25
Cor Hoeting had zijn Ford Escort een zandpad op gestuurd en was vervolgens zo ver mogelijk het bos in gereden. De auto schommelde en hobbelde in zijn vering en takken krasten langs het plaatwerk. Het leek hem weinig te boeien. Hij gaf extra gas, waardoor de aarde achter de wielen opspoot. Achter dicht struikgewas parkeerde hij de auto en bleef toen enkele minuten roerloos zitten. Zijn handen knepen in het stuurwiel, waardoor het vel op de knokkels wit van kleur werd.
Met tegenzin stapte hij uit en nam de omgeving in zich op. Hier moest het gaan gebeuren. Het was moeilijk, veel moeilijker dan hij had gedacht. Een diepe zucht. Hij was terug naar de weg gelopen en had de omgeving afgespeurd. De weg slingerde omhoog en was tot op een paar honderd meter duidelijk te overzien. Het was geen drukbezocht toeristisch gebied, dus veel bezoekers zou het niet trekken. Vanaf de overkant van de weg had hij gecontroleerd of zijn auto tussen het groen zichtbaar was. Het bleek een prima schuilplaats te zijn. Weer een zucht.
Hij stond aan de rand van het bos toen hij in de verte een auto hoorde naderen. Snel verstopte hij zich achter de stam van een dikke eik en wachtte totdat de donkerkleurige auto hem met hoge snelheid was gepasseerd. Toen die eenmaal uit het zicht was, kwam hij tevoorschijn en tuurde de weg af. Niets! Tussen de bomen door liep hij naar zijn auto en maakte de achterklep open. Uit een handdoek rolde hij een fles gin, draaide de dop los en zette de fles aan zijn mond. Een straaltje vocht liep langs zijn kin omlaag en met een snel gebaar veegde hij het met zijn mouw weg.
Hij haalde een paar keer diep adem, sloot de fles en pakte de schop en een rol tape uit de kofferbak. Zijn borstkas bewoog zwaar op en neer. Twee, drie, vier keer. Hij loerde in het rond terwijl hij zachtjes de kofferbak sloot. Het beste was het vlug af te handelen. Niet te veel bij nadenken, gewoon doen.
De schop sleepte over de grond terwijl hij dieper het bos in liep. Na een paar meter stopte hij en scheurde met zijn tanden een stuk tape van de rol. Zorgvuldig wikkelde hij de grijze plakband om een laaghangende tak en vervolgde zijn weg. Weer tien meter verderop beplakte hij een tweede tak, en een derde. Hij liet een spoor achter van grijze vlaggetjes, die zachtjes in de wind bewogen. Alle bomen leken op elkaar en het zou slordig zijn als hij de plek morgen niet meer kon vinden. Na bijna tien minuten lopen vond hij een geschikte locatie en stak zijn schop in de grond. Hij snoof luid door zijn neus en begon te graven. Eén meter breed, twee meter lang en twee meter diep.
Met een handdoek wreef Hoeting de aarde van zijn schoenen. Er waren ondertussen drieënhalfuur verstreken. Hij had zich door wortels en harde grond moeten werken, maar het gat was klaar. Om te controleren of het groot genoeg was, was hij zelf languit erin gaan liggen. Daarna had hij de kuil afgedekt met takken en bladeren, zodat die voor eventuele wandelaars niet te zien was. Al was de kans klein dat er wandelaars in dit gebied rondtrokken. Maar toch… De schop lag verstopt onder een berg bladeren, klaar voor gebruik.
Zijn shirt vertoonde grote zweetplekken en had zich vastgezogen aan zijn rug. Zijn gezicht en spijkerbroek zaten onder de donkere vegen en hij probeerde met de handdoek tevergeefs de sporen uit te wissen. Hij nam nog twee flinke slokken gin en startte toen de auto.
Via de provinciale weg en wat kleine binnenwegen reed hij naar het bungalowpark. Hij stuurde de Ford het terrein op en parkeerde op een ander veld, naast een andere bungalow. Te voet liep hij verder terwijl hij oplettend rondkeek. Hij liep voorbij zijn bungalow en zag dat in zijn laantje een huurder was gearriveerd. Voor de bungalow stond een sportwagen geparkeerd en de klep van de kofferbak stond open. Van een afstand observeerde hij de jonge vrouw die een sporttas uit de auto tilde. Zou het politie kunnen zijn?
De vrouw verdween in de bungalow en hij sloop dichterbij. Door het raam zag hij de blondine met tassen door de kamer lopen. Ze gooide een tas op de keukentafel, ritste hem open en haalde er een stapel kleding uit. Hoeting dook weg toen een man plotseling de slaapkamer uit kwam en de vrouw vastpakte. Al zoenend trok hij de vrouw de slaapkamer in en liet zich daar op het bed vallen. Hij rolde haar shirt omhoog en haakte vervolgens lachend haar bh los.
Hoeting trok zich onopvallend terug.
Anouk keek verschrikt zijn kant op. Hij stond in de deuropening en hield zijn hand op de lichtknop. Ze had wat hulpeloos gemummeld om hem duidelijk te maken dat haar blaas op klappen stond. Zonder een woord te zeggen deed hij het licht weer uit en sloot de deur. Ze hoorde de badkamerdeur dichtslaan en daarna het gekletter van water. Ze kneep haar blaas krampachtig samen en sloot haar ogen. Hoe lang lag ze al te wachten? Hoe lang was hij weg geweest? Was het middag of avond? Het leek of ze een gat in haar geheugen had. Hij moest haar iets van drugs hebben gegeven. En misschien dat de drugs de oorzaak waren van haar plotselinge hoofdpijnen en het misselijke gevoel dat telkens omhoogkwam.
Het gekletter van water viel stil. Hoopvol hield ze de deur in de gaten. Hij moest opschieten, anders plaste ze alsnog in haar broek. Het leek een eeuwigheid te duren voordat de slaapkamerdeur werd geopend en de man de kamer binnenstapte. Zijn krullende haar lag plat op zijn hoofd en druppelde op zijn schouders nog na.
‘We gaan zo eten’, snauwde hij onvriendelijk. Hij zakte op zijn knieën naast haar neer en wikkelde de tape los.
‘Ik moet heel nodig plassen’, piepte ze toen haar mond van de tape was bevrijd.
Hij knikte alleen en hielp haar overeind. Tot de wc-deur omklemde hij haar arm en daar liet hij haar los. Ze schoot naar binnen, trok haar broek omlaag en nam met een trillende zucht plaats op de toiletpot.
Toen ze de deur opende, stond hij op haar te wachten. Met een hand in haar rug loodste hij haar de keuken binnen en duwde haar op een stoel. De pannen werden met een dreun op het gasfornuis gezet. Hij rommelde in de la en haalde een blikopener tevoorschijn.
Er werd geen woord gesproken en zijn plotselinge norsheid maakte haar nerveus. Er was iets veranderd, ze voelde het. Ze raapte al haar moed bijeen. ‘Is alles goed gegaan?’
Hij kieperde een blik soep in de pan en draaide zich toen naar haar om. Ze probeerde zijn gezicht te peilen, maar hij ontweek haar blik toen hij zei: ‘Alles gaat volgens plan. Wil je brood bij je soep?’ Hij had zich weer snel omgedraaid en pakte twee soepkommen uit de keukenkast.
‘Nee, dank u.’
Er viel een stilte. Hij smeerde twee boterhammen en schepte de warme soep in de kommen.
‘Morgen neem ik je mee’, zei hij plotseling.
De soep gutste over de rand toen hij wat onbehouwen de kommen op tafel zette. Zonder nadere uitleg te geven schoof hij een stoel naar achteren.
Anouk duwde haar nagels in haar handpalmen en staarde hem angstig aan. Waarom werd ze meegenomen? Het klonk zo onheilspellend.
‘Wat is er nou?’ Zijn volle lepel met soep hing als bevroren in de lucht. ‘Eet!’ Hij knikte naar haar bord. ‘Ik maak het niet voor niets klaar.’
Houterig pakte ze haar lepel op en at met gebogen hoofd haar soepkom leeg.
‘We rijden om halfzeven weg’, bromde hij. De poten maakten een krassend geluid over de plavuizen vloer toen hij opstond en zijn stoel naar achteren schoof. Hij pakte de lege kommen van tafel en stapelde de vuile vaat in de gootsteen op. ‘Je mag je ouders zelf vertellen dat je morgen naar huis komt.’
Haar gezicht begon te stralen en ze bedankte hem met zachte stem.
‘Echt waar? Hoe dan?’
‘Telefonisch. Maar dat kan niet van hieruit.’
Ze knikte alsof ze het begreep.
‘Het wordt geen lang gesprek en je krijgt van ons een tekst die je moet oplezen. En misschien, heel misschien, als alles goed gaat, mag je even met mij in het bos wandelen. Je benen strekken en wat frisse lucht opsnuiven.’
De vreemde trilling in zijn stem was Anouk ontgaan. Morgen halfzeven! Hoe laat was het nu?
Na het eten had hij haar handen, voeten en mond getapet en zijn auto opgehaald. Hij parkeerde de Ford aan de zijkant van de bungalow, uit het zicht van zijn nieuwe buren. Hij nam plaats op de achterbank en probeerde, met het weinige gereedschap dat hij had, de rugleuning los te schroeven. Hij vloekte toen zijn schroevendraaier uitschoot en zich in zijn handpalm boorde.
Dat was de druppel. Alle opgekropte spanning kwam in één keer omhoog. Hij had genoeg van alles: de vermoeidheid, de stress, de slapeloze nachten, het kind met haar bange ogen, de stapel onbetaalde rekeningen. Hij greep naar de hamer en sloeg als een bezetene op de rugleuning in. De hoedenplank spleet in tweeën en de ophangbeugel van de rugleuning ketste tegen het achterraam omhoog. Woedend sloeg hij de ophangbeugel krom, beukte de armsteun van het rechterzijportier in stukken en trapte tegen de rugleuning van de passagiersstoel.
Hij liet de hamer uit zijn handen vallen en begon wild aan de rugleuning te trekken. Die kraakte en piepte, en na een knal brak het hele zaakje af. Met een vloek rolde hij met leuning en al achterover. Hij klemde zijn armen rond de leuning en bleef een paar minuten hijgend tussen de stoelen en de bank liggen. Zijn boosheid ebde weg. Hij kwam omhoog, bekeek de schade en concludeerde toen dat hij aan een borrel toe was. Hij sleepte de rugleuning van de achterbank de keuken in en vulde een colaglas voor de helft met gin. Met gesloten ogen leunde hij tegen het aanrechtblad en liet het brandende vocht zijn keel in glijden. ‘Je drinkt te veel.’ Het was alsof zijn vrouw naast hem stond.
Geschrokken keek hij om zich heen. Hij zou toch zweren… Dat kwam door de drank. Hij ging zich dingen inbeelden en kon niet helder meer denken. Iets wat hij deze twee laatste dagen niet kon gebruiken.
Vastberaden kieperde hij het glas leeg in het gootsteenputje en beende naar buiten. Het zou stom als hij het nu zou verpesten. Het eind was eindelijk in zicht.
Hij ging naar zijn auto, kroop op de achterbank en bekeek het schot dat zichtbaar was geworden, nu de rugleuning eruit was gesloopt. Met zijn knokkels beklopte hij het materiaal en dit keer had hij geluk. De vorige eigenaar had het schot vervangen voor een houten plaat, waarin aan weerskanten speakerboxen waren ingebouwd. Met een schroevendraaier verwijderde hij de speakers, waardoor er een doorkijk ontstond naar de kofferbak. Hij stak zijn hand erdoor. Hiermee moest het lukken.
Hoeting staarde naar de halfvolle fles gin op de keukentafel en probeerde zich te bedwingen. Misschien dat hij beter zijn vrouw kon bellen. Afleiding had hij nodig. Hij viste zijn mobiele telefoon uit zijn broekzak en zette de fles uit het zicht, op de grond.
Bij de vorige gesprekken reed hij eerst een paar kilometer alvorens hij ging bellen, bang dat Anouk iets van het gesprek zou oppikken. Bang dat de politie met een of ander trucje zijn verblijfplaats kon peilen. Maar de onrust in zijn lijf maakte hem roekeloos. Hij kon het nu even niet opbrengen om kilometers te rijden. Als de politie hem aan het uitpeilen was, dan hadden ze allang voor de deur gestaan. Ze hadden geen flauw idee waar hij was. En wat Anouk betreft… Zij kon het straks niet meer navertellen.
Zijn keel werd dichtgeknepen en hij snakte naar de stem van zijn vrouw. Snel tikte hij het nummer in en wachtte. Het duurde even voordat er werd opgenomen.
‘Chantalle Hoeting.’
Zijn mondhoeken krulden omhoog en hij veerde rechtop bij het horen van haar stem. ‘Met papa. Hoe is het, liefje?’
‘Pap? Alles goed, hoor. En met jou?’
‘Ik zal blij zijn als ik weer thuis ben. Ik mis jullie.’
‘Als kiespijn, zeker? Nee hoor, pap. Grapje. Wij zullen ook blij zijn als je weer thuiskomt. Heb je nog wat spannends meegemaakt?’
‘Nee, er gebeurt hier weinig. En jij?’
‘Het is uit tussen mij en Enrique.’ Haar stem klonk nu verontwaardigd. ‘Hij liep te flirten met Anna en dat pik ik niet.’
Ze ratelde door, maar hij luisterde niet naar haar woorden, alleen naar haar stem. Ze was zeventien, net als het meisje dat vastgebonden in zijn slaapkamer lag. Opstandig en bijdehand. Chantalle wilde stewardess of schoonheidsspecialiste worden. Daar was ze nog niet uit. Dat hoefde ook niet, ze was nog jong. Ze had nog een hele toekomst voor zich. Net als Anouk Tichelaar.
‘Moet je mama nog even hebben? Pap? Luister je wel?’
Hij schrok op uit zijn gepeins. ‘Ja, dat is goed, lieverd. Ik hou van je.’
Hij had een halfuur met zijn vrouw aan de lijn gehangen en over de dagelijkse dingen gesproken. Aan het eind had hij gevraagd of ze van hem hield, wat bij haar vreemd overkwam. Hij had direct spijt dat hij erover was begonnen. Zijn vrouw was hierdoor op haar qui-vive. ‘Wat doe je raar! Is er iets aan de hand?’
‘Nee, natuurlijk niet. Mag ik zoiets niet vragen?’
‘Dat is dan voor het eerst. Twijfel je aan mijn liefde?’ Hij gaf geen antwoord, waarop ze snel vroeg: ‘Je gaat toch geen gekke dingen doen?’
Met veel moeite en leugens kon hij haar geruststellen. ‘Over twee dagen sta ik gewoon weer voor je neus.’
Hij had het gesprek snel afgekapt en pakte de fles. Een slok kon toch geen kwaad?
De accu van zijn mobiele telefoon lag op tafel. Hoeting peuterde de simkaart uit de houder en duwde de nieuwe kaart op zijn plek. Met dit nummer kon Anouk met haar ouders bellen. Het was nooit gebruikt en was daardoor niet aan hem te linken. Na het gesprek zou hij het kaartje samen met het meisje begraven. Hij zou het oude nummer weer in zijn mobiel plaatsen en klaar…
De spullen voor morgen lagen op de eetkamertafel klaar: tape, een mes, blinddoek, pillen en zijn mobiele telefoon. Hij vinkte zijn lijst af. Een wegenkaart en een sporttas om het geld in te vervoeren.
Het geld werd in een grote koffer op het station afgeleverd. De kans dat de politie een zender in de koffer had verstopt, was groot. Hij had het ooit eens gezien in een film. Natuurlijk wist hij dat de realiteit in veel speelfilms ver zoek was, maar toch… Station Maastricht was voor hem bekend terrein. Hij had in zijn studententijd daar in de buurt gewoond en reisde toen veel met de trein naar Amsterdam en Utrecht. De bagagekluisjes zaten naast de toiletten. Hij zou de koffer oppikken en zich verschansen in een herentoilet. Daar hevelde hij het geld over in de sporttas. Hij zou van kleding wisselen en zijn uiterlijk veranderen met een bril en snor. Zo onopvallend mogelijk zou hij zich tussen de reizigers mengen. Daarna glipte hij naar buiten, nam de tram en trok een ander shirt aan. Bij een halte van lijn 7 stond zijn auto geparkeerd. Hij bracht het geld rechtstreeks naar de banken waar hij een rekening had geopend. Tegen de avond zou hij op het vliegtuig stappen. De familie Tichelaar zou zich voorlopig gedeisd houden. Tot de volgende dag 11.00 uur in ieder geval. Tegen de tijd dat de familie door zou hebben dat Anouk niet thuis zou komen, zat hij al met zijn vijf miljoen in Spanje. Zijn lippen prevelden de woorden op het lijstje: ‘Trainingspak, bril en handschoenen.’ De pen kraste over het papier. Voor een tweede keer checkte hij zijn planning.
Tevreden veerde hij achterover, dronk nog een glas gin en ging toen naar bed.