26
De klok in de hal van het politiebureau wees vijf over halfnegen aan. De koffi- een de theekan stonden klaar op tafel en het was alleen nog wachten op Hubert Beer.
‘Ik zie dat je een nieuwe bril op hebt’, merkte Heleen op.
‘Wat een mooie. Veel beter dan dat donkerrode leesbrilletje van Anno, de teamleider.’
‘Ja, vind je ook niet?’ zei Van Buren terwijl hij de bril van zijn hoofd trok en hem bestudeerde. ‘Heb ik geleend van de schietinstructeur. Die donkerrode heb ik teruggegeven, dat was niks. Kleurde niet goed bij mijn haar.’ Hij moest lachen om zijn eigen grap.
‘En dat lenen… daar weet de instructeur natuurlijk niets van?’
‘Ach…’ Van Buren trok de bovenste la van zijn bureaublok open en haalde er een zak met broodjes uit. Ze waren rijkelijk belegd: plakken palingworst staken aan weerskanten uit het brood. ‘Ik heb nog geen tijd gehad om goed te ontbijten’, zei hij, terwijl hij zijn broodjes uitpakte en er een voor meer dan de helft in zijn mond propte.
‘Sorry, ik ben wat te laat.’ Hubert Beer kwam met een verhit gezicht binnen en dreunde zijn zwarte aktetas bij Van Buren op het bureau. ‘Ik heb me rot gefietst.’
‘Ben je met de fiets?’ informeerde Van Buren met volle mond.
‘Jij bent ook niet goed wijs. Hoe lang doe je daarover?’
Hubert keek op zijn horloge. ‘Bijna twee uur, maar dan moet ik wel in een hoog tempo doortrappen.’
Van Buren schudde meewarig het hoofd. Dat mensen sporten, was iets wat hij totaal niet begreep. Jezelf in het zweet werken om een paar ons af te vallen, kon er bij hem niet in. Zijn voorkeur ging uit naar diëten, hoewel hij zijn laatste poging al had opgegeven. Het was hem gelukt om acht kilo af te vallen, maar door de frustraties van zijn werk hield hij het niet langer vol. Zijn hele lichaam snakte naar zoetigheid en hij had eraan toegegeven. Maar na dit onderzoek, zo had hij zich voorgenomen, zou hij weer met zijn dieet beginnen. Hij schonk een beker koffie in en leunde achterover in zijn stoel.
‘Goed. Kunnen we beginnen met de briefing?’
‘Wat mij betreft wel’, antwoordde Heleen, zonder haar ogen van het beeldscherm los te maken. ‘Ik ben net klaar met een kort verslag over het onderzoek dat we gisteren bij de Soos hebben gedaan. Daar had ik gisteravond geen fut meer voor.’ Van Buren knikte begrijpend en slikte een stuk brood weg.
‘Om wie ik me vooral zorgen maak, zijn Leonie en Lex.’ Hij roerde langdurig in zijn koffie. ‘Die vent is gigantisch gefrustreerd en zit boordevol agressie. Ik houd mijn hart vast. De laatste brieven die hij heeft geschreven, zijn anders.’
‘Anders?’ vroeg Hubert.
‘Ja, ik laat het je zien.’ Koffiedrinkend begon Van Buren tussen de paperassen op zijn bureau te rommelen en trok een kopie van het pamflet uit een stapel tevoorschijn.
‘Hier…’ Hij tikte met zijn vinger op de tekening onder de tekst. ‘De wijzers van de klok staan op vier uur. Vier uur! Dat heeft hij niet voor niets gedaan. En dan de tekst: Sterf. Ik denk dat hij Lex als eerste aanpakt. Hij ziet hem duidelijk als zijn rivaal, iemand die te dicht bij zijn meisje komt. En hij heeft hem al een keer als een soort van waarschuwing te grazen genomen. Wie weet wat die idioot nu van plan is?’
‘Kunnen we Lex geen politiebescherming geven?’ opperde Hubert.
‘Dat is onbegonnen werk en trouwens, daar hebben we geen personeel voor.’
‘Laten we hopen dat we die vent eerder pakken dan dat hij Leonie of Lex pakt’, concludeerde Heleen nuchter. Van Buren knikte. ‘We moeten snel aan de slag. Hubert, als jij vandaag de bestelformulieren van de postorderbedrijven wilt opvragen? Leonie en Lex hebben ieder een pakketje ontvangen van verschillende bedrijven. Dan kun je de handschriften op de formulieren vergelijken, zodat we er zeker van zijn dat het hier om een en dezelfde dader gaat. Ik wil ook dat je belt met de officier van justitie om toestemming te vragen om de vaste telefoon en de gsm van Lex onder de tap te zetten. Zodra je haar goedkeuring hebt, zet je de boel direct in gang. De brieven met het plakband moeten naar het Forensisch Instituut voor DNA-onderzoek. Ik wil dat je ze persoonlijk gaat brengen.’
Van Buren keek zijn aantekeningen na voor hij verder ging. ‘Heleen, jij gaat achter de tap en beluistert de telefoonlijnen en werkt ze uit. Daarna moet je onze observatieauto bij de telefooncel verplaatsen, anders gaat het te veel opvallen. Vervang meteen de tape, want die is ondertussen bijna vol. Ik bekijk de videobanden van de juwelier. Ik heb al heel wat kennissen van Leonie gezien tijdens het verhoor. Misschien zit onze dader erbij.’
‘Laten we het hopen’, mompelde Heleen.
‘Goed!’ Van Buren stond met veel gekreun op, graaide de drie videobanden en zijn zak met broodjes van het bureau en verliet de kamer.
Het bekijken van videobanden wordt door de recherche op speciale apparatuur gedaan. De beelden worden handmatig versneld of vertraagd afgespeeld zonder dat de kwaliteit daaronder te lijden heeft. De bediening is zo eenvoudig dat zelfs Van Buren ermee overweg kon. Hij bekeek eerst de band van zaterdag en daarna de twee andere. De banden waren een grote teleurstelling toen bleek dat de kwaliteit van de beelden afschuwelijk slecht was. De banden waren totaal versleten door het intensieve gebruik. Het beeld trilde nerveus op en neer en vertoonde constant witte strepen. De kwaliteit was zelfs zo slecht dat het niet eens duidelijk was of er een man of een vrouw voor de toonbank stond. Van Buren zuchtte. Weer liep het onderzoek vast. Het leek wel of de duivel ermee speelde. Het geluk was geheel aan de kant van de dader. Hij pijnigde zijn hersens, zich afvragend hoe het mogelijk was dat het onderzoek zo rampzalig uitpakte. De stalker moest toch ergens een steekje hebben laten vallen. Van Buren nam een grote hap van zijn laatste broodje en zette de monitor uit.
Wat had hij over het hoofd gezien? Hij ging terug naar zijn bureau en nam nogmaals het alsmaar aangroeiende bewijsmateriaal door, bekeek elk detail, ploos de verklaringen opnieuw door, maar vond nergens een opening. Hij vloekte. Keer op keer begon hij opnieuw. De pen tussen zijn vingers tikte geïrriteerd op het bureaublad terwijl hij zijn aantekeningen in het schrijfblok bestudeerde. Hij maakte schema’s op papier en woog allerlei mogelijkheden af. Het zag er hopeloos uit. De stalker was hem steeds een stapje voor.
De deur van de tapkamer was gesloten en door de dichte jaloezieën sijpelde het zonlicht, waarin zwevende stofdeeltjes zichtbaar waren, naar binnen. Omdat de tl-buizen aan het plafond hinderlijk reflecteerden in de beeldschermen van de computers, werden ze nooit gebruikt. Alleen de bureaulampen verspreidden wat spaarzaam licht over de toetsenborden en de werkbladen. De muren waren van wit pleisterwerk en leeg: geen foto’s, geen posters, geen kalender, niets. Het was een onpersoonlijke en ongezellige kamer. De airco blies een bescheiden briesje door de grote ruimte waar in totaal veertien rechercheurs van verschillende teams achter de werkstations zaten. Niet echt een prettig werkje. Soms zaten ze dagen achtereen naar gesprekken te luisteren. En als het tegenzat maanden. De meerderheid van de gesprekken had niets met het onderzoek van doen en hoe oninteressant een gesprek ook was, ze moesten tot het eind meeluisteren. Het was opvallend stil in de tapkamer, er werd nauwelijks gesproken. Met de hoofdtelefoon op de oren werkten de rechercheurs geconcentreerd hun gesprekken uit. Heleen had de tapegesprekken van de familie Vanstraten opengeklikt. Er stonden negenentwintig gesprekken opgeslagen in het systeem, negentien via de vaste telefoon en tien op de gsm. Bij elk gesprek werd de tijd genoteerd en het telefoonnummer van de beller en de ontvanger. De gesprekssignalen werden opgevangen door masten die in kaart waren gebracht, waardoor de locatie van de telefoons bekend was.
In rap tempo verwerkte Heleen de gesprekken. Haar vingers vlogen zonder onderbreking over het toetsenbord en elk woord werd letterlijk uitgetikt en opgeslagen in het systeem. Gespreksnummer 16: gesprek van 19.13 uur en afgesloten om 19.18 uur. Haar vingers stokten en gespannen staarde ze naar de monitor. Ze spoelde het gesprek terug en drukte de hoofdtelefoon vaster rond haar oren. Bingo! De stem van de stalker klonk haar als muziek in de oren. Haar vingers kwamen in beweging.
Leonie: Met Leonie Vanstraten
NN-man beller: Was mijn opdracht zo moeilijk te begrijpen? Je geeft geen moer om je zus. Je wilt gewoon dat ik haar pijn doe. Of denk je dat ik het lef niet heb?
Leonie: Ik vind je een lafaard. Je bedreigt een gehandicapt kind om je zin te krijgen. Je bent gewoon zielig. Maar ik laat me niet door jou commanderen, ook niet als je mijn zusje bedreigt. Zielenpoot!
NN-man beller: Je neemt gevaarlijk veel risico. Als je niet doet wat ik zeg, dan zul je snel ondervinden wie zielig is. Ik of je zus met een blauw oog. Erger nog, ik verkracht haar en dump haar dan ergens in een sloot. Dus haal mijn ring terug en doe hem om je vinger.
Heleen drukte op ‘Gebelde nummer’ en vervolgens op ‘Mastgegevens’ en zag dat de man niet uit zijn vaste telefooncel belde. Dat was jammer, de observatieauto had hem niet kunnen vastleggen op beeld. Maar ze hadden in elk geval zijn stem en dat was heel wat waard. Volgens de mastgegevens belde de man uit een telefooncel op de Moerweg, ongeveer acht kilometer van zijn gebruikelijke telefooncel verwijderd. Heleen printte het gesprek uit en drukte gespreksnummer 17 open. Het bleek een collega van meneer Vanstraten te zijn die het een en ander op het werk had opgevangen over de stalker. Hij informeerde hoe de zaak ervoor stond en Vanstraten gaf uitvoerig uitleg.
Er ging een gesprek naar buiten. Mevrouw Vanstraten belde haar vriendin in Antwerpen en praatte over allerlei onbelangrijke zaken. Gespreksnummer 19 was weer een inkomend gesprek. Er werd niet opgenomen en de verbinding werd verbroken. De computer registreerde het nummer van de telefooncel op de Moerweg.
De tien geregistreerde gesprekken op de gsm van Leonie waren van haar vriendinnen en vrienden afkomstig. Ze werden allemaal weggeschreven onder de kop: onbelangrijk gesprek. Heleen stond op en ging met haar uitdraai van gespreksnummer 16 naar de kamer van Van Buren.
Om drie uur zat het drietal in de tapkamer en luisterde over de centrale speaker naar de stem van de stalker.
‘Ik herken er niemand in’, zei Van Buren. ‘Het is duidelijk te horen dat hij zijn stem vervormt.’ Hij wendde zich tot rechercheur Beer. ‘Heb jij die tapaansluiting op Lex de Graaf nog kunnen regelen?’
Beer knikte. ‘We hebben toestemming en over een uurtje staat hij onder de tap.’
‘Mooi! En het DNA?’
‘Heb ik afgegeven. Over veertien dagen krijgen we de uitslag.’
‘Veertien dagen?’ herhaalde Van Buren verontwaardigd. Hubert Beer maakte een machteloos gebaar met zijn handen.
‘Ze hadden het druk bij het Forensisch Instituut. Ik heb de bestelformulieren van het postorderbedrijf opgehaald en naar het lab gebracht. Zelfs een leek kan zien dat het van een en dezelfde schrijver is.’
Van Buren dacht na. ‘Wat voor winkels zitten er naast en tegenover juwelier De Jong?’ Heleen haalde haar schouders op. ‘Daar heb ik niet op gelet.’
‘Dan wil ik dat je nog een keer langs De Jong gaat en de afschriften ophaalt van klanten die op zaterdag met een betaalkaart hebben betaald. En informeer bij de omliggende winkels of men misschien een camera heeft die naar buiten gericht staat en waarop we het winkelende publiek voorbij zien komen.’
‘Hubert, als jij nog even langs de telefooncel op de Moerweg rijdt en daar een situatieschets wilt maken. En controleer ook daar of er camera’s hangen. Bij een bank en een automaat hangen er meestal’, merkte Van Buren voor de zekerheid op. Ze knikten en gingen op pad.
De lunchpauze was aangebroken, de zoemer klonk door het schoolgebouw en de lokalen stroomden leeg. Lex stond als eerste bij de deur en was de gangen doorgesneld op weg naar de kantine. Hij had een tafeltje in de hoek uitgezocht en drie stoelen erbij getrokken. Niet veel later kwamen Leonie en Nancy de kantine in en de hand van Lex schoot door de lucht. ‘Leonie! Nancy!’
De meisjes zwaaiden terug en slalomden langs de tafeltjes op hem af. Hij schoof de twee stoelen die hij angstvallig voor de meisjes had bewaakt in hun richting en glimlachte. Ze lieten zich op de stoelen ploffen en haalden hun brood tevoorschijn.
‘Waar is Bob?’ wilde Nancy weten.
‘Die is ziek. Maar luister dan. Ik heb gisteren een pakje van hém ontvangen.’ Lex sprak op een geheimzinnige fluistertoon terwijl hij zich over de tafel naar de meisjes boog.
‘Wat zat erin?’ De meisjes bogen zich nu ook over de tafel naar hem toe.
‘Een hondenriem.’
‘Een hondenriem?’ herhaalde Leonie. ‘Waar slaat dat nou op?’
‘Weet ik veel. Ik heb het pakje naar de politie gebracht. Heeft de politie jou nog gebeld?’
Leonie schudde haar hoofd terwijl ze de verpakking van een boterham opende. ‘Ik heb nog niks gehoord.’
‘Maar die vent heeft je toch gebeld?’
‘Ja, dinsdag’, zei Leonie. Nancy hoorde aan haar stem hoeveel moeite het haar kostte om antwoord te geven op Lex’ vragen.
‘Nou,’ riep Lex verontwaardigd, ‘het is toch al donderdag. Jouw telefoonlijnen worden afgeluisterd en er staat toch een camera op de telefooncel? Dan moeten ze onderhand weten wie hij is?’
Lex veerde terug op zijn stoel. ‘Ik heb het al die tijd al een sterk verhaal gevonden. Camera’s en het aftappen van telefoons.’
Nancy zag het gezicht van Leonie verstrakken.
‘Laten we het over iets anders hebben’, opperde Nancy en ze probeerde onzichtbaar naar Lex te seinen dat hij moest stoppen.
‘Gaan we vrijdag nog een dvd’tje huren?’ veranderde Nancy van onderwerp.
‘Tuurlijk, waarom niet?’ zei Leonie.
‘Dan moet je Mr. and Mrs. Smith nemen. Ik heb hem nog niet gezien, maar hij moet echt heel goed zijn’, adviseerde Lex.
‘Zodra ik geld heb, huur ik hem ook.’
‘Kom vrijdag dan gewoon bij ons kijken’, stelde Leonie voor.
‘Dat vinden mijn ouders echt niet erg.’
Het gezicht van Lex straalde. ‘Ja, dat lijkt me gezellig.’
‘Mooi! Dan vraag ik of Jeroen ook komt. Sinds ik de deur niet meer uit mag, zie ik hem zo weinig.’
Er gleed een schaduw over Lex’ gezicht. Ook dat nog, dacht hij.
Vader en moeder Vanstraten maakten geen bezwaar toen ze hoorden dat Leonie haar vrienden voor de vrijdagavond had uitgenodigd. Karma logeerde in Het Logeerhuis en werd zaterdagmiddag opgehaald. De laatste dagen leefde Leonie behoorlijk geïsoleerd en dat maakte haar gedeprimeerd, wat niet verwonderlijk was. Vijftien jaar en dan niet kunnen zwemmen of feesten omdat er een maniak achter je aan zit, was dan ook frustrerend. Zelfs het halen van een simpele boodschap was al link. De stalker lag overal op de loer. Laat in de middag belde Leonie naar de gsm van Jeroen om hem voor vrijdag uit te nodigen. Hij reageerde in eerste instantie enthousiast, maar toen ze hem vertelde dat Nancy en Lex ook kwamen, verminderde zijn geestdrift. Hij was teleurgesteld dat hij die avond niet met haar alleen zou zijn.
‘We zien elkaar al zo weinig’, had hij gemopperd. ‘En een avondje met Nancy en Lex zie ik niet zo zitten.’
‘Ik heb hen nu al uitgenodigd. Doe toch niet zo lullig, het zijn wel mijn vrienden.’
‘Dat is ook iets wat ik nooit heb begrepen. Wat moet je nou met die losers?’
‘Ik vind hen aardig en ze staan altijd voor me klaar.’
Hij hoorde de irritatie in haar stem naar boven komen en bond toen in. ‘Misschien heb je wel gelijk en ben ik wat onredelijk’, verontschuldigde hij zich. ‘Maar met Lex en Nancy erbij wordt er alleen nog over school en over de stalker gepraat. Ik heb het liever over ons.’
‘Als je zo graag wilt praten, kun je toch ook bellen? Je belt nooit!’ antwoordde ze grimmig.
‘Nee, vind je het gek? Het hele politiekorps luistert mee. Daar heb ik echt geen zin in.’
‘Dat afluisteren is pas sinds een paar dagen. Jij belt weinig of nooit, al sinds we verkering hebben niet. Dus dat heeft er niets mee te maken.’
‘Dan niet’, antwoordde hij beledigd.
‘Kom je nou morgen? Ja of nee?’
‘Ja, ik kom’, stemde hij toe. ‘De training is toch afgelast. Ik rijd met Lex mee.’
De tafel was gedekt en buiten was het schemerdonker toen de telefoon op het dressoir begon te rinkelen.
Karma sprong van de bank en holde naar de slaapkamer van haar zus. ‘Er wordt gebeld’, brulde ze terwijl haar vuisten op de gesloten deur bonkten.
‘Is papa er niet dan?’ vroeg Leonie.
‘Nee, die staat onder de douche en mama is bij de buurvrouw. Ik ben helemaal alleen in de kamer en ik durf niet.’
De deur ging open en Leonie stapte met tegenzin op het gerinkel af.
‘Met Leonie Vanstraten.’ Met een schuin oog controleerde ze het nummer op het nummerweergaveapparaat. Het was een onbekend nummer. ‘Hallo?’ zei Leonie nogmaals.
‘Hallo, schatje.’ Zijn stem klonk zangerig en droop van het sarcasme. ‘Ik hoor dat je weer met Jeroen hebt aangepapt? Weet hij eigenlijk wel dat je iets met zijn broer hebt? Wat dacht je? Blijft het lekker in de familie? Jij rotzooit ook maar met iedereen, sletje.’
‘Val dood!’ brulde ze en ze knalde toen de hoorn op het toestel. Bijna direct ging de telefoon weer over en met een wild gebaar graaide ze de hoorn van het toestel. ‘Ja!’
‘Schatje toch, wat reageer je agressief.’ Hij maakte kusgeluiden en grinnikte.
‘Klootzak’, siste ze.
‘Is mijn ring al terug?’ vervolgde de man.
Zonder daarop te antwoorden verbrak Leonie het gesprek. De telefoon kwam weer tot leven en Karma keek haar zus verwachtingsvol aan.
‘We laten hem lekker bellen’, zei Leonie met een vreemde stem. ‘Zullen wij een tosti gaan maken?’
Karma keek eerst wat verbaasd, maar knikte toen.
De telefoon rinkelde onafgebroken terwijl de twee meisjes het tostiapparaat vulden.
Vrijdagochtend bezorgde de postbode bij de familie Vanstraten een langwerpig pakket, afkomstig van een groothandel uit Sittard. Het was geadresseerd aan Leonie Slet. Meneer Vanstraten nam het pakket in ontvangst en scheurde in de keuken de verpakking open. Het was een zwartkleurig foedraal waarin vier vlijmscherpe koksmessen zaten opgeborgen. Vanstraten bracht zijn dochter naar school en reed toen langs het politiebureau om het pakket daar af te geven.