22
‘Ze neemt niet op.’ Sandra verbrak de verbinding. ‘Wat doen we nu?’
‘We gaan vanmiddag langs de hockeyclub en vragen of er een Maarten is?’ opperde Kaylim.
Charlotte trok een grimas. ‘Ik denk dat de rechercheur dat ondertussen ook heeft gedaan.’
‘Dat weet je toch niet zeker?’ verdedigde Kaylim haar voorstel.
‘We moeten toch iets doen? Wie weet is Maarten een loverboy!’
‘Een loverboy?’ herhaalde Simona spottend. ‘Maarten is toch geen Marokkaanse of Turkse naam?’
‘Wat bedoel je daarmee?’ De mond van Kaylim veranderde in een strakke streep.
‘Nou gewoon. Ik heb gelezen…’
‘Ik vind het ook een stomme opmerking’, zei Sandra fronsend. ‘Alsof loverboys altijd Marokkaanse of Turkse jongens zijn!’
Simona beet van zich af. ‘Dat heb ik gelezen.’
‘Dan kun jij niet lezen. Wat een onzin. Alsof mijn broers of neven tot zoiets in staat zijn.’
‘Dat zeg ik toch niet?’ sputterde Simona tegen.
‘Dat zeg je wel. Je beledigt mijn familie met zulke domme opmerkingen. Je moet beter nadenken als je iets roept.’ Met iets stoers in haar houding haalde Simona haar schouders op.
‘Laat we nou geen ruzie maken’, kwam Charlotte tussenbeide.
‘We zijn nou met Anouk bezig, en niet met jullie gekibbel.’
‘We kunnen dat van die loverboy toch gewoon melden bij de politie’, vond Sandra. ‘Het kan best, wat Kaylim beweert. Anouk was de laatste tijd behoorlijk prikkelbaar en afwezig.’
‘Ja, dat heb ik ook tegen de politie gezegd. Ik vind ook dat we het moeten melden. Ik weet alleen de naam van de rechercheur niet meer.’
‘Dan gaan we langs de ouders van Anouk’, zei Kaylim. ‘Dan mogen zij beslissen wat ze met de informatie doen.
Waarschijnlijk kennen zij Maarten. Zij zitten toch ook op die hockeyclub?’
‘Hoezo langsgaan? Ik mocht het tegen niemand vertellen en dan staan we straks met ons viertjes daar op de stoep.’
‘Ja, nou en?’ Kaylim keek Charlotte opstandig aan. ‘Het is toch logisch dat jij het tegen ons vertelt? Wij zijn haar beste vriendinnen. Wij horen dat te weten.’
‘Dat vind ik ook.’ Simona steunde de opmerking in de hoop dat haar woorden van daarstraks zouden worden vergeven. ‘Na schooltijd gaan we langs’, besliste Kaylim.
Charlotte was als eerste uit en zat in de schoolkantine te wachten op het eindsignaal van het vijfde uur. De vijftig lesminuten leken wel uren. Ze tikten tergend langzaam voorbij. Ze had een paar keer het 06-nummer van Anouk gebeld, maar werd telkens naar haar voicemail door-geschakeld. Ze probeerde zich de verhalen die Anouk over Maarten had verteld voor de geest te halen. Het waren er maar weinig, concludeerde Charlotte. Hij had blond haar. Hij was lang en gespierd en…
Charlotte zuchtte. Het idee dat ze straks bij Anouks ouders voor de deur zouden staan, maakte haar nerveus. Ze had spijt dat ze haar vriendinnen in vertrouwen had genomen. Straks stond zij bekend als de klikspaan van de school. Kaylim had altijd van die aparte dingen. ‘We gaan even langs…’ En dan? Wat gingen ze daar nou eigenlijk vertellen? Dat ze dachten dat… Bewijs hadden ze niet. Die mensen waren natuurlijk doodongerust en dan kwamen zij met hun wildwestverhalen aan. Ze gooiden hierdoor alleen maar olie op het vuur. Daar zaten de ouders van Anouk toch niet op te wachten? Misschien dat Anouk het haar wel kwalijk zou nemen. Als ze terugkwam tenminste. Weggelopen… Dat was echt niets voor Anouk. Anouk was altijd zo… zo nuchter. Waarom had ze haar niet in vertrouwen genomen? Ze vertelden elkaar altijd alles. Waarom dit keer niet? De zoemer kwam tot leven. Ze pakte snel haar tas van de grond en stond op. De lokalen liepen leeg en het werd een rumoerige bende.
Kaylim stond al in de startblokken bij de ingang van de school. Ongeduldig zat ze op haar fiets en wachtte op de rest. Ze wenkte toen Charlotte en Simona het fietsenhok uit kwamen lopen. ‘Schiet nou op’, gromde ze.
‘Heb jij geen fiets?’
Sandra schudde haar hoofd.
‘Spring maar achterop’, commandeerde Kaylim en ze gebaarde naar de bagagedrager. ‘Ik weet hoe we moeten rijden.’ Ze duwde haar fiets de weg op en wees naar rechts. ‘Volg mij maar.’
Het was een halfuurtje rijden naar de woning van Anouk. De ijzeren toegangspoorten voor de oprijlaan waren gesloten en er werd druk overlegd wat ze zouden doen.
‘Wie belt er aan?’ vroeg Charlotte ietwat benauwd.
‘Ik niet’, zei Sandra, en Simona schudde fanatiek met haar hoofd om aan te geven dat ook zij de klus niet ging klaren.
‘Ik doe het wel’, gromde Kaylim. ‘Watjes…’
Haar vinger lag al op de knop van de intercom toen er een man uit de struiken omhoogkwam. Kaylim schrok en trok haar hand terug. De man was gekleed in een witte overall en had latex handschoenen aan.
‘Krijg nou wat? Wat is dat nou voor iets raars?’
‘En daar… een afzetlint.’ Simona wees naar rechts. ‘Zoiets is toch alleen bij een moord?’
‘Dat heb je natuurlijk ook weer ergens gelezen’, snibde Kaylim geïrriteerd. ‘Meneer! Hallo, meneer…’ brulde ze naar de man in het wit.
De man keek op en Kaylim wenkte naar hem. ‘Meneer…’ Maar de man reageerde niet op haar geroep. Hij bukte en verdween achter de bladeren van een rododendronstruik. Kaylim rammelde aan het hek. ‘Hé, meneer…’
Harm Tichelaar trof zijn vrouw op de bank aan, met opgetrokken benen en haar armen om haar knieën geslagen. Vragend keek ze naar hem op. Er hing een loodzware stilte tussen hen in. Het liefst had hij troost in haar armen gezocht, maar iets in haar ogen hield hem tegen. Een spoortje van minachting, of was het angst? Angst kon hij begrijpen. Hij had ook angst, maar hij kon het niet tonen. Niet aan haar. Ze zou het niet aankunnen. En als zij zou instorten, dan…
Hij trok met zijn mond en liep zonder een woord te zeggen de kamer uit. Ze mocht zijn tranen niet zien. Zijn onbeholpen houding maakte geen indruk op haar. Willemijn was ver weg, weggezonken in onbegrip en woede, die als een gif door haar lichaam trokken. Het waren alleen nog maar nare gedachten die haar bezighielden, en ze bleven maar terugkomen in haar hoofd. Ze probeerde zich ertegen te verzetten, maar het lukte niet. Ze zag Anouk bewegingloos ergens in een bos liggen. Haar witte gezicht onder het bloed, haar lichaam slap en steenkoud. Het was zo levensecht dat ze telkens weer moest huilen.
Doelloos liep ze door het huis. Van tijd tot tijd stopte ze voor het raam en staarde naar buiten. Alles wat ze zag was haar reflectie in het glas. Ze bezocht de slaapkamer van Anouk, waar ze op zoek ging naar herinneringen. De ontvoerders hadden hun eis neergelegd en in plaats van dat Harm zich hierin had geschikt, moest hij hun zo nodig tegen de haren in strijken. Zogenaamd op advies van de politie. Alsof hij zelf niets had in te brengen. Het was hun kind en hun geld, en hij moest zorgen dat Anouk veilig weer thuiskwam. In haar ogen was het een machtsstrijd tussen de politie en de ontvoerders geworden. Vooral niet op de eisen ingaan en kijken wie de langste adem had. Dat haar dochter de inzet was, werd gemakshalve vergeten. De politie had niets te verliezen, maar zij… Harm zag het niet of wilde het niet zien. De politie eiste een teken van leven. De stem van Anouk op een band was niet genoeg. En natuurlijk ging Harm hiermee akkoord en speelde hun spel mee. Als een willoze pion, een jaknikker. Dit soort acties zorgde alleen maar voor uitstel. Anouk had al lang thuis kunnen zijn, maar nee… Ze moesten zo nodig tegengas geven.
Een stem. Willemijn keek op. Een meisjesstem. Was het Anouk? Ze liep hoopvol naar het raam en ontdekte de meisjes bij het hek. ‘Hallo, meneer?’ De technische rechercheur in de border nam geen moeite om de kinderen aan te horen. Ze zag dat hij zich omdraaide en verder ging met zijn zoekactie. Alsof het antwoord tussen de violen in haar tuin lag. Laat in de middag had de zoveelste rechercheur zich gemeld en haar allerlei vragen gesteld over ene Maarten van de hockeyclub met wie Anouk verkering zou hebben. Hij had de informatie uit haar agenda gehaald en was zijn onderzoek op school gestart. Als hij direct bij haar was gekomen met zijn vragen, had dat een hoop tijd gescheeld. Tijd die hij in een serieuze zoektocht had kunnen stoppen. Haar bloed kookte toen ze de man vertelde dat er op de hockeyclub geen Maarten was en dat haar dochter geen verkering had met die knul of welke knul dan ook. Dat haar dochter lesbisch was en daarom niet geïnteresseerd kon zijn in jongens. Waarom die naam in haar agenda stond met hartjes eromheen gekalkt? Was dat zo belangrijk? Dachten ze het hiermee op te lossen? En dat noemde zich dan rechercheur. Dit soort ‘vakmensen’ moesten haar kind gaan redden.
‘Meneer…’ Het meisje stak haar arm door het hek en zwaaide naar de rechercheur achter de rododendronstruik.
Was dat meisje voor het hek niet het meisje van de foto op Anouks kast? En dat blonde kind ernaast… Willemijn draaide zich om en haastte zich naar buiten.
‘Daar komt de moeder van Anouk.’ Charlotte herkende de vrouw van de keren dat ze met Anouk mee naar huis was gegaan. Ze deed een stapje achteruit en verdween half achter Kaylim.
‘Mevrouw Tichelaar…’ Kaylim wapperde met haar hand door de lucht.
‘Wat schreeuw je nou?’ fluisterde Charlotte geërgerd. ‘Ze heeft ons al lang gezien.’
De vrouw kwam dichterbij, sloeg haar armen rond haar lichaam en keek de meisjes met een trieste blik aan. ‘Wat komen jullie doen?’ vroeg ze zacht. ‘Anouk is niet thuis.’ Het was even stil.
‘Dat weten we, mevrouw’, antwoordde Kaylim nu wat minder flink. Ze zocht bij haar vriendinnen naar steun.
‘De politie is op school geweest’, vulde Charlotte aan. Een trillende zucht kwam over haar lippen en toen zei ze met al haar moed: ‘Wij snappen er zelf ook niets van. Ze heeft ons nooit verteld dat ze plannen had om met Maarten weg te lopen.’
‘En ze vertelde ons echt alles’, vulde Simona aan. ‘We hebben hem nog nooit gezien, maar we denken…’
Ze keek Kaylim aan en die maakte haar zin af.
‘…we denken dat Maarten een loverboy is.’
Een trieste glimlach gleed over Willemijns gezicht en ze schudde langzaam haar hoofd. ‘Jullie kunnen hem ook niet gezien hebben. Maarten bestaat niet. Ze heeft die jongen verzonnen.’
De meisjes gaapten de vrouw verbaasd aan.
‘Maarten is nep? Verzonnen? Waarom zou ze zoiets doen?’ merkte Simona op. ‘Met wie is ze dan weggelopen als er geen Maarten is?’
De ogen van Willemijn vulden zich met tranen en ze had zichtbaar moeite om de waarheid binnen te houden. De hele dag belden haar vriendinnen en wilden weten waarom ze niet op de yogales was verschenen. Ze wilde zo graag iemand in vertrouwen nemen. Haar leed delen. Maar het werd haar verboden. De politie had het liever niet. En dit waren nog kinderen. Ze kon moeilijk haar verdriet met hen delen.
Ze schudde langzaam met haar hoofd, draaide zich om, en zonder een woord te zeggen liet ze de kinderen met al hun vragen achter. Willemijn liep het huis binnen en ging regelrecht naar de slaapkamer van Anouk, waar ze zich huilend op het bed liet vallen.
Gelaten fietste het viertal naast elkaar.
‘Snap jij het nog?’ Kaylim keek Charlotte aan, die als antwoord op haar vraag simpelweg haar schouders ophaalde.
‘Volgens de politie is Anouk weggelopen met Maarten, maar Maarten bestaat niet’, somde Sandra op. ‘Dus ze is alleen weggelopen? Dat is toch niks voor Anouk?’
‘Wat ik niet begrijp, is waarom Anouk ons heeft voorgelogen’, zei Kaylim.
‘Het was wel vreemd dat ze ineens een vriend had. Ze had nooit een date, was altijd bij ons, en van de ene op de andere dag was Maarten er’, relativeerde Simona. ‘En toen we met z'n allen hadden afgesproken, werd ze ziek.’
‘Ze was echt ziek. Ik heb haar gezien in de wc. Ze had alles ondergekotst. Dat was echt niet gespeeld, als je dat soms denkt.’
‘Weet je wat ik raar vind?’ Sandra kneep in Kaylims zij. ‘Dat er politie in de tuin rondloopt. Waar zoeken ze naar? Volgens mij is er iets anders aan de hand.’
‘Doe niet zo eng’, jammerde Charlotte. ‘Wat kan het dan zijn?’
‘Ze is niet weggelopen’, concludeerde Kaylim. ‘Anders had de politie ons wel gevraagd naar de plekken waar we veel komen. Een plek waar Anouk zich kan verstoppen. Wij als vriendinnen kunnen dat weten. Ik ga morgen terug en ik vraag mevrouw Tichelaar gewoon wat er aan de hand is. Wie gaat er mee?’
‘Ben je wel lekker?’ sputterde Charlotte tegen. ‘Dat kun je toch niet maken?’
‘O, nee? Let maar eens op.’