, die arme zielen, weten niets over de open lucht, vrij water en het ware evenwicht in de natuur.'
'Goed, Gruber, ik zet je nu aan het werk. Zorg dat ik de namen krijg van elke nieuwe tuinman die de komende weken zal aankomen. Samen met alles dat over hen bekend is. Naam, wereld, registratienummer, opleiding, ervaring, alles. Ik wil het allemaal zo snel mogelijk op mijn bureau hebben. Ik stuur mensen naar je toe om je te helpen. Mensen met machines. Wat voor computer gebruik je?'
'Een hele gewone om de planten, de soorten en zo bij te houden.'
'Goed. De mensen die ik stuur kunnen alles wat jij niet kunt. Ik kan je niet zeggen hoe belangrijk dit is.'
'Als ik dit moet doen...'
'Gruber, dit is niet het moment om te onderhandelen. Als je me teleurstelt word je geen hoofdtuinier. In plaats daarvan laat ik je zonder pensioen ontslaan.'
Toen hij weer alleen was, blafte Seldon in de intercom: 'Zeg alle afspraken voor de rest van de middag af.'
Toen liet hij zijn lichaam in zijn stoel ploffen. Hij voelde elk stukje van zijn vijftig jaar op zich drukken en zijn hoofdpijn werd erger. Jaren lang, tientallen jaren lang, was de beveiliging die was opgebouwd rond het keizerlijke paleiscomplex strenger, steviger, ondoordringbaarder geworden doordat er steeds een nieuwe laag en een nieuw apparaat
aan was toegevoegd.
En zo nu en dan werden er horden vreemden het gebied binnengelaten. Waarschijnlijk zonder vragen te stellen, behalve: 'Kunt u tuinieren?'
De domheid daarvan was gewoon niet te vatten.
En hij was er maar net op tijd achter gekomen. Of niet soms? Was hij nu toch nog te laat?