1
Het kolossale lichaam kwam in beweging, de ketting aan zijn voet rammelde bij elke stap. De krachtige armen zwaaiden door de lucht en de bijl miste op een haar na zijn prooi. De borstkas van het monster ging dreigend op en neer en een angstaanjagend gebrul vulde de nacht.
Leonie en Nancy zaten dicht tegen elkaar aan gekropen en keken gefascineerd naar de beelden op de tv. Het was vrijdagavond, de vaste filmavond van de twee meisjes. Om beurten kozen ze een film en vandaag had Leonie een horrorfilm voor boven de achttien jaar uitgezocht. De film was een halfuur aan de gang en de spanning droop van het scherm. De meisjes hielden hun adem in en schoven nerveus op de bank heen en weer. Net toen het monster met een bloedstollend gekrijs zijn bijl in het slachtoffer wilde hakken, klonk een blikken melodietje door de woonkamer. De meisjes slaakten een gil en veerden geschrokken op.
‘Welke idioot…’ gromde Leonie en ze graaide geïrriteerd haar gsm van de salontafel. ‘Met Leonie.’
Ze wapperde met haar hand naar de afstandsbediening en maakte Nancy duidelijk dat ze de film moest stopzetten. Een plotselinge stilte vulde de kamer.
‘Hallo?’ vroeg Leonie.
Het antwoord was een zwaar gehijg.
‘Hallo? Met wie?’
Het gehijg veranderde in een aanhoudend gegrom en ging toen langzaam over in gekreun. Een onverstaanbaar gemompel, een onderdrukt gesis.
‘Zeg, idioot,’ schreeuwde Leonie nu kwaad, ‘heb je niets anders te doen? Zielenpoot!’
Nijdig drukte ze het toestel uit en liet zich achterover op de bank vallen.
‘Wie was het?’ wilde Nancy weten.
‘Weet ik veel. Iemand die denkt dat ie leuk is door niks te zeggen en alleen maar wat te hijgen.’
De mondhoeken van Nancy krulden minachtend naar boven.
‘Wedden dat het Johan en Peter van school waren’, beweerde ze. ‘Die halen altijd van die rare geintjes uit. Laatst hadden ze de fiets van Hanneke in de boom gehangen.’
‘Pubers’, snoof Leonie. ‘De film was net zo spannend en nu ben ik er helemaal uit. Zap even terug, dan haal ik wat te drinken.’
‘Johan en Peter weten dat wij een filmavond hebben. Ze vinden het natuurlijk leuk om ons wat te sarren’, riep Nancy in de richting van de keuken.
‘Leonie!’ De stem van Nancy schoot een octaaf omhoog. ‘Je gsm gaat weer over. Moet ik opnemen?’
‘Verschijnt er een nummer op het scherm?’ wilde Leonie weten.
Ze beende de kamer in en gluurde over de schouders van Nancy op het display. Nummer onbekend.
‘Hallo?’ Nancy zette het apparaat aan haar oor. ‘Hallo?’
Vanbinnen moest ze toch wel lachen om die rare geintjes van Johan en Peter. Ze verwachtte de stem van Peter, maar een onbekende, krakende stem commandeerde: ‘Geef Leonie aan de lijn.’
Ontdaan stak Nancy de gsm naar voren. ‘Hij vraagt naar jou.’ Leonie rolde met haar ogen, nam zuchtend het toestel aan en kefte: ‘Ja, wat moeten jullie nu? Ik vind dit echt niet leuk.’
‘Mis je me?’ gromde de vreemde stem. ‘Ik weet dat je ouders niet thuis zijn. Zal ik even langskomen?’ De vreemdeling begon te kreunen. Eerst een zacht gekerm dat langzaam opzwol tot een diep en rauw geluid.
‘Doe alsjeblieft niet zo kinderachtig, Peter. Of ben jij het, Johan?’
Leonie wachtte tevergeefs op antwoord en dat maakte haar razend.
‘Wacht maar tot maandag, sukkels, dan zoek ik jullie wel op. Stelletje etters!’ riep ze witheet en ze drukte toen resoluut haar gsm uit. Foeterend verdween ze de keuken in.
‘De stem klonk niet als die van Johan of Peter’, merkte Nancy op. ‘Vond je ook niet dat de stem veel zwaarder klonk?’
‘Ach welnee’, antwoordde Leonie.
Ze kwam met twee glazen cola de kamer in en nam weer plaats op de bank.
‘Die kleuters houden natuurlijk een zakdoek over de hoorn waardoor de stem vervormd wordt. We pakken hen op school wel terug.’
‘Je kunt Jeroen op hen afsturen. Dan piepen ze wel anders.’
‘Ben je gek. Jeroen ziet me aankomen met zo’n kinderachtig verhaal. Dan denkt hij dat ik een suffe trut ben.’
‘Een suffe trut?’ herhaalde Nancy. ‘Waarom zou hij? Jullie hebben toch verkering?’
‘Ja, drie weken,’ antwoordde Leonie, ‘daarom juist. Ik hoor het mezelf al zeggen.’ En met een hoog kinderstemmetje liet ze erop volgen: ‘Ik word gepest door een jongen uit mijn klas. Help me!’
Nancy trok een verongelijkt gezicht. Haar idee klonk achteraf inderdaad erg kinderachtig. Hoewel… Jeroen was al achttien jaar, bijna één meter tachtig lang en redelijk gespierd. Hij kon Johan en Peter gemakkelijk de stuipen op het lijf jagen.
Nancy zag de twee jongens al hakkelend hun excuus maken en trok een grijns van oor tot oor. Ze zag de humor daar wel van in. Maar Leonie reageerde sinds ze verkering had overal heel serieus op. Gewoonweg saai en volwassen, alsof ze bang was dat haar vijftien jaar Jeroen zou afschrikken. Bang dat hij haar nog te jong zou vinden en het daarom zou uitmaken. En dat zou een regelrechte ramp voor Leonie betekenen. Ze was smoorverliefd en had van alles gedaan om Jeroens aandacht te trekken. Nancy was ervan overtuigd dat zijn liefde niet zo diep zat. Maar dat zei ze niet hardop, ze wilde geen ruzie.
‘Wanneer zie je Jeroen weer?’ veranderde Nancy van onderwerp.
‘Zaterdagavond in de Soos. Kom je ook?’
Nancy haalde haar schouders op. ‘Ik weet het niet. Als jij met Jeroen bent, heb je nergens anders oog voor. Dan hang ik er maar wat bij.’
‘Zal ik vragen of de broer van Jeroen meekomt? Heb je ook iemand om tegenaan te praten.’
‘Doe effe gezond’, viel Nancy uit. ‘Lex is echt niet mijn type.’
‘Hij is niemands type’, grinnikte Leonie. ‘Met zijn piekhaar en een bril uit het jaar nul. En dan dat gezicht… vol met puisten.’
‘En geen humor’, vulde Nancy aan. ‘Nee, hij is een sukkel en ik moet hem niet.’
‘Ja, hij is echt het tegenovergestelde van Jeroen’, zwijmelde Leonie. ‘Hoe is het mogelijk, hè? Je zou bijna denken dat die twee geen broers zijn.’
‘Hij is wel aardig.’
‘Ja, en Jeroen toch ook? Of wilde jij beweren…’
Nancy zuchtte en maakte een wegwerpgebaar. ‘Zet die film nu maar weer aan. Ik word doodmoe van jouw verhalen over je “geweldige” vriend.’
‘Het klinkt alsof je jaloers bent’, grinnikte Leonie.
Ze nestelde zich tegen haar vriendin aan en drukte op de afstandsbediening. Het monster met de bijl verscheen weer snuivend in beeld.
‘Je hebt de film te ver teruggezapt, nu…’
De telefoon op het dressoir rinkelde. De meisjes keken elkaar even aan en sprongen toen joelend van de bank. Leonie was als eerste bij het dressoir en graaide de hoorn van het toestel.
‘Met Leonie?’
‘Ik krijg je wel, klerewijf. Denk je dat je mij aan de kant kunt zetten? Ik pak je wel zodra je alleen bent. Ik maak je kapot.’
De woorden vol razernij rolden uit de hoorn de kamer in. De krakende mannenstem klonk nu iets jonger, maar het was onmiskenbaar dezelfde man als van daarstraks.
‘Denk jij mij bang te kunnen maken, sukkel?’ riep Leonie uitdagend terug. ‘Laffe hond, met je zieke geest. Je durft niet eens je naam te noemen, eikel.’
De onbekende vloekte, struikelde over zijn woorden en verbrak uiteindelijk de verbinding.
‘Het was hij weer’, mompelde Leonie. Ze voelde zich opeens zeer onbehaaglijk. ‘Volgens mij is het Johan of Peter niet. Die hebben mijn telefoonnummer van thuis niet.’
Het was vrij ongewoon dat Leonie Vanstraten van iets onder de indruk was of iets eng vond. Ze had een uitgesproken mening en was voor niets en niemand bang. Een eigenschap die haar leraren op school vaak tot wanhoop dreef. Dat maakte haar erg populair op school. Ze was een soort van trendsetter en bepaalde min of meer het modebeeld op school. Ze was altijd driftig in de weer met haarverf, hoeden en sieraden en bedacht de wonderlijkste combinaties. Ze was een opvallend meisje met halflange haren, geverfd in de meest buitenissige kleuren, en groene ogen. Haar neus was doorboord met een piercing en haar glimlach was hagelwit. Ze was vrolijk, goedgebekt en altijd op zoek naar aandacht. Hoewel ze massa’s vrienden en vriendinnen had, wisten er maar weinigen iets over haar familie. Ze sprak er zelden over, niet omdat ze zich schaamde, maar meer uit bescherming. Haar familie was nu eenmaal anders en niet iedereen kon dat accepteren. Ze was de oudste dochter van Ina en Gerjan Vanstraten. Haar vader werkte al twintig jaar als vuilnisman bij de gemeente en haar moeder was huisvrouw. In de avonduren werkten haar ouders bij een schoonmaakbedrijf en ze hadden een groot kantoorpand in de binnenstad om schoon te houden. Dat was elke vrijdagavond en dan bleef Nancy, de hartsvriendin van Leonie, slapen.
Karma was de jongste telg uit het gezin. Ze was zeven jaar en had het downsyndroom. Karma was veel te klein voor haar leeftijd, had te korte armen en benen en haar ogen stonden een beetje schuin. Vaak stak het puntje van haar tong naar buiten. Ze had een gehoorprobleem en een hartafwijking. Gezien haar zwakke gezondheid ging Karma twee dagen in de week naar de basisschool. De andere dagen was ze thuis en werd ze door haar moeder onderwezen. Zo nu en dan ging ze naar Het Logeerhuis, waar meer kinderen met dezelfde afwijking verbleven, zodat moeder wat ruimte kreeg om andere dingen te ondernemen.
De familie Vanstraten woonde in Den Haag, in een huizenrij enkele kilometers buiten het centrum van de stad. Het waren langgerekte huizenblokken die na de oorlog als paddenstoelen uit de grond schoten. Je kon ze vergelijken met schoenendozen die opgedeeld waren in drie etages. Elk blok had een andere kleur, een hopeloze poging om er nog enigszins iets aparts van te maken. Tussen twee huizenblokken in lag een gemeenschappelijke tuin die voorzien was van een klimrek en een zandbak, die door de katten uit de buurt was omgetoverd tot een gigantische kattenbak.
Twee straten verderop woonde Nancy Drenth. In eenzelfde huizenblok met dezelfde tuin, hetzelfde klimrek en dezelfde kattenbak. Nancy woonde daar met haar vader Pieter, moeder Karin en drie broers: Martin van negentien, Paul van zeventien en Sjon van twaalf. Haar vader werkte in een bakkerij en haar moeder op kantoor. Nancy was vijftien en had kort, blond haar, donkerbruine ogen en een gezicht vol sproeten. Ze droeg al vanaf haar veertiende een beugel, wat ze afschuwelijk vond, en had een ietwat mollig postuur. Vanaf de kleutertijd waren Nancy en Leonie al met elkaar bevriend en onafscheidelijk. Ze waren elkaars tegenpool en daarom was hun vriendschap zo hecht en bijzonder. Ze zaten naast elkaar in de banken van de basisschool en nu zaten ze samen in klas 3H van het Lingecollege.
Nancy was een rustig, onopvallend meisje dat goed kon leren.
Ze was niet zo vlot en creatief als Leonie. Ze had nooit bijdehante opmerkingen tegen de leraren en trok zelden de aandacht van jongens. Ze droeg geen strakke truitjes en spijkerbroeken, temeer omdat haar moeder daartegen was. Haar figuur leende zich er niet voor, beweerde ze steevast. Diep in haar hart was Nancy best een beetje jaloers op haar vriendin. Nancy werd betutteld door haar ouders en had niet zoveel vrijheid. Ze mocht haar haren niet verven; haar moeder ging door het lint toen ze het vroeg. En verkering of een piercing was zelfs niet eens bespreekbaar. Nancy werd op school alleen maar geaccepteerd omdat ze met Leonie omging en dat realiseerde ze zich maar al te goed. In het begin van het schooljaar waren er altijd wel een paar leerlingen die haar als doelwit voor hun treiterijen en hatelijke opmerkingen hadden uitgezocht. Maar Leonie zorgde er door middel van haar scherpe tong altijd voor dat de treiteraars een ander slachtoffer uitzochten. Die bescherming voelde veilig en dat wilde Nancy behouden. Daarom werkte ze op school op halve kracht. Ze maakte bewust fouten in haar proefwerken om zo haar schoolresultaten op hetzelfde niveau te krijgen als die van Leonie. Ze liet het niet gebeuren dat ze voor een hogere richting getest werd. Het was ondenkbaar voor haar om zonder Leonie verder te moeten. Ze had haar nodig, in elk geval nog een paar jaar, hield ze zichzelf voor.
De Soos was een ontmoetingsplaats waar jongeren wat konden drinken en waar zo nu en dan een muziekband kwam optreden. Het uit witte bakstenen opgetrokken gebouwtje was door de gemeente aan de rand van een woonwijk geplaatst zodat de omwonenden zo min mogelijk last hadden van de jeugd. Het was een vaste kern jongeren die elk weekend in de Soos rondhing. Soms kwam er een nieuwe bij, losgeweekt onder moeders vleugels, en soms viel er een oude af omdat het bakstenen gebouwtje plotseling zo bekrompen aanvoelde. Het was zaterdagavond en ongewoon rustig in de Soos.
Waarschijnlijk kwam dat door de kermis die in het centrum was opgebouwd. Dat trok altijd een hoop volk. Jeroen zette de drank op tafel en plofte op een stoel neer.
‘Wat een dooie bende’, gromde hij. ‘Het is bijna tien uur en er is nog geen kat. Waar zitten die gasten toch?’
Hij scheurde een bierviltje in kleine stukjes en keek verveeld om zich heen.
‘Die hangen op de kermis rond, dat weet je toch. Misschien komen ze later’, meende Leonie. ‘Of wil je liever ook naar de kermis?’
Jeroen schokschouderde en keek op zijn horloge. ‘Jij houdt toch niet van de kermis?’ antwoordde hij, terwijl hij zijn irritatie probeerde te verbergen.
‘Het is toch best een keer leuk om met z’n tweeën te zijn’, sputterde Leonie tegen. ‘Waarom moeten je vrienden altijd om ons heen hangen?’
‘Mijn vrienden? Ik zie Nancy vaker dan mijn eigen vrienden en mijn vriendin is het niet, dacht ik zo. Het verbaast me dat ze er niet is.’
‘Laten we nu geen ruzie maken’, wuifde ze zijn commentaar weg. Ze sloeg haar armen rond zijn middel. ‘Je vrienden komen heus.’
Hij schudde zich nukkig los en stond op. ‘Ik ga even naar de wc’, zei hij en met grote passen liep hij weg.
Ze liet een diepe zucht ontsnappen en nipte aan haar cola. Soms leek het wel of hij zich aan haar ergerde. Hij was zo snel aangebrand. Lag dat aan haar of was hij gewoon zo? Haar gedachten werden onderbroken door de telefoon.
Met een brede grijns op haar gezicht zocht ze haar gsm in haar tas. Dat zullen de anderen zijn om te vertellen dat ze straks naar de Soos komen.
‘Met Leonie’, riep ze vrolijk.
‘Wat ben je aan het doen?’ vroeg de krakende mannenstem.
‘Ben je weer met die loser uit? Zijn jullie aan het zoenen, sloerie.’
Leonie knipperde verbouwereerd met haar ogen en kwam langzaam uit haar stoel omhoog.
‘En heb het lef niet om op te hangen’, siste de onbekende.
‘Wat moet je van me, ongelofelijke kwal?’ siste Leonie terug.
‘Wat denk je? Ik heb meer recht op jou dan dat miezerige vriendje van je. Ik wil je borsten voelen, je zoenen, je…’
‘Als je zo’n flinke vent bent, dan vertel je wie je bent. Of nog beter, ik zal je vertellen waar ik ben zodat je langs kunt komen.’
‘Ik weet waar je bent. Je bent met dat sufkonijn in de Soos. Je hebt een kort, rood jurkje aan waar je borsten bijna uitpuilen.’
Leonie hapte naar lucht en blikte verwilderd in het rond. Het was alsof er een ijsblokje langs haar rug naar beneden gleed. Hoe kon hij weten wat ze aanhad? Zat hij ergens verscholen in een hoek met haar te bellen? Haar ogen schoten langs de tafeltjes en doorboorden de donkere hoekjes van het vertrek. Er was niets verdachts te zien. De onbekende man liet een triomfantelijk lachje horen.
‘Daar sta je van te kijken, hè bitch? Ik weet precies wat je doet, wat je eet, met wie je bent, wat je aanhebt. Ik houd je constant in de gaten en zodra ik de kans krijg, dan grijp ik je. Hoor je? Vuile slet.’
Het gesprek werd verbroken. Ontdaan staarde ze enkele minuten naar de gsm in haar hand.
‘Wie was het?’ hoorde ze Jeroen vragen. Hij ging weer naast haar zitten en bestudeerde met een frons haar witte gezicht. Hij mag het niet weten, dacht ze in paniek. Het klonk zo kinderachtig…
‘Nancy. Ze had geen zin om te komen’, antwoordde ze zo onverschillig mogelijk.
Op dat moment zwaaide de deur open en stapte Nancy de Soos in.
Leonie had het gevoel dat ze door de grond zakte. Ze keek van Nancy terug naar Jeroen terwijl de raderen in haar hoofd op volle toeren draaiden, op zoek naar een goede smoes.
Uiteindelijk trok ze met een domme grijns haar schouders op en sleurde een totaal verbaasde Nancy achter zich aan een hoek in.
‘Hij heeft me weer gebeld’, fluisterde ze gejaagd.
Nancy keek Leonie wazig aan en schudde niet-begrijpend het hoofd.
‘De knul, de hijger…’ Het muntje viel, de ogen van Nancy werden groot.
‘Alweer? Wat moest hij van je?’
‘Weet ik veel. Het was heel eng. Hij wist precies wat ik aanheb en dat ik in de Soos ben.’
‘Eerlijk?’
‘Ja! En Jeroen wilde weten wie het was. Dus heb ik hem verteld dat jij belde om te vertellen dat je niet naar de Soos zou komen. Verzin snel een smoes, anders sta ik voor paal.’
‘Moet ik een smoes verzinnen?’ Schaapachtig staarde Nancy haar vriendin aan. Jij staat toch tegen je vriend te liegen, dacht ze nog, maar ze had niet het lef om het hardop te zeggen.
‘Doe nou niet zo truttig’, spoorde Leonie Nancy aan. ‘Ik help jou zo vaak uit de brand.’
De wenkbrauwen van Nancy schoten spottend naar boven.
‘Wanneer dan? Ik kan me niet…’
‘Schiet nou maar op!’ siste Leonie en duwde Nancy geïrriteerd voor zich uit.
Er viel een pijnlijke stilte. Jeroen keek Nancy aan en ze voelde haar gezicht gloeien. Als ze ergens slecht in was, dan was het in liegen.
‘Het was een grapje’, stamelde ze. ‘Het leek me wel leuk om…’
‘Nou, nou… We liggen hier in een deuk. Jij bent echt een grote komiek’, antwoordde Jeroen cynisch. Hij nam een slok van zijn bier en keek voor de zoveelste keer op zijn horloge. Leonie wierp snel een handkus naar haar vriendin en nam weer naast Jeroen plaats. Rond elf uur druppelde de Soos langzaam vol. Bij elke klant die binnenkwam, verbeterde het humeur van Jeroen. Zelfs toen zijn broer Lex aan hun tafeltje aanschoof, lachte hij breeduit. Er werd gelachen, gejoeld en geschreeuwd.
Behalve door Leonie. Uit alle macht probeerde ze het telefoontje uit haar hoofd te bannen. Tevergeefs. Telkens gonsde de stem door haar hoofd: ik houd je constant in de gaten.