24

Rechercheur Van Buren liet zich met een beker koffie op zijn bureaustoel zakken. Een zeurende pijn in de onderrug stak de kop op. Het waren lange dagen en zijn lichaam begon te protesteren. ‘Je wordt oud, jongen’, gromde hij tegen zichzelf terwijl hij voorzichtig van het hete vocht nipte. Met afkeer bekeek hij de stapel papieren die gevaarlijk op het randje van zijn bureau balanceerde en met de dag hoger werd. Hij probeerde de pijn en het leeswerk te negeren.

Uit zijn overvolle bureaula diepte hij een vel papier op waarop hij een overzichtsschema van het onderzoek had uitgewerkt. Op de politieschool had hij geleerd om met schema's en lijsten te werken; tegenwoordig deed men dat met computers. Hij was daar niet echt een voorstander van. Als de computer uitviel, kwam men in de problemen omdat men het eenvoudige denkwerk was verleerd. Dat was zijn grootste angst: afhankelijk zijn van een machine.

Uit zijn binnenzak haalde hij een leesbrilletje en zette het halverwege zijn neus. Zijn vinger gleed langs de lijst met ‘nog te doen’-klussen en bleef hangen bij de creditcard. Heleen had gisteravond het aanvraagformulier via de mail verstuurd met daarbij de melding dat het met voorrang behandeld moest worden. Nu moest hij toch wel toegeven dat computers ook van nut konden zijn. Hij keek op zijn horloge en draaide zijn bureaustoel recht. Misschien dat een vroege medewerker van de bank de aanvraag had behandeld. Je kon nooit weten.

Hij zette de computer aan en trok het toetsenbord naar zich toe. Zijn vingers dreunden erop en hij gromde toen bleek dat hij een verkeerd password had ingevuld. ‘Waarom zijn die toetsen zo belachelijk klein!’ foeterde hij.

Bij de tweede poging klonk eindelijk de aanmeldingsmelodie. Hij klikte op de iconen rechts in beeld en het besturings-programma deed zijn werk. Het duurde een paar minuten voordat hij toegang had tot het gevraagde systeem. Ongeduldig trommelde hij met zijn vingers op het bureaublad. ‘Schiet toch op. Dit duurt dagen. Wat… Eindelijk…’

Zijn mondhoeken krulden omhoog toen hij het aanvraagformulier tussen de inkomende post zag staan. Nieuwsgierig veerde hij naar voren en opende het bericht:

Aanvraag gegevens creditcard 23122568:

La Caixa Banco Spain

Jacob Cornelis Hoeting

Geboren op 3 september 1960 in Eindhoven

‘Kijk eens aan. Eindhoven!’ Hij trok de stapel met leeswerk naar zich toe en zocht driftig in de papieren naar de uitslag die het NFI een paar dagen terug had opgestuurd. ‘Het moet hier tussen zitten’, mompelde hij. Hij herkende het logo en trok het geniete stapeltje tussen de paperassen uit. Op de tweede bladzijde vond hij wat hij zocht: het DNA-profiel. Met een pen onderstreepte hij de woorden: West-Europese man. Blank en rond de vijftig jaar. ‘Het kan niet mooier.’

Zijn hand schoot naar de telefoon op het bureau en hij toetste een nummer in. De achterkant van zijn pen tikte ongeduldig op het bureaublad en stopte toen haar stem aan de andere kant hoorbaar was.

‘Heleen, met Rob. Ik heb je hulp nodig.’

Hij sloot even zijn ogen en liet gedwee haar commentaar over zich heen komen.

‘Nee, dit kan echt niet wachten tot vanavond’, liet hij haar weten. ‘De gegevens van de creditcard zijn binnen. We hebben zijn naam en als ik het DNA-profiel bekijk, dan zou het de dader kunnen zijn. Ik heb het gevoel dat we op het juiste spoor zitten. Ik heb je nodig. Kun je snel komen?’ Hij leunde tevreden achterover in zijn stoel. ‘Geweldig…’

Met een brede grijns legde hij de hoorn terug op het toestel en las nogmaals de informatie van het scherm. Ondertussen gooide hij het laatste restje lauwe koffie achterover en stond toen op. Hij was benieuwd hoe Andijk op zijn nieuwe ontdekking zou reageren. Koel, schatte hij zo in.

In de tapkamer, het zenuwcentrum van het TGO, trof Van Buren de teamleider aan. Andijk zat gebogen over een computeruitdraai en Marjolein Onderwater voorzag die van commentaar.

Van Buren onderbrak grof het gesprek. ‘We hebben een treffer op de creditcard.’

Het hoofd van Andijk kwam met een ruk omhoog. Vol ongeloof keek hij de rechercheur aan. ‘Je hebt een naam?’

‘Jacob Cornelis Hoeting. Geboren in Nederland.’

Andijk viel een paar seconden stil, de raderen in zijn hoofd draaiden op volle toeren. Hij wendde zich toen naar Marjolein, die Van Buren eveneens verbluft aanstaarde.

‘Wie zijn er in dienst?’

Marjolein herstelde zich en somde zonder moeite zes namen op.

‘Ik heb meer mensen nodig’, meende Andijk. ‘Haal Heleen en Sera terug. Wellicht dat Cees en Jeroen ook in dienst kunnen komen. Ik wil alles van die vent boven water hebben. Adres, wat zijn relatie is tot Harm Tichelaar, schulden, gehuwd of ongehuwd, met wie hij allemaal het bed heeft gedeeld. Met “alles” bedoel ik ook “alles”. Vraag de betalingen van de laatste maand op. Misschien verraadt het gebruik van zijn creditcard wel de plaats waar hij zich schuilhoudt. Hij moet tenslotte ook eten.’

‘Ik heb Heleen al gebeld. Ze is binnen een uurtje hier’, zei Van Buren.

Marjolein verstarde, knalde met veel kabaal een dossier op tafel en liep toen zonder een woord te zeggen de kamer uit.

De informatiestroom kwam op gang. Aanvragen werden getekend, faxen kwamen ratelend tot leven en de telefoons en computers op de tweede etage waren allemaal bezet. Een tolkenbureau werd benaderd en een vrouwelijke tolk-vertaler verscheen twee uur later op het politiebureau in Wijchen. Stukken werden vertaald in het Spaans en met grote spoed verzonden naar de politie in Madrid.

De persoon Hoeting, een negenenveertigjarige man uit Cala Mijas, werd langzaam in kaart gebracht. Rond 23.00 uur werden de computers afgesloten en de lichten op de gangen gedoofd. Het laatste bericht was verstuurd naar de politie in Spanje met het verzoek om de woning van de familie Hoeting en de bewoners onder observatie te plaatsen. Het 06-nummer van Hoeting werd met spoed geschakeld, zodat de recherche in Wijchen zijn gesprekken kon afluisteren. Om 0.20 uur registreerde de computer het eerste telefoongesprek. Jacob Cornelis Hoeting belde niets vermoedend met zijn vrouw in Cala Mijas.

Rechercheur Jeroen Paardekooper was om 7.00 uur in dienst gekomen. Neuriënd had hij zijn jas uitgetrokken, zijn tas naast het bureau op de grond gezet en een kop cappuccino uit het koffieapparaat gehaald. Hij voerde zijn codes in en wachtte totdat hij was aangemeld in de tapmodule. Hij activeerde het 06-nummer van Hoeting en er verscheen een overzicht op het scherm. Drie gesprekken.

Jeroen zakte onderuit, dronk zijn koffiekop leeg en checkte zijn agenda. De tapgesprekken liepen niet weg. Hij maakte een aantekening dat hij de tandartsafspraak voor morgenmiddag moest verzetten en bladerde verder. Tien minuten later pakte hij uiteindelijk een hoofdtelefoon en draaide de volumeknop open.

Het eerste gesprek bleek een testsignaal van de provider te zijn. Hieraan kon de tapper zien dat het nummer correct was aangesloten. Het tweede gesprek was een luide pieptoon en hij noteerde in de computer dat het ook hier een testsignaal betrof.

Bij gesprek nummer drie kwam de stem van Hoeting tot leven. De rechercheur noteerde elk woord zo nauwkeurig mogelijk in een overzicht:

Hoeting belt uit. Een NN-vrouw neemt gesprek aan.

Nederlands gesprek. Gebelde noemt man bij naam: Cor. 0.44 uur.

Cor: Hallo schat, met mij.

NN-vrouw: Hallo lieverd. Hoe is het daar?

Cor: We hebben redelijk weer. Mam heeft wat last van haar benen, maar dat is de reuma. De financiën met Peter zijn bijna rond en ik denk dat ik over twee dagen weer thuis ben. Er waren wat kleine problemen met de bank, maar die zijn zo goed als verholpen. Het vergt veel administratieve handelingen en dan kan er wel eens iets fout gaan.

NN-vrouw: Ik zal blij zijn als het achter de rug is en we wat ruimer kunnen leven. Wat klinkt je stem raar…

Cor: Dat is waarschijnlijk de verbinding.

NN-vrouw: Heb je gedronken?

Cor: Een beetje. Peter en ik hebben een borrel genomen op de goede afloop. Ik kon moeilijk weigeren.

NN-vrouw: Je drinkt te veel.

Cor: Als je begint te zeuren, dan hang ik op. Ik bel niet om je gezeik aan te horen.

NN-vrouw: Nou, zeg…

Cor: Het is toch zo. Ik probeer de boel te redden en jij hebt alleen maar commentaar.

NN-vrouw: Denk je dat ik hier niets te doen heb? Alles komt op mijn bordje sinds jij weg bent.

Cor: Laten we nou geen ruzie maken. Ik heb nog wat kleine zaken af te handelen en dan kom ik thuis. Ik moet nog even langs de bank om een rekening te openen. Ik kan moeilijk met zo veel geld in het vliegtuig stappen.

NN-vrouw: Nee… dat komt wat vreemd over bij de incheckbalie.

Noot verbalisant: Er wordt gelachen.

Cor: Hoe is het met de kinderen?

NN-vrouw: Ze missen je.

Cor: Als ik terug ben, maak ik het wel goed met ze. Ik ga ophangen. Het is bijna één uur en ik moet morgen vroeg op.

NN-vrouw: Is goed, lieverd. Doe je voorzichtig?

Cor: Altijd.

0.52 uur. De verbinding wordt verbroken.

Jeroen gaf de computer een printopdracht, en het gesprek dat hij zojuist had uitgewerkt viel in tweevoud in de opvangbak.

‘Op welke zendmast is het gesprek binnengekomen?’ wilde Andijk weten toen hij het tapbericht had doorgelezen.

‘De beller bevindt zich in de omgeving van Stavelot in België’, las Jeroen op het computerscherm. ‘En dat in een straal van tien kilometer.’ Met een passer markeerde hij het gebied op de landkaart.

‘Komen we toch weer bij onze zuiderburen uit’, concludeerde Andijk, die vanuit zijn stoel de handeling gadesloeg. ‘Maak een overzicht van de campings, hotels en vakantiehuisjes in de omgeving van Stavelot.’ Hij keek weer naar het tapbericht.

‘Ik maak hieruit op dat vrouwlief op de hoogte is van het hele gebeuren. Zorg dat er een arrestatiebevel voor haar klaarligt. Zodra wij hier in Nederland tot aanhouding overgaan, moet zij ook direct worden opgepakt. Het is wat onduidelijk wat de functie van Peter in dit hele gebeuren is. Waarschijnlijk een handlanger. En die “mam”… Het kan een code zijn voor Anouk.’ Hij wreef met zijn hand over zijn kin en dacht lang na.

‘Laat uitzoeken wanneer Hoeting is aangekomen met het vliegtuig en of hij in gezelschap reisde. Is er een kopie van het paspoort binnen?’

‘Van Hoeting?’ vroeg Onderwater wat overbodig. ‘Ja, die heb ik gisteravond laat nog via de fax ontvangen.’

‘Vergelijk de foto op het paspoort met de OT-set. Het OT heeft een stuk of zeven duidelijke foto's geschoten van de man in het café. Misschien dat hij onze vriend Peter of Hoeting is. Blijkt het toch Hoeting te zijn, dan moeten de OT-foto's met spoed naar de luchthaven gebracht worden, zodat daar een aandachtsvestiging in de computer kan worden gemaakt. Hoeting mag onder geen beding het land verlaten.’

‘Die Hoeting heeft zeven jaar terug een bedrijfje in Spanje opgestart’, merkte Van Buren op. ‘Misschien dat Peter een zakenpartner van hem is. Zolang we niet alle mededaders in beeld hebben, kan het OT niet tot arrestatie overgaan. Een van de twee bewaakt Anouk en als de een niet terugkomt…’

Andijk gaf met gemompel aan dat Van Buren daar gelijk in had. ‘En Hoeting drinkt… heeft geen strafblad. Het lijkt erop dat dit zijn eerste stap in het criminele circuit is. Dat zijn de gevaarlijkste. Snel in paniek en onvoorspelbaar. Wat mij verontrust, is het feit dat hij beweert over twee dagen thuis te zijn. Over twee dagen zou hij Anouk vrijlaten. Hoe wilde hij dat gaan doen dan? Misschien dat die Peter de uitlevering voor zijn rekening neemt. Hoe laat is het?’

‘Kwart over negen.’

‘We gaan ons installeren in de tapkamer. Om tien uur is er contact met Tichelaar. Zorg dat iedereen paraat zit.’

Marjolein Onderwater knikte en liep de kamer uit.

‘Het is tien over tien. Waar blijft die pias nou?’ Andijk ijsbeerde door de kamer. ‘Hij zal toch niet doorhebben dat we hem op de korrel hebben? Kom op… stuur een bericht. Staat de tap op zijn 06-nummer open?’

‘Ja, vanaf zeven uur’, meldde Jeroen. ‘De lijn is na dat gesprek met zijn vrouw niet meer gebruikt.’

‘En de lijnen bij Tichelaar?’

‘Ook niets.’

‘Geef mij Hoogeboom aan de lijn. Deze actie mag niet mislukken…’

Hij bewoog ongeduldig met zijn vingers en Marjolein kwam in actie. Zodra ze contact had met de OT-commandant, drukte ze Andijk de gsm in de hand.

‘Hoogeboom, heb je nieuws?’

‘De teams hebben nog niets gemeld’, reageerde de commandant kalm. ‘Ik heb twee personen in het café gezet, één persoon op een bankje op het plein, en twee teams rijden door Schleiden. Misschien kiest hij voor een andere locactie. We moeten afwachten.’

Andijk knalde de gsm op tafel. ‘Ik heb een naar gevoel hierover’, foeterde hij. Zijn handen gleden door zijn haar.

‘Dit mogen we niet verkloten. Hoe laat is het?’

‘Twintig over tien’, antwoordde Jeroen. ‘Moet ik…’

‘Onze man loopt over het plein’, klonk de stem van Hoogeboom uit de speaker van de gsm.

‘Het zal tijd worden’, bromde de teamleider terwijl hij zich op zijn stoel liet zakken en aanschoof.

‘Het is Hoeting zelf. Hij gaat het internetcafé binnen.’

Om tien voor halftwaalf was de Ford Escort de snelweg op gedraaid. Het Nederlandse observatieteam had assistentie gevraagd van collega's in Duitsland en België. Drieëntachtig personen waren op dit moment ingezet op het onderzoek. Langs de afslagen van de 258 stonden leden van het observatieteam paraat om de achtervolging in te zetten.

Tot Monschau volgde de man de route die hij bij zijn laatste bezoek aan Schleiden ook had afgelegd. De achtervolging liep tot zover vlekkeloos. Maar in plaats van naar Aken te rijden veranderde hij van koers en ging de Belgische grens over. De man was overduidelijk alert. Hij hield het verkeer via zijn spiegels nauwlettend in het oog en stopte tot twee keer toe op een parkeerplaats langs de kant van de weg.

De Duitse collega's hadden afgehaakt en Hoogeboom stond nu in verbinding met commandant Wim Janssen van het Belgische observatieteam. Het Nederlandse team had een groot deel van het grensgebied bij Limburg en Noord-Brabant hermetisch afgesloten.

Janssen stuurde zijn team strak aan. Een moeilijke klus omdat de route door open velden en weilanden liep, waardoor elk voertuig in het open gebied opviel. Er werd gevloekt toen de man op de provinciale weg stopte. Hij kwam niet uit zijn auto en bleef daar tien volle minuten staan wachten. De weg was tot enkele honderden meters te overzien. De eerste volgauto reed hem voorbij en waarschuwde de teams die in de achterhoede reden.

Janssen moest snel beslissen. Hij gaf het team opdracht om te keren en via een andere route de afritten van aangrenzende wegen af te sluiten. Met spoed werden extra teams opgeroepen en zo onopvallend mogelijk namen ze hun posities in.

Ze wachtten. Een halfuur, een uur… Maar de Ford Escort kwam niet meer in beeld. Het OT reed de route waar ze de man voor het laatst hadden gezien en zocht het gebied af.

Tevergeefs. Hij was spoorloos verdwenen.

‘We zijn hem kwijt’, zuchtte Janssen.