30
De rechercheurs van het TGO ‘Ontvoerd’ staarden gebiologeerd naar de mobiele telefoon op tafel. Het gevoel van machteloosheid was groot. Uit de speaker klonk een kluwen van stemmen. Er werd geschreeuwd en geroepen, en alleen wat flarden waren te verstaan. ‘Niet bewegen. Kop dicht.’ ‘Ik heb niet…’ Gekerm, een vloek en daar doorheen klonk een vrouwenstem. ‘Wij zijn van de politie. Anouk?’
Heleen kwam omhoog, wilde weglopen, maar bedacht zich toen weer. Ze ging zitten, beet nerveus op haar nagels en zocht met haar ogen contact met Van Buren.
Van Buren had zijn aandacht op de gsm gericht. Hij kneep in zijn handen, wipte en schoof met zijn kont over de zitting van zijn stoel. ‘Ze is in de auto’, mompelde hij in zichzelf. ‘Zoek dan toch…’
Het zweet liep in straaltjes langs Anouks rug en haar haar hing in slierten langs haar gezicht. Het was verschrikkelijk warm in de kofferbak en het duurde een eeuwigheid voordat het contact met haar vader tot stand kwam. Ze kon de dreigementen van de man tegen haar ouders duidelijk horen. Het was beangstigend dat ze zou worden vermoord als ze niet deed wat er werd opgedragen. Terwijl ze niets of niemand iets had misdaan. Ze leidde een gewoon leven, net als elk ander zeventienjarig meisje. Vijf miljoen! Had haar vader wel zo veel geld? Ze had trouwens geen flauw idee wat het vermogen van haar ouders was.
En dan eindelijk kreeg ze haar vader aan de lijn. Zijn stem had haar kracht gegeven, hoewel ze op een gegeven moment niet meer uit haar woorden kon komen. Haar tranen waren niet meer te stoppen. Ze wilde zo graag terug naar huis.
De pijn toen het contact verbroken werd, was groot. Volgens Jürgen had ze het goed gedaan. Dat zei hij natuurlijk om haar te troosten en ze deed haar best om tot bedaren te komen. En dat lukte. Ze probeerde zich op de volgende stap te concentreren.
Wat was de volgende stap? Jürgen had het haar verteld maar ze had niet goed geluisterd. Ze was op van de zenuwen. Ze gingen ergens in het bos overnachten, dat was het. Nog één nacht…
Ze haalde moeizaam adem en het deed pijn in haar borstkas. Het was zo heet, zo verschrikkelijk heet. En het rook vies en de bodem was hard. Haar spieren waren stijf en begonnen te protesteren. Daarnaast voelde ze zich zweverig en beroerd.
Het was een tijdje stil en toen begon hij over de pillen. Ze vond alles best, zolang ze maar naar huis mocht. Braaf had ze haar mond geopend en hij had er drie pillen in gestopt. Op dat moment gingen er allerlei alarmbellen af in haar hoofd. Haar hart begon wild te kloppen en iets vanbinnen probeerde haar te waarschuwen. Een stem, een gevoel. Met haar tong drukte ze de pillen opzij en een voor een gleden ze via haar mondhoek naar buiten.
Er werd een beker tegen haar lippen geduwd en ze kreeg geen kans meer om de laatste pil naar buiten te werken. Het water was lauw en sijpelde in haar mond en langs haar kin. De pil gleed haar keel binnen en ze slikte. Ze moest wel. Het lauwe vocht smeerde haar droge keel en ze slikte gulzig. Eindelijk kreeg ze wat te drinken. Haar mond ging verder open om meer water op te vangen, en toen gaf Jürgen een schreeuw. Het ging door merg en been. Het was donker en het klonk allemaal zo eng. Ze schreeuwde mee. Hij liet het bekertje los en het water spatte in haar gezicht.
In paniek luisterde ze naar de geluiden en de stemmen die van buiten kwamen. Al snel werd het haar duidelijk dat er werd gevochten. Maar met wie dan? De enigen die ze kon bedenken, waren Eric en Karl. Hadden ze het op haar gemunt? Wilden ze haar kwaad doen en probeerde Jürgen haar te beschermen, zoals hij had beloofd? Had ze het telefoongesprek niet goed gedaan?
Ze draaide zich op haar rug en schoof met haar schouder tegen het achterpaneel aan. Als de klep openging, dan zou ze met beide benen naar voren trappen. Ze gaf zich niet zonder slag of stoot gewonnen. Zou ze het durven?
‘Anouk?’ Iemand riep haar naam. ‘Wij zijn van de politie.
Anouk?’
Ze perste haar lippen stijf op elkaar. Niet reageren, flitste het door haar hoofd. Anders doen ze papa en mama pijn. Ze mogen me niet vinden. Jürgen had haar gewaarschuwd. Als het mislukte, gooiden ze een brandbom in het huis van haar ouders.
Er klonk gemorrel aan het slot en met grote ogen staarde ze in de richting van het geluid. Laat ze toch weggaan, dacht ze.
Morgen kwam ze vrij. Straks verpestten ze alles.
Het leek in slow motion te gebeuren. De klep ging open en een persoon met een bivakmuts torende boven haar uit. Hij had een wapen in zijn hand.
Anouk begon diep en kreunend te jammeren en probeerde iets te zeggen, maar dat lukte haar niet. Het moest wel een van de ontvoerders zijn. Waarom droeg hij anders een bivakmuts en een wapen? Ze gingen haar vermoorden, schoot het door haar heen.
De man met de bivakmuts liet snel zijn wapen zakken en trok de muts van zijn hoofd. Blonde haren vielen tot op de schouders. Een vrouw? Wat… wie… De hersenen van Anouk konden het niet zo snel verwerken.
‘Wij zijn van de politie’, liet de vrouw haar nogmaals weten.
‘Je bent veilig. Kom snel.’
Ze tilde Anouk uit de kofferbak en zette haar met beide benen op de grond. Anouk zakte door haar knieën, kwam weer omhoog. Haar benen waren stram en verdoofd. Ze zag Hoeting languit op het asfalt liggen. Haar ogen dwaalden af naar de mannen met bivakmutsen die hem in bedwang hielden. Naar de wapens in hun handen.
De vrouw trok haar bij de auto vandaan en begeleidde haar naar de overkant. Ondertussen liet ze haar commandant weten dat het meisje veilig was.
Anouk had de hand van de vrouw vastgepakt en keek herhaaldelijk achterom. ‘Waar zijn de anderen? Ze hebben een bom en ze gaan mijn ouders vermoorden. Papa en mama zijn in gevaar. Je moet ze waarschuwen.’
De vrouw keek haar even aan, draaide zich van haar weg en riep een van haar teamleden naar zich toe. Ze smiespelden, hij knikte en liep in draf terug naar de arrestant, die nog steeds languit op het asfalt lag.
Hij trok Hoeting omhoog. ‘Waar zijn je compagnons?’
‘Welke compagnons? Er zijn geen compagnons’, bekende Hoeting. Hij hijgde nog na en probeerde het straaltje bloed dat langs zijn oog sijpelde met zijn schouder weg te vegen. Het spel was gespeeld en hij had verloren. Tegenwerken had totaal geen zin. ‘Ik heb dit alles alleen gedaan. Niemand weet hiervan af.’
Terwijl Hoeting werd ondervraagd, kwamen er twee politieauto's met hoge snelheid aanrijden. Ze stopten midden op de weg en de portieren werden geopend. Anouk moest instappen en de vrouw nam naast haar plaats. Langzaam trok de auto op en Anouk zag nog net hoe Hoeting tussen twee politiemensen in naar de andere auto werd gebracht. Hij keek achterom toen ze langsreed en hun ogen ontmoetten elkaar, tastten elkaar af. Een scheve glimlach trok over zijn gezicht en hij knikte. Snel wendde ze haar hoofd af en slikte haar tranen weg.
‘Gaat het?’ De vrouw legde haar hand op die van Anouk en kneep er zachtjes in.
Anouk schudde met haar hoofd. ‘Wil je wat drinken?’
Uit de rugzak van de vrouw kwam een fles water tevoorschijn.
‘Ik wil naar huis’, antwoordde Anouk met dikke stem.
Toch pakte ze de fles aan en nam een paar flinke slokken. Met haar hand wreef ze door haar gezicht en over haar ogen. Een verdoofd gevoel trok vanuit haar nek naar haar hoofd. Haar hoofd klapte naar achteren en naar voren, alsof het los zat en honderd kilo woog. Een hevige buikkramp kwam op en alles om haar heen begon te schommelen en te draaien.
‘Kunt u even stoppen. Ik…’ Verder kwam Anouk niet. Ze hield haar hand voor haar mond, maar het braaksel spoot langs haar vingers tegen de rugleuning van de bestuurderstoel. En nog een golf, en nog een. Ze kreunde en jammerde. ‘Dat komt door die pillen’, verontschuldigde ze huilend. ‘Ik ben er al dagen ziek van.’
De politieauto was gestopt langs de weg, maar de vrouw hield haar tegen.
‘Welke pillen?’ Ze greep Anouk bij haar arm vast en drukte een handdoek in haar handen. ‘Heeft hij jou pillen gegeven?’
‘Ja. In de auto, in de kofferbak. Ik heb er twee uit kunnen spugen.’
‘Weet je wat voor pillen het waren?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Na het gesprek met mijn ouders heb ik er een ingeslikt, maar…’ Ze veerde naar voren en een nieuwe lading braaksel belandde op de zitting van de achterbank.
Haar hand trok aan de hendel van het portier, maar voordat ze kon uitstappen had de vrouw het portier al weer in het slot getrokken. ‘Direct door naar het ziekenhuis’, blafte ze naar haar collega achter het stuur. ‘Met spoed.’ Ze duwde Anouk met haar rug tegen de leuning. ‘Wim, wij rijden subiet door naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis’, riep ze in de microfoon die op haar jas zat gespeld. ‘Hoeting heeft haar gedrogeerd met pillen. Ze heeft er een paar uitgespuugd en die liggen in de kofferbak van de Ford. Stuur iemand met die pillen naar het ziekenhuis, zodat ze kunnen achterhalen wat ze heeft geslikt.’
Janssen bevestigde haar verzoek. ‘Ze komen eraan. Ik breng onze Nederlandse collega's op de hoogte.’
Anja Slot was de trap op gerend en had de slaapkamerdeur opengesmeten. Willemijn en Harm lagen op het bed. Hij had zijn armen beschermend om zijn vrouw geslagen. Aan hun rode ogen was te zien dat ze hadden gehuild.
‘Ze hebben Anouk bevrijd! Ze is ongedeerd.’
Willemijn sprong met een oerkreet omhoog en vloog in Anja's armen.
Harm was als versteend. Zijn mond hing open, zijn ogen vulden zich met tranen en hij kon geen woord uitbrengen. Toen zijn zoon de kamer in kwam stormen met de woorden ‘Ze komt naar huis, mijn zusje komt thuis’ kroop hij huilend van het bed. Hij pakte Wilfried vast en drukte hem tegen zijn borst. ‘Ik ben zo dankbaar’, snikte hij. ‘Zo dankbaar dat mijn meisje nog leeft.’
Ze grepen elkaar om beurten vast en er werd gezoend en gelachen.
‘Nu dit alles achter de rug is, gaan we met ons viertjes een week vakantie vieren’, lachte Harm door zijn tranen heen. ‘Ik wil genieten van mijn gezin.’
Hun geluk werd wreed verstoord toen een rechercheur met een ernstig gezicht in de deuropening verscheen. Anja had hem als eerste ontdekt en zag direct dat de man niet veel goeds had te melden. Willemijn viel stil en daarna Harm. Zes paar ogen keken de man verbaasd en toen vol angst aan.
Hij schraapte zijn keel. ‘Anouk is met spoed naar het ziekenhuis gebracht’, zei hij. ‘Ik heb opdracht gekregen om jullie daar naartoe te brengen.’
Ze voelde een hand over haar gezicht glijden. Ze rook een parfum, zoet en sterk. Een bekende stem, ver weg en toen weer dichtbij. Het deed pijn toen ze voorzichtig probeerde te slikken. Haar hand gleed tastend over de lakens. Ze lag in bed. Lippen raakten haar wangen en ze opende haar ogen.
‘Liefje?’ Een wazig beeld van haar moeder verscheen op haar netvlies.
‘Mam?’ Ze knipperde met haar ogen om het beeld helder te krijgen.
‘Ja, lief. Wij zijn bij je. Alles komt goed. Papa is hier, en Wilfried. Heb je pijn?’ Willemijn drukte nogmaals een zoen op haar voorhoofd en haar vingers gleden langs haar haar. Ze deed haar uiterste best om niet in snikken uit te barsten.
Daardoor zou Anouk nog meer uit haar doen raken.
‘Mijn keel…’ Ze pakte haar moeders hand en duwde die tegen haar wang. ‘Die man… die…’ Ze begon te stotteren.
Willemijn trok Anouk in haar armen en streelde liefkozend met de hand over haar rug. ‘Het is over. Je bent hier veilig. Wees maar niet bang.’
Schokkende schouders kondigden een huilbui aan terwijl ze haar gezicht in haar moeders vest verborg. Met lange uithalen kwam het verdriet naar buiten. Willemijn vervloekte de ellendeling die haar dochter dit had aangedaan, en zachtjes huilde ze mee.
‘Hij kan je geen kwaad meer doen, schatje’, suste haar vader met overslaande stem. Hij doemde achter zijn vrouw op en legde zijn hand op Anouks hoofd. ‘De politie heeft hem meegenomen.’
‘Bom en…’ probeerde Anouk hem te waarschuwen, maar een hoestbui onderbrak haar uitleg.
‘Je kunt beter even nog niet praten’, adviseerde haar vader en de tranen blonken in zijn ogen. ‘Ik hou van je, schat.’
Ze knikte en bewoog haar lippen. ‘Ik ook van jou.’
‘Wil je wat drinken?’ Haar moeder knipperde haar tranen weg en pakte een beker van het nachtkastje.
Ze stond op, maar Anouk klampte zich aan haar vast. Ze schudde in paniek haar hoofd. ‘Niet weggaan.’
Willemijn zakte terug op het bed en wreef geruststellend over de arm van haar dochter. ‘Wilfried haalt wel wat te drinken voor je. Ik ga niet weg.’
Anouk glimlachte toen ze haar broer bij het voeteneind ontdekte. Hij wierp haar een kushand toe en liep naar de kraan. Toen hij terugkwam met een volle beker water, werkte ze zich gretig op haar ellebogen omhoog. Met kleine slokjes dronk ze van het koude vocht terwijl ze zijn gezicht met haar ogen gevangenhield. Hij knipoogde naar haar en ze lachte door haar tranen heen.
‘Ik zie dat de patiënt in goede handen is.’ De arts kwam binnen, stond naast haar bed stil en keek op haar neer. Met een prettige lach en een krachtige handdruk noemde hij zijn naam. ‘Dokter Keukens. Hoe voel je je?’
‘Mijn keel doet zeer.’
‘Dat klopt. We hebben je maag leeggepompt omdat we niet wisten hoeveel en wat voor soorten medicijnen, naast Oxazepam, je hebt binnengekregen. Voor de zekerheid hebben we je maag gespoeld met een zoutoplossing. Dat doen we met een buis in de luchtpijp, vandaar dat je keel wat pijn doet. We willen nog wat kleine onderzoeken doen en dan mag je naar huis.’
‘Vandaag?’ Een gevoel van geweldige opluchting overspoelde haar.
‘Ja, over een paar uur. Je krijgt een bloedonderzoek om te zien of de lever beschadigd is, en we maken een hartfilmpje. Daarna ga je lekker thuis uitrusten.’
Anouks gezicht straalde. Ze moest er niet aan denken dat ze nog een nacht in een vreemd bed zou moeten doorbrengen.
Anouk zat op haar bed en had meer dan een uur om zich heen gekeken. Ze genoot van al haar vertrouwde spulletjes. Haar overvolle bureau, de foto's op de kledingkast, de nagellakflesjes op de boekenplank, en de stapel stripboeken op de grond. Anja Slot had haar wat vragen gesteld voor het onderzoek waar de politie mee bezig was. Om haar keel te ontzien zouden ze haar morgen pas echt gaan horen. Daar was Anouk wel blij om. Nu had ze de tijd om zelf alles op een rijtje te zetten. Ze had even geen zin om erover te praten. Ook niet met haar ouders, en het leek erop dat ze dat begrepen, want ze hadden haar nog niets gevraagd over het hele gebeuren.
Haar moeder kwam met een beker thee binnen en ging naast haar op het bed zitten. ‘Thee met honing’, zei ze. ‘Honing is goed voor je keel.’ Met een flauwe glimlach nam Anouk de beker over. ‘Wie is dat?’ Willemijn wees naar de foto waarop Anouk door twee meisjes werd omarmd.
‘Simona en Kaylim. Twee vriendinnen van school.’
‘En dat meisje?’
‘Charlotte. Die zit bij mij in de klas.’
‘Leuke meiden. Ze zijn nog langs geweest en hebben naar je geïnformeerd. Ze dachten dat je was weggelopen met ene Maarten.’
Anouk keek haar van opzij aan. ‘Echt waar?’
‘Ik heb ze verteld dat er geen Maarten bestond.’
Anouk haalde grijnzend haar schouders op.
‘Dat is een bijdehandje’, zei Willemijn terwijl ze naar de foto van Kaylim wees.
Anouk lachte. ‘Ja. Ze is heel aardig.’
‘Is het een Marokkaans meisje?’
‘Nee, Turks. Mam, vind je het erg als ik naar bed ga? Ik ben moe.’
‘Nee, natuurlijk niet, lieverd.’ Ze stond op en drukte een kus op haar voorhoofd.
‘Slaap lekker.’ Ze wilde de deur achter zich dichttrekken, maar de stem van Anouk hield haar tegen.
‘Nee, ik heb liever dat de deur openblijft. Helemaal open.’